Beleidsregels gehandicaptenparkeren

Geldend van 20-11-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels gehandicaptenparkeren

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN,

BESLUIT:

de Beleidsregels gehandicaptenparkeren vast te stellen.

DEEL A – Europese Gehandicaptenparkeerkaart

De Europese Gehandicaptenparkeerkaart vorm de basis om gemeentelijke parkeervoorzieningen voor gehandicapten te kunnen aanvragen of gebruiken. Er zijn verschillende type kaarten:

  • de bestuurderskaart voor degene die zelf autorijdt;

  • de passagierskaart voor degene die niet zelf kan rijden;

  • de gecombineerde bestuurders- en passagierskaart voor degene die blijvend van een rolstoel gebruik maakt;

  • een kaart voor instellingen voor het vervoer van hun gehandicapte bewoners.

De GGD beoordeelt aan de hand van een medisch onderzoek of iemand in aanmerking komt voor een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders of passagiers. Deze beoordeling is gebaseerd op wettelijk bepaalde, landelijke richtlijnen (de Regeling gehandicaptenparkeerkaart). De gemeente neemt het advies van de arts altijd over. Het gemeentelijke beleid ten aanzien van de Europese Gehandicaptenparkeerkaart is daarmee beperkt tot de aspecten die in dit hoofdstuk worden beschreven.

Geldigheid keuring GGD

Op basis van een medische keuring door de GGD stelt een arts vast of iemand voldoet aan de vereisten voor een Gehandicaptenparkeerkaart. De gemeente verstrekt overeenkomstig die beoordeling deze kaart als de keuring niet langer dan 1 jaar geleden heeft plaatsgevonden.

Aanvraag: kosten

Een gemeente mag kosten (leges) in rekening brengen voor de aanvraag van de kaart en de medische keuring. Er geldt geen maximumbedrag voor deze kosten, anders dat leges maximaal kostendekkend mogen zijn. We vinden dat leges niet kostendekkend hoeven te zijn. In dit geval gaat het om een tegemoetkoming in de kosten. De hoogte van de leges worden jaarlijks vastgesteld via de Legesverordening.

Verlenging: met of zonder medische keuring

Een gehandicaptenparkeerkaart is maximaal 5 jaar geldig. Een gehandicapte moet zelf tijdig de verlenging aanvragen. De gemeente informeert de gehandicapte circa 8 weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur over de te volgen procedure.

De gemeente is bij de verlenging van een gehandicaptenparkeerkaart niet verplicht een geneeskundig onderzoek uit te voeren. De keuringsarts beoordeelt op basis van het dossier of herkeuring wenselijk is, ongeacht door wie of waar het eerdere geneeskundige onderzoek heeft plaatsgevonden. Voor gehandicapten die zijn verhuisd, is herkeuring dus niet altijd noodzakelijk. Zij moeten wel zelf hun dossier opvragen bij hun voormalige woongemeente. Wanneer een gehandicaptenparkeerkaart voor minder dan 5 jaar is afgegeven, volgt altijd een fysieke herkeuring. Een kortere geldigheidsduur duidt immers op de mogelijkheid dat verandering in de situatie is ontstaan. Voor het verlengen van een gehandicaptenparkeerkaart zijn leges verschuldigd.

Duplicaat

Een gehandicaptenparkeerkaart is persoonsgebonden. Per aanvrager wordt slechts één kaart verstrekt. Bij het verstrekken van een duplicaat blijft de oorspronkelijke vervaldatum gehandhaafd en zijn leges verschuldigd. De kwijtgeraakte, verloren of gestolen kaart wordt als ongeldig aangemerkt.

Borg om inleveren kaart te stimuleren

Gehandicapten betalen een borg voor de gehandicaptenparkeerkaart. Deze borg stimuleert het inleveren van de gehandicaptenparkeerkaart als deze niet meer geldig of niet meer nodig is.

