Treasurystatuut gemeente Vlissingen 2020

Geldend van 01-11-2020 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Vlissingen 2020

De raad van de gemeente Vlissingen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden;

besluit vast te stellen het Treasurystatuut gemeente Vlissingen 2020.

I Begrippenkader

Artikel 1. Verklaring begrippen.

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • Administratieve organisatie: Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding, waaronder het invoeren van functiescheiding en interne controle;

  • Adviseur Treasury: Volgens functieboek gemeente Vlissingen – functiefamilie Adviseur B;

  • BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • Drempelbedrag: Het bedrag dat de gemeente over een heel kwartaal bezien schatkistbankieren gemiddeld buiten de schatkist mag aanhouden. De wijze waarop deze wordt bepaald is vastgelegd in de ‘Regeling schatkistbankieren decentrale overheden’;

  • Fido (Wet - ): ‘Wet financiering decentrale overheden’;

  • Financiering: Het aanwenden van benodigde financiële middelen (gelden). Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten doelmatig te beheren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • Interne controle: Het geheel van controlemaatregelen gericht op het waarborgen van rechtmatigheid, juistheid, volledigheid en tijdigheid van de gegevensverstrekking;

  • Kasgeld: Lening met een looptijd tussen één dag en één jaar, waarbij vooraf een rentepercentage wordt vastgesteld en de hoofdsom wordt gegarandeerd;

  • Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Maximum aan toegestane korte schulden. De wijze waarop deze wordt bepaald is vastgelegd in de ‘Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden’;

  • Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) kunnen nakomen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie (onmacht om te betalen) of faillissement;

  • Liquiditeiten: Financiële middelen met een rentetypische looptijd korter dan 12 maanden;

  • Liquiditeitenbeheer: Het aanwenden en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

  • Liquiditeitspositie: De mate waarin op korte termijn aan de opeisbare verplichtingen kan worden voldaan;

  • Liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en de meerjaren-investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • Onderhandse lening: Lening waarbij de voorwaarden in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld;

  • Paragraaf financiering: De paragraaf financiering vormt een onderdeel van de begroting en jaarrekening. In de begroting wordt het voorgenomen beleid voor de treasury verwoord, terwijl in de jaarrekening de verantwoording aan de orde komt;

  • Prudent karakter: Uitzettingen hebben een prudent karakter, wanneer in ieder geval aan twee aspecten is voldaan, te weten voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de instrumenten van uitzetting;

  • Publieke taak: Gemeenten kunnen uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de publieke taak. De Wet fido geeft aan het begrip publieke taak een beperkte invulling. Bankachtige activiteiten, bijvoorbeeld het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen, worden volgens de Wet fido in elk geval niet tot de publieke taak van de gemeente gerekend en zijn verboden;

  • Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • Rente: De vergoeding die in rekening wordt gebracht voor het tijdelijk beschikbaar stellen van liquiditeiten (het lenen);

  • Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • Renterisiconorm: Deze norm stelt een maximum aan het bedrag van de vaste schuld, waarvoor in een jaar een nieuw rentepercentage wordt vastgesteld en leidt tot een spreiding van looptijden van langlopende leningen. De wijze waarop deze wordt bepaald is vastgelegd in ‘Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden’;

  • Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • Schatkistbankieren: Het uitzetten van gelden bij het Ministerie van Financiën;

  • Toezichthouder: Op basis van de Wet fido is de toezichthouder de provincie Zeeland;

  • Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

  • De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties:

    • Risicobeheer:

      • Renterisicobeheer

      • Koersrisicobeheer

      • Kredietrisicobeheer

      • Intern Liquiditeitenbeheer

      • valutarisicobeheer

    • gemeentefinanciering

      • financiering

      • uitzettingen

      • relatiebeheer

    • kasbeheer

      • geldstromenbeheer

      • saldobeheer

      • Liquiditeitenbeheer

    • debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • Treasurybeleid: Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

  • Treasurybeheer: Het treasurybeheer is de uitvoering van de treasuryfunctie binnen de kaders van het treasurystatuut. De uitvoering is gebaseerd op de paragraaf financiering in de begroting.

  • Treasurystatuut: Het document, waarin de gemeente haar treasurybeleid heeft vastgelegd;

  • Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2. Treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities, zodat er te allen tijde voldoende middelen zijn om de gemeentelijke taken uit te voeren;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

  • 5.

    Het ondersteunen en adviseren van alle onderdelen binnen de gemeentelijke organisatie bij financieringsvraagstukken;

  • 6.

    Het waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden van de treasuryfunctie duidelijk worden geregeld.

III Wet- en regelgeving voor de treasurytaken

Artikel 3. Wet fido

  • 1.

    De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de bijbehorende ministeriële regelgevingen geven het bindende kader voor de uitoefening van de treasuryfunctie van gemeenten. De onderliggende regelingen zijn:

    • Regeling uitzettingen derivaten decentrale overheden (Ruddo)

    • Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden (Bldo)

    • Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)

    • Regeling schatkistbankieren decentrale overheden (Skb)

  • 2.

    De uitoefening van de treasuryactiviteiten van de gemeente Vlissingen staat beschreven in dit treasurystatuut en dient minimaal te voldoen aan het wettelijk bindende kader, zoals beschreven in het eerste lid.

  • 3.

    Handelingen op de geldmarkt en de kapitaalmarkt in het kader van treasury vinden uitsluitend plaats in de valuta EUR (ook wel Euro of €). Hiermee wordt het koersrisico uitgesloten.

Risicobeheer

IV Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 4.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan derde partijen, als voldaan is aan de uitgangspunten van artikel 12.

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Voor derivaten behoort voldoende deskundigheid bij de gemeente aanwezig te zijn. De derivatenproducten en hun risico-effecten zijn namelijk uitermate complex. Zonder de vereiste adequate kennis kan het gebruik van derivaten tot onacceptabele risico’s leiden.

  • Prudent gebruik van derivaten houdt in:

    • Derivaten zijn alleen toegestaan voor het afdekken van financiële risico’s;

    • Gesloten positie. De onderliggende waarde waarop het derivaat betrekking heeft, heeft gelijke modaliteiten (in omvang en looptijd) als de bijbehorende financieringsbehoefte of overtollige middelen. Van belang is dat het risico van het derivaat niet groter is dan het risico dat ermee wordt afgedekt. Hiervan is sprake als er onzekerheid bestaat over de toekomstige financieringsbehoefte of over het overschot. Het schrijven van opties is in de regel niet toegestaan, aangezien de verkoper van een optie de plicht heeft om de afgesloten transactie uit te voeren als de koper zijn recht uitoefent. Daarmee loopt de verkoper van een optie in beginsel een onbeperkt risico.

  • 4.

    Garanties worden alleen verstrekt conform de “Beleidsregels garanties gemeente Vlissingen”.

V Renterisicobeheer

Artikel 5.

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden, conform de Wet fido.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden, conform de Wet fido.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

VI Koersrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, obligaties, schatkist- en garantieproducten.

  • 2.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

VII Kredietrisicobeheer

Artikel 7.

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    • Uitzettingen van middelen vinden, boven het drempelbedrag, uitsluitend plaats bij de Nederlandse Staat (Schatkistbankieren) of bij medeoverheden.

    • Financiële instellingen met ten minste een A-rating van één van de volgende erkende rating-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties bedongen. Het college motiveert in haar besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen.

VIII Liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 8.

De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 2 jaar.

Bij het opstellen van de begroting wordt in de paragraaf financiering de benodigde financiering voor de komende 4 jaar bepaald aan de hand van een globale meerjarige financieringsprognose.

IX Valutarisicobeheer

Artikel 9.

Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid (de euro).

Gemeentefinanciering

X Financiering

Artikel 10.

  • 1.

    Algemene uitgangspunten

Voor de uitvoering van de treasurytaken hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten:

  • a.

    De gemeente werkt volgens het principe van totaalfinanciering. Dit wil zeggen, dat de financiering voor alle activiteiten centraal wordt aangetrokken en geen directe relatie bestaat tussen de financiering en de uitgaven.

  • b.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door inkomende en uitgaande kasstromen zoveel als mogelijk op elkaar af te stemmen.

  • c.

    Financiering wordt uitsluitend aangetrokken voor de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Kortlopende financiering

Wanneer de gemeente een tekort aan liquide middelen verwacht, kan zij geld lenen op de geldmarkt. Voor het aantrekken van kortlopende financieringen met een looptijd tot één jaar gelden de volgende richtlijnen:

  • a.

    Bij het aantrekken van kortlopende middelen wordt de kasgeldlimiet zoals bedoeld in de Wet fido niet overschreden.

  • b.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en rekening-courant krediet.

  • c.

    De omvang en de rentetypische looptijd van nieuwe leningen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de actuele liquiditeitenplanning.

  • d.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

  • 3.

    Langlopende financiering

  • a.

    De renterisiconorm, zoals beschreven in de Wet fido en vastgesteld in de Ufdo, wordt niet overschreden.

  • b.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van langlopende middelen zijn onderhandse leningen.

  • c.

    Er worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd.

XI Langlopende uitzettingen en garanties

Artikel 11.

Bij het uitzetten van middelen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4,5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. De gemeente accepteert de offerte met de gunstigste voorwaarden, zoals effectief rentepercentage, provisie, kosten enzovoort.

  • 3.

    Bij het uitzetten van middelen gelden de wettelijke regels voor het schatkist-bankieren.

Artikel 12.

1. De volgende algemene uitgangspunten gelden voor het verstrekken van leningen en garanties aan derden:

  • a.

    de te financieren activiteit waarvoor een gemeentelening of gemeentegarantie wordt aangevraagd moet passen in het gemeentelijk beleid en dient ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders van voldoende openbaar belang te zijn;

  • b.

    er dient vastgesteld te zijn dat het project zonder gemeentelening of gemeentegarantie niet of niet exploitabel tot stand komt;

  • c.

    indien er landelijk opererende instellingen of andere overheidsinstanties zijn die bereid zijn onder overzienbare en aanvaardbare voorwaarden garanties of leningen te verstrekken dan garandeert of leent de gemeente niet of slechts gedeeltelijk;

  • d.

    het risico voor de gemeente dient overzienbaar en aanvaardbaar te zijn en zoveel mogelijk te worden beperkt;

  • e.

    een gemeentelening of gemeentegarantie moet passen binnen de hiervoor geldende nationale en internationale kaders, waaronder de Wet fido en de bepalingen omtrent staatssteun.

XII Relatiebeheer

Artikel 13.

De adviseur treasury onderhoudt contact met banken en geldmakelaars. Het contact met banken en geldmakelaars dient om informatie op te vragen over (rente)tarieven, lening-condities, rentevisies en naar het geval zich voordoet het opnemen van gelden.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 7;

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer.

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en in het bezit te zijn van een geldige vergunning of ontheffing als makelaar.

Kasbeheer

XIII Geldstromenbeheer

Artikel 14.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

XIV Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 15.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 5 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 4.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 7 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 5.

    Er is een liquiditeitsplanning opgesteld waarbij de structurele inkomsten/uitgaven in beeld zijn gebracht, aangevuld met de inkomsten- en uitgavenplanningen van de investeringen en projecten.

XV Geldmarkt en kasgeldleningen

Artikel 16.

  • 1.

    Als de gemeente een tekort aan liquide middelen verwacht, kan zij geld lenen op de geldmarkt. Op de geldmarkt kunnen leningen met een looptijd van één dag (callgeld) tot één jaar (kasgeld) worden aangetrokken. Daarnaast kan de kredietfaciliteit bij de bankrelaties Worden gebruikt.

  • 2.

    Voor de berekening van de kaslimiet geldt het in de Ufdo opgenomen percentage en minimumbedrag.

  • 3.

    Als niet wordt voldaan aan de kasgeldlimiet en de kasgeldlimiet wordt voor het derde achtereenvolgende kwartaal overschreden, dan informeert de gemeente de toezichthouder. De melding aan de toezichthouder moet vergezeld zijn van een plan van aanpak. Aanvullende aanwijzingen van de toezichthouder worden opgevolgd.

Administratieve organisatie en interne controle

XVI Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 17.

De uitvoering van de treasuryfunctie is centraal ondergebracht bij de directie Bedrijf en Beheer, Team Administratie & ondersteuning. In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd (zie hierna de artikelen 18 en 19 van dit treasurystatuut);

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

  • de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

  • de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

  • de risico’s worden beheerst;

  • de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

  • a.

    Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

  • b.

    de uitvoering en controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;

  • c.

    de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschieden door afzonderlijke functionarissen;

  • 4.

    Elke transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

  • 5.

    Geldgevers c.q. tussenpersonen sturen de bevestiging van elke transactie naar de functionaris die belast is met de interne controle.

  • 6.

    In de begroting is een financieringsparagraaf opgenomen. Daarin wordt een prognose gegeven van tenminste de volgende onderwerpen (niet limitatief):

  • a.

    de toepassing van de kasgeldlimiet (mogelijke over- of onderschrijdingen),

  • b.

    de renterisiconorm,

  • c.

    de financieringsbehoefte,

  • d.

    het risicobeheer,

  • e.

    gebruik van derivaten,

  • f.

    ontwikkeling van de schuldpositie van de gemeente.

  • 7.

    In de jaarrekening is een financieringsparagraaf opgenomen waarin de onderwerpen uit het vorige lid worden verantwoord.

  • 8.

    De gemeenteraad controleert het treasurybeleid en -beheer aan de hand van de financieringsparagraaf in de begroting en jaarrekening, en eventueel extra aan de hand van afzonderlijke (treasury) nota’s of tekstonderdelen in de Kadernota of bestuursrapportages.

XVII Verantwoordelijkheden

Artikel 18.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

  • Het vaststellen van het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie in de financiële verordening (ex art 212 GW).

  • Het vaststellen van treasurydoelstellingen, en het treasurybeleid,

  • Het vaststellen van de paragraaf financiering in de programmabegroting en jaarrekening;

  • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

Het college van B&W

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid) binnen de kaders van het treasurystatuut.

  • Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

De portefeuillehouder Financiën

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

Teamleider BB/AO

Zorgdragen voor:

  • Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

  • Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut;

  • De juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

  • Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

  • Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

De directeuren

  • Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun team aanlevert aan de Adviseur Treasury, met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

Budgethouders

  • Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die aangeleverd wordt aan de Adviseur Treasury, met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

  • Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van prognoses en betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de Adviseur Treasury.

Adviseur Treasury

  • Het uitvoeren van de treasuryactiviteiten conform het vastgestelde treasurystatuut en de paragraaf financiering;

  • Het beheren van de geldstromen, dagelijkse saldi en liquiditeitsposities;

  • Het onderhouden van contact met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

  • Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de financiële administratie;

  • Het adviseren bij beleidsvoorstellen op treasurygebied;

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

  • Het afleggen van verantwoording aan de teamleider BB/AO over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

  • Bijhouden van liquiditeitsplanning en de financieringsprognose;

  • Dossiervorming call- en kasgeldleningen;

Medewerker dienstverlening C/team BB/ AO

  • Het afhandelen van het girale betalingsverkeer;

  • Het juist, tijdig en volledig vastleggen van bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, opbrengsten en kosten in de financiële administratie.

De externe accountant

  • Het controleren van het uitgevoerde treasurybeheer en, waar nodig, adviseren over dat beheer.

XVIII Bevoegdheden

Artikel 19.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Uitvoering

Autorisatie

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer (tot een jaar)

  • 1.

    Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening (schatkistbankieren)

Adviseur Treasury

Teamleider BB/ AO

  • 2.

    Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Adviseur Treasury

Teamleider BB/ AO

  • 3.

    Het aanwijzen van handtekeninghouders voor het versturen van betalingsopdrachten

Teamleider BB/AO

Directeur BB

  • 4.

    Betalingsbestanden verwerken en versturen

Medewerker dienstverlening C / team BB/AO

Andere Medewerker dienstverlening C / team BB/AO

Bankrelatiebeheer

  • 5.

    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Adviseur Treasury

Burgemeester

  • 6.

    Bankcondities en tarieven afspreken

Adviseur Treasury

Burgemeester

Risicobeheer

  • 7.

    Het afsluiten van derivatentransacties

Directeur BB

College van B&W

Financiering en uitzetting (langer dan 1 jaar)

  • 8.

    Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Adviseur Treasury

College van B&W

  • 9.

    Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen, zoals vastgelegd in de paragraaf financiering

Adviseur Treasury

Directeur BB/Teamleider BB/ AO

  • 10.

    Het uitzetten van gelden via (staats)obligaties, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de paragraaf financiering

Adviseur Treasury

Directeur BB/Teamleider BB/AO

  • 11.

    Het beleggen in garantieproducten

Teamleider BB/AO

College van B&W

  • 12.

    Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

  • 13.

    Het garanderen van gelden uit hoofde van de publieke taak conform “Beleidsregels garanties gemeente Vlissingen”

College van B&W

Gemeenteraad

XIX Informatievoorziening

Artikel 20.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke functionaris verantwoordelijk is voor het verstrekken van welke informatie:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

  • 1.

    Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Doorlopend

Budgethouders

Adviseur Treasury

  • 2.

    Beleidsplannen treasury in paragraaf financiering van de begroting

Jaarlijks

College

Gemeenteraad

  • 3.

    Evaluatie treasuryactiviteiten in paragraaf financiering van de jaarrekening

Jaarlijks

College

Gemeenteraad

  • 4.

    Voortgang onderdelen paragraaf financiering via tussenrapportage

Halfjaarlijks

Adviseur Treasury

Gemeenteraad

  • 5.

    Informatie aan derden (toezichthouder), zoals genoemd in artikel 8 Wet fido

Indien vereist

Adviseur Treasury

Provincie Zeeland

XX Inwerkingtreding

Artikel 21.

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 november 2020. Het treasurystatuut van 1 oktober 2006 vervalt met ingang van 1 november 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van Vlissingen, 15 oktober 2020.

Voorzitter,

Griffier,