Beleidsregel Zon provincie Drenthe

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Zon provincie Drenthe

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 27 oktober 2020, kenmerk 5.3/2020002009, team Ruimte, Energie en Wonen, tot vaststelling van de Beleidsregel Zon provincie Drenthe

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

gelet op artikel 3.8, lid 6, van de Wet ruimtelijke ordening, artikel 4:81, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.24 van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe 2018;

overwegende dat het wenselijk is de uitleg van artikel 2.24, sub a, van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe 2018 nader te duiden;

BESLUITEN:

de Beleidsregel Zon provincie Drenthe vast te stellen.

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

Uitgegeven: 5 november 2020

Artikel 1 Begrippen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • -

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe;

  • -

    Instemming: de instemming als bedoeld in artikel 4.25, sub g, van het Omgevingsbesluit;

  • -

    landschappelijk inpassingsplan: juridisch bindend plan dat aangeeft op welke wijze inpassing van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt. Tot deze inpassing behoren situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap. Het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap. Een en ander uit zich in een ontwerpgerichte benadering, waarin de karakteristieken en kwaliteiten verder worden versterkt;

  • -

    Reactieve interventie: het besluit als bedoeld in artikel 16.21 van de Omgevingswet.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing op ruimtelijke plannen die voorzien in een zonneakker als bedoeld in artikel 3.25 van de Omgevingsverordening Drenthe 2023;

  • 2.

    Deze beleidsregel stelt regels omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van de bevoegdheid tot het plegen van een reactieve interventie en het onthouden van instemming door Gedeputeerde Staten.

Artikel 3 Beoordelingsregels

  • 1.

    Een ruimtelijk plan dat voorziet in zonne-akkers is passend in het landschap als bedoeld in artikel 3.24, lid 1, en 3.25, lid 1, sub a, van de Omgevingsverordening Drenthe 2023 indien:

    • a.

      in het ruimtelijk plan wordt aangetoond dat de ontwerpprincipes van de Handreiking landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 in acht worden genomen, en

    • b.

      de maatregelen ter uitvoering en instandhouding van het conform sub a opgestelde ontwerp zijn vastgelegd in de regels of voorschriften van het ruimtelijk plan door middel van een landschappelijk inpassingsplan.

  • 2.

    Een ruimtelijk plan dat voorziet in zonne-akkers wordt voor het onderdeel participatie geacht in overeenstemming te zijn met de Omgevingsvisie 2018, indien dat ruimtelijk plan het Beleidskader Participatie zoals opgenomen in bijlage 2 in acht neemt.

Artikel 4 Hardheidsclausule

Gedeputeerde Staten kunnen artikel 3 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op de bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 5 Overgangsbepalingen

Deze beleidsregel is niet van toepassing op ruimtelijke plannen die vóór inwerkingtreding van deze beleidsregel:

  • 1.

    als ontwerp ter inzage zijn gelegd of

  • 2.

    als concept of voorontwerp ten behoeve van vooroverleg aan de ambtelijke diensten van de provincie Drenthe zijn voorgelegd.

Artikel 6 Inwerkingtreding

De beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad.

Artikel 7 Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Zon provincie Drenthe.

Ondertekening

Bijlage 1 Zonneakkers in Drenthe Handreiking landschappelijke inpassing

1. Waarom deze handreiking?

Een handreiking landschappelijke inpassing zonneakkers

De verduurzaming van onze energievoorziening krijgt in toenemende mate vorm. De ontwikkeling van zonneakkers in het buitengebied is daar onderdeel van. Omdat dit effect heeft op onze leefomgeving in de vorm van de beleving en herkenbaarheid van het landschap, heeft Provincie Drenthe hiervoor beleid opgenomen in de Omgevingsvisie. Dit moet ertoe bijdragen dat de landschappelijke kenmerken niet verloren gaan en dat de verschillende Drentse cultuurlandschappen herkenbaar blijven bij de ontwikkeling van zonneakkers. Daarnaast streeft Provincie Drenthe ernaar dat er met de ontwikkeling van zonneakkers meerwaarde ontstaat voor de omgeving. De praktijk wijst uit dat de het beleid uit de omgevingsvisie rondom om inpassing verduidelijking behoeft om de door de Provincie beoogde effecten te bewerkstelligen. Het wordt niet goed begrepen of zijn moeilijk te vertalen naar de praktijk. Deze handreiking is opgesteld om die verduidelijking te verschaffen, om te inspireren aan de hand van goede voorbeelden, ontwerpprincipes en nadere toelichting.

Leeswijzer

Voor de opzet van dit document is de provinciale Omgevingsvisie hetuitgangspunt. Het beleid dat betrekking heeft op de landschappelijke inpassing, het creëren van meerwaarde en met betrekking tot het ontwerp zijn geselecteerd en met ontwerprpincipes verduidelijkt. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen enerzijds algemeen geldende en anderzijds landschapstype specifieke ontwerpprincipes (Hoofdstuk 2). Een passende inpassing is immers anders in een veenkoloniaal landschap dan in een Esdorpenlandschap. In Hoofdstuk 3 worden de ontwerpprincipes toegelicht. In Hoofdstuk 4 worden de landschapstype specifieke ontwerpprincipes verduidelijkt. Voor het onderscheid in landschapstypen is gebruikt gemaakt voor de indeling in landschapstypen zoals die gehanteerd worden in de Omgevingsvisie: Esdorpenlandschap, Esgehuchtenlandschap, Wegdorpen van de laagveenontginning, Wegdorpen van de randveenontginning, Landschap van de veenkoloniën en het Landschap van de koloniën van Weldadigheid. Om concrete voorbeelden te geven is gekozen om voor twee landschapstypen een fictieve zonneakker landschappelijk in te passen. Deze worden toegelicht in hoofdstuk 5.

De Drentse gemeenten hebben veelal op hun eigen manier beleid opgesteld voor het toestaan van zonneakkers, vaak horen daar ook regels en eisen voor de landschappelijke inpassing bij. Deze Handreiking is opgesteld met kennisgeving van het gemeentelijk beleid. Er is geprobeerd zoveel mogelijk in lijn met de gemeentelijke eisen en ontwerpprincipes te blijven. Bij het gebruik van deze Handreiking is het belangrijk te beseffen dat deze dient ter verduidelijking van het Provinciaal beleid, de provinciale Omgevingsvisie.

afbeelding binnen de regeling

Wat is eigenlijk landschappelijke inpassing?

Bij de beoordeling van een zonneakker-initiatief kijken we niet alleen naar de locatie waar de zonnepanelen geplaatst worden. We kijken ook naar de omgeving en de randen van de zonneakker. Het projectgebied is het bruto oppervlak, het vlak met zonnepanelen is het netto oppervlak en het verschil zijn de randen en de landschappelijke inpassing

2. Dit is ons huidige beleid

In de Omgevingsvisie van Provincie Drenthe staat het beleid voor de ontwikkeling van zonneakkers. Hierin staan ook beleidsregels over de ruimtelijke aspecten, de landschappelijke inpassing en het creëren van meerwaarde bij de ontwikkeling van zonneakkers. Deze handreiking is gemaakt om op die aspecten een toelichting te geven. Om aan de hand van voorbeelden duidelijk te maken wat de Provincie Drenthe beoogt met de beleidsregels. Provincie Drenthe hoopt hiermee te inspireren om te komen tot een verduurzaming van onze energiehuishouding met behoud (of versterking) van een leesbaar landschap.

De beleidsregels uit de Omgevingsvisie staan op de naastgelegen pagina weergegeven. De beleidsregels die betrekking hebben op de landschappelijke inpassing, het creëren van meerwaarde en het ontwerp zijn als een indeling gebruikt voor de ontwerpprincipes. Die worden in het volgende hoofdstuk toegelicht:

A. Houd voldoende afstand tussen individuele (clusters van) zonneakkers

  • Voorkom een zichtrelatie tussen individuele zonneakkers.

  • Laat de dichtheid van zonneakkers in een landschapstype nooit de karakteristieken van het landschap domineren.

B. De maat van een individuele zonneakker moet passen bij het landschap

  • Laat de maat van een zonneakker nooit de maat en schaal van landschapseenheden domineren.

C. Creëer meerwaarde voor het gebied

  • Herstel of versterk het cultuurlandschap.

  • Behoud en vergroot de biodiversiteit.

  • Behoud en verbeter de bodemkwaliteit.

  • Creëer mogelijkheden voor recreatief medegebruik.

  • Zorg voor dubbel ruimtegebruik van de zonneakker.

  • Draag bij aan een robuust en klimaatbestendig watersysteem.

D. Speel in op de omgeving en de kernkwaliteiten van het gebied

  • Laat de hoogte van de panelen passen bij het landschapstype.

  • Houd afstand tot wegen en bebouwing.

  • Volg bestaande landschapsstructuren, verkavelingspatronen en hoogteverschillen.

  • Behoud zichtlijnen.

  • Respecteer de grenzen van landschappelijke eenheden.

E. Zorg voor samenhang in het ontwerp

  • Zorg voor een eenduidige opstelling van de panelen.

  • Positioneer bijgebouwen in een lijn.

  • Kies een donkere, eenduidige kleurstelling voor hekwerken en bijgebouwen.

  • Richt eventuele toegangswegen en onderhoudspaden ook op een landschappelijke manier in.

F. Zorg voor een zorgvuldige inrichting van de randen

  • Werk met landschapstype eigen middelen.

  • Voorkom zicht op achterkanten van panelen.

  • Combineer hekwerken en andere objecten met de landschappelijke randafwerking.

G. Breng locaties na uitgebruikname in oorspronkelijke staat terug

  • Zorg voor herstel of versterking van het oorspronkelijke lanschap.

afbeelding binnen de regeling

Beleidstekst over zonneakkers, Omgevingsvisie 2018 Procincie Drenthe

3. Deze ontwerpprincipes passen binnen ons beleid

De volgende ontwerpprincipes zijn een verduidelijking op ons huidige beleid. Het ontwerpen van een zorgvuldig ingepaste zonneakker is maatwerk en altijd locatie specifiek. Het is nadrukkelijk niet zo dat alle ontwerpprincipes toegepast moeten worden bij de ontwikkeling van een zonneakker. Maar het betekent ook dat ze niet uitputtend zijn. Ze dienen als inspiratie en richtlijn. De ontwerpprincipes op de volgende pagina’s zijn generiek van aard. De toepassing van de ontwerpprincipes kan verschillen per landschapstype. Immers, niet elk landschap is gelijk. In hoofdstuk 4 wordt de toepassing van de ontwerpprincipes per landschapstype verder behandeld.

Houd voldoende afstand tussen individuele (clusters van) zonneakkers

Een zonneakker kan als een industrieel complex ervaren worden en daarmee afbreuk doen aan de beleving en herkenbaarheid van het landschap. Een te hoge dichtheid van een ontwikkeling zoals zonneakkers in een gebied kan het landschap gaan domineren. Denk bijvoorbeeld aan het kassengebieden in het Westland. Om de karakteristieken van het landschap herkenbaar te houden wordt in de omgevingsvisie gesteld dat er voldoende afstand tussen de individuele zonneakkers gehouden moet worden. Dit is vertaald in de volgende ontwerpprincipes:

  • Voorkom een zichtrelatie tussen individuele zonneakkers.

    In open landschappen is er eerder sprake van een zichtrelatie dan in besloten landschappen. Zonneakkers kunnen in open landschappen het landschapsbeeld dus eerder gaan overheersen. Houtwallen, struiken en bossen kunnen zonneakkers snel aan het zicht onttrekken. Echter, in een open landschap ligt dit niet direct voor de hand. Daarom moet meer afstand bewaard worden tussen de zonneakkers om te voorkomen dat zonneakkers het landschapsbeeld gaan domineren.

    afbeelding binnen de regeling

Plaatje links: Open landschap

Zichtrelatie voorkomen door afstand te houden

Plaatje rechts: Besloten landschap

Landschappelijke elementen onttrekken zonneakker aan het zicht

De maat van een individuele zonneakker moet passen bij het landschap

  • Laat de dichtheid van zonneakkers in een landschapstype nooit de karakteristieken van het landschap domineren.

    De karakteristieken van een landschap worden bepaald door de samenhang van de verschillende landschapseenheden: de combinatie van bossen, heide, essen en beekdalen of een regelmatige structuur van landbouwkavels, ontginningslinten en een structuur van kanalen en wijken. Om de herkenbaarheid van het cultuurlandschap te behouden is het beter de dichtheid van de individuele zonneakkers laag te houden ook als er geen sprake is van een directe zichtrelatie (vorig ontwerpprincipe).

    afbeelding binnen de regeling

Plaatje links:

Dichtheid van zonneakkers domineert niet de karakteristieken van het landschap

Plaatje rechts:

Dichtheid van zonneakkers domineert de karakteristieken van het landschap

De maat van een individuele zonneakker moet passen bij het landschap

  • 1.

    Laat de maat van een zonneakker nooit de maat en schaal van landschapseenheden domineren.

    De maat en schaal van een landschapstype is in sterke mate bepalend voor de maximale afmeting van een zonneakker. Wanneer een zonneakker zo groot is dat bijvoorbeeld een ensemble van bospercelen of houtwallen niet meer herkenbaar is, domineert de zonneakker het landschap. De herkenbaarheid van een (cultuur)landschap neemt dan af en dat is in strijd met de ambities van Provincie Drenthe.

    afbeelding binnen de regeling

Plaatje links:

Maat van de zonneakker domineert niet de maat en schaal van het landschap

Plaatje rechts:

Maat van de zonneakker domineert de maat en schaal van het landschap

Creëer meerwaarde voor het gebied

Meerwaarde is een breed begrip. Provincie Drenthe streeft naar meerdere vormen van meerwaarde creatie bij de ontwikkeling van zonneakkers. Maatschappelijke meerwaarde, economische meerwaarde, ruimtelijke meerwaarde en landschappelijke meerwaarde. Deze handreiking biedt ontwerpprincipes voor het creëren van landschappelijke en ruimtelijke meerwaarde.

  • Herstel of versterk het cultuurlandschap.

    Door schaalvergroting in de landbouw zijn er in de afgelopen decennia veel karakteristieke cultuurlandschappen en landschapselementen verloren gegaan. Houtwallen, kleine bospercelen, ontginningsstructuren lanen of erfbeplanting. Hierdoor zijn de verschillende landschapstypen steeds meer op elkaar gaan lijken. Met de ontwikkeling van zonneakkers ontstaat de kans deze verschillen te herstellen door landschapstype eigen elementen toe te voegen. Zo wordt de herkenbaarheid van een landschap weer vergroot. Het gaat niet alleen om het herstellen van verdwenen elementen en structuren, het kunnen ook nieuwe toevoegingen zijn. Het is wel belangrijk dat ze passen bij de karakteristieken van het landschapstype en bestaande cultuurlandschap.

    afbeelding binnen de regeling

Herstel of versterk het cultuurlandschap door middel van landschapstype eigen elementen

  • Behoud en vergroot de biodiversiteit.

    Meerwaarde voor de natuur en vergroten van biodiversiteit zit op vele ontwerpaspecten van een zonnepark. Toepassing van landschappelijke randen, maar ook de ruimte tussen de panelen, het selecteren van de juiste materialen en ook het toepassen van de ecologische beheermaatregelen. Enkele gouden regels zijn: zorgen voor veel natuurlijke overgangen in beplanting, geleidelijke overgangen van nat naar droog, gebruik gevarieerd inheems plantmateriaal, pas natuurgericht beheer toe. De handreiking: 'Zonnewijzer Biodiversiteit' van provincie Drenthe gaat dieper in op het behoud en de vergroting van de biodiversiteit binnen zonneakkers.

    afbeelding binnen de regeling

Natuurlijke afscheiding in combinatie met kruidenrijk grasland en voldoende beheerruimte ten behoeve van de ecologie

  • Behoud en verbeter de bodemkwaliteit.

    Over de effecten van zonneparken op de bodem is nog weinig bekend. Naar thema's zoals erosie, uitspoeling, organische stof en bodemvruchtbaarheid lopen momenteel verschillende onderzoeken. Om toch een aantal voor de hand liggende effecten tegen te gaan kunnen al wel ontwerpprincipes gehanteerd worden. Zo kan een onbedekte bodem door sterke beschaduwing voorkomen worden door panelen klein te houden, hoog op te stellen en met veel tussenafstand te positioneren. Uitspoeling en bodemerosie door water kan voorkomen worden door kleine kieren tussen panelen op tafels te houden waardoor regenwater beter verdeeld wordt. Ook kan gedacht worden aan verbetering van bodemkwaliteit. Veel landbouwgrond lijdt aan verschraling en tekort aan organische stof. Het waterbufferend vermogen en het bodemleven kan verbeterd worden door bijvoorbeeld maaisel te mulchen of bij de aanleg actief organische stof toe te voegen aan de bodem. Beweiding draagt hier ook aan bij. Wageningen University and Research heeft een uitgebreide studie opgesteld met praktische richtlijnen voor ecologische inrichting van zonneakkers waar ook maatregelen voor bodemkwaliteit behandeld wordt.

    afbeelding binnen de regeling

Plaatje links:

Kieren tussen panelen op tafels zorgen voor betere verdeling van regenwater

Plaatje rechts:

Afstand tussen panelen zorgt voor voldoende lichtinval op de bodem

  • Creëer mogelijkheden voor recreatief medegebruik.

    Daar waar een zonneakker nabij bebouwd gebied of bestaande recreatiemogelijkheden ontwikkeld wordt, kan meerwaarde voor recreatie gecreëerd worden. Een deel van de zonneakker kan toegankelijk gemaakt worden met een wandelpad of denk aan rustpunt langs een fietsroute. Bij een dorpskern is de aanleg van een dorpsommetje waardevol eventueel in combinatie met een dorpsvoorziening als speeltuin, pluktuin of dorpsboomgaard. Economische meerwaarde ontstaat wanneer een lokale ondernemer kan bijdragen aan de recreatieve mogelijkheden. De meest zinvolle invulling ontstaat wanneer aangesloten kan worden bij lokale voorzieningen of initiatieven.

    afbeelding binnen de regeling

Recreatief medegebruik door toevoeging van bijvoorbeeld speelweides, boomgaarden of bosaanplant

  • Zorg voor dubbel ruimtegebruik van de zonneakker.

    Ruimte is schaars in ons dichtbevolkte land. Hoe meer functies gecombineerd kunnen worden hoe groter de meerwaarde is. Ontwikkeling van zonneakkers op in onbruik geraakte gronden (of wateren) heeft altijd de voorkeur boven de ontwikkeling op gronden die een rendabele functie hebben. Maar ook een combinatie met nieuwe functies kunnen grote meerwaarde hebben. Denk van parkeerdaken, alternatieve vormen van landbouw (fruitteelt). In nieuwe technieken schuilen grotere mogelijkheden: Transparante panelen of verschuifbare panelen maken reguliere landbouwproductie mogelijke onder een zonneakker. Daarbij is de wenselijkheid wel afhankelijk van de hoogte van de omvang van constructies ten opzichte van de beoogde plek.

    afbeelding binnen de regeling

Zonneakkers op waterplassen

afbeelding binnen de regeling

Parkeerdaken

afbeelding binnen de regeling

Transparante verrijdbare panelen maken landbouwproductie onder panelen mogelijk

  • Draag bij aan een robuust en klimaatbestendig watersysteem

    Op structuurniveau liggen er ook kansen, zoals voor het watersysteem. Een zonneakker kan een bufferzone tussen (intensieve) landbouw en natuur vormen. Hiermee profiteert de natuur van het op afstand houden van stikstof en bestrijdingsmiddelen en de landbouw profiteert van het uitblijven van inwaaien van onkruid. Een stap verder is het toepassen van een aangepaste waterhuishouding waarbij de zonneakker als overgangszone voor verschillend peilbeheer en grondwaterstanden fungeert.

    afbeelding binnen de regeling

Zonneakker als bufferzone tussen (intensieve) landbouw en natuur

afbeelding binnen de regeling

Aangepaste waterhuishouding

Speel in op de omgeving en de kernkwaliteiten van het gebied

Elk landschapstype heeft zijn eigen kernkwaliteiten die aanleiding geven voor een zorgvuldig en passende landschappelijk inpassing van een zonneakker. Op deze pagina staan de algemeen gelden ontwerpprincipes. In hoofdstuk 4 wordt per landschapstype duidelijk gemaakt hoe de ontwerpprincipes per landschapstype verschillen.

  • Laat de hoogte van de panelen passen bij het landschapstype.