Parkeren met een gehandicaptenparkeerkaart

Een gehandicaptenparkeerkaart geeft zelf geen vrijstelling op het betalen van parkeergelden. Dat bepaalt de gemeente. In de gemeentelijke Verordening Parkeerbelastingen is opgenomen dat houders van een gehandicaptenparkeerkaart zijn vrijgesteld van de verplichting om parkeerbelasting te betalen. Zij kunnen dus gratis parkeren op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen én op reguliere betaalde parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Hoewel op deze parkeerplaatsen een maximale parkeerduur variërend van 30 minuten tot 3 uur geldt, hanteren we voor gehandicapten altijd een maximale parkeerduur van 3 uur. Zo heeft de gehandicapte voldoende tijd voor zijn of haar bezoek en voorkomen we dat bijvoorbeeld een bewoner met een handicap de hele dag een algemene gehandicaptenparkeerplaats bezet houdt. Dit betekent dat een gehandicapte op een reguliere betaalde parkeerplaats altijd een parkeerschijf moet gebruiken.

Het parkeren achter een slagboom is wel betaald.

Dat het parkeren voor gehandicapten gratis is, is voor een deel praktisch ingegeven: parkeerautomaten zijn soms lastig bereikbaar of lastig te bedienen en ook apps zijn niet voor iedereen gebruiksvriendelijk. Daarnaast gaat van betalen voor parkeren voor gehandicapten geen regulerende werking uit. We reguleren het parkeren voor mensen die alternatieve modaliteiten kunnen gebruiken. Dat is voor gehandicapten niet altijd het geval.

Een gemeente kan naast de Europese Gehandicaptenparkeerkaart ook een eigen gehandicaptenparkeerkaart uitgeven, bijvoorbeeld aan gehandicapten die net niet aan de landelijke criteria voldoen (artikel 87, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990). Deze gemeentelijke kaart is alleen in de eigen gemeente geldig. De gemeente Groningen maakt geen gebruik van deze mogelijkheid. We vinden dat de landelijke regelgeving, en daarmee de Europese Gehandicapten-parkeerkaart, voldoende mogelijkheden biedt om gehandicapten deel te laten nemen aan het maatschappelijke verkeer. Waar in dit document wordt gesproken over gehandicaptenparkeerkaart wordt dus de Europese Gehandicaptenparkeerkaart bedoeld.

DEEL B – Gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden dicht bij de woning of het werkadres te parkeren.

Aanleg als noodzaak er is

Vanuit het verdelen van de schaarse parkeerruimte onder alle doelgroepen legt de gemeente alleen een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aan als een gehandicapte geen eigen parkeermogelijkheden heeft1 en de kans op een vrije parkeerplaats op beperkte afstand van de woning of het werkadres klein is. Daarnaast moet de gehandicapte beschikken over een geldige Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor Bestuurders. Houders van een Gehandicaptenparkeerkaart voor Passagiers kunnen door de bestuurder worden afgezet bij de woning, waarna de bestuurder een vrije parkeerplaats opzoekt. Daarom is het in dat geval niet nodig een parkeerplaats op kenteken te reserveren.

Ook moet de gehandicapte beschikken over een geldig rijbewijs en een voertuig . Als de gehandicapte (of zijn of haar huisgenoot) zelf geen auto heeft, staat er niet dagelijks een auto bij het woon- of werkadres geparkeerd. Daardoor zou het reserveren van een parkeerplaats de verdeling van de schaarse parkeerruimte onder alle doelgroepen in de weg staan.

We leggen dus alleen een parkeerplaats aan als het noodzakelijk is. We stellen daarom geen maximum aan het aantal gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken in een straat of een gebied. Dit betekent ook dat het belangrijk is dat bij woonvoorzieningen voor ouderen en gehandicapten voldoende ruimte op eigen terrein beschikbaar is om te voldoen aan hun behoefte. Vanuit het verdelen van de schaarse ruimte is het onwenselijk als in de openbare ruimte nagenoeg alle parkeerplaatsen zijn gereserveerd.

Waar mogelijk zullen we efficiënt met de ruimte omgaan. Op plekken met zowel algemene gehandicaptenparkeerplaatsen voor bezoekers en gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken voor bewoners zullen we zoeken naar mogelijkheden om dubbelgebruik van deze parkeerplaatsen mogelijk te maken en zo per saldo minder parkeerplaatsen te reserveren.

Zo dicht mogelijk bij de woning of het werkadres

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt uiteraard zo dichtbij mogelijk en in overleg met de gehandicapte aangelegd. Hiervoor wordt een bestaande parkeerplaats gebruikt. Het is niet nodig deze parkeerplaats te compenseren door elders een openbare parkeerplaats aan te leggen; het blijft immers een autoparkeerplaats.

