Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR645340
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR645340/1
Regeling vervallen per 30-12-2022
Handboek Beleidsregels betreffende het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen Leusden 2015
Geldend van 30-10-2020 t/m 29-12-2022
Intitulé
Handboek Beleidsregels betreffende het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen Leusden 2015Het college van burgemeester en wethouders van Leusden,
gelet op de Telecommunicatiewet, artikel 7 van de Telecomverordening Leusden 2015, Leidingenverordening Leusden 2015 en de Algemene wet bestuursrecht;
besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:
Handboek Beleidsregels betreffende het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen Leusden 2015
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
vergunning: alle vergunningen tot het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen in openbare gronden, ongeacht de wettelijke benaming of rechtsgrondslag;
- b.
vergunningverlener: degene die door het college van burgemeester en wethouders belast is om namens hen vergunningen voor kabels en leidingen af te geven;
- c.
aanbieder: eigenaar of beheerder van een net door of namens wie een vergunningsaanvraag wordt ingediend of een melding wordt gemaakt;
- d.
toezichthouder: degene die door het college van burgemeester en wethouders is belast met het toezicht op de naleving van de Telecomverordening, de Leidingenverordening, de vergunningen en deze beleidsregels;
- e.
werkzaamheden: alle civiele graaf- en herstraatwerkzaamheden die verband houden met de aanleg, instandhouding, verplaatsing en verwijdering van kabels en leidingen in openbare gronden;
- f.
kabels en leidingen: kabels en leidingen, mantelbuizen daaronder begrepen, die gedoogd moeten worden of waarmee een algemeen belang wordt gediend en waarvoor de eigenaar of beheerder in staat is aan de bij of krachtens de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) opgelegde verplichtingen te voldoen;
- g.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden of de door dit college met de uitvoering van de vergunningverlening of het toezicht belaste personen;
- h.
Telecomverordening: de Telecomverordening Leusden 2010.
Artikel 1.2 Reikwijdte
-
1. Deze beleidsregels hebben betrekking op het verrichten van werkzaamheden voor de aanleg van kabels en leidingen in openbare gronden binnen de gemeente Leusden door of in opdracht van de aanbieder.
-
2. Bij de interpretatie van begrippen en oplossing van vraagstukken over kabels en leidingen, waarin niet uitdrukkelijk in deze beleidsregels is voorzien, dient de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde jurisprudentie zoveel mogelijk als leidraad. Definities en procedures genoemd in de Telecomverordening vinden overeenkomstige toepassing op kabels en leidingen die niet onder de Telecommunicatiewet vallen.
-
3. Ook zijn de geldende Standaard RAW Bepalingen, zoals beheerd en onderhouden door de Stichting CROW en toegepast door de gemeente Leusden, van toepassing op de wijze van uitvoering van de werkzaamheden, tenzij de Telecomverordening, de vergunning en deze beleidsregels inhoudelijk daarvan afwijken.
Hoofdstuk 2 Algemene opbreekregels
Paragraaf 2.1 Voorschriften betreffende melding en informatievoorziening
Artikel 2.1.1 Melding en informatievoorziening bij standaardwerkzaamheden
-
1. Voor de uitvoering van werkzaamheden heeft de aanbieder eerst een vergunning nodig, deze dient digitaal te worden aangevraagd, via MOOR.
-
2. Nadat de aanbieder op voorgeschreven wijze een vergunning heeft verkregen, zorgt deze ervoor dat minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering van de in de vergunning omschreven werkzaamheden burgers en bedrijven, die mogelijk hinder van deze werkzaamheden kunnen ondervinden, hiervan op adequate wijze via een schriftelijke kennisgeving op de hoogte worden gesteld.
-
3. De in lid 2 bedoelde kennisgeving bevat in ieder geval de volgende informatie:
- a.
doel van de werkzaamheden;
- b.
exacte startdatum en duur van de werkzaamheden;
- c.
naam, e-mailadres en telefoonnummer van de (Nederlands sprekende) voorman of uitvoerder;
- d.
wat van de bewoners en bedrijven wordt verwacht;
- e.
een telefoonnummer waarmee de bewoners en bedrijven zich tijdens en na afloop van de werkzaamheden met hun vragen en klachten tot een daarvoor door de aanbieder aangewezen persoon kunnen wenden.
- a.
-
4. Bij de toezichthouder wordt minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden naast de in lid 3 genoemde informatie ook de gedetailleerde planning van de werkzaamheden ter goedkeuring overgelegd.
-
5. Onmiddellijk na afronding van de werkzaamheden worden deze via het programma MOOR gereed gemeld.
Artikel 2.1.2 Melding en informatievoorziening bij werkzaamheden van niet ingrijpende aard
-
1. Via het programma MOOR wordt een melding van de geplande werkzaamheden van niet ingrijpende aard gedaan.
-
2. De aanbieder zorgt ervoor dat de melding bedoeld in lid 1 ten minste vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden ter goedkeuring aan de toezichthouder per e-mail wordt gedaan. Verder is artikel 2.1.1 van deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de goedkeuring van de melding in de plaats van de vergunning treedt.
-
3. Indien de vergunningverlener of de toezichthouder binnen de termijn van vijf werkdagen, genoemd in lid 2, bepaalt dat de geplande werkzaamheden niet onder de reikwijdte van het begrip "werkzaamheden van niet ingrijpende aard" vallen, dan vraagt de aanbieder alsnog een vergunning overeenkomstig artikel 2.1.1 van deze beleidsregels.
Artikel 2.1.3 Melding en informatievoorziening bij spoedeisende werkzaamheden
-
1. Ingeval artikel 3 van de Telecomverordening van toepassing is of naar het oordeel van de aanbieder direct dreigend gevaar voor de omgeving kan ontstaan , waarbij overleg met het college daarover niet kan worden afgewacht, is de aanbieder gerechtigd onverwijld de noodzakelijke werkzaamheden aan kabels en leidingen in openbare gronden uit te voeren.
-
2. Voor de start van de werkzaamheden ziet de aanbieder erop toe dat daarvan bij de Afdeling Dienstverlening melding wordt gemaakt via het Programma MOOR. Werkzaamheden in verband met een storing die tijdens kantooruren plaatsvinden, worden ook voor aanvang telefonisch gemeld bij de toezichthouder of het Klant Contact Centrum (KCC) van de gemeente Leusden, telefoon 14 033.
-
3. Artikel 2.1.1 lid 5 van deze beleidsregels is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de melding van de spoedeisende werkzaamheden in de plaats van een vergunning treedt en dat gereedmelding van de werkzaamheden de eerstvolgende werkdag moet gebeuren.
