Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR645552
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR645552/1
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent handhaving wet kinderopvang (Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Midden-Delfland 2021)
Geldend van 01-01-2021 t/m heden
Intitulé
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent handhaving wet kinderopvang (Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Midden-Delfland 2021)Het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland,
gelet op:
- -
artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; en
- -
artikel 1.61, eerste lid, 1.65, eerste en vierde lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang;
besluit:
de ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Midden-Delfland 2021’ vast te stellen.
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1 – Toepassing
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.
Artikel 2 - Vormen van handhaving
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
- a.
informeel middel, zoals een (officieuze) waarschuwing;
- b.
een op herstel gerichte handhavingsmiddel, zoals een last onder bestuursdwang;
- c.
een bestraffende sanctie, zoals een bestuurlijke boete.
Artikel 3 – Kwaliteitseisen
-
1. De kwaliteitseisen, waaraan voldaan moet worden staan, genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving. Ze worden tevens expliciet in het door de toezichthouder opgestelde rapport genoemd.
-
2. De toezichthouder onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.
-
3. In deze beleidsregels wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.
-
4. In het afwegingsoverzicht, opgenomen in de bijlage van deze beleidsregels, worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete in geval van een overtreding.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Artikel 4 – Herstelmaatregelen
-
1. Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, een gastouderbureau, een voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en/of voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
-
2. Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:
- a.
stap 1: aanwijzing als bedoeld in artikel 1:65 Wet kinderopvang;
- b.
stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;
- c.
stap 3: exploitatieverbod als bedoeld in artikel 1:66, eerste lid, Wet kinderopvang;
- d.
stap 4: intrekken van de beschikking tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) als bedoeld in artikel 1:46 Wet kinderopvang.
- a.
-
3. Indien de aard en/of omvang van de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan daartoe aanleiding geeft en/of uit het gedrag van de overtreder kan worden afgeleid dat hij de overtreding niet binnen de in het zesde lid van dit artikel gestelde termijn kan of wil herstellen, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen, over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
-
4. Indien de aard van de overtreding en/of de omstandigheden waaronder deze is begaan en/of het gedrag van de overtreder daartoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om het herstellend handhavingstraject achterwege te laten en een informeel middel toe te passen om de overtreding binnen een door het college te bepalen termijn te doen beëindigen. Deze termijn kan afwijken van de termijnen die in het zesde lid van dit artikel zijn genoemd. Als de overtreding niet binnen de door het college gestelde termijn is beëindigd, start het college een herstellend handhavingstraject op.
-
5. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage bij deze beleidsregels is opgenomen.
-
6. Bij het geven van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:
- a.
prioriteit hoog: maximaal twee weken;
- b.
prioriteit gemiddeld: maximaal twee maanden;
- c.
prioriteit laag: maximaal zes maanden.
- a.
-
7. Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn, indien ervoor gekozen wordt om een last onder dwangsom/last onder bestuursdwang in te zetten;
-
8. In geval van bijzondere omstandigheden kan het college besluiten af te wijken van de duur van de in het zesde lid opgenomen hersteltermijnen.
Artikel 5 – Intrekking beschikking en verwijdering uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK)
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de vereisten van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang), als bedoeld in artikel 1:46, vijfde en zesde lid Wet kinderopvang, wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking als bedoeld in voornoemd artikel. Aansluitend wordt de registratie uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) verwijderd.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 - Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
-
a. Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij:
- a.
overtredingen met de prioriteit ‘hoog’, ‘gemiddeld’ of ‘laag’, zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;
- b.
exploitatie zonder toestemming, als bedoeld in artikel 1:46 Wet kinderopvang, van het college;
- c.
het niet onverwijld melden van een wijziging van de in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) opgenomen gegevens aan het college;
- d.
overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht, opgenomen in de bijlage bij deze beleidsregels, onder het kopje ‘overige overtredingen’.
- a.
Artikel 7 - Hoogte bestuurlijke boete
-
1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete, als bedoeld in artikel 1.72 lid 1 van de Wet kinderopvang, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is vermeld in het afwegingsoverzicht, opgenomen in de bijlage bij deze beleidsregels, gehanteerd.
-
2. In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang (VGO) dat het boetebedrag zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd.
Artikel 8 – Herhaalde overtredingen (recidive)
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
- a.
1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag, indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden, waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;
- b.