De parkeerplaats wordt zo veel mogelijk conform de geldende landelijke richtlijnen aangelegd. Door de situatie ter plaatse is het soms echter lastig om bijvoorbeeld te voldoen aan de minimale maatvoering. Met een bord wordt aangegeven dat het om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken gaat. Op het wegdek wordt alleen een kruismarkering toegepast als de parkeerplaats veelvuldig door anderen bezet wordt en het kennelijk onvoldoende duidelijk was dat het een gereserveerde parkeerplaats betreft.

Heel soms komt het voor dat binnen de maximale loopafstand van de gehandicapte geen of geen geschikte parkeerplaats aanwezig is. In dat geval kunnen we niet voldoen aan de behoeft van een gehandicapte. Een plek creëren zal ruimtelijk niet mogelijk zijn en niet passen bij het doelmatig gebruik van de weg. Zo is het onwenselijk om in een voetgangersgebied of in een autoluw gebied een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken te realiseren.

Kosten voor aanleg en gebruik

Een gemeente mag kosten (leges) in rekening brengen voor de aanleg van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. Ook voor wijzigingen mogen leges in rekening worden gebracht, bijvoorbeeld voor een nieuw onderbord met kenteken en het op verzoek van de gehandicapte verplaatsen van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. Als een parkeerplaats op verzoek van de gemeente wordt verplaatst, bijvoorbeeld wanneer een straat autoluw wordt gemaakt en alle andere parkeerplaatsen worden opgeheven, dan neemt de gemeente uiteraard de kosten voor haar rekening.

Aan het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken en het verwijderen van het bijbehorende bord zijn voor degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen geen kosten verbonden. Deze kosten worden gedragen vanuit beheer openbare ruimte.

Bewoners die wonen in een gebied met betaald parkeren moeten voor hun gehandicaptenparkeerplaats op kenteken ook beschikken over een parkeervergunning op hetzelfde kenteken. Hiermee borgen we dat de parkeerplaats op kenteken geen extra parkeermogelijkheid is, maar de schaarse ruimte eerlijk wordt verdeeld.

Beleidsregels bieden helderheid

Het hiervoor beschreven beleid hebben we vertaald naar beleidsregels (zie bijlage). Hiermee bieden we gehandicapten helderheid hoe we een aanvraag tot het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken beoordelen.

DEEL C – Algemene gehandicaptenparkeerplaats

Groningen is een gastvrije stad. Daarom vinden we het belangrijk dat mensen voldoende ruimte kunnen vinden om hun auto te parkeren. Wel wegen we het gebruik van de openbare ruimte om de auto te parkeren af tegen de andere functies van de straat. Die openbare ruimte is immers van iedereen: mensen willen er recreëren, kinderen willen er spelen, bewoners willen elkaar er ontmoeten. Daarom proberen we - waar mogelijk - de dominantie van de geparkeerde auto terug te dringen, en die andere functies van de straat weer de ruimte te geven. Zo verdelen we schaarse openbare ruimte. Dat doen we zo zorgvuldig, afgewogen en eerlijk mogelijk. Niemand kan meer rechten op de openbare ruimte laten gelden dan een ander.

Groningen is ook een toegankelijke stad, waarin mensen met een handicap zelfstandig en onafhankelijk moeten kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Gehandicapten zijn veelal meer afhankelijk van de auto; andere modaliteiten zoals de fiets, het OV of te voet zijn immers niet altijd mogelijk of wenselijk. Dat betekent dat we waar de parkeerruimte schaars is voor gehandicapten extra parkeervoorzieningen op straat bieden. Met een algemene gehandicaptenparkeerplaats kunnen houders van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart dicht bij hun bestemming parkeren, zodat zij zelfstandig en onafhankelijk kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer.

Aangezien bij de aanleg van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen flexibiliteit nodig is om een locatie-specifieke afweging te kunnen maken, zijn de navolgende beleidsregels nadrukkelijk richtlijnen.

Ligging: nabij voorzieningen

Om gehandicapten te laten deelnemen aan het maatschappelijk verkeer moeten verspreid over de hele stad voldoende algemene gehandicaptenparkeerplaatsen beschikbaar zijn. Extra aandacht vragen specifieke bestemmingen, zoals de binnenstad, winkelvoorzieningen, dynamo’s (station, stadion), publieke voorzieningen en zorgvoorzieningen. Ook buiten het gereguleerde gebied moeten algemene gehandicaptenparkeerplaatsen liggen.

