Regeling vervallen per 01-06-2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de subsidies op de normstellend bestuurlijke prioriteiten: Gendergelijkheid in Werk, Mannenemancipatie, Zichtbaarheid & Pride, Biculturele lhbtiq+, Antidiscriminatie, Inclusief Herdenken en Koloniaal verleden en doorwerking (Subsidieregeling diversiteit en inclusiviteit voor allianties Amsterdam 2021-2023)

Geldend van 01-02-2021 t/m 31-05-2023

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de subsidies op de normstellend bestuurlijke prioriteiten: Gendergelijkheid in Werk, Mannenemancipatie, Zichtbaarheid & Pride, Biculturele lhbtiq+, Antidiscriminatie, Inclusief Herdenken en Koloniaal verleden en doorwerking (Subsidieregeling diversiteit en inclusiviteit voor allianties Amsterdam 2021-2023)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op Gemeentewet, art 160 eerste lid , Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, artikel 3,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Subsidieregeling diversiteit en inclusiviteit voor allianties Amsterdam 2021-2023

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    alliantie: een samenwerkingsverband van minimaal 3 maatschappelijke organisaties;

  • b.

    bestuurlijke prioriteiten: de normstellende bestuurlijke prioriteiten van het college zoals vastgelegd in de beleidsbrief ‘Diversiteit en inclusiviteit’ van 18 december 2018;

  • c.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d.

    gendergelijkheid: gelijke behandeling, gelijke rechten en gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Nederlandse samenleving;

  • e.

    LHBTIQ+: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender personen, personen met een intersekse conditie, queer personen en anderen;

  • f.

    maatschappelijke organisatie: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk, die zich richt op de uitvoering van een of meer van de bestuurlijke prioriteiten;

  • g.

    overheadkosten: kosten, niet zijnde de kosten die direct verband houden met de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, in verband met de bedrijfsvoering, waaronder ook vallen de kosten voor het penvoerderschap;

  • h.

    penvoerder: een door de partijen van de alliantie aangewezen deelnemer, die mede namens hen , de subsidieaanvraag en aanvraag tot vaststelling indient en verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van de subsidiebeschikking;

  • i.

    raad: Gemeenteraad van Amsterdam;

  • j.

    regeling: Subsidieregeling diversiteit en inclusiviteit voor allianties Amsterdam 2021-2023;

  • k.

    samenwerkingsovereenkomst : een beschrijving van de wijze waarop elk van de aan de alliantie deelnemende maatschappelijke organisatie bijdraagt aan de werkzaamheden van de alliantie en van de wijze waarop de besluitvorming, de verdeling van taken en rollen en de financiering binnen de alliantie is geregeld.

  • l.

    theory of change: een beschrijving hoe de alliantie de bestuurlijke prioriteiten op lange en middellange termijn behaalt, waarbij zij zelf de tussentijdse te behalen doelen formuleren;

  • m.

    trackrecord: een beschrijving van de ervaring en de bereikte resultaten van de maatschappelijke organisatie, op het terrein van de bestuurlijke prioriteit, waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

  • 1. Deze subsidieregeling is van toepassing op de bestuurlijke prioriteiten zoals verwoord in de beleidsbrief ‘Diversiteit en inclusiviteit’ van 18 december 2018.

  • 2. Deze subsidieregeling heeft als doel het zo doeltreffend en doelmatig mogelijk organiseren van activiteiten die bijdragen aan het realiseren en uitvoeren van de bestuurlijke prioriteiten: Gendergelijkheid in Werk, Mannenemancipatie, Zichtbaarheid & Pride, Biculturele lhbtiq+, Antidiscriminatie, Inclusief Herdenken en Koloniaal verleden en doorwerking.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Het college kan voor de periode van 1 juni 2021 tot 1 juni 2023 aan zeven allianties een periodieke subsidie verlenen voor de uitvoering van activiteiten passend bij één van de volgende bestuurlijke prioriteiten;

  • a.

    het bevorderen van gendergelijkheid in werk;

  • b.

    het bevorderen van mannenemancipatie;

  • c.

    het bevorderen van zichtbaarheid en Pride;

  • d.

    het bevorderen van de emancipatie van de biculturele lhbtiq;

  • e.

    het tegengaan van discriminatie;

  • f.

    het bevorderen van inclusief herdenken;

  • g.

    Het bevorderen van het besef van het koloniaal verleden en de doorwerking daarvan.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 5 Subsidieplafond

Het college stelt per activiteit genoemd in artikel 4 een subsidieplafond vast.