2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag, indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan, waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.
Artikel 9 – Matiging
-
1. Het college kan besluiten op grond van artikel 5:46 Awb om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat boetebelegging volgens deze beleidsregels handhaving Wet kinderopvang onevenredig is vanwege:
- a.
de ernst van de overtreding;
- b.
de mate van verwijtbaarheid;
- c.
de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan; of
- d.
de omstandigheden waarin de overtreder verkeert.
- a.
-
2. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang’ niet is voorzien.
Artikel 10 – Samenloop
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Artikel 11 – Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Midden-Delfland 2021’ en treden in werking op 1 januari 2021.
-
2. De ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Midden-Delfland 2014’ worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.
Ondertekening
Schipluiden, 27 oktober 2020,
Het college van Midden-Delfland,
Martien Born
Gemeentesecretaris
Arnoud Rodenburg
burgemeester
Bijlage: Afwegingsoverzicht kinderdagverblijf / buitenschoolse opvang / gastouderbureau / voorziening gastouderopvang
Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau in de zin van de wet |
Prioriteit |
Boetebedrag |
||
Exploitatie zonder toestemming college van B en W |
||||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||||
Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. bso, kdv artikel 1.1, eerste lid, jo. 1.49 Wet kinderopvang bso artikel 1 onder c kdv artikel 1 onder d |
Hoog |
€ 20.500,- (boete 4e categorie 1 ) |
||
GASTOUDERBUREAU |
||||
Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt. Artikel 1.1, eerste lid, jo. 1.49 Wet kinderopvang |
||||
GASTOUDEROPVANG |
||||
Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder. Artikel 1.1, eerste lid, jo. 1.49, Wet kinderopvang |
||||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||||
Artikel 1.45, derde lid, Wet kinderopvang Artikel 1.46, tweede lid, Wet kinderopvang |
||||
Onverwijld melden wijziging aan het college |
||||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||||
De houder van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening gastouderopvang meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen. Artikel 1.47, eerste lid, en 6 Wet kinderopvang; artikel 7, tweede, derde en vierde lid, Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang |
Hoog |
€ 2.000,- |
||
Inrichting administratie |
||||
KINDERDAGVERBLIJF, BUITENSCHOOLSE OPVANG, GASTOUDERBUREAU EN VOORZIENING GASTOUDEROPVANG |
||||
Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening gastouderopvang opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften. bso, kdv artikel 1.53 Wet kinderopvang, artikel 11, eerste en tweede lid, Regeling wet kinderopvang bso, gob, kdv artikel 11, eerste lid, Regeling Wet kinderopvang bso, kdv artikel 11, tweede lid, Regeling Wet kinderopvang gob artikel 1.56, zesde lid, Wet kinderopvang, artikel 11, eerste en derde lid, Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.500,-per ontbrekend stuk |
||
Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder bso en kdv artikel 1.52, eerste lid, Wet kinderopvang gob artikel 1.52, eerste lid, en 1.56, vierde lid, Wet kinderopvang |
||||
GASTOUDERBUREAU |
||||
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouders en van gastouderbureau aan gastouders artikel 1.56 Wet kinderopvang; artikel 11, derde lid, Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 1.500,- |
||
Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid artikel 7, vierde lid, Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- per voorziening voor gastouderopvang |
||
Naleving Kadervoorschriften |
||||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||||
Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. artikel 1.49, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang. |
|
Prioritering en boetebedrag aangegeven bij nadere regel volgend uit deze artikelen |
||
GASTOUDERBUREAU |
||||
Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:
artikel 1.49, vierde lid, Wet kinderopvang; artikel 1.56, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang. |
||||
GASTOUDEROPVANG |
||||
Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. artikel 1.49, derde lid, Wet kinderopvang; artikel 1.56b, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang |
Domein Pedagogisch Klimaat |
Prioriteit |
Boetebedrag |
|
Pedagogisch beleidsplan |
|||
KINDERDAGVERBLIJF EN BUITENSCHOOLSE OPVANG |
|||
Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.2 bso en kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang bso artikel 12, eerste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 3, eerste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 8.000,- |
|
GASTOUDERBUREAU |
|||
Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. artikelen 1.49, vierde lid, en 1.56, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 11, eerste lid, Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 11, eerste lid, Regeling kwaliteit kinderopvang |
|||
Inhoud pedagogisch beleidsplan |
|||
KINDERDAGVERBLIJF EN BUITENSCHOOLSE OPVANG |
|||
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde dagopvang en rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:
bso artikelen 11 en 12, tweede lid a, Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikelen 2 en 3, tweede lid a, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
|
Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige kwaliteitseisen. bso artikel 12, tweede lid b, c, d en e, en derde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 3, tweede lid b, c, d en e, en derde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
|||
GASTOUDERBUREAU |
|||
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de