Gezien de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Europese Gehandicaptenparkeerkaart is het belangrijk dat algemene gehandicaptenparkeerplaatsen op maximaal 100 meter afstand liggen tot de ingang van deze bestemmingen.

Bij het bepalen van de ligging gelden 2 aandachtspunten over de route ernaartoe:

  • -

    De parkeerplaats moet eenvoudig bereikbaar zijn, ook bij tijdelijke verkeersmaatregelen. Dit betekent ook dat wanneer een parkeerplaats bezet is een andere parkeerplaats eenvoudig te bereiken is.

  • -

    De parkeerplaats moet vindbaar zijn: de gebruiker is niet altijd lokaal bekend, dus de parkeerplaatsen liggen langs aanrijroutes.

Naast fysieke vindbaarheid is ook online vindbaarheid van belang: gehandicapten moeten voordat zij op weg gaan, weten waar zij kunnen parkeren en welke regels er gelden.

Bundelen waar kan, spreiden waar moet

Uitgangspunt bij algemene gehandicaptenparkeerplaatsen in de binnenstad is bundelen waar kan (idealiter minimaal 3 parkeerplaatsen bij elkaar), omdat dit efficiënter is in gebruik en minder zoekverkeer veroorzaakt.

Buiten de binnenstad zal de behoefte aan algemene gehandicaptenparkeerplaatsen minder groot zijn. Daar zullen de parkeerplaatsen verspreid liggen.

In beide gevallen geldt dat niet per definitie bij elke bestemmingen een algemene gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd. De aanleg vindt veelal plaats op aangeven van de doelgroep.

Aantal: geen quotum

Een richtlijn van het CROW geeft aan dat bij publieke voorzieningen 5% van het parkeeraanbod zou moeten bestaan uit algemene gehandicaptenparkeerplaatsen en 2% van het parkeeraanbod op parkeerterreinen en in parkeergarages.

Hoewel we deze cijfers inhoudelijk goed snappen, past een richtlijn niet bij onze visie dat we de schaarse parkeerruimte verdelen onder alle doelgroepen. Hoe minder geoormerkte parkeerplaatsen er zijn, hoe efficiënter het gebruik van de ruimte immers kan zijn. Vanuit dat perspectief zijn we terughoudend met de aanleg van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen. Anderzijds vinden we het ook belangrijk om extra voorzieningen te bieden zodat gehandicapten zelfstandig aan het maatschappelijke verkeer kunnen deelnemen. De ervaringen van gehandicapten waar parkeerruimte schaars is en waar (extra) algemene gehandicaptenparkeerplaatsen wenselijk zijn, zijn daarom waardevoller dan een quotum. De ervaringen van gehandicapten zelf zijn immers de beste graadmeter; zij zijn ervaringsdeskundigen. Wel willen we dat dit past binnen de inrichting van de openbare ruimte. Zo creëren we geen algemene gehandicaptenparkeerplaatsen in een voetgangersgebied of in een autoluw gebied.

Opheffen: compenseren (verplaatsen) of weghalen?

Naast verzoeken om een nieuwe algemene gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen, zijn er ook verzoeken om deze op te heffen. Opheffen is aan de orde als uit parkeertellingen blijkt dat de parkeerplaats nauwelijks wordt gebruikt. Daarvoor is het wenselijk om op 3 verschillende dagen (werkdag, zaterdag, marktdag) het gebruik elk uur van de dag te monitoren. Is de parkeerplaats slechts enkele momenten bezet, kan deze worden opgeheven.2 Anders zal de parkeerplaats gecompenseerd (verplaatst) moeten worden. Hiervoor zal in beginsel een reguliere parkeerplaats omgezet moeten worden (ook binnen gereguleerd gebied). Alleen als binnen 100 meter geen geschikte locatie binnen de bestaande parkeerruimte aanwezig is, wordt een nieuwe parkeerplaats aangelegd als dit technisch mogelijk is en als het doelmatig gebruik van de weg hiermee niet in het geding komt.