Artikel 6 Beoordeling aanvragen

  • 1. Het college beoordeelt de subsidieaanvragen voorzover deze niet zijn geweigerd op grond van artikel 11 lid 1 tot en met 6.

  • 2. Ten behoeve van de beoordeling laat het college zich adviseren door een ambtelijke commissie. De ambtelijke commissie kan externe deskundigen betrekken.

  • 3. De aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • i.

      Trackrecord: de mate waarin de alliantie in dit document blijk geeft te beschikken over:

      • a)

        expertise en effectiviteit (maximaal 4 punten);

      • b)

        flexibiliteit en lerend vermogen ( maximaal 4 punten);

      • c)

        innovatiekracht (maximaal 4 punten);

      • d)

        deskundigheid en ervaring met betrekking tot het bereiken van kwetsbare doelgroepen (maximaal 4 punten);

      • e)

        deskundigheid en ervaring met betrekking tot inclusiviteit (maximaal 4 punten).

    • ii.

      Theory of change: de mate waarin uit dit document blijkt dat:

      • a)

        de visie van de alliantie op de bestuurlijke prioriteit – waaronder de door de alliantie uit te voeren activiteit valt – onderschrijft (maximaal 16 punten);

      • b)

        de door de alliantie geformuleerde tussentijds te bereiken doelen - voor de uitvoering van de activiteiten - passen bij de van toepassing zijnde bestuurlijke prioriteit (maximaal 16 punten);

      • c)

        de stappen waarmee de alliantie door middel van de uitvoering van de activiteiten de doelen van middellange en lange termijn van de op haar van toepassing zijnde bestuurlijke prioriteit wil bereiken, realistisch en haalbaar zijn (maximaal 16 punten);

      • d)

        er sprake is van een heldere probleemanalyse en een duidelijke omschrijving op welke aannames de verbanden tussen de doelen en de uit te voeren activiteiten gebaseerd zijn, en die zo mogelijk wetenschappelijk onderbouwd zijn (maximaal 20 punten);

      • e)

        er sprake is van heldere meetbare indicatoren waarop de door het college gewenste verandering kan worden gemonitord (maximaal 16 punten);

      • f)

        de risicoanalyse van de risico’s voor het realiseren van de (tussentijdse) doelen en de bestuurlijke prioriteit helder is (maximaal 16 punten).

    • iii.

      Activiteitenplan: de mate waarin uit dit document blijkt dat er sprake is van:

      • a)

        een actuele doorvertaling van de theory of change in een tactische operationele aanpak (maximaal 10 punten);

      • b)

        een verbinding tussen de uit te voeren activiteiten en de doelen uit de theory of change (maximaal 10 punten);

      • c)

        een verbinding tussen de uit te voeren activiteiten en de tussentijdse doelen die de alliantie in het kader van de theory of change heeft opgesteld voor de van toepassing zijnde bestuurlijke prioriteit (maximaal 10 punten);

      • d)

        Onderliggende analyse en aannames (maximaal 10 punten).

    • iv.

      Een begroting die aansluit bij het activiteitenplan. De begroting wordt op de volgende criteria getoetst:

      • a)

        de mate waarin de begroting realistisch en sluitend is en de opgevoerde kosten juist en redelijkheid zijn (maximaal 40 punten).

  • 4. Het maximale aantal punten dat op grond van lid 3 kan worden behaald is:

    • i.

      Aan het criterium genoemd in lid 4 onderdeel i kunnen maximaal 20 punten worden toegekend;

    • ii.

      Aan het criterium genoemd in lid 4 onderdeel ii kunnen maximaal 100 punten worden toegekend;

    • iii.

      Aan het criterium genoemd in lid 4 onderdeel iii kunnen maximaal 40 punten worden toegekend;

    • iv.

      Aan het criterium genoemd in lid 4 onderdeel iv kunnen maximaal 40 punten worden toegekend.

  • 5. Indien twee of meer allianties bij de beoordeling van de aanvragen voor dezelfde categorie activiteiten behorende bij een bestuurlijke prioriteit met een gelijk aantal punten de hoogste score bereiken, subsidieert het college de alliantie met de laagste overheadskosten in de begroting.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 7 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door de penvoerder van een alliantie.

Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • 1.

    Een trackrecord dat ten minste één en ten hoogste drie voorbeelden van activiteiten uit de laatste drie jaar van elk van de aan de alliantie deelnemende maatschappelijke organisaties bevat. Bij elk voorbeeld dient te worden ingegaan op de volgende onderwerpen:

    • i.

      expertise en effectiviteit;

    • ii.

      flexibiliteit en lerend vermogen;

    • iii.

      innovatiekracht;

    • iv.

      het bereiken van kwetsbare doelgroepen;

    • v.

      inclusiviteit.