artikelen 1.49, vierde lid, en 1.56 eerste en tweede lid Wet kinderopvang; artikel 11, eerste lid, Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 12a, eerste lid a, Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
|
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de overige kwaliteitseisen die aan een voorziening voor gastouderopvang worden gesteld, waaronder de leeftijdsopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen. artikel 12a, eerste lid b en c, Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
|||
Pedagogische praktijk |
|||
KINDERDAGVERBLIJF EN BUITENSCHOOLSE OPVANG |
|||
Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50 Wet kinderopvang bso artikel 12, eerste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 3, eerste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
|
GASTOUDERBUREAU |
|||
Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder. artikelen 1.49, vierde lid a, en 1.56, eerste lid, Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 3.000,- |
|
GASTOUDEROPVANG |
|||
De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld. artikel 1.56b, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
|
Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie3 |
|||
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen. artikel 1.50b, Wet kinderopvang; artikelen 2 en 5, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
Hoog |
€ 2.000,- |
|
Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig. artikel 3, eerste lid, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
|||
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. artikel 3, tweede lid, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
|||
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie. artikel 4, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; artikel 10c, Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.500,- |
|
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. artikel 4, vierde lid, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
€ 3.000,- niet aanwezig € 1.000,- niet actueel |
||
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. artikel 5, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
€ 1.000,- |
||
Inrichting administratie voorschoolse educatie |
|||
Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. artikel 11, tweede lid a, Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
Domein Personeel en Groepen |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Verklaring omtrent het gedrag / personenregister 4 |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
bso en kdv artikel 1.48d en 1.50, derde lid tot en met achtste lid Wet kinderopvang; gob artikel 1.48d en 1.56, derde lid, Wet kinderopvang; gastouder artikel 1.48d en 1.56d, derde lid, Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder dan 2 maanden is voor aanvang werkzaamheden |
bso en kdv artikel 1.50, vierde lid, Wet kinderopvang; gob artikel 1.56, derde lid, Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- per ontbrekende inschrijving € 2.000,- per ontbrekende koppeling |
Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht. artikel 1.57, Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- |
Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen |
||
KINDERDAGVERBLIJF EN BUITENSCHOOLSE OPVANG |
||
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en artikel 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang bso artikel 15, eerste en tweede lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; artikelen 9a, eerste en tweede lid, 9b, 9c, Regeling Wet kinderopvang; kdv artikel 6, eerste en tweede lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; artikelen 7, eerste, achtste en negende lid, Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- geen (juiste) beroepskwalificatie € 2.000,- geen (juiste) EHBO kwalificatie |
GASTOUDEROPVANG |
||
artikel 1.56b, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang artikel 13, Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en gastoudervoorzieningen artikelen 8, 10, 10a, 10b en 10d, Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 3.000,- Ad 1 € 2.000,- Ad 2 |
|
|
|
Passende beroepskwalificatie / Meertalige opvang |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG |
||
Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma artikel 15, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 4.000,- geen juiste kwalificatie |
Inrichting administratie beroepskwalificatie, getuigschrift, certificaat |
||
KINDERDAGVERBLIJF EN BUITENSCHOOLSE OPVANG |
||
Per voorziening is er een overzicht van alle werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. |
Gemiddeld |
€ 1.500,- |
GASTOUDERBUREAU |
||
Kopieën van getuigschriften en/of EVC bewijsstukken en certificaten Eerste hulp aan kinderen van gastouders |
Gemiddeld |
€ 1.500,- |
Opvang in groepen / Stabiliteitseisen |
||
KINDERDAGVERBLIJF EN BUITENSCHOOLSE OPVANG |
||
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang). bso, kdv artikelen 1.49, eerste lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang bso artikel 1.1, Wet kinderopvang; artikel 18, eerste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikelen 1 en 9, eerste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- |
Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang). Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.5 bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; bso artikel 18, tweede lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 9, tweede lid, en 10 Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2.000,- per kind teveel |
|
Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in een andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang). bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; bso artikel 18, vierde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 9, negende lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2.000,- per ontbrekende toestemming |
|
Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; bso artikel 18, vijfde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 9, elfde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.500,- |
KINDERDAGVERBLIJF |
||
Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen. artikelen 1.49, eerste en tweede lid, 1.50, eerste en tweede lid, en 1.54, eerste lid, Wet kinderopvang; artikel 9, derde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 2.000,- |
artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 9, vierde en vijfde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 1500,- |
|
Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 9, zesde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 1.500,- |
|
GASTOUDEROPVANG |
||
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar). De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend. artikel 1.49, derde lid, 1.56b, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 14, Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 13, Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 2.000,- |
Beroepskracht-kindratio |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
Minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een
Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden. bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; bso artikel 16, eerste, tweede, zevende en achtste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 7, eerste, tweede, zevende, achtste en negende lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht |
Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten. bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; bso artikel 16, derde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 7, derde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
||
Minder beroepskrachten inzetten
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; bso artikel 16, vierde, vijfde en zesde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 7, vierde, vijfde en zesde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2.500,- |
|
Gebruik voorgeschreven voertaal |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
Artikel 1.55, Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- |
Domein Veiligheid en gezondheid |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Veiligheids- en gezondheidsbeleid |
||
KINDERDAGVERBLIJF EN BUITENSCHOOLSE OPVANG |
||
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, 1.50, tweede lid, en 1.51, Wet kinderopvang; bso artikel 13, eerste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 4, eerste lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 8.000,- ontbreken beleid € 4.000,- niet ernaar handelen |
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, 1.50, tweede lid, en 1.51, Wet kinderopvang; bso artikel 13, tweede lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 4, tweede lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 4.000,- |
|
Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval de volgende elementen:
bso, kdv artikelen 1.49, eerste lid, 1.50, tweede lid, en 1.51 Wet kinderopvang; bso artikel 13, derde en vierde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 4, derde en vierde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2.000,- |
|
De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de dagopvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen. |
€ 2.000,- |
|
Inventarisatie veiligheids- en gezondheidsrisico’s |
||
GASTOUDERBUREAU |
||
artikel 1.49, vierde lid sub a, 1.56, eerste en tweede lid, en 1.56b, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 7, eerste, tweede en vijfde lid, Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11, derde lid, Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 8.000,- geen inventarisatie € 4.000,- >1 jaar, niet actueel € 2.000,- per niet beschreven thema |
De houder (bemiddelingsmedewerker) stelt jaarlijks samen met de gastouder een plan van aanpak op. artikel 1.49, vierde lid sub a, 1.56, eerste en tweede lid, en 1.56b, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 7, vijfde lid, Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
€ 8.000,- |
|
Bij elke voorziening voor gastouderopvang is een originele en door de bemiddelingsmedewerker en gastouder ondertekende versie van de risico-inventarisatie aanwezig. artikel 11, eerste lid, Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
€ 3.000,- |
|
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid. artikelen 1.49, vierde lid sub a, 1.56, eerste lid, en 1.56b, eerste lid, Wet kinderopvang; artikel 7, eerste lid, Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
€ 1.000,- per gastouder die er niet naar handelt |
|
GASTOUDEROPVANG |
||
|
Hoog |
€ 2.000,- |
|
€ 1.000,- |
|
Meldcode kindermishandeling |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de volgende elementen bevat: stappenplan; toebedeling van verantwoordelijkheden; aandacht voor bijzondere vormen van geweld; omgaan met vertrouwelijke gegevens. Kdv artikel 1.49, eerste lid, en 1.51a, eerste, tweede, derde en vijfde lid, Wet kinderopvang; artikel 5 Besluit kwaliteit kinderopvang; bso 1.49, eerste lid, en 1.51a, eerste, tweede, derde en vijfde lid, Wet kinderopvang; artikel 14 Besluit kwaliteit kinderopvang; gob artikel 1.49, vierde lid sub a, en artikel 1.51a, eerste, tweede, derde en vijfde lid Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 8.000,- |
bso, kdv artikel 1.49, eerste lid; 1.51a, vierde lid; 1.51b en 1.51c Wet kinderopvang; gob artikelen 1.49, vierde lid sub a; 1.51a, vierde lid; 1.51b en 1.51c Wet kinderopvang |
€ 2.000,- |
Domein Accommodatie en inrichting |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Binnen- en buitenruimte |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn
bso, kdv artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wet kinderopvang; bso artikel 19 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 10 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- |
BUITENSCHOOLSE OPVANG |
||
Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar. artikelen 1.49, eerste lid, en 1.50, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 19, tweede lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- < 2 m² te weinig € 3.000,- > 2 m² te weinig |
Artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; Artikel 19 derde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 1.000,- < 2 m² te weinig en overige eisen € 2.000,- > 2 m² te weinig |
|
KINDERDAGVERBLIJF |
||
artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wet kinderopvang; artikel 10 tweede lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- < 2 m² € 3.000,- > 2 m² te weinig |
Voor aanwezige kinderen tot de leeftijd van anderhalf jaar is in ieder geval een afzonderlijke slaapruimte aanwezig. artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wet kinderopvang; artikel 10 vierde lid Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2.500,- |
|
artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wet kinderopvang; artikel 10 derde lid, Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 1.000,- < 2 m² te weinig en overige eisen € 2.000,- > 2 m² te weinig |
|
Woning |
||
GASTOUDEROPVANG |
||
|
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij. artikelen 1.49 derde lid en 1.56b eerste en tweede lid Wet kinderopvang; artikel 15 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang artikel 14 eerste lid onder c en d Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 1.500,- |
Domein Ouderrecht |
Prioriteit |
Boetebedrag |
||
Informatie |
||||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||||
De houder informeert (vraag)ouders en eenieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid. bso artikel 1.50 eerste en tweede lid Wet kinderopvang; artikel 12 vierde lid Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 1.50 eerste en tweede Wet kinderopvang; artikel 3 vierde lid Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
||
bso, kdv artikel 1.54 eerste lid Wet kinderopvang gob artikel 1.54a |
||||
GASTOUDERBUREAU |
||||
bso, kdv artikel 1.54, tweede en derde lid Wet kinderopvang; gob artikel 1.54a, tweede en derde lid Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- |
||
Oudercommissie |
||||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||||
bso, gob, kdv artikel 1.58, eerste en tweede lid Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.500,- |
||
Binnen 6 maanden na de registratie in het LRKP heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58 lid 2 geen oudercommissie is ingesteld. |
||||
Samenstelling oudercommissie |
Laag |
€ 500,- |
||
Inhoud van reglement oudercommissie |
||||
Klachten en geschillen |
||||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||||
bso, kdv, gob artikel 1.57c, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 5 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang |
Laag |
€ 1.500,- |
||
Schriftelijk vastgelegde klachtenregeling ouders voldoet aan de gestelde eisen. bso, kdv, gob artikel 1.57b, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang |
€ 1.500,- geen informatie € 1.000,- informatie niet volledig |
|||
Openbaar Jaarverslag klachten ouders bso, kdv, gob, artikel 1.57b, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste en negende lid, Wet kinderopvang; artikel 11h, Regeling Wet kinderopvang |
€ 1.500,- geen jaarverslag of te laat |
|||
Houder handelt overeenkomstig de regeling Klachtenregeling wordt op passende wijze onder de aandacht van ouders gebracht Bso, kdv, gob, artikel 1.57b, derde lid, Wet kinderopvang |
€ 500,- |
|||
Inrichting administratie |
||||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||||
Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften. |
Gemiddeld |
€ 1.500,- per ontbrekend stuk bij een kindercentrum € 1.000,- per voorziening voor gastouderopvang |
||
GASTOUDERBUREAU |
||||
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouders en van gastouderbureau aan gastouders |
Hoog |
€ 1.500,- |
||
Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder |
Gemiddeld |
€ 1.000,- per voorziening voor gastouderopvang |
||
Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. |
Domein Kwaliteit gastouderbureau |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Kwaliteitscriteria gastouderbureau |
||
De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden. artikelen 1.49, vierde lid onder a en 1.56, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11b, eerste lid, Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 2.000,- per niet beoordeelde voorziening |
Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau, de houder draagt er zorg voor:
artikelen 1.49, vierde lid onder a; 1.55 en 1.56, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.250,- per voorschrift |
Zorgplicht gastouderbureau |
||
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling. artikelen 1.49, vierde lid onder a en 1.56, eerste en tweede lid, Wet kinderopvang; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11b, derde lid, Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- per gastouder met < 16 uur |
Gastouderbureau is telefonisch goed bereikbaar voor vraagouder en gastouder. |
Hoog |
€ 1.250,- |
Overige voorschriften welke niet nageleefd worden |
||
Schenden medewerkingsplicht Artikel 5:20, Algemene wet bestuursrecht; artikel 1.72 Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 4.100,- (boete tweede categorie) |
Niet opvolgen aanwijzing/bevel artikel 1.72, eerste lid, Wet kinderopvang |
€ 4.000,- |
|
Niet opvolgen exploitatieverbod Artikel 1.72, eerste lid, Wet kinderopvang |
€ 20.500,- (boete vierde categorie) |
|
Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs Artikel 1.72, eerste lid, Wet kinderopvang |
€ 4.000,- |
Toelichting
Algemene toelichting
Hoofdstuk 2 - Herstellend traject
In het herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65 lid 1, Wet kinderopvang)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat bij of krachtens artikel 1.47, eerste lid, en de artikelen 1.49 tot en met 1.59 Wet kinderopvang gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
- 1.
In een aanwijzing wordt gemotiveerd aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt kenbaar gemaakt welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
- 2.
In geval van een overtreding met de prioriteit ‘hoog’, bedraagt de hersteltermijn maximaal twee weken. Is er sprake van een overtreding met een ‘gemiddelde’ of ‘lage’ prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn respectievelijk maximaal twee maanden of maximaal zes maanden.
- 3.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap in het handhavingstraject ingezet.
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125 lid 2, Gemeentewet en artikel 5:21, 5:31d en 5:32, Algemene wet bestuursrecht)
De bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:31d en 5:32 Awb.
- 1.
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
- 2.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
- 3.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 Wet kinderopvang)
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Hiertoe kan het college in de volgende gevallen besluiten:
- 1.
de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;
- 2.
als een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.
Stap 4: verwijdering uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie (artikel 1.46 Wet kinderopvang, artikel 1.47a Wet kinderopvang en artikel 8 Besluit registers kinderopvang)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang kan verwijderen en de toestemming tot exploitatie kan intrekken. Hiertoe kan het college in de volgende gevallen besluiten:
- 1.
indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert;
- 2.
indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;
- 3.
indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangorganisatie niet daadwerkelijk is aangevangen.
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register en de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Het voortzetten van exploitatie leidt tot niet-geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 - Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die in het is verleden begaan. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, lid 1, Wet kinderopvang).
In de ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Midden-Delfland 2021’ is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
- 1.
Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit ‘hoog’, ‘gemiddeld’ of ‘laag’ gebruik kan maken van haar bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) op kan leggen.
- 2.
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.
- 3.
Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder het kopje ‘overige overtredingen’ dan kan het college eveneens een boete op.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 – Toepassing
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Artikel 2 – Vormen van handhaving
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
Artikel 3 – Kwaliteitseisen
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang moet worden voldaan, staan in desbetreffende wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Artikel 4 – Herstelmaatregel
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting, hoofdstuk 2.
Artikel 5 – Intrekking beschikking en verwijdering uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK)
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.
Artikel 6 – Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
Artikel 7 – Hoogte bestuurlijke boete Gebruik
Eerste lid
In de Wet kinderopvang is alleen het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de (minimale) hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een prioritering ‘hoog’ betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (‘gemiddeld’ of ‘laag’) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
Prioritering |
Boetebedrag |
Hoog |
€ 1.000,- tot € 8.000,- |
Gemiddeld |
€ 750,- tot € 3.000,- |
Laag |
Maximaal € 1.500,- |
Uitzonderingen hierop zijn:
- •
In geval van overtreding van de artikelen 1.45 en 1.66 Wet kinderopvang is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
- •
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Tweede lid
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Artikel 8 – Herhaalde overtredingen (recidive)
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.
In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding, verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Artikel 9 – Matiging
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Artikel 10 – Samenloop
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Artikel 11 – Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Noot
1https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-zijn-de-boetes-in-nederland; wetboek van strafrecht eerste boek artikel 23.
Noot
2In dit voorschrift staan twee kwaliteitseisen: beschikken over een pedagogisch beleidsplan en in de praktijk ernaar handelen.
Noot
3De beoordeling door de GGD van voorschoolse educatie vindt plaats indien deze door de gemeente wordt gesubsidieerd. Het
is niet gebruikelijk dat bij toekenning subsidie een bestraffende sanctie in de vorm van een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl