Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregels Huishoudelijke Ondersteuning gemeente Aalten 2020

Geldend van 03-11-2020 t/m 31-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2020

Intitulé

Beleidsregels Huishoudelijke Ondersteuning gemeente Aalten 2020

Het College van Burgemeester en Wethouders,

gelet op artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1.2.1, 2.3.2 en 2.3.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 2.3.2, 4.1 en 4.2.2 van de verordening Sociaal Domein gemeente Aalten 2020;

overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen, waarin nadere invulling wordt gegeven aan het begrip en uitvoering van de Huishoudelijke Ondersteuning;

Besluit:

vast te stellen de Beleidsregels Huishoudelijke Ondersteuning gemeente Aalten 2020,

met terugwerkende kracht per 1 juli 2020.

In te trekken:

Het gedeelte van de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalten 2017, voor zover deze betrekking hebben op de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning, de paragrafen 3.3 3.8 1e alinea, 4,1, 4.3, 4.4, 4.5 en bijlage 1 normensysteem.

Vastgesteld op 10 september 2020 in de vergadering van College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Aalten,

Inhoudsopgave

Inleiding

Hoofdstuk 1 Definities

Hoofdstuk 2 Afwegingskader

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten voor Huishoudelijke Ondersteuning

Hoofdstuk 4 Toelichting op het normenkader Huishoudelijk Ondersteuning

Hoofdstuk 5 Normenkader

Hoofdstuk 6 Verantwoording

Inleiding

Op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) ondersteunt de gemeente Aalten de inwoners bij het zo lang mogelijke zelfstandig functioneren en participeren in de maatschappij. Een van die maatwerkvoorzieningen die hiervoor kan worden ingezet is de Huishoudelijke Ondersteuning (HO). De HO wordt ingezet als inwoners niet meer op eigen kracht of met behulp van hun sociaal netwerk hun huis schoon en leefbaar kunnen houden. De huishoudelijke taken worden dan overgenomen door een hulp. Hiermee wordt dan het resultaat schoon en leefbaar huis bereikt. (artikel 2.1.1 Wmo 2015) Onder schoon en leefbaar huis wordt verstaan dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, keuken sanitaire ruimte , de gang en van een daadwerkelijke gebruikte slaapkamer. Het huis dient zodanig schoon en leefbaar te zijn dat er geen vervuiling kan plaatsvinden en gezondheidsrisico’s worden voorkomen, om zo een aanvaardbaar basisniveau van een schoon en leefbaar huis wordt gerealiseerd. Dit betekent dat niet alle woonruimten wekelijks schoongemaakt moeten worden.

We maken een onderscheid tussen Huishoudelijke Ondersteuning (HO) 1 en 2. Huishoudelijke Ondersteuning 1 voorziet in eenvoudige huishoudelijke (schoonmaak)werkzaamheden. Naast die werkzaamheden is er bij HO 2 mede sprake van ondersteuning in de vorm van regievoering bij het huishouden. Van dit laatste is sprake als iemand geen of onvoldoende regie over het voeren van een eigen huishouden, en er geen sociaal netwerk aanwezig is die op adequate wijze regie kan voeren.

De kernwaarden van de gemeente Aalten voor het sociaal domein, beschreven in de verordening sociaal domein, en daarmee een schoon en leefbaar huis staan hierbij nog steeds overeind: de inwoner is zelfverantwoordelijk voor het voeren van een eigen huishouden, eigen kracht en hulp vanuit het sociale netwerk als basis, er is aandacht voor preventie, een integrale aanpak, dienstverlening zo dicht mogelijk bij huis, één loket, een maatwerkvoorziening waar nodig met de gemeente als regisseur en financier.

Centraal staan het belang van het voeren van een keukentafel gesprek en het doen van een zorgvuldig onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inwoner en de zorgvuldige weergave van het gesprek in een verslag.

Om te komen tot een goede afweging en of beoordeling is het van belang om een duidelijk, deskundig onafhankelijk en objectief normenkader Huishoudelijke Ondersteuning te hebben. Het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 van bureau HHM voldoet hieraan.

Hoofdstuk 1 Definities

Huishoudelijke Ondersteuning

Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die 'niet in staat zijn zelfstandig een gestructureerd huishouden te voeren' (artikel 1.1.1 Wmo 2015 en artikel 2.1.1 Wmo 2015). In de Wmo 2015 is geen concrete definitie gegeven van een gestructureerd huishouden.