  • 2.

    Een theory of change, die uit de volgende onderdelen bestaat:

    • i.

      de visie van de alliantie ten aanzien van de uitvoering van de te subsidiëren activiteiten in relatie tot de van toepassing zijnde bestuurlijke prioriteit;

    • ii.

      de door alliantie geformuleerde tussentijds te bereiken doelen voor de uitvoering van de activiteiten;

    • iii.

      een toelichting op de stappen waarmee de alliantie door middel van de uitvoering van de activiteiten de (tussentijdse) doelen van de op haar van toepassing zijnde bestuurlijke prioriteit wil bereiken;

    • iv.

      een probleemanalyse en op basis daarvan een onderbouwing van de te behalen (tussentijdse) doelen, die de alliantie met de uitvoering van de te subsidiëren activiteiten wil behalen, zo mogelijk wetenschappelijk onderbouwd;

    • v.

      meetbare indicatoren aan de hand waarvan de uitvoering van de activiteiten worden gemonitord;

    • vi.

      een risicoanalyse van de risico’s voor het realiseren van de bestuurlijke prioriteit en de manier waarop de risico’s ondervangen worden.

  • 3.

    Een activiteitenplan voor de periode 1 juni 2021 tot 1 juni 2022, dat aansluit bij de theory of change. Deze dient te bestaan uit:

    • i.

      een actuele doorvertaling van de theory of change in uit te voeren activiteiten;

    • ii.

      een verbinding tussen activiteiten en de doelen uit de theory of change;

    • iii.

      een verbinding tussen activiteiten en subdoelen;

    • iv.

      een onderliggende analyse en aannames.

  • 4.

    Een bij het activiteitenplan aansluitende begroting. Deze dient te bestaan uit:

    • i.

      Een begroting van de kosten van activiteiten inclusief overhead.

  • 5.

    De door de aan de alliantie deelnemende partijen afgesloten samenwerkingsovereenkomst met daarin onder andere opgenomen:

    • i.

      een bepaling waarin wordt afgesproken, dat elke afzonderlijke deelnemer jegens de andere deelnemers, in geval van wanprestatie, aansprakelijk is voor dat deel van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten dat volgens afspraak tussen de deelnemers door hem wordt verricht;

    • ii.

      een bepaling waaruit blijkt dat alle deelnemers instemmen met de penvoering, de inhoudelijke en financiële verantwoording door de penvoerder en waarin de penvoerder wordt gemachtigd om namens de deelnemers betalingen in ontvangst te nemen en eventuele (terug)betalingen te verrichten in het kader van eventuele terugvordering van subsidie(voorschotten);

    • iii.

      een toelichting op de volgende punten:

      • a)

        op welke wijze iedere partij bijdraagt aan het totaal van werkzaamheden van de alliantie;

      • b)

        op welke wijze iedere partij vanuit de eigen expertise de alliantie ondersteunt en versterkt;

      • c)

        op welke wijze overleg en besluitvorming binnen de alliantie plaatsvindt en op welke wijze de theory of change en activiteitenplannen tot stand komen danwel worden gewijzigd.

Artikel 9 Aanvraagtermijnen

  • 1. In afwijking van artikel 6 van de ASA wordt de aanvraag voor subsidie uiterlijk 31 maart 2021, ingediend bij het college.

  • 2. Het college kan gedurende de looptijd van de regeling, de regeling openstellen voor nieuwe aanvragen in het geval dat:

    • a.

      geen subsidie wordt verstrekt op grond van artikel 6;

    • b.

      artikel 12 wordt toegepast.

  • 3. Het college deelt het opnieuw openstellen van de regeling mee in het gemeenteblad via https://officiëlebekendmakingen.nl.