Artikel 2.1.4 Melding, voorbereiding en informatievoorziening bij grote werken
-
1. Op aangeven van het college wordt een vergunningsaanvraag die buurtoverstijgend is of een grote invloed op de hoofdontsluitingswegen inclusief wijkontsluitingswegen en busbanen heeft, in overleg met de aanbieder onderverdeeld in deelgebieden, waarbij geldt dat voor elk deelgebied een aparte vergunning is vereist. De werkingsduur van de elkaar opvolgende vergunningen kan worden bekort om de totale continuïteit van het werk te garanderen.
-
2. Voor vergunningen als bedoeld in het eerste lid is de procedure van artikel 2.1.1 van deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing. In aanvulling op artikel 2.1.1 van deze beleidsregels geldt bovendien dat ten minste vijf werkdagen voor de start van de geplande werkzaamheden ook een startoverleg plaatsvindt, waarbij in ieder geval de aanbieder, diens eventuele aannemer en de vergunningverlener aanwezig zijn. Vervolgens vindt tot aan de definitieve afronding van de werkzaamheden een periodiek voortgangsoverleg plaats.
-
3. De toezichthouder bepaalt in overleg met de aanbieder de locatie van het startoverleg en het periodiek voortgangsoverleg.
-
4. In een opvolgend deelgebied wordt door de aanbieder niet eerder met de werkzaamheden gestart dan nadat ten minste 80% van de werkzaamheden binnen het daaraan voorafgaande deelgebied naar tevredenheid van het college is uitgevoerd.
Paragraaf 2.2 Voorschriften voor werkzaamheden in of op openbare gronden
Artikel 2.2.1 Eisen aan uitvoerende ploegen
-
1. De aanbieder zorgt ervoor dat elke ploeg, die zich bezighoudt met de uitvoering van de in de vergunning of de melding omschreven werkzaamheden, over ten minste één persoon (bij voorkeur de voorman of uitvoerder) beschikt die in staat is met de opzichter in het Nederlands te communiceren. Die persoon moet ook bevoegd zijn om de ploeg aan te sturen en afdwingbare aanwijzingen te geven.
-
2. De aanbieder ziet erop toe dat de voorman of uitvoerder op het eerste verzoek een kopie van de melding of de vergunning en alle daarbij horende tekeningen ter inzage aan de bevoegde instanties overhandigt. Afwijking van de gewaarmerkte tekeningen of in de melding genoemde werkzaamheden is niet eerder toegestaan dan na overleg met en goedkeuring door de toezichthouder.
-
3. De aanbieder ziet erop toe dat de uitvoering van de werkzaamheden met deugdelijk materiaal en materieel gebeurt.
Artikel 2.2.2 Nulmetingen, proefsleuven en duur van de werkzaamheden
-
1. Voordat daadwerkelijk werkzaamheden worden verricht, zorgt de aanbieder ervoor dat de oorspronkelijke situatie op beeld voor latere raadpleging wordt vastgelegd.
-
2. Om op een verantwoorde wijze de werkzaamheden uit te voeren, ziet de aanbieder erop toe dat vooraf zoveel als nodig proefsleuven dwars op het kabeltracé worden gegraven.
-
3. Wanneer eenmaal met de werkzaamheden is begonnen, ziet de aanbieder erop toe dat deze onafgebroken en zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd en voltooid.
Artikel 2.2.3 Scheiding en afvoer van materialen
-
1. Teelaarde, zand, funderingsmateriaal en overige bouwstoffen worden elk gescheiden ontgraven. De aanbieder draagt zorg voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen is tot de goedkeuring van het werk door de gemeente voor rekening van de aanbieder.
-
2. De aanbieder voert na afloop van zijn werkzaamheden al het overtollig materiaal (zand, grond, puin, kapotte verhardingsmaterialen et cetera) op eigen kosten af en levert het werkterrein schoon op. De hierbij door de toezichthouder gegeven aanwijzingen worden opgevolgd.
-
3. Blijkt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dat de uitkomende grond naar de mening van het college niet voor aanvulling geschikt is, dan wordt deze grond door de aanbieder en voor diens rekening van het werk afgevoerd. Door de aanbieder wordt op eigen kosten geschikte grond of geschikt zand voor aanvulling op het werk aangeleverd.
-
4. Voordat wordt overgegaan tot het afvoeren van materialen, zoals aangegeven in lid 2 en 3, stelt de aanbieder zich overeenkomstig de bepalingen van het Besluit bodemkwaliteit en de Wet Bodembescherming op de hoogte van de kwaliteit van de uitkomende grond.
-
5. Indien tijdens de werkzaamheden bodemverontreiniging wordt geconstateerd, worden de werkzaamheden direct gestaakt en wordt dit gemeld bij de toezichthouder van gemeente Leusden. Gelijktijdig worden door de aanbieder maatregelen getroffen ter voorkoming van verspreiding van de verontreiniging of risico's voor de volksgezondheid. Pas na toestemming van het college worden de werkzaamheden hervat.
-
6. (Her)gebruik van grond en bouwstoffen gebeurt door de aanbieder volgens het Besluit bodemkwaliteit en de Wet Bodembescherming. Grondverbetering en het afvoeren van vervuilde grond geschieden voor rekening van de Gemeente.
-
7. Het bepaalde in dit artikel laat de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van partijen voortvloeiend uit de milieuwetgeving onverlet.
Artikel 2.2.4 Gestuurde boring of persing
-
1. Kruising van een weg die is voorzien van een gefundeerde of gesloten verharding wordt uitgevoerd door middel van het maken van een gestuurde boring of een persing loodrecht op de as van de te kruisen weg.
-
2. In door het college met redenen aangegeven gevallen worden ook wegen met elementenverharding gekruist door middel van een gestuurde boring of een persing loodrecht op de as van de te kruisen wegen.
-
3. Zijn de in lid 1 en 2 genoemde gestuurde boringen of een persing technisch onuitvoerbaar dan schrijft de opzichter na onderzoek ter plaatse een andere methode voor kruising van de weg voor.
Artikel 2.2.5 Bronnering
-
1. De werkzaamheden worden door de aanbieder uitgevoerd in een droge sleuf.
-
2. Wanneer naar het oordeel van het college niet aan lid 1 is voldaan, wordt naar keuze van de aanbieder of de verdere uitvoering van de werkzaamheden gestaakt totdat de sleuf voldoende droog is of worden door de aanbieder op eigen kosten afdoende maatregelen, zoals het plaatsen van een bronnering, getroffen.