    In een open landschap is een zonneakker veel beter zichtbaar dan in een besloten landschap waar het schuil gaat achter houtwallen of bossen. Daarom is het beter de zonnepanelen laag te houden in een open landschap. In een besloten landschap zijn hogere panelen mogelijk.

    afbeelding binnen de regeling

  • Houd afstand tot wegen en bebouwing.

    Dichtbij lijkt alles groot, ver weg lijkt alles klein. Door afstand te houden van wegen en bebouwing is een zonneakker minder dominant aanwezig en zal het de leesbaarheid van het landschap minder snel verstoren

    afbeelding binnen de regeling

  • Volg bestaande landschapsstructuren, verkavelingspatronen en hoogteverschillen.

    Elk landschap heeft een eigen structuur. Deze wordt gevormd door de ontstaansgeschiedenis, de ondergrond, aardkundige waarden maar ook ontginningsstructuren als verkaveling, bebouwing, bodemreliëf en uiteraard de meer zichtbare landschapselementen als bossen, lanen en water. Door met de ontwikkeling van een zonneakker deze structuren te respecteren blijven ze behouden en door ze met de vormgeving te volgen blijft het landschap leesbaar.

    afbeelding binnen de regeling

  • Behoud zichtlijnen.

    Naast landschapselementen als beplanting maakt ook vrije ruimte onderdeel uit van de kernmerken van een landschap. Het vrijhouden van zichtlijnen vanuit wegen en bebouwing draagt bij aan de leesbaarheid van het landschap.

    afbeelding binnen de regeling

  • Respecteer de grenzen van landschappelijke eenheden.

    Binnen een landschap zijn verschillende landschappelijke eenheden te onderscheiden. Binnen een landschapstype als het Esdorpenlandschap komen o.a. beekdalen, essen, veldontginningen en esdorpen voor. Elke landschappelijke eenheid heeft zijn eigen kernmerken. Om die leesbaar te houden is het beter een zonnepark binnen zo’n eenheid te begrenzen.

    afbeelding binnen de regeling

Zorg voor samenhang in het ontwerp

De meerwaarde van een samenhangend ontwerp is dat de verschillende onderdelen een geheel vormen. Een coherent en rustig beeld is het streven zodat er zo weinig mogelijk verstoring van het landschapsbeeld ontstaat. Hoewel elke situatie een oplossing op maat vraagt gelden er een aantal algemene ontwerpprincipes:

  • Zorg voor een eenduidige opstelling van de panelen.

    Wanneer panelen op gelijke wijze georiënteerd opgesteld staan geeft dat een rustig en geordend beeld. Zeker wanneer met de oriëntatie rekening gehouden wordt met zicht op de panelen maakt dat veel verschil.

    afbeelding binnen de regeling

Plaatje links:

Eenduidige opstelling van panelen zorgt voor een rustig en geordend beeld

Plaatje rechts:

Verschil in opstelrichting van panelen zorgt voor een onrustig beeld

  • Positioneer bijgebouwen in een lijn.

    De bijgebouwen of trafo’s vormen relatief grote objecten in het landschap. Door ze in 1 lijn te positioneren en ze bijvoorbeeld midden in het veld of aan de zijde waarop geen zicht is geplaatst worden draagt dat bij een rustig beeld. De kavelrichting of bestaande landschappelijke elementen en cultuurhistorische structuren (bos, houtwal) kunnen aangehouden worden voor de richting van de lijn van bijgebouwen.

    afbeelding binnen de regeling

Plaatje links:

Bijgebouwen in 1 lijn en op een tactische positie positioneren draagt bij aan een rustig beeld

Plaatje rechts:

Verspreide bijgebouwen zorgen voor een rommelig en ongewenst beeld

  • Kies een donkere, eenduidige kleurstelling voor hekwerken en bijgebouwen.

    Een donkere kleur valt weg tegen een landschappelijke achtergrond. Door objecten in een matte donkere kleurstelling te gebruiken, zwart of antraciet vallen ze minder op. In het oude Drentse landschap zie je veelvuldig zwarte schuren en schaapskooien. Deze gaan moeiteloos op in het omliggende landschap.

    Er ontstaat eenheid wanneer voor alle objecten dezelfde kleur en eventueel hetzelfde materiaal gebruikt wordt.

    afbeelding binnen de regeling

Plaatje links:

Eenduidige kleurstelling van hekwerken, panelen en bijgebouwen zorgt voor eenheid

Plaatje rechts:

Verschillende kleuren van hekwerken, panelen en bijgebouwen zorgt voor een rommelig beeld

  • Richt eventuele toegangswegen en onderhoudspaden ook op een landschappelijke manier in.

    In principe zijn zonneakkers tijdelijk. Wanneer toegangswegen of onderhoudspaden nodig zijn, verkies dan een graspad boven een verharde weg. Eventueel verstevigd met grasbetonblokken kan een graspad prima incidenteel verkeer dragen en blijft een groen landschappelijk beeld behouden.

    afbeelding binnen de regeling

Plaatje links:

Geeft toegangswegen en onderhoudspaden een landschappelijk en tijdelijk karakter

Plaatje rechts:

Verharde toegangswegen en onderhoudspaden sluiten niet aan bij de tijdelijkheid van een zonneakker

Zorg voor een zorgvuldige inrichting van de randen

De beleving van een zonneakker wordt grotendeels bepaald door de inrichting van de randen. Het is van belang dat dit met veel zorgvuldigheid gebeurt. Het maakt het verschil tussen een verstoring en harmonie met het landschap, tussen een rommelig en een zorgvuldig beeld. Een algemeen ontwerpprincipe is dat de inrichting met landschapstype eigen middelen gebeurt. Een zonnepark kan er industrieel over komen. Door zicht hierop te voorkomen ontstaat een vriendelijker beeld. Verder helpt het wanneer noodzakelijke objecten als hekwerken en bijgebouwen onderdeel uitmaken van de landschappelijke rand. Waardoor ze weg kunnen vallen. In hoofdstuk 4 wordt per landschapstype duidelijk gemaakt hoe de ontwerpprincipes per landschapstype verschillen.

  • Werk met landschapstype eigen middelen.

    Elk landschapstype heeft zijn eigen karakteristieke ingrediënten. Deze kunnen als middelen ingezet worden bij de landschappelijke inpassing. Door met landschapstype eigen middelen in te zetten ontstaat logica. Zo past een bos beter in een esdorpenlandschap of dan een veenkoloniaal landschap. Andersom past een watergang met rietkraag beter in een open beekdal dan in een besloten kleinschalig landschap. In hoofdstuk 4 wordt per landschapstype duidelijk gemaakt hoe deze ontwerpprincipes per landschapstype verschillen

    afbeelding binnen de regeling

Plaatje links:

Open landschap

Watergangen en rietkragen sluiten goed aan bij het open karakter van het beekdal

Plaatje rechts:

Besloten landschap

Houtwallen en andere opgaande beplantingsstructuren passen bij het besloten karakter van het esdorpenlandschap

  • Voorkom zicht op achterkanten van panelen.