Artikel 10 Beslistermijn

In afwijking van artikel 8 van de ASA beslist het college op een aanvraag voor subsidie voor 1 juni 2021. Het college kan deze termijn éénmaal met acht weken verlengen.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 11 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9 van de ASA weigert het college de subsidie als:

  • 1.

    het trackrecord niet voldoet aan of onvoldoende blijk geeft van de criteria zoals genoemd in artikel 6, lid 3 onder i;

  • 2.

    de theory of change naar het oordeel van het college onvoldoende kennis bevat of inzicht geeft in hoe een maatschappelijke verandering bewerkstelligd gaat worden, en derhalve naar het oordeel van het college onvoldoende bijdraagt aan het realiseren van de doelen waarvoor het college een subsidie verleent;

  • 3.

    voor ieder criterium minder dan de helft van het aantal te behalen punten als genoemd in artikel 6, lid 4 zijn behaald;

  • 4.

    de kosten van de penvoerder meer dan 15% van de totale kosten bedragen;

  • 5.

    er voor uitvoering van de activiteiten meer uren, of een hogere prijs per uur wordt gerekend dan die door het college redelijk wordt geacht;

  • 6.

    de samenwerkingsovereenkomst niet alle elementen bevat, zoals voorgeschreven in deze regeling of de samenwerkingsovereenkomst naar het oordeel van het college onvoldoende basis biedt voor de rechtmatige en doelmatige uitvoering van activiteiten.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie aan een alliantie

Artikel 12 Verlening onder ontbindende voorwaarden

Het college verleent de subsidie aan een alliantie onder de ontbindende voorwaarden dat:

  • 1.

    de samenwerkingsovereenkomst van een alliantie wordt beëindigd;

  • 2.

    een alliantie zodanig wordt gewijzigd dat de activiteiten uit het activiteitenplan naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling en/of niet in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid; of

  • 3.

    de geschiktheid van de alliantie zodanig wijzigt dat dit naar de beoordeling van het college geen solide basis vormt om de rechtmatigheid of doelmatigheid van de verstrekte subsidie te waarborgen.

Hoofdstuk 6 Verlening onder opschortende voorwaarde van voldoende middelen op de begroting

Artikel 13 Begrotingsvoorbehoud

De subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat er voldoende middelen voor de uitvoering van de subsidieregeling diversiteit en inclusie voor allianties Amsterdam 2021-2023 op de door de gemeenteraad vast te stellen begroting worden opgenomen.

Hoofdstuk 7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 14 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Naast de verplichtingen op grond van artikel 10, 11 en 12 van de ASA, zijn aan de subsidieverlening de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      het op uiterlijk 31 maart 2022 indienen van een activiteitenplan voor uitvoering van activiteiten voor de periode 1 juni 2022 tot 1 juni 2023 en een daarbij aansluitende de begroting.

Hoofdstuk 8 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 15 Verantwoording

In aanvulling op artikel 15 van de ASA geldt de verplichting dat bij de aanvraag om vaststelling na afloop van het gesubsidieerde tijdvak, een financiële verantwoording wordt overlegd met een gelijke indeling als de bij de aanvraag om een subsidieverlening ingediende begroting.

Artikel 16 Intrekking en terugvordering

Als een subsidie die is verstrekt aan een alliantie (gedeeltelijk) wordt gewijzigd, ingetrokken of lager wordt vastgesteld, dan kan het college de alsdan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en -voorschotten niet alleen terugvorderen bij de subsidieontvangers, zijnde de deelnemers aan het samenwerkingsverband, maar ook in zijn geheel bij de penvoerder.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 februari 2021.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juni 2023.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling diversiteit en inclusiviteit voor allianties Amsterdam 2021-2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 6 oktober 2020.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting bij de subsidieregeling

Deze toelichting maakt integraal onderdeel uit van de Subsidieregeling diversiteit en inclusiviteit voor allianties Amsterdam 2021 (verder de Subsidieregeling). Deze toelichting valt uiteen in twee delen:

In het Algemene deel van de toelichting wordt ingegaan op:

  • de relatie met de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) alsmede

  • het beoogde doel van deze subsidieregeling. Wat wil de gemeente Amsterdam bereiken met deze regeling?

In het tweede deel ervan wordt een toelichting gegeven op de diverse artikelen van deze regeling en hoe deze geïnterpreteerd moeten worden. Daarbij zal specifiek aandacht worden besteed aan de vraag waarom er in een bepaald artikel sprake is van aanvulling op of afwijking van een bepaling in de ASA.

1.Algemene Toelichting

Relatie met de ASA

Het subsidierecht is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemeente Amsterdam heeft dit nader geregeld in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) waarin onder andere staat dat het college binnen de kaders van de gemeentebegroting nadere subsidieregelingen kan vaststellen.

De grondslag voor deze Subsidieregeling diversiteit en inclusiviteit voor allianties Amsterdam is derhalve gelegen in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.

In deze subsidieregeling worden bepalingen uit de ASA niet herhaald. Er wordt alleen aangegeven waar van de ASA wordt afgeweken of waar wordt aangevuld op hetgeen in de ASA is bepaald.

2.Artikelsgewijze toelichting

In het artikelsgewijze deel wordt per bepaling aandacht besteed aan de vraag of bij die specifieke bepaling sprake is van een aanvulling op of een afwijking van de ASA. Uiteraard wordt dan ook de (reden voor de) aanvulling of afwijking toegelicht.

Artikel 1 Begripsomschrijving

Lid b bestuurlijke prioriteiten

In de beleidsbrief ‘Diversiteit en Inclusiviteit’ van 18 december 2018 zijn de volgende bestuurlijke prioriteiten vastgelegd:

  • gendergelijkheid in werk: hieronder wordt verstaan het bevorderen van gendergelijkheid in werk, met als doel dat de economische zelfstandigheid van Amsterdamse vrouwen duurzaam is toegenomen;

  • mannenemancipatie: hieronder wordt verstaan het doorbreken en bespreken van traditionele rolpatronen en processen die mannen en vrouwen belemmeren in hun keuzevrijheid en gelijkwaardigheid, en de ongewenste effecten hiervan (zoals een scheve verdeling tussen werk- en zorgtaken en onveiligheid voor vrouwen);

  • zichtbaarheid en Pride: hieronder wordt verstaan het verhogen van de sociale acceptatie en zichtbaarheid van lhbtiq+ personen in Amsterdam. Dit is een doorlopende inspanning, met als hoogtepunt van het jaar de Pride week;

  • biculturele lhbtiq+: hieronder wordt verstaan het verhogen van emancipatie en sociale acceptatie van biculturele lhbtiq+ personen. Het doel is dat biculturele lhbtiq+’ers zich gesterkt voelen om op hun eigen manier een stap te zetten in hun emancipatieproces;

  • antidiscriminatie: hieronder wordt verstaan het tegengaan van discriminatie. Het doel is dat de ervaren discriminatie onder Amsterdammers is afgenomen en dat de handelingsperspectieven van Amsterdammers die discriminatie ervaren zijn vergroot;

  • inclusief herdenken: hieronder wordt verstaan het bevorderen van inclusief herdenken. Het doel is dat Amsterdammers zich in 2025 herkennen in wat, wie, en hoe we herdenken. Het betreft dus zowel de visie op het samen herdenken en vieren (wat, wie, waarom) als de praktijk (hoe);

  • koloniaal verleden en doorwerking hieronder wordt verstaan het vergroten van kennis van Amsterdammers over hoe de koloniale geschiedenis effect heeft op/doorwerkt in het dagelijks leven van Amsterdammers.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

Deze regeling is niet van toepassing inzake aanvragen voor een subsidie ten behoeve van de onderwerpen inclusie en diversiteit op grond van de Subsidieregeling Sociale Basis 2020-2023 en de kadernota “Samen Vooruit”.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

De gemeente Amsterdam heeft zich een grote opgave gesteld op het gebied van diversiteit en inclusiviteit. Om die opgave beter het hoofd te bieden, wordt het instrumentarium waarmee maatschappelijke organisaties worden ondersteund opnieuw vormgegeven. Op die manier kan de gemeente organisaties doelmatiger, weldoordachter en strategischer activeren, zodat zij bijdragen aan het Diversiteitsbeleid van de gemeente. Deze subsidieregeling vormt de kern van het nieuwe instrumentarium. Met behulp van deze regeling willen we op een nieuwe manier gaan werken met maatschappelijke organisaties:

  • We benutten het veld strategisch: Het is van belang dat het veld activiteiten onderneemt die daadwerkelijk invulling geven aan de bestuurlijke doelen op het terrein van diversiteit en inclusie.

  • We sturen op outcome: We sturen met het nieuwe kader niet meer op activiteiten, maar in plaats daarvan zetten we een stip aan de horizon waar we met elkaar naartoe willen werken. Zo werken we resultaatgericht.

  • We stimuleren synergie in het veld: Wanneer het veld meer en kwalitatief beter samenwerkt, ontstaat een samenhang tussen activiteiten van verschillende partijen die bijdragen aan de realisatie van het diversiteitsbeleid. Zo zorgen we dat het veld minder versplinterd werkt.

  • We bieden meerjarige zekerheid voor het veld: De nieuwe instrumenten maken het mogelijk om partijen meerjarige zekerheid te bieden om vanuit een eigen aanpak bij de stip op de horizon te komen.

Om bij de uitvoering vinger aan de pols te houden, wordt de subsidie in twee gelijke delen van een jaar verleend. Voorafgaand aan het tweede jaar is de subsidieontvanger verplicht een bijgesteld activiteitenplan inclusief bijbehorende begroting in te dienen.