-
3. Indien voor het onttrekken van grondwater een vergunning, ontheffing of melding vereist is, draagt de aanbieder zorg voor de verkrijging daarvan. De aanbieder draagt alle kosten voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen, ontheffingen of meldingen et cetera en het voldoen aan de daaraan verbonden voorschriften.
-
4. Nadat door de aanbieder op eigen kosten de vereiste toestemmingen zijn verkregen, ziet de aanbieder erop toe dat de lozing van de bronnering op oppervlaktewater of regenwaterriolering altijd inclusief zandvang en volgens de daarvoor geldende voorschriften gebeurt. Vooraf overlegt de aanbieder hierover met de adviseur rioleringen van de gemeente Leusden.
Artikel 2.2.6 Medegebruik van voorzieningen
-
1. Wanneer naar het oordeel van de toezichthouder een aangevraagd kabel- en leidingentracé geen ruimte biedt voor het aanbrengen van nieuwe kabels en leidingen, zullen hiervoor door de aanbieder proefsleuven worden gegraven. Indien voldoende ruimte ontbreekt is de aanbieder verplicht de mogelijkheid van huur van bestaande voorzieningen te onderzoeken.
-
2. De aanbieder die over vrije bestaande voorzieningen beschikt in het volle kabel- en leidingentracé is verplicht deze te verhuren aan de aanbieder die nieuwe kabels en leidingen wil leggen, tenzij een wettelijk voorschrift of overeenkomst anders bepaalt.
-
3. Zijn er geen mogelijkheden tot het aanleggen van de aangevraagde kabels en leidingen binnen het kabel- en leidingentracé dan is het de taak van de aanbieder met een alternatief tracé te komen.
Artikel 2.2.7 Ondergrondse ordening en (diepte)ligging
-
1. Alle aanbieders gedogen elkaar in de ruimte voor kabels en leidingen zoals deze bij de uitvoering van de werkzaamheden in werkelijkheid blijkt te zijn. Verder worden kabels en leidingen die door de aanbieder blijvend buiten gebruik zijn gesteld bij het openliggen van de sleuf verwijderd, tenzij het college uitdrukkelijk anders heeft bepaald. Komt de vervangende kabel of leiding in een ander tracé te liggen, dan moet ten allen tijde de verlaten kabel of leiding verwijderd worden . Als later bij werkzaamheden de verlaten kabel of leiding vrij komt te liggen moet deze door en op kosten van de aanbieder verwijderd worden. Verlaten leidingen moeten dicht gedemmerd worden. De nieuw te leggen kabels verhinderen niet de bereikbaarheid van de al in de openbare grond aanwezige kabels en leidingen en de daarbij behorende voorzieningen. Bestand bijhouden van verlaten kabels en leidingen die later verwijderd dienen te worden.
-
2. Om onnodig ruimtebeslag te voorkomen en de ondergrondse ordening beter te structureren, worden de eigen te leggen kabels en leidingen zoveel als mogelijk gebundeld. Daarnaast houdt de aanbieder bij de aanleg rekening met mogelijke uitbreidingen in de nabije toekomst om op korte termijn in hetzelfde tracé werkzaamheden te voorkomen.
-
3. Kabels en leidingen worden door de aanbieder in het kabel- en leidingentracé aangelegd volgens het door de gemeente aangegeven dwarsprofiel.
-
4. De aanbieder legt zijn kabels en leidingen bij voorkeur eerst onder het voetpad, dan het fietspad en dan de rijbaan onder een halfopen verharding. De aanbieder ziet erop toe dat dekking van de kabels en leidingen minimaal 60 cm bedraagt, gemeten vanaf de onderzijde van de verharding exclusief de fundering.
-
5. In afwijking van lid 4 geldt voor mantelbuizen ten behoeve van wegkruisingen dat dezelfde dekking ten minste 70 cm bedraagt.
-
6. De horizontale afstand van de te leggen kabels en leidingen of ondergrondse objecten tot de riolering en de daarbij behorende voorzieningen bedraagt minimaal 100 cm. Huis- en kolkaansluitingen zijn hiervan uitgezonderd.
-
7. In bermen langs rijbanen bedraagt de afstand van de te leggen kabels en leidingen tot de zijkant van de verharding minimaal 100 cm. Indien de berm smaller is dan 100 cm, wordt in overleg met de toezichthouder een afstand of nieuw tracé bepaald.
Artikel 2.2.8 Gebruik mantelbuizen, beschermplaten en labels
-
1. De vergunningverlener kan in bepaalde gevallen mantelbuizen laten aanbrengen.
-
2. De aanbieder ziet erop toe dat onder verharding aangebrachte mantelbuizen aan beide kanten worden afgesloten om eventuele verzanding of verzakking van het wegdek te voorkomen.
-
3. Beschermplaten, afdekplaten en andere voorzieningen ter bescherming van kabels en leidingen worden niet zonder uitdrukkelijke goedkeuring van de toezichthouder in het kabelen leidingentracé aangebracht.
-
4. Na aanleg van de kabels en leidingen ziet de aanbieder erop toe dat deze zodanig gelabeld worden, dat de grondeigenaren, de grondroerders of andere derden in staat zijn te achterhalen aan wie de kabel toebehoort. Om dit doel te bereiken worden de kabels en leidingen om de 5 meter van een label of ander blijvend herkenningsteken voorzien. Bij een aftakking van de kabels en leidingen of einde ervan wordt binnen 1 meter een label of ander blijvend herkenningsteken aangebracht. Kleur en tekst op de kabel.
-
5. Op bovengrondse objecten als bedoeld in artikel 2.2.10 van deze beleidsregels wordt door de aanbieder een herkenningsteken aangebracht met daarop de vermelding van de eigenaar, een identiteitsnummer van de kast en een telefoonnummer dat bij een storing gebeld kan worden.
Artikel 2.2.9 Ondergrondse objecten
-
1. Ondergrondse objecten worden naast het tracé onder de verharding gelegd. Zij worden in ieder geval niet in doorgaande tracés en onder inritten gelegd. Bovendien worden zij niet onder fietspaden en wegen bestemd voor gemotoriseerd verkeer gelegd. Als er geen andere mogelijkheden beschikbaar zijn, dan wordt door de toezichthouder bekeken of zij ergens anders dan onder de verharding gelegd kunnen worden.
-
2. De aanbieder draagt er zorg voor dat ondergrondse objecten en alle daarbij horende ingaande en uitgaande kabels en leidingen zo min mogelijk hinder veroorzaken voor de bereikbaarheid van de al in de grond aanwezige kabels en leidingen.
-
3. De exacte plaatsbepaling van alle ondergrondse objecten gebeurt in overleg met de toezichthouder. De toezichthouder wordt door de aanbieder in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing of aanpassing van de ondergrondse objecten. Alle benodigde vergunningen of ontheffingen voor plaatsing of aanpassing van ondergrondse objecten worden op het eerste verzoek aan de toezichthouder en de overige bevoegde personen of instanties ter inzage overhandigd.
-
4. Handholes, onder welke benaming dan ook, worden door de aanbieder altijd volledig onder maaiveldniveau aangebracht. Handholes hebben een lengte van maximaal 125 cm en een breedte van maximaal 55 cm. In overleg met de gemeente zijn geringe afwijkingen toegestaan.
Artikel 2.2.10 Bovengrondse objecten
-
1. Bovengrondse objecten worden onderverdeeld in 3 categorieën. Bovengrondse objecten van de categorie 1 zijn niet breder dan 50 cm, niet dieper dan 30 cm en niet hoger dan 80 cm. Die van categorie 2 zijn breder dan 50 cm of hoger dan 80 cm, maar niet breder dan 100 cm, niet dieper dan 30 cm of niet hoger dan 100 cm. Bovengrondse objecten die niet onder categorie 1 of 2 vallen, vallen onder categorie 3. O.a. trafo's
-
2. De exacte plaatsbepaling van alle bovengrondse objecten gebeurt in overleg met de gemeente Leusden. De toezichthouder wordt door de aanbieder in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing of aanpassing van de bovengrondse objecten. Alle benodigde vergunningen of ontheffingen voor plaatsing of aanpassing van bovengrondse objecten worden op het eerste verzoek aan de toezichthouder en de overige bevoegde personen of instanties ter inzage overhandigd.
-
3. Bij de plaatsbepaling en aankleding van bovengrondse objecten van de categorie 1 en 2 worden in ieder geval de volgende voorschriften en afwegingskaders in acht genomen, waarbij geldt dat voor bovengrondse objecten van de categorie 2 de voorschriften en afwegingskaders strikter toegepast worden:
- a.
de plaats van de objecten belemmert het uitzicht van direct omwonenden niet noemenswaardig;
- b.
de plaats van de objecten levert geen gevaar voor het verkeer op;
- c.
de plaats van de objecten levert geen gevaar op voor de goederen en bezittingen van derden;
- d.
de objecten worden afgewerkt in een voor de betreffende wijk voorgeschreven kleur en de zichtkanten wordt voorzien van een anti-wildplaksysteem en/of anti-graffiticoating;
- e.
de plaats van de objecten levert geen noemenswaardige verstoring op van het gebruik van de openbare ruimte.
- a.
-
4. Bij de plaatsbepaling en aankleding van bovengrondse objecten van de categorie 3 worden in ieder geval de volgende voorschriften en afwegingskaders in acht genomen:
- a.
de plaatsbepaling van de objecten vindt in een zo vroeg mogelijk stadium plaats;
- b.
de aanbieder geeft, voor zover dat technisch mogelijk is, alternatieve locaties voor de plaatsing van de objecten ter beoordeling aan het college door;
- c.
de plaats van de objecten belemmert het uitzicht van direct omwonenden niet noemenswaardig;
- d.
de plaats van de objecten levert geen gevaar voor het verkeer op;
- e.
de plaats van de objecten levert geen gevaar op voor de goederen en bezittingen van derden;
- f.
de objecten worden afgewerkt in een voor de betreffende wijk voorgeschreven kleur en wordt voorzien van een anti-wildplaksysteem en/of anti-graffiticoating;
- g.
de plaats van de objecten levert geen noemenswaardige verstoring op van het gebruik van de openbare ruimte;
- h.
groenvoorzieningen en speelplaatsen worden zoveel als mogelijk gespaard;
- i.
het college bepaalt bij alle te plaatsen bovengrondse objecten van de categorie 3 in hoeverre de omwonenden bij het proces van plaatsbepaling en afwerking, binnen de door de wet gestelde beperkingen, betrokken kunnen worden;
- j.
de uit de Wet voortvloeiende eisen worden nageleefd;
- k.
de uiterlijke verschijningsvorm van de bovengrondse objecten voldoet aan redelijke eisen van welstand.
- a.
Artikel 2.2.10A Schoonmaken bovengrondse objecten
-
1. Door en voor rekening van de aanbieder moeten jaarlijks voor 1 juli de (restant) posters en graffiti van de bovengrondse objecten verwijderd worden.
Artikel 2.2.11 Kunstwerken
-
1. Het leggen van kabels en leidingen aan, in of door kunstwerken (bruggen, tunnels, et cetera) is niet mogelijk, tenzij hiermee tijdens de bouw van het kunstwerk rekening is gehouden door middel van speciaal daarvoor bestemde en aangebrachte mantelbuizen of holle ruimten.
-
2. De aanbieder treedt vooraf in overleg met de gemeente om via de bouwtekeningen na te gaan of de kunstwerken over deze mantelbuizen of holle ruimten beschikken, en zo ja of deze al bezet zijn of een andere bestemming hebben gekregen.
-
3. Voor het openbreken van de verharding van de kunstwerken is de toestemming van de gemeente vereist.
Artikel 2.2.12 Archeologische vondsten
-
1. Worden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden objecten opgegraven, die een archeologische waarde kunnen hebben, dan ziet de aanbieder erop toe dat dit onmiddellijk bij het Centrum voor Archeologie Langegracht 11, 3811 BT Amersfoort, tel. 033 — 4637797 wordt gemeld. De werkzaamheden worden vanaf dat moment tijdelijk stilgelegd in de nabijheid van de plek waar de mogelijk archeologisch waardevolle vondsten zijn gedaan.
-
2. Naar aanleiding van de melding genoemd in lid 1 onderzoekt het Centrum voor Archeologie binnen een werkdag of verder archeologisch onderzoek vereist is. Indien door het Centrum voor Archeologie verder archeologisch onderzoek wordt geadviseerd, dan worden de werkzaamheden voor de duur van het archeologisch onderzoek definitief stilgelegd.