Ook wanneer een algemene gehandicaptenparkeerplaats tijdelijk wordt opgeheven is het wenselijk deze (tijdelijk) te compenseren, tenzij uit de monitoring blijkt dat deze parkeerplaats kan worden opgeheven.

Maatvoering: bruikbaarheid centraal

Een algemene gehandicaptenparkeerplaats wordt zo veel mogelijk in overeenstemming met de geldende richtlijnen aangelegd, maar de precieze vormgeving en afmeting is ook afhankelijk van de situatie ter plaatse. Dit kan betekenen dat de situatie ter plaatse te beperkend is om te voldoen aan de richtlijnen. In dat geval staat bruikbaarheid voorop. Aandachtspunt daarbij is de plek waar de paal met het bord wordt geplaatst. Tegen de verkeersborden die bij een algemene gehandicaptenparkeerplaats horen, worden vaak fietsen gestald. Dat beperkt de bruikbaarheid van de parkeerplaats.

Bijlage Beleidsregel gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 18 Wegenverkeerswet 1994 en artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer,

Heeft besloten

De Beleidsregel gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken gemeente Groningen 2020 vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Parkeerplaats: een verhard oppervlak, bestemd voor het parkeren van een motorvoertuig, met de minimale afmetingen van 2,50 meter breed en 5 meter lang.

  • b.

    Gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats, aangeduid met het bord E6 van bijlage 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

  • c.

    Houder van een voertuig:

    • -

      degene die beschikt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs van het voertuig;

    • -

      degene die blijkens een leaseovereenkomst gebruiker is van het voertuig;

    • -

      degene die beschikt over een op naam afgegeven verzekeringsbewijs van een niet-kentekenplichtig voertuig.

  • d.

    Stallingsplaats:

    • een parkeerplaats op eigen erf die niet voor openbaar verkeer is bedoeld:

      • -

        een oprit;

      • -

        een garage met een oprit (conform de geldende beleidsregels voor parkeernormen wordt een garage zonder oprit bij de woning niet beschouwd als een parkeerplaats op eigen erf); een gereserveerde parkeerplaats;

    • een los van de woning gehuurde of gekochte garagebox binnen een loopafstand van 100 meter van de woning;

    • een plek in een parkeergarage of op een parkeerterrein die juridisch, feitelijk of planologisch is bestemd voor het adres van verzoeker en die niet voor openbaar verkeer is bedoeld.

  • e.

    Verkeersbesluit: een besluit als bedoeld in artikel 15 Wegenverkeerswet 1994, op grond waarvan het bord als bedoeld onder b kan worden geplaatst.

  • f.

    Voertuig: een motorvoertuig, gehandicaptenvoertuig of brommobiel.

  • g.

    Werknemer: iedere persoon die werkzaam is voor een bedrijf, kantoor, onderneming en wat dies meer zij, in welke arbeidsrechtelijke hoedanigheid ook.

Artikel 2 Aanvraag gehandicaptenparkeerplaats bij een woonadres

Een verzoeker om een gehandicaptenparkeerplaats bij een woonadres dient:

  • 1.

    te beschikken over een Europese Gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder die minimaal 6 maanden geldig is na datum van aanvraag;

  • 2.

    te beschikken over een rijbewijs dat minimaal 6 maanden geldig is na datum van aanvraag;

  • 3.

    in de Basisregistratie Personen te staan ingeschreven op het adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd;

  • 4.

    (huisgenoot van) de houder te zijn van het voertuig waarvoor de plaats wordt aangevraagd.

Artikel 3 Aanvraag gehandicaptenparkeerplaats bij een werkadres

  • 1.

    Een verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats bij een werkadres wordt gedaan door de werkgever.

  • 2.

    Het verzoek wordt gedaan namens een werknemer die:

    • a.

      beschikt over een Europese Gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder die minimaal 6 maanden geldig is na datum van aanvraag;

    • b.

      beschikt over een rijbewijs dat minimaal 6 maanden geldig is na datum van aanvraag;

    • c.

      (huisgenoot van) de houder is van het voertuig waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd.

  • 3.

    De werkgever dient:

    • -

      een arbeidscontract of werkgeversverklaring te overleggen waaruit blijkt dat de werknemer werkzaam is op de locatie van het bedrijf waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd en minimaal een wekelijkse binding met het bedrijf heeft;

    • -

      een uittreksel van de Kamer van Koophandel te overleggen waaruit blijkt dat het bedrijf waar de werknemer werkzaam is, gevestigd is op het adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd.

Artikel 4 Locatie gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

  • 1.

    Een gehandicaptenparkeerplaats wordt binnen een loopafstand van 100 meter van het woon- of werkadres van de verzoeker op een verkeersveilige locatie op de openbare weg aangelegd.

  • 2.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt binnen de reeds aanwezige parkeervoorzieningen aangelegd.

  • 3.

    Verzoeker wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven over de locatie waar de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd.

Artikel 5 Aanleg gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Aanleg van de gehandicaptenparkeerplaats geschiedt gelijktijdig met het publiceren van het vereiste verkeersbesluit.

  • 2.

    Aanleg van de gehandicaptenparkeerplaats geschiedt conform de richtlijnen van CROW.

  • 3.

    Bij een gehandicaptenparkeerplaats bij een woonadres wordt bij bord E6 van bijlage 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een onderbord geplaatst met daarop het kenteken van het voertuig van verzoeker.

  • 4.

    Bij een gehandicaptenparkeerplaats bij een werkadres wordt bij bord E6 van bijlage 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een onderbord geplaatst met daarop het kenteken van het voertuig van verzoeker alsmede een tijdvenster conform de werktijden.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen wordt geweigerd indien:

    • a.

      de verzoeker beschikt of kan beschikken over een geschikte stallingsplaats;

    • b.

      de parkeerdruk in de directe omgeving lager dan 85% is;

    • c.

      de aanvraag wordt gedaan voor een parkeerplaats in een gebied met betaald parkeren en de verzoeker niet beschikt over een parkeervergunning voor hetzelfde kenteken

  • 2.

    Een verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen wordt geweigerd indien niet kan worden voldaan aan de in artikel 2 en 3 genoemde voorwaarden.

  • 3.

    Een verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen wordt geweigerd indien de aanleg van deze parkeerplaats niet mogelijk is binnen de reeds aanwezige parkeervoorzieningen.

  • 4.

    Een verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen kan worden geweigerd indien een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken van dezelfde verzoeker is opgeheven op grond van artikel 7, derde lid onder b en c.

Artikel 7 Gronden om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op te heffen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders heft een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op indien het verkeersbesluit niet onherroepelijk kan worden.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders heft een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op indien:

    • a.

      degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen, is verhuisd;

    • b.

      degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen, is overleden;

    • c.

      degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen, niet meer werkzaam is bij het bedrijf waarbij de parkeerplaats is aangevraagd;

    • d.

      het bedrijf waarbij de parkeerplaats is aangevraagd, is verhuisd of is opgehouden te bestaan;

    • e.

      degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen, niet meer beschikt over een geldig rijbewijs;

    • f.

      degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen, niet meer beschikt over een geldige Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor Bestuurders;

    • g.

      degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen niet meer de houder is van het voertuig waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats is aangevraagd;

    • h.

      niet (langer) wordt voldaan aan de voorwaarden van deze beleidsregels;

    • i.

      de gehandicaptenparkeerplaats is aangelegd op grond van door de verzoeker verschafte onjuiste gegevens en deze niet zou zijn aangelegd indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend was geweest;

    • j.

      op verzoek van degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een gehandicaptenparkeerplaats opheffen indien:

    • a.

      de parkeerdruk in de directe omgeving 85% of lager is;

    • b.

      de gehandicaptenparkeerplaats niet wordt gebruikt ten behoeve van degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen;

    • c.

      indien zich een wijziging voordoet in de omstandigheden die zich verzet tegen instandhouding van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.

  • 4.

    De houder van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is verplicht een wijziging in de omstandigheden waaronder de gehandicaptenparkeerplaats is aangevraagd door te geven.

Artikel 8 Slotbepaling

  • 1.

    De Beleidsregel gehandicaptenparkeren 2012-2016 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een verzoek voor de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats gedaan voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt in behandeling genomen op grond van de beleidsregel als bedoeld in het eerste lid, tenzij de Beleidsregel gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken gemeente Groningen 2020 gunstiger is voor verzoeker.

  • 3.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking.

  • 4.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel gehandicaptenparkeerplaats op kenteken gemeente Groningen 2020.

Aldus besloten in de collegevergadering van 3 november 2020

de burgemeester,

Koen Schuiling

de secretaris,

Christien Bronda

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 lid a

De genoemde maten gelden voor een reguliere parkeerplaats. Een gehandicaptenparkeerplaats is bij voorkeur breder en langer. Conform artikel 5 lid 2 gelden voor een gehandicaptenparkeerplaats idealiter de geldende richtlijnen van CROW. Bruikbaarheid en toegankelijkheid staan echter voorop.

Artikel 2

Als de houder van de Europese Gehandicaptenparkeerkaart niet in staat is om een aanvraag te doen, dan kan een gemachtigde (zoals een huisgenoot of voogd) de aanvraag doen.

Artikel 4 lid 1

Het gaat hierbij om 100 meter afstand die op maaiveldniveau moet worden afgelegd vanaf de voordeur van de woning tot aan de parkeerplaats. Bij wooncomplexen wordt niet de voordeur van de individuele woning gebruikt, maar de ingang van het wooncomplex. Dit hoeft niet de hoofdingang te zijn, maar de voor de verzoeker dichtstbijzijnde te gebruiken ingang.

De parkeerplaats wordt bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de woning gelegd, 100 meter is een maximum afstand. De loopafstand uit het keuringsrapport wordt daarbij in ogenschouw genomen.

Artikel 4 lid 2

Het is niet nodig dit te compenseren door elders een openbare parkeerplaats aan te leggen; het blijft immers een autoparkeerplaats.

Artikel 5 lid 1

De parkeerplaats wordt gelijktijdig met het publiceren van het Verkeersbesluit aangelegd, er wordt niet gewacht tot het verkeersbesluit onherroepelijk is geworden. Dit is vanuit 2 opzichten zuiver:

  • -

    de gehandicapte kan hierdoor snel over zijn parkeervoorziening beschikken;

  • -

    voor omwonenden heeft publicatie in de Staatscourant meestal onvoldoende attentiewaarde in tegenstelling tot het plaatsen van het bord, de bezwaartermijn is dan tenminste nog niet verlopen.

Als er bezwaar en/of beroep wordt ingediend, blijft de parkeerplaats op kenteken gehandhaafd tot er uitspraak is gedaan. Is het bezwaar of beroep gegrond, wordt het verkeersbesluit niet onherroepelijk en wordt de parkeerplaats opgeheven.

Artikel 5 lid 2

Van belang is een voor de verzoeker bruikbare en toegankelijke plek. Bij de plaatsing van het bord moet bijvoorbeeld ook rekening worden gehouden met het feit dat er mogelijk fietsen tegenaan worden gezet, wat het gebruik van de plek kan hinderen.

De aanleg dient zo veel mogelijk in overeenstemming met de geldende richtlijnen van het CROW plaats te vinden, aangezien in deze maatvoering rekening wordt gehouden met extra ruimte aan de zijkant en achterkant om goed in en uit te kunnen stappen. De precieze vormgeving en afmeting is echter ook afhankelijk van de situatie ter plaatse, zoals bijvoorbeeld de breedte van het trottoir en het type parkeren (langs-, haaks-, of schuin parkeren). Dit betekent dat de situatie ter plaatse beperkend kan zijn om te voldoen aan de richtlijnen. Als bestaande parkeervakken langs het trottoir smaller zijn dan 3,5 meter bijvoorbeeld, kan het veel aanpassingen vragen om de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wel minimaal 3,5 meter breed te laten zijn. In dat geval staat bruikbaarheid voorop.

Artikel 5 lid 3

Als de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd voor een voertuig zonder kenteken, zal indien mogelijk een onderbord met verduidelijkende tekst (bijvoorbeeld Canta) worden geplaatst.

Artikel 5 lid 4

Door bij de parkeerplaats op kenteken een onderbord te plaatsen die de werkdagen en –tijden aangeeft, is de parkeerplaats buiten die momenten door een ieder te gebruiken.

Artikel 6 lid 1 sub a

Met ‘geschikt’ wordt bedoeld: bereikbaar voor de houder en bruikbaar door de houder. Het gaat hierbij om zaken als doorrijdhoogte, afstand tussen parkeerplaats en adres (maximaal 100 meter) en trappen op de route.

Onder beschikt of kan beschikken wordt verstaan dat de verzoeker een stallingsplaats kan kopen, huren of gebruiken in de parkeergarage die of op het parkeerterrein dat hoort bij het blok(deel) waar hij gevestigd is. Het gaat daarbij niet om de vraag of men financieel in staat is een stallingsplaats te kopen, huren of gebruiken, maar om de vraag of er een stallingsplaats te koop, te huur of te gebruiken is. Indien een bewoner een stallingsplaats niet als zodanig heeft gebruikt of gerealiseerd, komt dit voor risico van de bewoner. Gedacht kan worden aan de situatie dat een woning beschikt of behoort te beschikken over een garage of een parkeerplek maar dat deze voor andere doeleinden wordt gebruikt.

Op de adressen die zijn uitgesloten van de aanvraag van een bewonersvergunning wordt geacht dat voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein beschikbaar zijn. Voor deze adressen wordt dus niet meegewogen of de parkeerplaats daadwerkelijk beschikbaar is / de parkeervoorziening vol is.

Artikel 6 lid 1 sub b

Om te bepalen of de parkeerdruk hoger is dan 85% wordt gebruik gemaakt van reguliere parkeerdrukmetingen op werkdagen overdag, ‘s avonds en op zaterdag. Op basis van die metingen wordt per meetmoment de parkeerdruk bepaald in het gebied dat binnen 100 meter loopafstand ligt. Om de beoordeling niet van 1 meting te laten afhangen, moeten er per meetmoment minimaal 3 metingen zijn. Als het gemiddelde over die metingen op minimaal 1 meetmoment hoger is dan 85%, wordt de parkeerdruk hoger dan 85% verondersteld.

Daarbij gelden een paar spelregels:

  • -

    overeenkomstig artikel 4 gaat het om 100 meter afstand die op maaiveldniveau moet worden afgelegd vanaf de voordeur van de woning tot aan de parkeerplaats. Bij wooncomplexen wordt niet de voordeur van de individuele woning gebruikt, maar de ingang van het wooncomplex. Dit hoeft niet de hoofdingang te zijn, maar de voor de verzoeker dichtstbijzijnde te gebruiken ingang;

  • -

    als de maximale loopafstand uit het keuringsrapport korter is dan 100 meter, wordt de parkeerdruk binnen het gebied dat binnen die loopafstand ligt bepaald;

  • -

    wanneer binnen 100 meter geen parkeerplaats is gelegen, wordt de parkeerdruk hoger dan 85% verondersteld;

  • -

    wanneer binnen 100 meter maximaal 2 parkeerplekken zijn gelegen, wordt niet de gemiddelde parkeerdruk over 3 meetmomenten bepaald, maar geldt de maximale parkeerdruk per meetmoment;

  • -

    de metingen mogen maximaal 3 jaar oud zijn onder de voorwaarde dat de parkeersituatie sinds de metingen niet is gewijzigd door ontwikkelingen binnen 500 meter vanaf het adres waarvoor de parkeerplaats wordt aangevraagd, te weten:

    • (1)

      de invoering van betaald parkeren of

    • (2)

      een bouwontwikkeling waardoor de parkeersituatie op straat is veranderd of

    • (3)

      een wijziging in de verkeerssituatie.

Artikel 7 lid 1

Met de zinsnede “indien het verkeersbesluit niet onherroepelijk kan worden” wordt bedoeld dat in een bezwaar-, beroeps- of hoger beroepsprocedure blijkt dat het verkeersbesluit niet in stand kan blijven. Het bezwaar, beroep of hoger beroep wordt met andere woorden gegrond verklaard. In dat geval wordt de reeds aangelegde parkeerplaats opgeheven. Dat houdt in ieder geval in dat bord E6 van bijlage II van het RVV wordt weggehaald.


Noot
1

Wanneer iemand de kosten voor de eigen parkeermogelijkheden niet kan dragen, betekent dit niet dat deze persoon geen eigen parkeermogelijkheden heeft. Hiervoor kennen we generieke tegemoetkomingsregelingen binnen de gemeente Groningen.

Noot
2

Enkele momenten: maximaal drie verschillende voertuigen die ieder één moment zijn waargenomen of maximaal één voertuig dat meerdere momenten is waargenomen.