    De achterzijden van zonnepanelen doen erg industrieel aan. Vaak is de techniek en de constructie zichtbaar. Voorkom direct zicht hierop door het zicht te blokkeren of afstand te bewaren.

    afbeelding binnen de regeling

Voorkom direct zicht op de industriele achterzijdes van de panelen

  • Combineer hekwerken en andere objecten met de landschappelijke randafwerking.

    Een hekwerk of afrastering is geen sieraad voor het landschap. Toch zijn er mogelijkheden om op een onopvallende manier in te passen in het landschap. Combineer het met hagen, houtwallen of gebruik een haag. Ook trafo’s kunnen hiermee gecombineerd worden zodat een opgeruimd en landschappelijk beeld ontstaat.

    afbeelding binnen de regeling

Door hekwerken en andere objecten te combineren met de landschappelijke randafwerking ontstaat een opgeruimd en landschappelijke beeld

Breng locaties na uitgebruikname in oorspronkelijke staat terug

In de provinciale Omgevingsvisie is opgenomen dat '...locaties dienen na uitgebruikname ... in de oorspronkelijke staat te worden teruggegbracht'. Bij voorkeur vindt naast het herstellen van landschappelijke elementen tevens versterking van deze elementen plaats. Zo kan een zonneakker na uitgebruikname een positieve impusl geven aan het landschap. Het is daarom van belang om al in de initiatiefase van een zonneakker duidelijk te maken hoe aanleg en beheer van het terrein vorm zullen gaan krijgen. Duidelijk moet zijn hoe landschapsherstel, biodiversiteit en bodemkwaliteit of medegebruik een plek krijgen.

  • Voor ingebruikname van de zonneakker(s):

    Verdwenen landschapselementen (kavelstructuur, watergangen en bomen) zijn gemarkeerd.

    Bodemkwaliteit en biodiversiteit zijn matig.

    afbeelding binnen de regeling

  • Tijdens ingebruikname van de zonneakker(s):

    Verdwenen landschapselementen zijn (deels) hersteld. Verdwenen bomen teruggeplant, watergangen zijn opnieuw uitgegraven en oorspronkelijke kavelstructuur is hersteld. De bodemkwaliteit en biodiversiteit worden versterkt door inzaaien bloemrijke grasland.

    afbeelding binnen de regeling

  • Na ingebruikname van de zonneakker(s):

    Verdwenen landschapselementen zijn volledig hersteld waardoor het landschap versterkt is. De bodem en biodiversiteit zijn van goede kwaliteit.

    afbeelding binnen de regeling

4. Elk landschapstype is uniek

Elk landschapstype heeft zijn eigen kwaliteiten. Dat zijn eigenschappen die de herkenbaarheid en authenticiteit van een landschap definiëren. Provincie Drenthe heeft in haar omgevingsvisie de kernkwaliteiten uitvoerig beschreven en daarbij ook aangegeven welke aspecten van provinciaal belang zijn. Op de volgende pagina’s wordt per landschapstype het provinciaal belang uit de omgevingsvisie herhaald. Daarnaast wordt voor landschapstype-specifiek ontwerpprincipes aangegeven hoe deze toegepast kunnen worden.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Opmerking bij de verbeelding van de landschapstypen

Voor de verbeelding van de landschapstypen vormen kaartbeelden uit het landschapsbeleid de basis. Deze zijn ook opgenomen in de provinciale omgevingsvisie. Voor deze handreiking zijn de kaartbeelden aangevuld met kleinschalige landschapselementen zoals houtwallen, boomsingels en watergangen. Die bepalen in belangrijke mate het laadvermogen van het landschap en vormen de ingrediënten voor landschapsversterking en landschappelijke inpassing. Deze ‘vernieuwde’ kaarten zijn puur gemaakt om de ontwerpprincipes van deze handreiking te illustreren en vervangen niet de kaarten en bijbehorend beleid van de omgevingsvisie.

Esdorpenlandschap

Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Direct aan de rand van het dorp lagen de ‘goorns’: kleinschalige, verkavelde gebieden met hagen en singels, waar onder andere groenten voor menselijke consumptie werden verbouwd. Op de hoger gelegen gronden ontwikkelden zich door de eeuwen heen de essen, omzoomd door bosjes, strubben of soms een ringwal. In het lagergelegen beekdal lagen de graslanden, tot aan het begin van de vorige eeuw onverdeeld, de zogenaamde madelanden. Later zijn de beekdalen sterk verkaveld en hebben ze door de aanleg van houtwallen een kleinschalig, besloten karakter gekregen.

Van provinciaal belang zijn:

  • de essen: deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting.

  • de beekdalen: onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand) beplanting.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op:

  • behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting;

  • behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand) beplanting.

Voorkom een zichtrelatie tussen individuele zonneakkers.

Bijvoorbeeld door gebruik te maken van een (bestaande) houtwal of esrandbeplanting als zicht barrière.

Laat de dichtheid van zonneakkers in een landschapstype nooit de karakteristieken van het landschap domineren.

Zorg voor voldoende herkenbaarheid van de afwisseling van essen, velden en beekdalen, ook de herkenbaarheid van bospercelen en esrandbeplanting moet geborgd zijn.

Laat de maat van een zonneakker nooit de maat en schaal van landschapseenheden domineren.

Een zonneakker domineert het landschap niet wanneer het kleiner is dan de maat van kenmerkende individuele landschapselementen in de directe omgeving.

Houd afstand tot wegen en bebouwing.

Waar een beplante rand passend is kan de afstand tot wegen en bebouwing relatief klein zijn. Er is dan weinig zicht. Zorg dan wel voor een rand met voldoende massa zodat ook in de winter er geen zicht op de zonneakker is.

Laat de hoogte van de panelen passen bij het landschapstype.

In dit besloten landschapstype kan de hoogte relatief hoog zijn, zeker wanneer er weinig zicht is op de zonneakker.

Werk met landschapstype eigen middelen.

Gebruik aangegeven karakteristieke landschapselementen met de beplantingssoorten.

Karakteristieke landschapsstructuren en -elementen zijn:

  • Houtwal (eiken op de droge gronden, elzen in de beekdalen)

  • Laanbeplanting (eiken)

  • Bosvakken

  • Esrandbeplanting (droog bos met struweel)

  • Beekdalbeplanting

  • Waterstructuren: beken, verkavelingssloten, greppel

  • Bodemreliëf in de vorm van essen en zandrugflanken

afbeelding binnen de regeling

Maximale aaneengesloten maat:

  • Es mijden (vaak beschermd in gemeentelijke beleid)

  • Beekdal mijden (vaak beschermd in gemeentelijke beleid)

  • Voldoende afstand van de es

Laadvermogen landschap:

  • Besloten landschap

  • Waardoor kort op de weg een mogelijkheid is

  • Waardoor onderlinge afstand relatief klein kan zijn

Esgehuchtenlandschap

Het esgehuchtenlandschap heeft veel overeenkomsten met het esdorpenlandschap. Het esgehuchtenlandschap is echter kleinschaliger en meer uitgesproken qua hoogteverschillen en steilranden. Op zandruggen en koppen liggen hier de boerderijen bij kleine (eenmans)essen. Op een aantal plaatsen gaat het beekdal via hei en bos prachtig over in het veld. Aanwezige havezaten en voorname boerderijen met de daarbij behorende bossen en lanen hebben een uitstraling van allure.

Van provinciaal belang zijn:

  • de eenmansessen: kleine, kenmerkende open ruimten, omgeven met esrandbeplanting;

  • de beekdalen: onbebouwd gebied met haaks liggende, kleinschalige beplantingstructuren en/ of beekdal(rand)beplanting.

Het provinciaal beleid is gericht op:

  • de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting;

  • behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand) beplanting.

Voorkom een zichtrelatie tussen individuele zonneakkers.

Bijvoorbeeld door gebruik te maken van een (bestaande) houtwal of bosvakken als zicht barrière.

Laat de dichtheid van zonneakkers in een landschapstype nooit de karakteristieken van het landschap domineren.

Zorg voor voldoende herkenbaarheid van de afwisseling van essen, velden en beekdalen, ook de herkenbaarheid van bospercelen moet geborgd zijn.

Laat de maat van een zonneakker nooit de maat en schaal van landschapseenheden domineren.

Een zonneakker domineert het landschap niet wanneer het kleiner is dan de maat van kenmerkende individuele landschapselementen in de directe omgeving.

Houd afstand tot wegen en bebouwing.

Waar een beplante rand passend is kan de afstand tot wegen en bebouwing relatief klein zijn, er is dan weinig zicht. Zorg voor een rand met voldoende massa zodat ook in de winter er geen zicht op de zonneakker is.

Laat de hoogte van de panelen passen bij het landschapstype.

In dit besloten landschapstype kan de hoogte relatief groot zijn, zeker wanneer er weinig zicht is op de zonneakker. Omdat dit een kleinschalig landschap is, treedt er sneller verstoring op dan bij het esdorpenlandschap.

Werk met landschapstype eigen middelen.

Gebruik aangegeven karakteristieke landschapselementen met de beplantingssoorten.

Karakteristieke landschapsstructuren en -elementen zijn:

  • Houtwal of singels (eiken met inheems struweel)

  • Laanbeplanting (eiken, linden, beuken)

  • Erfbeplanting

  • Bosvakken (droog bos)

  • Heidevelden

  • Waterstructuren: beken, kanalen, verkavelingssloten, greppels

afbeelding binnen de regeling

Maximale aaneengesloten maat:

  • Es mijden (vaak beschermd in gemeentelijke beleid)

  • Beekdal mijden (vaak beschermd in gemeentelijke beleid)

  • Kavel maten en structuren respecteren

Laadvermogen landschap:

  • Besloten landschap

  • Waardoor kort op de weg een mogelijkheid is

  • Waardoor onderlinge afstand relatief klein kan zijn

Wegdorpen van de laagveenontginning

Het wegdorpenlandschap van de laagveenontgining, ook wel het ‘slagenlandschap’, ligt op de laagst gelegen plekken in de provincie Drenthe, waar in de benedenlopen van de beekdalen veen is ontstaan. Kenmerkend zijn de ontginningsassen, de langgerekte lintdorpen (waarvan het karakter en de sfeer grotendeels bepaald worden door bebouwing en wegbeplanting) en de grote, open weidegebieden (met de smalle, langgerekte verkaveling en het slotenpatroon haaks op de ontginningsas). Sommige delen hebben door de kavelgrensbeplanting een min of meer besloten karakter.

Van provinciaal belang is het open weidegebied en de smalle verkaveling met het fijnmazige slotenpatroon.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.

Voorkom een zichtrelatie tussen individuele zonneakkers.

Bijvoorbeeld door gebruik te maken van een (bestaande) kavelrandbeplanting of bosvakken als zicht barrière.

Laat de dichtheid van zonneakkers in een landschapstype nooit de karakteristieken van het landschap domineren.

Zorg voor voldoende behoud van openheid en zichtlijnen. Bij kleine zonneakkers is een grotere dichtheid mogelijk.

Laat de maat van een zonneakker nooit de maat en schaal van landschapseenheden domineren.

Een zonneakker domineert het landschap niet wanneer het kleiner is dan de maat van kenmerkende individuele landschapselementen in de directe omgeving. Kleine zonneakkers worden het best direct tegen het lint gepositioneerd. Grote zonneakkers is een positionering in het open veld, los van het ontginningslint te verkiezen.

Houd afstand tot wegen en bebouwing.

Vanwege het open karakter van dit landschapstype is een grote afstand tot wegen en bebouwing nodig.

Laat de hoogte van de panelen passen bij het landschapstype.

In dit open landschapstype moeten de panelen laag (beneden ooghoogte) opgesteld worden, zeker wanneer er veel zicht is op de zonneakker.

Werk met landschapstype eigen middelen.

Gebruik aangegeven karakteristieke landschapselementen met de beplantingssoorten.

Karakteristieke landschapsstructuren en -elementen zijn:

  • Kavelrandbeplanting (eiken, elzen, wilgen)

  • Bosvakken (eiken, essen met mantels van berk en els)

  • Laanbeplanting (eiken, essen, linden)

  • Openheid

  • Rechtlijnig regelmatig slotenpatroon

  • Waterstructuren: beplante vaarten en kanalen

afbeelding binnen de regeling

Maximale aaneengesloten maat :

  • Zonneakker direct grenzend aan kavels uit het lint

  • Kavelstructuur respecteren

  • Zonneakker geen belemmering voor zicht vanuit lint

Laadvermogen landschap:

  • Open landschap

  • Zichtrelatie voorkomen

  • Daardoor beperkt laadvermogen

afbeelding binnen de regeling

Maximale aaneengesloten maat:

  • Zonneakker los van lint

  • Maximale maat bepaald door afstand te bewaren vanaf hoofdstructuren (wegen, beekdal, bebouwing)

  • Zicht op achterzijde vraagt bijvoorbeeld om meer afstand dan zicht op de voorkant

  • Respecteert kavelstructuur

Laadvermogen landschap:

  • Open landschap

  • Zichtrelatie voorkomen

  • Koppel indien mogelijk aan landschapselementen

  • Laadvermogen groter dan zonneakker aan het lint

Wegdorpen van de randveenontginning

De randveenontginningen liggen langs de randen van de Veenkoloniën en zijn ontstaan door het ontginnen van de randen van het toenmalige immense hoogveenpakket. Het kleinschalige, meer onregelmatige beeld van dit landschapstype wordt bepaald door de dorpen: langgerekte bebouwingslinten met dwars daarop een smalle, onregelmatig opstrekkende verkaveling. Het omringende landelijke gebied dringt door in het wegdorp. Vanaf de hoofdweg is tussen de bebouwing door het landelijke gebied waarneembaar. Typisch is de ligging van het bebouwingslint op de lichtglooiende rand van een hoogveenontginning en veelal een stroomdal.

Provinciaal belang

Van provinciaal belang is de typische langgerekte en slingerende ontsluitingsstructuur. Veelal is deze aan weerszijden beplant. Het is de hierop dwarsliggende, onregelmatige verkavelingsstructuur die de maat en schaal van de omliggende openheid bepaalt.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de kavelstructuur met de omringende kenmerkende open ruimtes en de ontsluitingsstructuur. Dit gebeurt mede door het behouden van de wegbeplanting langs de hoofdontsluiting.

Voorkom een zichtrelatie tussen individuele zonneakkers.

Bijvoorbeeld door gebruik te maken van een (bestaande) erf- of landschapsbeplanting langs kavels als zicht barrière of voldoende afstand te bewaren. Ook het glooiend landschap kan een zichtrelatie voorkomen.

Laat de dichtheid van zonneakkers in een landschapstype nooit de karakteristieken van het landschap domineren.

Zorg voor voldoende behoud van openheid en zichtlijnen.

Laat de maat van een zonneakker nooit de maat en schaal van landschapseenheden domineren.

Een zonneakker domineert het landschap niet wanneer het kleiner is dan de maat van kenmerkende individuele landschapselementen in de directe omgeving. Zonneakkers kunnen direct tegen de erven gepassioneerd worden mits er zichtbeperking is in de vorm van erfbeplanting.

Houd afstand tot wegen en bebouwing.

Vanwege het open karakter van dit landschapstype is een grote afstand tot wegen en bebouwing nodig.

Laat de hoogte van de panelen passen bij het landschapstype.

In dit open landschapstype moeten de panelen laag (beneden ooghoogte) opgesteld worden, zeker wanneer er veel zicht is op de zonneakker.

Werk met landschapstype eigen middelen.

Gebruik aangegeven karakteristieke landschapselementen met de beplantingssoorten.

Karakteristieke landschapsstructuren en -elementen zijn:

  • Erfbeplanting

  • Afwisselingen van erfbeplanting en vista’s naar het open landschap

  • Laanbeplanting (meestal eiken)

  • Rechtlijnig slotenpatroon

  • Waterstructuren: kanalen, vaarten

afbeelding binnen de regeling

Maximale aaneengesloten maat:

  • Zonneakkers direct grenzend aan kavels uit het lint

  • Kavelstructuur respecteren

  • Zonneakker geen belemmering voro zicht vanuit lint

Laadvermogen landschap:

  • Open landschap

  • Zichtrelatie voorkomen

  • Laadvermogen beperkt

Landschap van de veenkoloniën

Tot het hoogveenontginningslandschap behoren behalve de Drents-Groningse Veenkoloniën ook het Odoornerveen, Hoogeveen-Hollandscheveld, Smilde en enkele kleinere gebieden bij Dalen en Roden. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke orthogonale verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen. Zo heeft het gebied rond Hollandscheveld een kleinschalig, besloten karakter met veel verspreid voorkomende bebouwing en bosstroken. In Smilde vormt de Drentse Hoofdvaart de ruggengraat van de ontginning en zijn de Oude Veenkoloniën in het noordoosten van Drenthe kleinschaliger dan de Veenkoloniën in de omgeving van Emmen.

Provinciaal belang

Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de (soms dubbele) bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken en de rechtlijnige landschapsstructuur.

Voorkom een zichtrelatie tussen individuele zonneakkers.

Bijvoorbeeld door gebruik te maken van een (bestaande) erfbeplanting reliëf of op sommige locaties bosstroken.

Laat de dichtheid van zonneakkers in een landschapstype nooit de karakteristieken van het landschap domineren.

Zorg voor voldoende behoud van openheid en zichtlijnen. Bij kleine zonneakkers is een groter dichtheid mogelijk.

Laat de maat van een zonneakker nooit de maat en schaal van landschapseenheden domineren.

Een zonneakker domineert het landschap niet wanneer het kleiner is dan de maat van kenmerkende individuele landschapselementen in de directe omgeving. Kleine zonneakkers worden het best direct tegen het lint gepositioneerd. Grote zonneakkers is een positionering in het open veld, los van het ontginningslint te verkiezen. Inpassing door middel van beplanting of wallen is hier bij voldoende afstand niet nodig.

Houd afstand tot wegen en bebouwing.

Vanwege het open karakter van dit landschapstype is een grote afstand tot wegen en bebouwing nodig.

Laat de hoogte van de panelen passen bij het landschapstype.

In dit open landschapstype moeten de panelen laag (beneden ooghoogte) opgesteld worden, zeker wanneer er veel zicht is op de zonneakker.

Werk met landschapstype eigen middelen.

Gebruik aangegeven karakteristieke landschapselementen met de beplantingssoorten.

Karakteristieke landschapsstructuren en -elementen zijn:

  • Erfbeplanting

  • Bosvakken (droog bos)

  • Opschot langs wijken en kavelsloten (wilg, els, sleedoorn)

  • Openheid

  • Rechtlijnig en regelmatig kavelpatroon

  • Waterstructuren: sloten, wijken en kanalen (soms met rietkragen)

afbeelding binnen de regeling

Maximale aaneengesloten maat:

  • Zonneakker direct grenzend aan kavels uit het lint

  • Kavelstructuur respecteren

  • Zonneakker geen belemmering voor zicht vanuit lint

  • Voldoende afstand bewaren tot beekdal

Laadvermogen landschap:

  • Open landschap

  • Zichtrelatie voorkomen

  • Daardoor beperkt laadvermogen

afbeelding binnen de regeling

Maximale aaneengesloten maat:

  • Zonneakker los van lint

  • Maximale maat bepaald door afstand te bewaren vanaf hoofdstructuren (wegen, beekdal, bebouwing)

  • Zicht op achterzijde vraagt bijvoorbeeld om meer afstand dan zicht op de voorkant

  • Respecteert kavelstructuur

  • Zichtlijnen behouden

Laadvermogen landschap:

  • Open landschap

  • Zichtrelatie voorkomen

  • Laadvermogen groter dan zonneakker aan het lint

Landschap van de koloniën van weldadigheid

De hoofdstructuur van De Koloniën van Weldadigheid wordt bepaald door orthogonale (‘haakse’) lijnen. De (hoofd)ontsluitingswegen worden begeleid door beplanting (lanen) en soms door kanalen of waterlossingen. De orthogonale structuur resulteert in karakteristieke boscomplexen en open ruimten met bijbehorend een grootschalige of kleinschalige (veelal blokachtige) verkaveling.

Van provinciaal belang is:

  • de rechtlijnige, structuurbepalende (hoofd)ontsluitingswegen, met daarlangs laanbeplanting;

  • het orthogonale ingenieurslandschap met een blokachtige verkavelingsstructuur waarin bos en open ruimten elkaar afwisselen;

  • de structuur van lintbebouwing en de hiërarchie in de architectuur van de aanliggende bebouwing (veelal haaks op de ontginningsas), met een regelmatige onderlinge afstand.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van:

  • de laanbeplanting langs de hoofdontsluiting;

  • de ontginningsstructuur en de afwisseling tussen massa en ruimte;

  • de kenmerkende bebouwingslinten en de onderlinge afstanden.

Voorkom een zichtrelatie tussen individuele zonneakkers.

Bijvoorbeeld door gebruik te maken van een (bestaande) boscomplexen.

Laat de dichtheid van zonneakkers in een landschapstype nooit de karakteristieken van het landschap domineren.

Zorg voor voldoende herkenbaarheid van de orthogonale structuur en zichtlijnen.

Laat de maat van een zonneakker nooit de maat en schaal van landschapseenheden domineren.

Een zonneakker domineert het landschap niet wanneer het kleiner is dan de maat van kenmerkende individuele landschapselementen in de directe omgeving.

Houd afstand tot wegen en bebouwing.

Dit landschapstype heeft zowel een open als besloten karakter. De beleving vanaf de wegen is erg kenmerkend en de bebouwing beeldbepalend. Zonneakkers dienen daarom grote afstand van wegen en bebouwing aan te houden.

Laat de hoogte van de panelen passen bij het landschapstype.

In dit besloten landschapstype kan de hoogte relatief groot zijn, zeker wanneer er weinig zicht is op de zonneakker. Omdat dit een kleinschalig landschap is, treedt er sneller verstoring op dan bij grootschalige landschapstypen.

Werk met landschapstype eigen middelen.

Gebruik aangegeven karakteristieke landschapselementen met de beplantingssoorten.

Karakteristieke landschapsstructuren en -elementen zijn:

  • Hiërarchische en orthogonale opbouw in wegen, vaarten, beplanting en bebouwing

  • Orthogonale bosvakken (droog bos en naaldhout)

  • Laanbeplanting (eiken)

  • Orthogonale velden en agrarische percelen

  • Blokvormig kavelpatroon

  • Waterstructuur: wijken, vaarten

  • Erven en erfbeplanting

  • Afwisseling tussen open gebieden en boscomplexen

Let op: Ruimtelijk is er onder bepaalde inpassingsvoorwaarden dan weliswaar geen belemmering, vanuit de UNESCO status kan het zijn dat er voor dit landschapstype beperkingen zijn.

afbeelding binnen de regeling

Maximale aaneengesloten maat:

  • Zonneakkers op afstand van wegen

  • Kavelstructuur respecteren

  • Zonneakker geen belemmering voro zicht vanaf bebouwing

Laadvermogen landschap:

  • Besloten landschap

  • Zichtrelatie tussen akkers voorkomen

  • Laadvermogen beperkt

Artikel 5. Twee voorbeeldontwerpen ter inspiratie

Landschap van de Veenkoloniën

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Zichtlijnen vanuit bebouwingslint blijven behouden

afbeelding binnen de regeling

Ecologische randen

Landschap van de veenkoloniën

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Landschap van de veenkoloniën

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Esdorpenlandschap

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Esdorpenlandschap

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Esdorpenlandschap

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Beleidskader Participatie

Inleiding

In de Provinciale Omgevingsverordening (januari 2021) is opgenomen dat het omgevingsplan bij de aanvraag voor een zonne- of windpark vergezeld moet gaan van een participatieverslag, waaruit blijkt dat concrete inspanningen zijn verricht om draagvlak voor het initiatief te genereren. In dit beleidskader lichten wij nader toe wat in het participatieverslag aan de orde moet komen, zodat duidelijk is wat de provincie van initiatiefnemers verwacht met betrekking tot procesparticipatie bij het realiseren van een zonne- of windpark.

De initiatiefnemer voor een zonne- of windpark is verantwoordelijk voor het organiseren van procesparticipatie en legt hierover verantwoording af aan het bevoegd gezag en omwonenden in een participatieverslag. Het gaat om het organiseren van een proces waarin inwoners hun inbreng kunnen geven voordat het bevoegd gezag een besluit neemt over planologische medewerking.

Inhoud participatieverslag

De initiatiefnemer legt in het participatieverslag vast hoe het participatieproces verlopen is. In het verslag komt aan de orde op welke manier de omwonenden betrokken zijn en wat de uitkomsten en afspraken zijn. Het verslag dient te worden onderbouwd met documentatie van het proces (verslagen, presentaties, foto’s van bijeenkomsten).

Het verslag laat zien dat:

  • -

    Er inspanning is geleverd om alle omwonenden en andere belanghebbenden binnen het vastgestelde gebied te betrekken.

  • -

    Omwonenden inbreng hebben kunnen leveren in zowel het participatieplan als het projectplan, inclusief de vorm van financiële participatie.

  • -

    De uitkomsten en afspraken gecommuniceerd zijn naar de omwonenden, inclusief hoe de inbreng van omwonenden daarin is meegenomen.

  • -

    Er aantoonbaar voldoende contactmomenten geweest zijn om omwonenden op hetzelfde kennisniveau als de initiatiefnemer te krijgen over het project, landschappelijke inpassing en vormen van financiële participatie.

  • -

    Omwonenden gelegenheid hebben gehad om na te denken over de informatie voordat afspraken zijn gemaakt.

Uit het verslag blijkt dat de volgende onderwerpen in het participatieproces aan de orde zijn gekomen:

  • -

    Het ontwerp van het project, waarbij gebruik is gemaakt van de provinciale handreiking Landschappelijke Inpassing.

  • -

    De invulling van financiële participatie. Het streven is erop gericht om in een project tot 50% lokaal eigendom te komen. Pas nadat inspanningen zijn verricht om lokaal eigendom te realiseren komen andere vormen van financiële participatie aan de orde. In het verslag moet de uiteindelijke keuze voor de vorm(en) van financiële participatie worden onderbouwd.

Het verslag laat tot slot zien dat in het proces tenminste de volgende stappen doorlopen zijn.

  • 1.

    Het maken van een omgevingsanalyse

    • -

      Aan de hand van de omgevingsanalyse bepaalt het bevoegd gezag samen met de initiatiefnemer het gebied waarbinnen omwonenden betrokken moeten worden.

  • 2.

    Het organiseren van een eerste participatiemoment met omwonenden

    • -

      Daarbij spant de initiatiefnemer zich in om alle omwonenden binnen het afgebakende gebied die mee willen doen de kans te geven dit te doen. Er is tijdens het participatiemoment in ieder geval aandacht voor de participatie-spelregels en het proces. Daarbij komt aan de orde: welke zeggenschap hebben omwonenden over ruimtelijke en landschappelijke inpassing en financiële participatie.

  • 3.

    Het opstellen van een participatieplan

    • -

      In het participatieplan legt de initiatiefnemer de afspraken met de belanghebbenden vast over hoe participatie in het proces vorm krijgt.