Hoofdstuk 3 Technische opbreekregels
Paragraaf 3.1 Voorschriften betreffende veiligheids- en verkeersmaatregelen
Artikel 3.1.1 Afzetting en veiligheid
-
1. De aanbieder draagt zorg voor voldoende en adequate afzetting van de door hem veroorzaakte opbreking tot en met het moment van het aanbrengen van de definitieve verharding. Dit geldt ook voor door het inblazen van kabels en leidingen veroorzaakte blaasgaten.
-
2. De in verband met de werkzaamheden noodzakelijke veiligheids- en verkeersmaatregelen worden op aanwijzing van het college uitgevoerd en onderhouden door de aanbieder.
-
3. Gezien de zorg die de gemeente heeft voor de verkeersveiligheid worden aan de uitvoering bijzondere eisen verbonden. Met name wordt artikel 17 van de in lid 3 genoemde Leidraad uitgebreid met volgende voorschriften:
- a.
Alle borden, hekken en pionnen enzovoort worden in het kader van de tijdelijke verkeersvoorzieningen uitgevoerd in reflecterend materiaal van minimaal klasse II, NEN 3381 of hoger.
- b.
De voorzieningen voldoen bovendien aan de richtlijnen zoals beschreven in de CROW publicatie 96b "Maatregelen bij werken in uitvoering op niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom".
- a.
Artikel 3.1.2 Bereikbaarheid voetgangers, fietsers en bestemmingsverkeer
-
1. De aanbieder draagt zorg voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, openbare gebouwen en dergelijke voor alle voetgangers en mensen met een handicap. In overleg met de betrokkenen wordt aan de mate van bereikbaarheid nader inhoud gegeven.
-
2. De aanbieder draagt bij de uitvoering van de werkzaamheden zorg dat het voet- en fietsverkeer zoveel mogelijk doorgang vindt of zorgt in overleg met de gemeentelijke toezichthouder voor een omleidingsroute. Hoofdfietsroutes worden in ieder geval niet opgebroken.
-
3. De hoofdontsluitingswegen, wijkontsluitingswegen en busbanen worden niet opgebroken. De aanbieder houdt het gemotoriseerd bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen et cetera in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming wordt bereikt over de beperking van de bereikbaarheid, treedt de aanbieder voor de start van de werkzaamheden in overleg met de gemeentelijke verkeerscoördinator.
Artikel 3.1.3 Bereikbaarheid openbaar vervoer
Busroutes en busbanen worden niet worden opgebroken. Het openbaar vervoer biedt de passagiers een minimum serviceniveau aan. Daarom mag door de uitvoering van de werkzaamheden het openbaar vervoer slechts in zeer geringe mate gehinderd worden.
Artikel 3.1.4 Bereikbaarheid hulpdiensten
De aanbieder draagt zorg voor de bereikbaarheid van en voor alle hulpdiensten.
Artikel 3.1.5 Bereikbaarheid brandkranen en andere voorzieningen
-
1. Tijdens de uitvoering van werkzaamheden worden door de aanbieder zodanige maatregelen getroffen dat brandkranen, afsluiters, meters, transformatorruimten, kabelverdelers et cetera steeds goed bereikbaar zijn.
-
2. Om het in lid 1 gestelde doel te bereiken, ziet de aanbieder erop toe dat in ieder geval de volgende voorschriften worden nageleefd:
- a.
er wordt een vrije doorrijbreedte voor de brandweer van minimaal 3 meter gegarandeerd;
- b.
een straat wordt op niet meer dan één kant afgesloten;
- c.
de minimale doorrijhoogte bedraagt 4 meter;
- d.
een straal van minimaal 1 meter rondom brandkranen wordt vrijgehouden;
- e.
toegangen tot aanliggende percelen worden niet geblokkeerd;
- f.
alle in- en uitgangen inclusief de nooduitgangen van voor publiek toegankelijke gebouwen worden minimaal binnen een straal van 2 meter vrijgehouden;
- g.
de tijdsduur van de werkzaamheden wordt onder vermelding van de ingangs- en einddatum bij de gemeentelijke vergunningverlener aangegeven.
- a.
Artikel 3.1.6 Verkeersreguleringsplan
-
1. Bij afsluiting van de weg of één van de rijstroken en bij te verwachten hinder en omleidingen wordt minimaal 7 weken voor het begin van de geplande werkzaamheden bij het college een verkeersreguleringsplan/omleidingsplan ter goedkeuring ingediend.
-
2. Het college kan aan het ingediende verkeersreguleringsplan/omleidingsplan nadere voorschriften en beperkingen verbinden, die onder andere voor verwezenlijking van de bereikbaarheid en veiligheid van de gemeente Leusden, de bedrijven, de inwoners en de hulpdiensten noodzakelijk geacht worden.
-
3. Volgende voorschriften worden bij de uitvoering van de werkzaamheden in ieder geval door de aanbieder in acht genomen:
- a.
Het is niet toegestaan aan beide kanten van enige weg tegelijkertijd werkzaamheden uit te voeren.
- b.
Werkzaamheden op routes met een grote verkeersdruk, zoals bijvoorbeeld de hoofdontsluitingswegen, wijkontsluitingswegen en winkelgebieden worden zoveel mogelijk verricht buiten de spitsuren. Desnoods worden de werkzaamheden tijdens de avond- en nachturen of in het weekeinde uitgevoerd.
- c.
In de maanden november en december worden geen werkzaamheden uitgevoerd in de winkelgebieden. Ook in de aanloop naar en tijdens grotere evenementen in winkelgebieden worden geen werkzaamheden uitgevoerd.
- d.
De hoofdontsluitingswegen en de wijkontsluitingswegen , worden niet op meer dan één plaats tegelijkertijd onderbroken. Parallel- en kruisende wegen blijven in een dergelijke situatie gevrijwaard van werkzaamheden.
- a.
Paragraaf 3.2 Voorschriften voor werkzaamheden in groenvoorzieningen
Artikel 3.2.1 Gazons, bermen en beplanting
-
1. In gazons met een oppervlakte kleiner dan 15 vierkante meter wordt het gras door de aanbieder in dunne zoden verwijderd. De zoden worden met de begroeide kanten tegen elkaar opgeslagen, vochtig gehouden en zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 48 uur na verwijdering, weer aangebracht. Na het aanbrengen worden de zoden aangerold en de snijranden worden ingeveegd met teelaarde. De zoden worden ten slotte bewaterd.
-
2. In gazons met een oppervlakte groter dan 15 vierkante meter wordt het gras boven het gekozen tracé door de aanbieder met behulp van een zodensnijmachine vrijgemaakt. De uitkomende zoden met een lengte van maximaal 3 meter worden opgerold, in depot gezet en nat gehouden. De zoden worden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 48 uur na verwijdering, weer aangebracht. Na het aanbrengen worden de zoden aangerold en de snijranden worden ingeveegd met teelaarde. Ten slotte worden de zoden bewaterd.