We maken een onderscheid tussen Huishoudelijke Ondersteuning (HO)1 en Huishoudelijke Ondersteuning 2.

HO 1 voorziet in eenvoudige huishoudelijke (schoonmaak)werkzaamheden. Naast die werkzaamheden is er bij HO 2 sprake van ondersteuning in de vorm van regievoering over het huishouden. Van dit laatste is sprake als iemand geen of onvoldoende regie over het eigen huishouden kan voeren en er geen sociaal netwerk of andere hulpverlening aanwezig is die op adequate wijze regie kan voeren.

Schoon en leefbaar huis

Een ieder kan wonen in een huis dat schoon en leefbaar is. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen; men moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en de daartoe leidende gang/trap. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar geven.

Basisactiviteiten

Hierbij gaat het om uitvoering van huishoudelijke werkzaamheden waarbij de inwoner zelf, of met behulp van het sociaal netwerk, de regie voert. De inwoner kan zelf (of met behulp van het sociaal netwerk) aangeven wat er moet gebeuren. Taken die onder deze vorm van huishoudelijke ondersteuning vallen zijn voor zover als nodig, afnemen nat en droog, stofzuigen en dweilen, bed verschonen, keuken en sanitair schoonmaken, opruimen.

Indirecte tijd

Dit is de tijd die de hulpen per bezoek besteden aan aankomst en vertrek, administratie bij de cliënt, sociale interactie met de cliënt en het pakken en opruimen van schoonmaakspullen. Deze tijd maakt standaard onderdeel uit van de integrale normtijd bij het onderdeel schoon en leefbaar houden van het huis. Bij indirecte tijd gaat het om tijd dat de hulp in de woning van de cliënt aanwezig is, het gaat dus niet om reistijd of niet-cliëntgebonden tijd.

Aanvullende activiteiten

Maaltijdverzorging

Het gaat om het klaarzetten van de broodmaaltijd(en) en het opwarmen van de warme maaltijd. Bij hoge uitzondering kan sprake zijn van het bereiden van de warme maaltijd. Het aansporen tot het nuttigen van een maaltijd valt niet onder de huishoudelijke ondersteuning maar onder persoonlijke verzorging of valt onder de

zorgverzekeringwet.

De wasverzorging

Iedere inwoner dient te kunnen beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding evenals schoon en gedroogd textiel (handdoeken en beddengoed). Ondersteuning bestaat uit wassen en strijken. Het strijken van kleding betreft alleen bovenkleding en alleen het aantal stuks dat redelijkerwijs verwacht mag worden en maatschappelijk aanvaardbaar is.

Boodschappen

Dit heeft betrekking op boodschappen die nodig zijn voor de dagelijkse levensbehoeften. Hieronder vallen levensmiddelen, toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. De boodschappendienst is een voorliggende voorziening.

Verzorging van minderjarige kinderen

Het gaat om verzorging van gezonde kinderen die tot het gezin behoren. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor de zorg voor kinderen. Zijn ouders hier niet volledig toe in staat, dan kan de gemeente tijdelijke ondersteuning (niet: volledige overname) bieden totdat een andere oplossing gevonden is. Het gaat om dagelijkse, gebruikelijke ondersteuning van gezonde kinderen in geval van ontwrichting of calamiteiten. Het betreft activiteiten als wassen en aankleden, hulp bij eten en/of drinken, een maaltijd voorbereiden en toezicht houden.

Dagelijkse organisatie van huishouden

Dit gaat om de uitvoering van huishoudelijke werkzaamheden waarbij de inwoner niet (of onvoldoende) zelf de regie voert en er geen sociaal netwerk aanwezig is dat op adequate wijze regie kan voeren. Met adequaat wordt hier bedoeld dat de huishoudelijke hulp voldoende aangestuurd wordt om de noodzakelijke werkzaamheden te verrichten. De inwoner is niet in staat om aan te geven wat er moet gebeuren door bijvoorbeeld psychische klachten, psychiatrische aandoening (waaronder psycho-geriatrisch, dementie) en/of psychosociale problematiek en/of een visuele handicap of een verstandelijke beperking. Er kan dan dagelijkse organisatie van het huishouden ingezet worden. Hierbij gaat het om de organisatie van huishoudelijke activiteiten (bepalen wat wanneer moet gebeuren) en het plannen en beheren van middelen (zorgen dat schoonmaakmiddelen op voorraad zijn).

Advies, instructie en voorlichting gericht op het huishouden

Het gaat om het aanleren van activiteiten in relatie tot het huishouden. Er valt onderscheid te maken tussen tijdelijk aanleren en structureel adviseren:

  • Tijdelijk aanleren van activiteiten. Dit betreft cliënten die leerbaar zijn, bijvoorbeeld mensen met een (recente) lichamelijke beperking of mensen die de activiteiten nooit hebben aangeleerd maar deze moeten gaan uitvoeren door het wegvallen van een partner of gezinslid.

  • Structureel adviseren en instrueren. Dit betreft cliënten die beperkter leerbaar zijn, bijvoorbeeld vanwege psychiatrisch of cognitieve problemen als dementie, niet-aangeboren hersenletsel (NAH) of een licht verstandelijke beperking (LVB). Dit ligt op het snijvlak van Huishoudelijke Ondersteuning en individuele begeleiding.

Hoofdstuk 2 Afwegingskader

Inleiding

Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk. Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het soppen van de badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het schoonhouden van de overige ruimten.

Onder een huishouden wordt verstaan: ‘alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren’.

De inwoner is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en instand houden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Huishoudelijke ondersteuning vanuit de gemeente is een aanvulling op eigen mogelijkheden.

De eigen verantwoordelijkheid voor het huishouden houdt ook in dat het huis zodanig is ingericht dat dit in redelijkheid schoongehouden kan worden.

Afwegingskader

  • Het resultaat “een schoon en leefbaar huis” omvat alle activiteiten die erop gericht zijn het huis, exclusief balkon, ramen wassen buitenkant, berging en tuin schoon en leefbaar te houden. (tuinonderhoud wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake huishoudelijke ondersteuning (CRvB 22-02-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:885).

  • Huishoudelijke ondersteuning beperkt zich tot de binnenzijde van de wooneenheid. Het aan de buitenkant wassen van ramen wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake huishoudelijke ondersteuning (CRvB, 29-03-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1302). Voor het aan de buitenkant wassen van de ramen is een adequaat alternatief beschikbaar in de vorm van een glazenwasser. Gezien de lage frequentie van het ramenwassen aan de buitenkant, in combinatie met de beperkte kosten voor het inzetten van een glazenwasser, geeft de Centrale Raad van Beroep aan dat deze kosten ook door inwoners met een minimuminkomen gedragen kunnen worden.)

  • Een inwoner kan in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning als er is sprake van:

  • beperkingen die geheel of gedeeltelijk het voeren van een huishouden (tijdelijk) belemmeren;

  • en waarbij uit onderzoek conform artikel 2.3.2 Wmo 2015 is gebleken dat de cliënt aangewezen is op een maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden.

Meldt een inwoner zich met een vraag, dan voert het college een onderzoek uit. De procedure rondom melding is vastgesteld in de verordening Sociaal domeinTijdens het onderzoek (keukentafelgesprek) wordt samen met de inwoner zijn/haar vraag en situatie verkend conform artikel 2.3.2 Wmo 2015. Aan de orde komen:

Eigen kracht,

Gebruikelijke zorg.

Mantelzorg en boven gebruikelijke zorg.

Grenzen aan de omvang van de ondersteuning.

Het voeren van een huishouden.

Toelichting Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning HHM.

Gemiddeld Huishouden.

Niet gemiddeld huishouden.

1.Kenmerken cliënt

Wat zijn de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt? Wat zijn de mogelijkheden van de cliënt om op eigen kracht of middels gebruikelijke hulp de zorgvraag (gedeeltelijk) weg te nemen? Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheden van de cliënt om zich te bewegen, waaronder bukken en het opheffen van de armen. Dit bepaalt mede welke bijdrage de cliënt kan leveren aan het eigen huishouden. Denk bijvoorbeeld ook aan de mentale mogelijkheden van de cliënt: overziet hij wat er moet gebeuren en is hij in staat om in actie te komen? Daarbij onderzoeken hoe leerbaar is de cliënt?

2. Mogelijkheden mantelzorger(s) en netwerk

Kan met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociaal netwerk de zorgvraag van de cliënt (gedeeltelijk) weggenomen worden? Denk bijvoorbeeld aan het samen boodschappen doen en het uitvoeren van de was verzorging. Is er een mantelzorger in de situatie aanwezig die ondersteuning nodig heeft? Zijn er vrijwilligers die een structurele bijdrage kunnen leveren?

3. Voorliggend veld

Onder welke wet valt de ondersteuningsvraag van de cliënt? Valt dit onder de verantwoordelijkheid van de gemeente? Er kan geen beroep op de gemeente gedaan worden als dezelfde ondersteuning geleverd kan worden vanuit een andere wet, zoals Wlz of Zvw) Is het wenselijk om samenwerking te zoeken met andere partijen? Kan de zorgvraag (gedeeltelijk) weggenomen worden middels een algemene of algemeen gebruikelijke voorziening? Denk in ieder geval aan: maaltijddienst en boodschappendienst.

4. Gebruikelijke hulp

In de Wmo 2015 wordt uitgegaan van de term ‘gebruikelijke hulp’, waar we onder verstaan: de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten, partners, ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Gebruikelijke hulp is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.

Gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van bijvoorbeeld sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling en de wijze van inkomensverwerving.

Uitzonderingen bij typen leefsituaties

Bij een aantal bijzondere typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het toepassen van gebruikelijke hulp:

  • Kamer huren bij cliënt: huurder wordt niet tot leefeenheid gerekend. De huurder houdt wel de gehuurde ruimte(n) schoon en levert een evenredige bijdrage aan gezamenlijke ruimten.

  • Geclusterd wonen: er is hier geen sprake van een leefeenheid. Het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slechts een evenredig deel van de gemeenschappelijke ruimten worden meegerekend.

  • Leef- en woongemeenschappen: de cliënt kan hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw.

Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting

Heeft een huisgenoot of partner zodanige gezondheidsproblemen dat de betreffende taken niet door diegene uitgevoerd kunnen worden, dan vallen die taken voor de betreffende huisgenoot of partner niet onder gebruikelijke hulp. Het college onderzoekt altijd of een leefeenheid door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt.

Wanneer partner of huisgenoot gezondheidsproblemen en beperkingen heeft of door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zullen de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene moeten worden aangeleverd.

Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding doet niets af aan het verplichtende karakter van gebruikelijke hulp.

In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het overlijden van de andere partner/ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

Gaat het om een terminale situatie, dan is het belangrijk om in overleg met de huisgenoten te bepalen wat draagbaar is. In deze situaties wordt onderzocht in hoeverre ‘gebruikelijke hulp’ haalbaar is.

Voor de toepassing van gebruikelijke hulp geldt dat er altijd van afgeweken kan worden met het oog op het bieden van maatwerk.

Fysieke afwezigheid

Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. Als uitgangspunt geldt dat indien de huisgenoot van een zorgvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is, hiermee rekening gehouden wordt wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; bijvoorbeeld offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een eenpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd.

Bijdrage van kinderen

In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan wordt ervan uitgegaan dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

  • Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

  • Kinderen tussen 5 en 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand doen. Bij een 5-jarige kan het er bijvoorbeeld om gaan dat hij zelf zijn kopje op het aanrecht zet.

  • Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken, hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een eenpersoonshuishouden zijn:

  • schoonhouden van sanitaire ruimte,

  • keuken en een kamer,

  • de was doen,

  • boodschappen doen,

  • maaltijd verzorgen,

  • afwassen en opruimen.

Van de 18-23 jarigen wordt verwacht dat zij eventueel jongere gezinsleden opvangen, verzorgen en begeleiden als zij hiertoe in staat worden geacht. Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot het toekennen van huishoudelijke ondersteuning. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. Het gaat dan om een kortdurende indicatie, waarin de noodzakelijke huishoudelijke vaardigheden worden aangeleerd.

Zorgplicht voor kinderen

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij dienen te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, het zorgen voor hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid als ook zorg bij kortdurende ziekte. De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind:

Kinderen van 0 tot en met 4 jaar:

kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

moeten volledig verzorgd worden: aan- en uitkleden, eten en wassen;

zijn tot 4 jaar niet zindelijk;

hebben begeleiding nodig bij hun sport/spel- en vrijetijdsbesteding, hebben dit niet in verenigingsverband;

zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

Kinderen van 5 tot en met 11 jaar:

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

  • hebben toezicht nodig (en nog maar weinig hulp) bij hun persoonlijke verzorging;

  • zijn overdag zindelijk en ‘s nachts merendeel ook;

  • gaan naar sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, gemiddeld 2x per week;

  • hebben bij hun vrijetijdsbesteding alleen begeleiding nodig in het verkeer wanneer zij van en naar activiteiten gaan;

  • hebben vanaf 5 jaar een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week.

Kinderen van 12 tot en met 17 jaar:

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen: kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden, kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden, kunnen vanaf 18 zelfstandig wonen;

  • hebben geen hulp (en maar weinig toezicht) nodig bij hun persoonlijke verzorging;

  • gaan naar sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, onbekend aantal keer per week;

  • hebben bij hun vrijetijdsbesteding geen begeleiding nodig in het verkeer;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding.

Bij uitval van één van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen. Dit kan zijn kinderopvang en de sociale medische indicaties (SMI) verwerven.

De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er dient wel rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.

5. Maatwerkvoorziening

Is de ondersteuningsvraag met de voorgaande stappen nog niet voldoende weggenomen, dan worden de mogelijkheden verkend om met een maatwerkvoorziening een oplossing voor de hulpvraag te vinden. De cliënt kan kiezen of hij de ondersteuning in natura wil (zin) ontvangen of via een persoonsgebonden budget (pgb).

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten voor de huishoudelijke Ondersteuning

De inwoner is primair zelf verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden en voor een schoon en leefbaar huis.

Onder een huishouden wordt verstaan: ‘alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren’.

De inwoner is primair zelf verantwoordelijk voor het voeren van een eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en instant houden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Huishoudelijke hulp vanuit de gemeente is een aanvulling op eigen mogelijkheden.

De eigen verantwoordelijkheid voor het huishouden houdt ook in dat het huis zodanig is ingericht dat dit in redelijkheid schoongehouden kan worden.

We gaan uit van het principe ‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’. Dit betekent dat we daar waar mogelijk stimuleren dat de cliënt zelf huishoudelijke activiteiten uit blijft voeren. Indiceren in combinatie met het Deense concept van Reablement (herstelgericht werken) wat inhoudt de eerste weken de Huishoudelijke Ondersteuning laten verzorgen door een medewerker die er goed in is de cliënt weer te motiveren, te trainen en te stimuleren om zelf te doen wat deze zelf kan, eventueel in combinatie met een ergotherapeut. Na een periode van 6 tot 12 weken bepaal je pas definitief wat de benodigde professionele inzet zal worden. Een soort van verlengd keukentafelgesprek. Dit kan op den duur ervoor zorgen dat inwoners zelfstandig worden en blijven.

Wanneer er naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden zijn voor aandoeningen die de oorzaak vormen voor het niet zelf kunnen voeren van het huishouden, wordt in de regel geen huishoudelijke ondersteuning toegekend. Huishoudelijke ondersteuning kan in een dergelijke situatie immers anti-revaliderend werken. Wel kan huishoudelijke ondersteuning naast een te volgen behandeling of revalidatie worden toegekend. Hierover is (met toestemming van de cliënt) afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijk indicatie heeft dan in principe een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject.

Er wordt geen huishoudelijke ondersteuning toegekend als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen.

Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine, droger of (robot)stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een droogtrommel of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn, maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, is de aanschaf van deze hulpmiddelen voorliggend op het inzetten van ondersteuning.

Criteria om in aanmerking te komen voor huishoudelijke ondersteuning.

Een inwoner kan in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning als er is sprake van:

beperkingen die geheel of gedeeltelijk het voeren van een huishouden (tijdelijk) belemmeren en waarbij uit onderzoek conform artikel 2.3.2 Wmo 2015 is gebleken dat de cliënt aangewezen is op een maatwerkvoorziening in de vorm van huishoudelijke ondersteuning.

Vertrekpunt is dat de cliënt en/of een meerderjarige huisgenoot zelf de regie heeft over het huishouden en deze regie kan uitvoeren. Is dit niet het geval dan kan het nodig zijn om ook ondersteuning te leveren in de dagelijkse organisatie van het huishouden.

Normen onderliggend aan toekenning

De volgende normen zijn onderliggend bij de toekenning van huishoudelijke ondersteuning:

  • Huishoudelijke hulp wordt alleen toegekend voor noodzakelijke activiteiten.

  • Er wordt in principe niet meer geïndiceerd dan nodig is om verantwoorde huishoudelijke ondersteuning te bieden in de essentiële woonfuncties van de aanvrager en de andere inwoners (partner/kinderen).

  • Alleen de ruimtes die door de bewoner(s) in gebruik zijn worden schoongemaakt/gehouden. Hieronder verstaan we limitatief de volgende ruimtes: - sanitaire ruimte(s), - keuken, - woonkamer, - de door de bewoner(s) gebruikte slaapkamer(s), de hal/trap die toe leidt naar bovengenoemde ruimtes.

Inrichting van de woning

Een extreem bewerkelijke inrichting van de woning leidt in principe niet tot de toekenning van extra ondersteuning. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. De cliënt wordt geacht zelf bij te dragen aan het efficiënt kunnen uitvoeren van de ondersteuningsactiviteiten. De inrichting van de woning is namelijk een keuze waar de cliënt invloed op kan uitoefenen.

Hoofdstuk 4 toelichting op het normenkader Huishoudelijke Ondersteuning

4.1 Context normenkader

In het normenkader wordt per onderdeel de frequentie en/of de benodigde tijd genoemd dat toegekend kan worden. Iedere individuele situatie wordt separaat onderzocht en als die situatie erom vraagt dan wordt van onderstaande richtlijn afgeweken. Het college kan afwijken met zowel op- als neerwaartse bijstellingen. Dit kan alleen als gemotiveerd aangegeven wordt waarom de verhoging of verlaging noodzakelijk is. Voor alles geldt dat als maatwerk vraagt om hiervan af te wijken, dit voorgaat op de richtlijn.

4.2 Gemiddeld huishouden

Dit normenkader is van toepassing op een gemiddeld huishouden. Door uit te gaan van een gemiddelde situatie krijgen de normtijden een algemeen karakter en wordt voorkomen dat op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld.

Onder een gemiddelde huishouden wordt verstaan:

  • een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;

  • wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;

  • er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;

  • de cliënt kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, algemeen opruimen) zodat deze gereed is voor de schoonmaak;

  • de cliënt heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de cliënt die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;

  • de woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk.

4.3 Niet gemiddeld huishouden

Een aantal factoren kan maken dat een situatie niet gemiddeld is, maar dat een andere inzet nodig is door een andere frequentie van activiteiten of een andere tijdbesteding.

1. Kenmerken cliënt

  • Mogelijkheden cliënt zelf. De fysieke mogelijkheden van de cliënt om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de cliënt mee.

  • Beperkingen en belemmeringen van de cliënt die gevolgen hebben voor de benodigde inzet. Leidend is de hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is; niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerig, psychische aandoeningen, verslaving/alcoholisme e.d. Dit kan op twee manieren uitwerken:

  • Het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremoren, besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemokuur of Norovirus).

  • Het kan nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Ter voorkoming van problemen bij de cliënt voortkomend uit bijvoorbeeld allergie, astma, longemfyseem, COPD.

  • Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers De hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de cliënt en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.

2. Kenmerken huishouden

Samenstelling van het huishouden

Het aantal personen en leeftijd van leden in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet perse extra inzet nodig. Dit is bijvoorbeeld wel het geval als zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert (gebruikelijke hulp). De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik. Een kind kan eventueel ook een bijdrage leveren in de vorm van mantelzorg en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen. Bij een kind kan ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.

Huisdieren

Door de aanwezigheid van één of meer huisdieren in het huishouden, kan door meer vervuiling extra inzet nodig zijn dan in de norm is opgenomen. Dit staat los van de verzorging van huisdieren. Een huisdier vraagt niet altijd extra benodigde inzet (goudvis in een kom, een niet verharende hond, etc.). Een huisdier heeft vaak ook een functie ten aanzien van participatie en eenzaamheidsbestrijding. Met de cliënt moet in voorkomende gevallen overleg plaatsvinden over aantal of aard van huisdieren en welke gevolgen hiervan wel of niet ‘voor rekening’ van de gemeente komen. Het uitgangspunt is dat de gevolgen van huisdieren op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager behoort.

3. Kenmerken woning

Inrichting van de woning

Extra inzet nodig door bijvoorbeeld extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties, waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt.

Bewerkelijkheid van de woning

Extra inzet nodig door bouwkundige en externe factoren, bijvoorbeeld de ouderdom van het huis, de staat van onderhoud, de aard van de wand-of vloerafwerking, de aard van de deuren, schuine wanden, hoogte van de plafonds, tocht en stof, eventuele gangetjes en hoekjes.

Omvang van de woning

Een grote woning kan, maar hoeft niet per sé meer inzet te vragen. Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer tijd vergen om bijvoorbeeld stof te zuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat je makkelijk overal omheen kunt werken. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt wel extra tijd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op in de vergadering van College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Aalten d.d. 10 september 2020

Burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten,

Mr. A.B. Stapelkamp, burgemeester

Drs. A.J.M. Gildhuis, secretaris