Artikel 4 onder a

Gendergelijkheid in werk: hieronder wordt verstaan het bevorderen van gendergelijkheid in werk, met als doel dat de economische zelfstandigheid van Amsterdamse vrouwen duurzaam is toegenomen. Bij het bevorderen van gendergelijkheid in werk denken wij aan de volgende resultaten:

  • Traditionele rolpatronen en processen die vrouwen belemmeren in hun keuzevrijheid en gelijkwaardigheid, en de ongewenste effecten hiervan (zoals een scheve verdeling tussen werk- en zorgtaken en financiële afhankelijkheid van vrouwen) worden besproken en doorbroken.

  • De vaardigheden van vrouwen uit doelgroepen die extra ondersteuning nodig hebben worden vergroot. Hierbij kan gedacht worden aan niet- of praktisch opgeleide vrouwen, laaggeletterde vrouwen, vrouwen met een migratieachtergrond, alleenstaande moeders, vrouwen in een (bijstand)uitkeringssituatie. Zij zijn geëquipeerd met vaardigheden en kennis die hen in staat stellen te participeren op de arbeidsmarkt, of om vervolgstappen te zetten.

Artikel 4 onder b

Mannenemancipatie: hieronder wordt verstaan het doorbreken en bespreken van traditionele rolpatronen en processen die mannen en vrouwen belemmeren in hun keuzevrijheid en gelijkwaardigheid, en de ongewenste effecten hiervan (zoals een scheve verdeling tussen werk- en zorgtaken en onveiligheid voor vrouwen).

Bij mannenemancipatie denken wij aan de volgende resultaten:

  • Kennisuitwisseling over mannenemancipatie is vergroot, in het publieke debat maar ook onder groepen die niet vanzelfsprekend met dit thema bezig zijn (bijvoorbeeld partijen die zich bezighouden met jongens en mannen maar weinig met emancipatie, of juist met meisjes en vrouwen maar weinig met de rol van jongens en mannen).

  • Traditionele opvattingen over mannelijkheid worden doorbroken.

  • De keuzevrijheid voor mannen is vergroot op het gebied van werk, zorg, familie en opvoeding.

  • Mannen én vrouwen zijn zich meer bewust van de scheve verdeling in zorgtaken, en dragen bij aan een eerlijker zorg-werkverdeling binnen gezinnen. Zowel mannen als vrouwen voelen zich vrij in hun keuze om werk en zorgtaken eerlijk te verdelen binnen een relatie.

Artikel 4, onder c

Zichtbaarheid en Pride: hieronder wordt verstaan het verhogen van de sociale acceptatie en zichtbaarheid van lhbtiq+ personen in Amsterdam. Dit is een doorlopende inspanning, met als hoogtepunt van het jaar de Pride week.

Bij zichtbaarheid en Pride denken wij aan de volgende resultaten:

  • De zichtbaarheid van lhbtiq+ personen is vergroot via de Pride en de inzet van rolmodellen, in het bijzonder van de meest kwetsbare personen, zoals transpersonen en biculturele lhbtiq+ers.

  • De activiteiten tijdens de Pride vergroten de sociale acceptatie van lhbtiq+ personen buiten de eigen gemeenschappen, in het bijzonder van de meest kwetsbare personen zoals transpersonen en biculturele lhbtiq+.

  • De activiteiten tijdens de Pride dragen bij aan een meer inclusieve lhbtiq+ gemeenschap.

Artikel 4, onder d

Biculturele lhbtiq+: hieronder wordt verstaan het verhogen van emancipatie en sociale acceptatie van biculturele lhbtiq+ personen. Het doel is dat biculturele lhbtiq+’ers zich gesterkt voelen om op hun eigen manier een stap te zetten in hun emancipatieproces.

Bij biculturele lhbtiq+ denken wij aan de volgende resultaten:

  • Bi-culturele lhbtiq+ers worden geaccepteerd door hun ouders en hun directe omgeving.

  • De zichtbaarheid van biculturele lhbtiq+ers is vergroot, bijvoorbeeld via de inzet van rolmodellen.

  • De empowerment van biculturele lhbtiq+ers is vergroot: biculturele lhbtiq+ers voelen zich gesteund (binnen en buiten de eigen gemeenschap), biculturele lhbtiq+ers voelen zich veilig en gesterkt om een stap te maken in hun emancipatieproces en biculturele lhbtiq+ers weten elkaar te vinden via ontmoetingsplaatsen.

Artikel 4, onder e

Antidiscriminatie: hieronder wordt verstaan het tegengaan van discriminatie. Het doel is dat de ervaren discriminatie onder Amsterdammers is afgenomen en dat de handelingsperspectieven van Amsterdammers die discriminatie ervaren zijn vergroot.

Bij antidiscriminatie denken wij aan de volgende resultaten:

  • De meldingsbereidheid is verhoogd.

  • Amsterdammers weten waar ze terecht kunnen wanneer zij discriminatie ervaren.

  • De handelingsperspectieven van mensen die discriminatie ervaren zijn vergroot, minstens in het geval van antizwart racisme, antisemitisme, moslimdiscriminatie en discriminatie tegen lhbtiq+ers.

  • Samenwerking tussen de verschillende organisaties is versterkt.

Artikel 4, onder f

Inclusief herdenken: hieronder wordt verstaan het bevorderen van inclusief herdenken. Het doel is dat Amsterdammers zich in 2025 herkennen in wat, wie, en hoe we herdenken. Het betreft dus zowel de visie op het samen herdenken en vieren (wat, wie, waarom) als de praktijk (hoe)

Bij inclusief herdenken denken wij aan de volgende resultaten:

  • Bestaande herdenkingen en vieringen zijn inclusiever geworden, alle groepen Amsterdammers samen herkennen zich in de herdenkingen. Enerzijds door verbreding van de inhoud, anderzijds door de verbinding van netwerken. En waarbij herdenkingen die op dat inclusieve karakter het accent leggen worden gestimuleerd.

  • Herdenken in Amsterdam krijgt continuïteit en houdt haar verbindende rol in de toekomst, omdat het breed wordt gedragen door de Amsterdammers.

  • Er zijn nieuwe verhalen en iconen boven gekomen, die met een breed Amsterdams publiek gedeeld worden en onderdeel gaan uitmaken van het collectieve geheugen en Amsterdamse identiteit.

  • De verhalen achter historische figuren in de publieke ruimte (straten, pleinen, beelden etc.) zijn bij een breder publiek bekend.

Artikel 4, onder g

Koloniaal verleden en doorwerking: hieronder wordt verstaan het vergroten van kennis van Amsterdammers over hoe de koloniale geschiedenis effect heeft op/doorwerkt in het dagelijks leven van Amsterdammers.

Bij koloniaal verleden en doorwerking denken wij aan de volgende resultaten:

  • Zichtbaar maken hoe de koloniale geschiedenis doorwerkt in het heden en in de levens van Amsterdammers.

  • Bijdragen aan identiteitsvorming en empowerment.

  • De verbinding leggen met educatie.

  • Nieuwe verhalen over het erfgoed uit het koloniaal verleden.

Artikel 6 Beoordeling aanvragen

Artikel 6, lid 3 onder i

Trackrecord wordt aan de hand van de volgende criteria getoetst:

  • a)

    Naarmate het trackrecord meer blijk geeft van expertise op de bestuurlijke prioriteiten waar subsidie voor wordt gevraagd en van een effectieve aanpak om verandering op dit thema te realiseren, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • b)

    Naarmate het trackrecord meer blijk geeft van het vermogen om flexibel te werken en geleerde lessen te gebruiken om processen bij te stellen of keuzes aan te passen, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • c)

    Naarmate het trackrecord meer blijk geeft van de ontwikkeling van nieuwe interventies of een nieuwe manier van werken, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • d)

    Naarmate het trackrecord meer blijkt geeft het vermogen om met de aanpak kwetsbare doelgroepen te bereiken, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • e)

    Naarmate het trackrecord meer blijk geeft van een aanpak die gericht is op het bevorderen van inclusiviteit – ook binnen de eigen organisatie – op in ieder geval herkomst, religie, beperking, seksuele oriëntatie of gender, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

Artikel 6, lid 3 onder ii

Theory of change wordt aan de hand van de volgende criteria getoetst:

  • a)

    Naarmate de theory of change meer blijk geeft dat de visie van de alliantie de bestuurlijke prioriteit waaronder de door haar uit te voeren activiteiten valt, onderschrijft, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • b)

    Naarmate de theory of change meer blijk geeft van een meer expliciete verbindingen van de door alliantie voor de uitvoering van de activiteiten geformuleerde tussentijds te bereiken doelen passen bij de van toepassing zijnde bestuurlijke prioriteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • c)

    Naarmate de theory of change meer blijk geeft van heldere stappen om de doelen te bereiken en een meer expliciete verbinding legt tussen de stappen en de doelen waarvoor subsidie wordt gevraagd, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • d)

    Naarmate de theory of change meer blijk geeft van een heldere probleemanalyse en een duidelijke omschrijving op welke aannames de verbanden tussen de doelen en de uit te voeren activiteiten gebaseerd zijn, en die zo mogelijk wetenschappelijk onderbouwd zijn, wordt de aanvraag hoger gewaardeerd.

  • e)

    Naarmate de theory of change meer blijk geeft van heldere meetbare indicatoren waarop de door het college gewenste verandering kan worden gemonitord (in termen van output en outcome), wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • f)

    Naarmate de theory of change meer blijk geeft van een goed inzicht in de risico’s voor het realiseren van de bestuurlijke prioriteit en de manier waarop de risico’s ondervangen worden, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd. Hierbij denken wij aan de risico’s op het gebied van:

    • Uitvoerbaarheid van de werkzaamheden (ook gelet op Covid 19)

    • De individuele organisaties

    • De samenwerking

    • Financieel

    • Maatschappelijke ontwikkelingen (relevant voor het beleidsterrein)

    • Relatie tussen doelen en activiteiten

Artikel 6, lid 3 onder iii

Het activiteitenplan wordt aan de hand van de volgende criteria getoetst:

  • a)

    Naarmate het activiteitenplan meer blijk geeft van een actuele en consistente doorvertaling van de strategische aanpak, zoals beschreven in de theory of change, in een tactisch operationele aanpak, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • b)

    Naarmate het activiteitenplan van een meer expliciete verbindingen legt tussen de activiteiten en de doelen uit de theory of change, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • c)

    Naarmate het activiteitenplan een meer expliciete verbindingen legt tussen de uit te voeren activiteiten en de middellande termijn doelen van de van toepassing zijnde bestuurlijke prioriteit, wordt de aanvraag op dit criterium hoger gewaardeerd.

  • d)

    Naarmate het activiteitenplan meer verduidelijkt waarom de activiteiten leiden tot de doelen uit de theory of change, en de aannames zo mogelijk wetenschappelijk onderbouwd zijn, wordt de aanvraag hoger gewaardeerd.

Artikel 6, lid 3 onder iv

De begroting wordt getoetst op de mate waarin de begroting realistisch en sluitend is en de opgevoerde kosten juist en redelijkheid zijn.

Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Standaard wordt gevraagd bij een aanvraag in te dienen een activiteitenplan met bij behorende begroting. Omwille van de volledigheid zijn de beide documenten alsnog in de regeling opgenomen als bij de aanvraag in te dienen met daarbij vermeld met daarbij een aanwijzing op de inhoud, die van belang is voor het beoordelen van de aanvraag.

Artikel 8 lid 3

Vanwege de nieuwe manier van werken wordt de subsidie in twee gelijke delen van een jaar verleend. De eerste periode loopt van 1 juni 2021 tot en met 31 mei 2022, de tweede periode van 1 juni 2022 tot en met 31 mei 2023. De aanvrager wordt daarom gevraagd om bij de indiening een activiteitenplan in te dienen die ziet op de eerste periode. Indien subsidie wordt verleend rust op de ontvanger de verplichting om vooraf gaand aan het tweede jaar een bijgesteld activiteitenplan inclusief bijbehorende begroting in te dienen.

Artikel 8 lid 4

Uit de begroting moet duidelijk blijken welke verwachte kosten per activiteit gemaakt gaan worden.

Artikel 10 Beslistermijn

Aanvragen in het kader van de subsidieregeling kunnen worden ingediend via https://www.amsterdam.nl/subsidies/subsidies-onderwerp/.

Artikel 12 Verlening onder ontbindende voorwaarde

Als de aanvraag aan een alliantie wordt toegekend, vindt deze toekenning plaats onder de ontbindende voorwaarde zoals genoemd in de regeling. Ontbindend betekent dat het recht op subsidie op termijn kan komen te vervallen, als niet tijdig aan de voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 14 Aanvullende verplichtingen

De eerste periode loopt van 1 juni 2021 tot en met 31 mei 2022, de tweede periode van 1 juni 2022 tot en met 31 mei 2023. De aanvrager wordt daarom gevraagd om bij de indiening een activiteitenplan in te dienen die ziet op de eerste periode. Indien subsidie wordt verleend rust op de ontvanger de verplichting om vooraf gaand aan het tweede jaar een bijgesteld activiteitenplan inclusief bijbehorende begroting in te dienen.