-
3. Als de zoden bedoeld in lid 1 en 2 niet binnen 48 uur na verwijdering opnieuw zijn aangebracht, dan worden zij door de aanbieder vervangen door nieuwe zoden. De oude onbruikbare zoden worden door de aanbieder op eigen kosten afgevoerd.
-
4. Gras in bermen en overig landschappelijk gras wordt vooraf door de aanbieder gemaaid en op eigen kosten afgevoerd. Na het aanvullen van de grond ziet de aanbieder erop toe dat het gebied opnieuw wordt ingezaaid met een standaard gras- of kruidenmengsel, die voldoet aan de door de gemeente gestelde eisen.
-
5. Voor beplantingen in het algemeen gelden voor de aanbieder verder nog de volgende voorschriften:
- a.
De aanbieder komt voorafgaand aan de werkzaamheden met het college overeen welke maatregelen worden genomen om schade aan (te handhaven) beplanting te voorkomen.
- b.
Beplanting wordt niet opgenomen of verwijderd dan na uitdrukkelijke toestemming van het college.
- c.
Beplanting opgenomen in het plantseizoen (1 oktober t/m 15 april) wordt door de aanbieder ingekuild en zo spoedig mogelijk weer teruggezet, nadat grondverbetering is uitgevoerd. De beplanting moet vóór het terugzetten door de aanbieder indien nodig worden ingekort en bewaterd.
- d.
Beplanting opgenomen buiten het plantseizoen (16 april t/m 30 september) wordt door de aanbieder op eigen kosten afgevoerd.
- e.
Herplant van de in onderdeel d genoemde opgenomen beplanting vindt plaats door of in opdracht van het college in het daarop volgende plantseizoen.
- f.
De kosten voor herplant en 1 jaar onderhoud komen voor rekening van de aanbieder. Het college overlegt vooraf een kostenopgave.
- g.
Beplanting, opgenomen in het plantseizoen (1 oktober t/m 15 april), die ondanks de getroffen voorzorgsmaatregelen binnen 6 maanden na herplant niet aanslaat, wordt op kosten van de aanbieder door het college vervangen. Voordat het college tot vervanging overgaat, wordt de verantwoordelijke aanbieder hiervan schriftelijk, onder opgave van de geraamde kosten, in kennis gesteld.
- h.
Gesloten heestervakken worden niet doorsneden, maar gekruist door middel van een gestuurde boring onder het vak.
- i.
Grond die als aanvulling is verwerkt in beplantingsvakken of onder gras op een diepte van minder dan 0,80 meter, heeft na verdichting een maximale conuswaarde van 2,0 N/mm2.
- j.
Bij het verdichten van grond in beplantingsvakken of onder gras mag geen verkneding of structuurbederf optreden.
- k.
Het inrichten van een werkterrein of het opslaan van materiaal op gazons is niet toegestaan.
- l.
Gebruikte teelaarde is vrij van elke vorm van verontreiniging en wordt niet verdicht.
- m.
Overbodig zand, puin en ander restafval wordt niet in de plantvakken verwerkt, maar door de aanbieder op eigen kosten afgevoerd.
- a.
Artikel 3.2.2 Bomen
In aanvulling op of in afwijking van de in artikel 3.2.1 lid 5 van deze beleidsregels genoemde algemene voorschriften, neemt de aanbieder voor bomen daarnaast nog de volgende specifieke voorschriften in acht:
- a.
Het kappen van bomen wordt niet toegestaan. Indien dit niet mogelijk is, dan wordt de normale procedure voor het kappen van een boom doorlopen, waarbij een herplantplicht van toepassing is.
- b.
In de wortelzone wordt door de aanbieder niet gegraven. Indien het leggen van nieuwe kabels en leidingen in het bestaande tracé maar buiten de wortelzone niet mogelijk is, wordt de wortelzone gepasseerd door het boren van mantelbuizen onder het wortelpakket met een minimale diepte van 2,5 meter.
- c.
De aanbieder ziet erop toe dat bomen zowel onder- als bovengronds niet beschadigd worden. De aanbieder treft de nodige maatregelen ter bescherming van de bomen, zoals bijvoorbeeld het opbinden van laaghangende takken of het afschermen van bomen of boomgroepen met behulp van hekken aangebracht buiten de wortelzone. Stabilisatiewortels en wortels dikker dan 20 mm in diameter worden niet verwijderd. Ontgraven wortels worden beschermd tegen uitdroging, vorst en beschadiging. Wortels dunner dan 20 mm maar dikker dan 15 mm in diameter worden handmatig doorgezaagd.
- d.
Ontgravingen binnen de wortelzone van de bomen worden door de aanbieder zo snel mogelijk aangevuld en verdicht tot maximaal 3,5 MPa.
- e.
Het inrichten van een werkterrein of het opslaan van materiaal binnen de kroonprojectie van bomen is niet toegestaan.
- f.
Graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van bomen worden door de aanbieder handmatig uitgevoerd.
- g.
Tijdens werkzaamheden wordt niet met zwaar materieel onder en rondom bomen gereden.
- h.
Tijdens de uitvoering of binnen een redelijke termijn na uitvoering van de werkzaamheden geconstateerde schade aan bomen wordt de aanbieder geïnformeerd, waarna de schade in goed overleg tussen Partijen zal worden getaxeerd door een onafhankelijke partij op basis van de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB). De kosten van het rapport en de daarin vastgestelde schade wordt volledig verhaald op de aanbieder.
- i.
In aanvulling op het bepaalde in par. 01.18.05 lid 01 van de standaard 2010 bedraagt de schadevergoeding toegebracht aan bomen:
- -
vijfhonderd euro (€ 500,-) bij schade aan bomen jonger dan 15 jaar;
- -
duizend euro (€ 1000,-) bij schade aan bomen ouder dan 15 jaar;
- -
schade regeling conform de richtlijnen van de NVTB indien sprake is van waardevolle, monumentale of structuurbomen (zie groene kaart gemeente Leusden).
- -
Paragraaf 3.3 Voorschriften betreffende het herstel van het straatwerk
Artikel 3.3.1 Algemene werkwijze
-
1. De tarieven voor de herstraatwerkzaamheden worden jaarlijks vastgesteld, waarbij de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vastgestelde richtlijn "Tarieven (Graaf)Werkzaamheden Telecom" van 24 november 2014, of een daarvoor in de plaats tredende latere regeling of aanvulling van vergelijkbare strekking, als uitgangspunt dient. De onderbouwing van de tarieven wordt jaarlijks vastgesteld en bekendgemaakt.
-
2. De aanbieder ziet erop toe dat een sleuf of breekgat maximaal 48 uur open ligt en volgens deze beleidsregels is afgezet en beveiligd. Aan het eind van iedere werkweek of voor algemeen erkende feestdagen ziet de aanbieder erop toe dat de sleuf of het breekgat, volgens deze beleidsregels is aangevuld en verdicht, in één keer definitief te worden herstraat.
Artikel 3.3.2 Aanvulling en verdichting
-
1. Bij het aanvullen van sleuven en breekgaten worden de grondsoorten en de bouwstoffen door de aanbieder aangebracht in de oorspronkelijke lagen en laagdikten. Alle aanvullingen worden laagsgewijs door de aanbieder verdicht tot minimaal 3N/mm2, waarbij de te verdichten laag een maximale dikte van 30 cm heeft.
-
2. De verdichting van de aanvulling gebeurt door de aanbieder zodanig dat de oorspronkelijke dichtheid voorafgaande aan het ontgraven zo goed mogelijk wordt benaderd. Om dit resultaat te bereiken wordt de bovenste laag altijd verdicht met mechanische apparatuur. Waar het technisch mogelijk is, zorgt de aanbieder ervoor dat er laagsgewijs mechanisch wordt verdicht.
-
3. Van zand, dat in aanvullingen onder verhardingen is verwerkt, bedraagt de verdichtingsgraad ten minste:
- -
98% voor het zandbed van rijbanen en voet- en fietspaden op zandondergrond en van rijbanen op kleiondergrond;
- -
97% voor het zandbed van rijbanen op veenondergrond en voet- of fietspaden op kleiondergrond;
- -
96% voor het zandbed van voet- en fietspaden op veenondergrond.
- -
-
4. Tekortkomend materiaal dan wel overtollig materiaal wordt respectievelijk door de aanbieder op eigen kosten aangevoerd of afgevoerd.
-
5. De controle van de verdichting gebeurt door de aanbieder om de 50 meter aselect met behulp van een automatisch zelfregistrerend (hand)sondeerapparaat, waarbij de conuswaarde wordt gerelateerd aan een voor de te verdichten sleufaanvulling representatief proefvak.
-
6. Het resultaat van de in lid 6 bedoelde controle wordt schriftelijk door de aanbieder ter goedkeuring aan de opzichter overgelegd.
Artikel 3.3.3 Vervanging beschadigde materialen
-
1. Materialen die tijdens het opbreken van de verharding zijn vrijgekomen worden voor zover ze onbeschadigd zijn door de aanbieder opnieuw gebruikt.
-
2. Is de situatie overeenkomstig artikel 2.2.2 lid 1 van deze beleidsregels vastgelegd en blijkt uit vastgelegde informatie dat de materialen al beschadigd waren, dan draagt de gemeente Leusden de kosten voor aanschaf van de juiste kleur en type materialen ter vervanging van de beschadigde materialen. Heeft de aanbieder echter niet aan zijn verplichting voortvloeiend uit artikel 2.2.2 van deze beleidsregels voldaan, dan worden alle kosten die verband houden met de aanschaf van de nieuwe materialen volledig bij de aanbieder in rekening gebracht.
Artikel 3.3.4 Herstel gesloten verharding en fundering
-
1. Behalve incidentele gevallen, die door het college worden bepaald, wordt gesloten verharding of verharding waarin een fundering is verwerkt niet opgebroken.
-
2. Doet zich een incidenteel geval als bedoeld in lid 1 voor, dan wordt dit door de aanbieder te allen tijde uitgevoerd door middel van zagen in het asfalt, beton of andere gesloten verharding op een zodanige steenmaat dat de sleuf na afloop van de werkzaamheden strak kan worden dichtgeblokt met betonstraatsteen keiformaat. Het gebroken asfalt, beton of andere gesloten verharding wordt op eigen kosten door de aanbieder zelf afgevoerd. Tot het moment van de definitieve bestrating zorgt de aanbieder op eigen kosten ervoor dat de sleuf of het breekgat dichtgeblokt is. Onder de kosten die voor rekening van de aanbieder zijn, vallen ook de kosten voor de aanschaf van de betonstraatstenen keiformaat, en het aanbrengen van asfalt overeenkomstig de bestaande constructie van de weg inclusief de fundering.
-
3. Het herstel van de fundering gebeurt door de aanbieder zodanig dat deze minimaal gelijkwaardig is aan de oorspronkelijke fundering.
-
4. Opgenomen fundering wordt opnieuw door de aanbieder aangebracht en aangevuld met gelijkwaardige bouwstoffen tot de oorspronkelijke laagdikte.
-
5. De bestratingsmaterialen worden door de aanbieder gestraat in maximaal 10 cm schoon straatzand.
-
6. Tekortkomend materiaal dan wel overtollig materiaal wordt respectievelijk door de aanbieder op eigen kosten aangevoerd of afgevoerd.
-
7. De aanbieder ziet erop toe dat de afwijking van de tijdelijke bestrating ten opzichte van het omliggende straatniveau maximaal 1 cm bedraagt. Naar de randen van het tijdelijke straatwerk loopt de afwijking terug tot nul.
-
8. De onderhoudsperiode bedraagt maximaal 18 maanden of tot het tijdstip dat de nieuwe asfaltverharding is aangebracht. De onderhoudstermijn gaat in na goedkeuring van het werk van een deelgebied. De grenzen van de deelgebieden worden op een later tijdstip in overleg tussen de aanbieder en de gemeente vastgesteld.
Artikel 3.3.5 Herstel elementenverharding
-
1. De aanbieder zorgt in ieder geval in volgende gevallen voor tijdelijk straatwerk:
- a.
als de sleuf niet op tijd gedicht kan worden;
- b.
als een reconstructie van het straatwerk gepland is;
- c.
als de weersomstandigheden herstraten niet toelaten;
- d.
als het door het college aangegeven locaties betreft.
- a.
-
2. Opgebroken straatwerk wordt provisorisch door de aanbieder met behulp van het aanwezige opgebroken bestratingsmateriaal in overeenstemming met het oorspronkelijke verband hersteld.
-
3. Tegels worden bij tijdelijk herstel door de aanbieder met de onderzijde naar boven gekeerd aangebracht.
-
4. De aanbieder ziet erop toe dat de afwijking van de tijdelijke bestrating ten opzichte van het omliggende straatniveau maximaal 1 cm bedraagt. Naar de randen van het tijdelijke straatwerk loopt de afwijking terug tot nul.
-
5. Het straatwerk wordt in schoon straatzand aangebracht. Tekortkomend materiaal dan wel overtollig bestratingsmateriaal wordt respectievelijk door de aanbieder op eigen kosten aangevoerd of afgevoerd.
-
6. Het definitieve straatwerk van betonstraatsteen wordt door de aanbieder afgestrooid en ingeveegd met brekerzand
-
7. Het definitieve straatwerk van straatbakstenen wordt door de aanbieder afgestrooid en ingewassen met brekerzand.
-
8. Het overtollige brekerzand wordt door de aanbieder verwijderd als alle voegen van de verharding volledig zijn gevuld.
-
9. De straat- en trottoirkolken worden door de aanbieder vóór oplevering van de werkzaamheden schoongemaakt.
-
10. Na het opnieuw aanbrengen van de elementenverhardingen dient het straatwerk dezelfde kwaliteit te hebben als vóór het aanbrengen van de kabels en leidingen. Bij twijfel dient de aanbieder aan de hand van de gegevens van de "nulmeting" aan te tonen dat de kwaliteit van het straatwerk van hetzelfde kwaliteitsniveau is als voor aanvang van de werkzaamheden.
-
11. De kwaliteit van het straatwerk vermeld onder lid 10 dient na 1 jaar nog aanwezig te zijn. Als de kwaliteit niet meer aanwezig is, dient de aanbieder dit voor eigen rekening te herstellen naar tevredenheid van de gemeente. Wat is dit in de praktijk?
-
12. De onderhoudsperiode bedraagt 12 maanden en gaat in, na oplevering van een deelgebied. De grenzen van de deelgebieden worden op een later tijdstip in overleg tussen de aanbieder en de gemeente vastgesteld. De onderhoudstermijn vervalt indien en voor zover door een derde partij in hetzelfde tracé werkzaamheden zijn verricht.
Artikel 3.3.6 Herstel nieuwe verharding en sierverharding
-
1. Indien binnen vijf jaar na aanleg, groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de aanbieder noodzakelijke werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college aanvullende eisen stellen aan de wijze van herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de aanbieder.
-
2. Voor herstel van sierverharding wordt de in lid 1 genoemde termijn uitgebreid tot tien jaar. De patronen worden vooraf door de aanbieder vastgelegd en achteraf in de oorspronkelijke toestand van ten minste dezelfde kwaliteit hersteld.
-
3. Op het herstel van nieuwe verharding en sierverharding vindt artikel 3.3.5 van deze beleidsregels overeenkomstige toepassing, tenzij de in lid 1 door het college gestelde bijzondere voorschriften hiervan afwijken.
Paragraaf 3.4 Overige voorschriften
Artikel 3.4.1 Revisietekeningen
Revisietekeningen van de gewijzigde/ nieuwe kabels en leidingen worden door de aanbieder binnen één maand gemeld bij de Wion.
Artikel 3.4.2 Breekverbod en bouwvak
-
1. Het college legt een algemeen breekverbod op voor werkzaamheden in verhardingen voor het gehele grondgebied van de gemeente, wanneer het 's nachts vriest en de temperatuur overdag niet boven de +5°C uitkomt.
-
2. Indien andere dan de in lid 1 bedoelde weersomstandigheden naar het oordeel van het college geen werkzaamheden toelaten, legt het college een breekverbod op. Ook festiviteiten of activiteiten in de gemeente kunnen aanleiding zijn een breekverbod op te leggen.
-
3. Tijdens de jaarlijkse bouwvak, waarbij voor de gemeente Leusden het vakantierooster voor de regio midden aangehouden wordt, worden door de aanbieder geen werkzaamheden uitgevoerd. Ook in de maanden november en december van elk jaar en op algemeen erkende feestdagen worden door de aanbieder geen werkzaamheden uitgevoerd.
-
4. De in lid 1 en 2 opgelegde breekverboden blijven gelden, totdat het college ze uitdrukkelijk weer heeft ingetrokken.
-
5. Doet zich een geval als bedoeld in lid 1, 2 of 3 voor dan ziet de aanbieder erop toe dat alle sleuven en breekgaten volgens deze beleidsregels zijn gedicht en gestraat.
Artikel 3.4.3 Schade en aansprakelijkheid
-
1. De aanbieder treft alle noodzakelijke maatregelen om te voorkomen dat de gemeente of derden schade lijden ten gevolge van de werkzaamheden. Schade aan gemeentelijke eigendommen wordt onmiddellijk door de aanbieder bij de gemeente gemeld. Schade aan andere dan gemeentelijke eigendommen wordt door de aanbieder bij de desbetreffende eigenaar gemeld.
-
2. De aanbieder vrijwaart de gemeente voor alle aanspraken van derden die verband houden met de uitvoering van de werkzaamheden, ongeacht het moment waarop de aanspraak bij de gemeente geldend wordt gemaakt.
-
3. De aanbieder vergoedt aan de Gemeente de schade voortvloeiend uit de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels. Het recht op schadevergoeding beperkt zich tot vergoeding van de marktconforme kosten van de voorzieningen en van de meerdere marktconforme kosten van onderhoud.
-
4. 0nder marktconforme kosten wordt in dit verband verstaan kosten zoals deze door een onderneming onder normale omstandigheden in een markteconomie op de desbetreffende markt worden gemaakt.
Hoofdstuk 4 Gebiedsgebonden opbreekregels
Artikel 4.1 Winkelgebieden
-
1. Voor werkzaamheden in winkelgebieden geldt een afwijkend herstelregime voor bestrating. De aanbieder ziet erop toe dat het opgenomen straatwerk nog dezelfde dag definitief wordt herstraat.
-
2. Overtollig materiaal in winkelgebieden wordt door de aanbieder dagelijks op eigen kosten afgevoerd.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
Artikel 5.1 Nadere voorschriften
Het college is bevoegd nadere voorschriften en beperkingen aan de uitvoering van de werkzaamheden te verbinden, waarin deze beleidsregels niet voorzien.
Artikel 5.2 Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking de dag na publicatie.
Artikel 5.3 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als "Beleidsregels kabels en leidingen Leusden 2015".
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 juni 2015
Het college van de gemeente Leusden,
E. Luchtenburg
directeur-secretaris
mevrouw drs. A. Vermeulen
burgemeester
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl