Verordening openbaar vaarwater 2020

Geldend van 22-10-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening openbaar vaarwater 2020

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Overwegende, dat het wenselijk is om voor het gebruik van het openbaar vaarwater in de gemeente Groningen regels te stellen

  • 1.

    aan het afmeren van en het innemen van ligplaatsen door schepen uit een oogpunt van ordelijk gebruik (gezondheids-, veiligheids- en milieuaspecten alsmede aanzien van de gemeente);

  • 2.

    met betrekking tot de veiligheid op en het ordelijk gebruik en de bescherming van het openbaar vaarwater in zijn algemeenheid en van bruggen, kademuren, oevers en andere waterstaatswerken;

  • 3.

    ter bevordering van de rechtszekerheid van eigenaren, bewoners en gebruikers van schepen;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening openbaar vaarwater 2020.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begrippen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.1

    afmeerplaats:

    plaats in het water aangewezen voor het tijdelijk afmeren van een schip;

  • 1.2

    authentiek schip:

    een schip dat:

    • 1.

      voorheen is gebruikt ter uitoefening van een beroep zoals ten behoeve van de beroepsvaart of de visserij of als sleepboot en

    • 2.

      door het behoud van het oorspronkelijke casco-met-opbouw de oorspronkelijke contouren niet wezenlijk verloren heeft;

    • 3.

      of een schip dat voor wat betreft zijn uiterlijke verschijningsvorm in overwegende mate gelijkenis vertoont met het bepaalde onder 1. en 2.;

  • 1.3

    bedrijfsschip:

    een schip dat geheel of grotendeels wordt gebruikt ten behoeve van de uitoefening, ter plaatse en op of vanaf het schip, van een beroep of bedrijf ten behoeve van:

    • a.

      scheepsbouw, -inrichting, -reparatie of -onderhoud;

    • b.

      scheepsbevoorrading c.q. levering van scheepsbenodigdheden voor beroeps- en recreatievaart;

    • c.

      schepen of pontons benodigd voor de uitoefening van de kleine watersport;

    • d.

      rondvaartbedrijven;

    • e.

      nautische opleidingen met het schip;

  • 1.4

    beroepsschip:

    een schip, uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor beroepsgoederenvervoer, alsmede sleepboten en opduwers;

  • 1.5

    bijboot:

    een licht vaartuig dat bij een groter schip behoort, waarvan de bovenkant niet hoger is dan 1 meter boven de waterlijn en de oppervlakte niet groter is dan 10 m²;

  • 1.6

    kanaalvak:

    een gedeelte van het openbaar vaarwater bestemd voor het innemen van één of meer ligplaatsen;

  • 1.7

    ligplaats:

    een plaats in het water die door een woonschip of ander vaartuig bij verblijf wordt ingenomen;

  • 1.8

    ligplaatsvergunning of -ontheffing:

    een vergunning of ontheffing voor het innemen van een ligplaats met een woonschip of ander vaartuig krachtens een gemeentelijke verordening;

  • 1.9

    niet-kwetsbaar schip:

    • 1.

      authentieke schepen;

    • 2.

      in geval van andere schepen: een schip

      • a.

        dat van staal is gebouwd;

      • b.

        waarvan de hoogte boven de waterlijn tot het laagst gelegen punt waarboven de romp van een vaartuig niet meer waterdicht is (vrijboord) tenminste 60 centimeter is;

      • c.

        waarvan de bovenbouw aan beide zijden tenminste 40 centimeter binnen de grootste breedte van de romp van het schip blijft (gangboord);

      • d.

        dat is voorzien van deugdelijke bolders, die zowel vanaf de wal als vanaf het water bereikbaar zijn;

      • e.

        dan wel een anderszins gebouwd schip dat aan de onder c. en d. genoemde criteria voldoet en waarvan door een scheepskundig expertisebureau aan de hand van een constructiebeoordeling en een sterkteberekening wordt aangetoond dat de niet-kwetsbaarheid gelijkwaardig is aan dat van een schip dat (ook) aan de onder a. en b. genoemde criteria voldoet.

    • 3.

      In afwijking van het gestelde in de voorgaande leden gelden voor een schip dat ligplaats inneemt in het Noord-Willemskanaal de volgende eisen:

      • a.

        het schip moet gebouwd zijn van staal;

      • b.

        de hoogte boven water van de waterlijn tot het laagst gelegen punt waarboven een schip niet meer waterdicht is, moet tenminste 100 cm bedragen;

      • c.

        de dikte van het staal van het onderwaterschip en het gedeelte boven water tot in ieder geval 100 cm, dient tenminste 3 mm te bedragen;

      • d.

        de bovenbouw van het schip moet aan beide zijden tenminste 40 cm binnen de grootste breedte van het schip blijven;

      • e.

        de bovenbouw mag niet langer zijn dan 90% van de lengte van het schip, waarbij de bolders goed bereikbaar dienen te blijven;

  • 1.10

    opduwer:

    een vaartuig dat behoort bij een ander schip en bedoeld is om dat schip voort te duwen;

  • 1.11

    open rondvaartboot:

    een open rondvaartboot als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Binnenvaartregeling;

  • 1.12

    openbaar vaarwater:

    alle wateren in de gemeente Groningen die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede de bijbehorende werken als kademuren, oevers, steigers, trappen, bruggen en andere kunstwerken in beheer en onderhoud bij de gemeente Groningen;

  • 1.13

    opstapplaats:

    een plaats in of langs het water aangewezen als gelegenheid om aan of van boord te gaan van een passagiersschip, rondvaartboot of open rondvaartboot;

  • 1.14

    passagiersschip:

    een schip dat uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd is voor beroepsmatig personenvervoer en als zodanig beschikt over een Certificaat van Onderzoek;

  • 1.15

    recreatieschip:

    een schip bestemd voor recreatiedoeleinden;

  • 1.16

    schip:

    elk vaartuig, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, glijboten en pontons;

  • 1.17

    schip voor bijzondere of representatieve doeleinden:

    een schip uitsluitend bestemd of in gebruik voor doeleinden van culturele of representatieve aard;

  • 1.18

    varend schip:

    schip dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;

  • 1.19

    varend schip voor verblijf:

    schip dat wordt gebruikt voor verblijf en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;

  • 1.20

    woning:

    een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

  • 1.21

    woonschip:

    een schip uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd.

Artikel 2 Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op al het openbaar vaarwater binnen de grenzen van de gemeente Groningen, in ieder geval voor zover het gaat om de specifieke belangen die deze verordening beoogt te beschermen (openbare orde, ordelijk gebruik, gezondheid, veiligheid, milieuaspecten en aanzien van de gemeente).

Artikel 3 Zorg- en onderhoudsplicht

  • 1. De eigenaar van een varend schip of van een varend schip voor verblijf, of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen, draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat varende schip (of varende schip voor verblijf) geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

  • 2. Eenieder die een varend schip of varend schip voor verblijf bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

  • 3. De eigenaar van een varend schip of van een varend schip voor verblijf, of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen, draagt er zorg voor dat het schip in een redelijke staat van onderhoud verkeert. Van verwaarlozing is in ieder geval sprake:

    • -

      wanneer casco en/of opbouw zodanig onvoldoende zijn beschermd tegen water- en weersinvloeden dat de instandhouding van het schip, zonder daarvoor ingrijpender maatregelen dan het normaal te verrichten onderhoud te treffen, in gevaar komt;

    • -

      door gedeeltelijke afbraak, instorting, verwaarlozing of verandering van de woonboot de samenhang in boot en opbouw is verstoord;

    • -

      de detaillering van de wanden van de woonboot in ernstige mate wordt verstoord door (onderdelen van) installaties of door andere toevoegingen;

    • -

      de woonboot aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk in ernstige mate is beschadigd;

    • -

      de vorm of het aanzien van de woonboot in overwegende mate wordt bepaald door objecten die op de woonboot zijn geplaatst.

  • 4. De eigenaar van een varend schip of van een varend schip voor verblijf, of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen, draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat varende schip (of varende schip voor verblijf) zich geen strijdigheid voordoet met redelijke eisen van welstand.

HOOFDSTUK 2 LIGPLAATSVERGUNNING OF -ONTHEFFING

Artikel 4 Beslistermijn ligplaatsvergunning of -ontheffing

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een ligplaatsvergunning of -ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.

Artikel 5 Voorbereidingsbesluit

  • 1. In afwijking van artikel 4 houden burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om ligplaatsvergunning of -ontheffing aan indien er geen grond is om de vergunning of ontheffing te weigeren en voor het gebied, waarin het schip zal worden afgemeerd, vóór de dag van ontvangst van de aanvraag een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, een bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd, een bestemmingsplan is vastgesteld, dan wel een bestemmingsplan na vaststelling is bekendgemaakt.

  • 2. De aanhouding duurt totdat:

    • a.

      het voorbereidingsbesluit overeenkomstig artikel 3.7, vijfde of zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is vervallen;

    • b.

      de termijn voor vaststelling van het bestemmingsplan ingevolge artikel 3.8 eerste lid onder e van de Wet ruimtelijke ordening is overschreden;

    • c.

      de termijn voor bekendmaking van het bestemmingsplan ingevolge artikel 3.8, derde, vierde of zesde lid van de Wet ruimtelijke ordening is overschreden;

    • d.

      het bestemmingsplan in werking is getreden dan wel in beroep is vernietigd;

    • e.

      de verordening, bedoeld in artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening of de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 4.3 van die wet in werking is getreden.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsvergunning of -ontheffing verlenen indien het schip waarmee ligplaats zal worden ingenomen niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag om ligplaatsvergunning of -ontheffing overeenkomstig artikel 4.

Artikel 6 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een ligplaatsvergunning of -ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      ordelijk gebruik;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de veiligheid;

    • e.

      de milieuhygiëne;

    • f.

      het aanzien van de gemeente.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een ligplaatsvergunning of -ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 7 Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats of afmeerplaats met, dan wel voor een schip nadere regels stellen met het oog op de openbare orde, de volksgezondheid, de veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente (Aanwijsbesluit).

Artikel 8 Afmeren of innemen van ligplaatsen buiten daartoe bestemde kanaalvakken

  • 1. Het is verboden een schip af te meren of met een schip ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een afmeerplaats of ligplaats voor een schip beschikbaar te stellen in strijd met het geldende bestemmingsplan.

  • 2. Het is verboden om met een schip ligplaats in te nemen of een schip af te meren in strijd met de nadere regels als bedoeld in artikel 7.

  • 3. Van het verbod in het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

Artikel 9 Vergunningplicht woonschepen

  • 1. Het is verboden om zonder vergunning met een woonschip ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen.

  • 2. Uiterlijk binnen 12 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning dient met het betreffende woonschip de daartoe vergunde ligplaats te zijn ingenomen.

  • 3. In geval van nieuwbouw van een woonschip dient binnen 52 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning ligplaats te worden ingenomen. Deze termijn kan met ten hoogste 26 weken worden verlengd.

  • 4. In geval van het vergroten of substantieel wijzigen van een woonschip waarvoor een ligplaatsvergunning is afgegeven, is een nieuwe vergunning als bedoeld in het eerste lid vereist.

  • 5. Het is verboden een ligplaats, waarvoor een vergunning is verleend, voor een aaneengesloten periode van meer dan 26 weken per jaar te verlaten. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders ontheffing van dit verbod verlenen.

  • 6. Bij een woonschip waarvoor een vergunning als bedoeld in het eerste lid is verleend, is uitsluitend één bij het schip behorende bijboot of opduwer, niet zijnde een recreatieschip, tot een maximum van 10 m² toegestaan, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartegen bezwaren bestaan die verband houden met de belangen die de verordening beoogt te beschermen.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het zesde lid voor het toestaan van een authentieke opduwer tot een maximum van 15 m².

Artikel 10 Ontheffing voor bedrijfsschepen

  • 1. Het is verboden om zonder ontheffing met een bedrijfsschip ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een bedrijfsschip beschikbaar te stellen.

  • 2. Uiterlijk binnen 12 weken na het onherroepelijk worden van de ontheffing dient met het betreffende bedrijfsschip de daartoe aangewezen ligplaats te zijn ingenomen.

  • 3. In geval van nieuwbouw van een bedrijfsschip dient binnen 52 weken na het onherroepelijk worden van de ontheffing ligplaats te worden ingenomen. Deze termijn kan met ten hoogste 26 weken worden verlengd.

  • 4. In geval van het vergroten of substantieel wijzigen van een bedrijfsschip waarvoor een ontheffing is afgegeven, is een nieuwe ontheffing als bedoeld in het eerste lid vereist.

  • 5. Het is verboden een ligplaats, waarvoor een ontheffing is verleend, voor een aaneengesloten periode van meer dan 12 weken per jaar te verlaten. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een ontheffing van dit verbod verlenen

  • 6. Bij een bedrijfsschip waarvoor een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, is uitsluitend één bij het schip behorende bijboot of opduwer, niet zijnde een recreatieschip, tot een maximum van 10 m² toegestaan, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartegen bezwaren bestaan die verband houden met de belangen die de verordening beoogt te beschermen.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het vorige lid voor het toestaan van een authentieke opduwer tot een maximum van 15 m².

Artikel 11 Weigeringsgronden ligplaatsvergunning of -ontheffing

  • 1. De ligplaatsvergunning als bedoeld in artikel 9 of de ligplaatsontheffing als bedoeld in artikel 10 kan en moet worden geweigerd indien:

    • a.

      in geval van een woonschip:

      • -

        de aanvrager geen natuurlijke persoon is van tenminste 18 jaar en/of

      • -

        de aanvrager geen eigenaar is van het schip;

    • b.

      in geval van een bedrijfsschip:

      • -

        de aanvrager geen natuurlijke persoon is van tenminste 18 jaar en/of

      • -

        de aanvrager geen rechtsgeldige vertegenwoordiger is van een rechtspersoon en/of

      • -

        de aanvrager geen eigenaar is van het schip;

    • c.

      het innemen van de ligplaats in strijd is met het geldende bestemmingsplan;

    • d.

      het schip in strijd is met redelijke eisen van welstand.

  • 2. De ligplaatsvergunning of -ontheffing kan worden geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager zich niet deugdelijk kan legitimeren als eigenaar van het schip en/of het schip niet deugdelijk kan identificeren;

    • b.

      blijkt dat door de aanvrager onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • c.

      het innemen van de ligplaats met het gewenste schip door de nautische situatie ter plaatse niet mogelijk of onwenselijk is;

    • d.

      het bedrijfschip waarvoor ontheffing wordt gevraagd zal worden gebruikt voor andere activiteiten dan in artikel 1 onder 1.3 is aangegeven;

    • e.

      niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 7 vastgestelde nadere regels;

    • f.

      in geval van een woonschip: de aanvrager al een vergunning voor een andere ligplaats heeft;

    • g.

      indien verzocht wordt toepassing te geven aan artikel 13 (overdraagbaarheid), eerste lid, maar de aanvrager niet kan aantonen dat voor het (te vervangen) schip waarvoor de ligplaatsvergunning of -ontheffing geldt, een andere vergunning of ontheffingkan worden verkregen dan wel dat het schip blijvend buiten het openbaar vaarwater wordt gebracht;

    • h.

      indien verzocht wordt om toepassing te geven aan artikel 13, derde lid, maar de aanvrager, zijnde de koper van het schip waarvoor de ligplaatsvergunning of -ontheffing geldt, niet middels overlegging van een koopovereenkomst kan aantonen dat hij de nieuwe eigenaar van het schip is;

    • i.

      het schip waarvoor vergunning wordt gevraagd, niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3 (onderhoudsplicht);

    • j.

      er sprake is van een samenstel van meerdere schepen;

    • k.

      artikel 15 (wachtlijst) niet of onjuist is toegepast.

Artikel 12 Intrekking of wijziging van ligplaatsvergunning of -ontheffing

De ligplaatsvergunning of -ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne, het aanzien van de gemeente en/of een goede ruimtelijke ordening;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien de termijnen van de artikelen 9 en 10 niet worden nageleefd;

  • e.

    indien de houder van de vergunning of ontheffing of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt;

  • f.

    indien het woonschip of bedrijfschip uitsluitend of hoofdzakelijk voor andere doeleinden wordt gebruikt dan in de betreffende begripsbepalingen van artikel 1 is omschreven;

  • g.

    indien er sprake is van een onbewoond woonschip, dan wel van een klaarblijkelijk onbewoond woonschip gedurende een aaneengesloten periode van tenminste 26 weken;

  • h.

    indien de houder van de vergunning of ontheffing de bepalingen in deze verordening, de nadere regels als bedoeld in artikel 7, dan wel de voorschriften behorende bij de vergunning of ontheffing overtreedt;

  • i.

    bij vergroting of substantiële wijziging van het schip zonder daarvoor verkregen vergunning of ontheffing;

  • j.

    indien artikel 3 niet of onvoldoende wordt nageleefd (onderhoudsplicht);

  • k.

    indien ligplaats wordt ingenomen met een schip dat niet is aangesloten op het riool of niet beschikt over een werkende individuele behandeling van afvalwater;

  • l.

    indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten intrekking of wijziging nodig is vanwege een belang, of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist.

Artikel 13 Overdraagbaarheid ligplaatsvergunning of -ontheffing

  • 1. De houder van de ligplaatsvergunning of -ontheffing kan burgemeester en wethouders verzoeken om de vergunning of ontheffing voor dezelfde ligplaats op een ander (vervangend) woonschip of bedrijfsschip over te schrijven.

  • 2. In geval van een (vervangend) bedrijfsschip dient het uit te oefenen type bedrijf te vallen onder het bepaalde in artikel 1 onder 1.3, mogen er voorts geen nautische bezwaren bestaan en dient het type bedrijf op de betreffende ligplaats als inpasbaar te worden beoordeeld.

  • 3. De aanvrager van een ligplaatsvergunning of -ontheffing kan burgemeester en wethouders verzoeken om de bestaande vergunning of ontheffing voor het betreffende woonschip of bedrijfsschip over te schrijven op zijn naam als nieuwe eigenaar.

  • 4. Voor verzoeken als bedoeld in de leden 1 en 3 zijn de overige artikelen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Inzage ligplaatsvergunning of -ontheffing

De houder van een ligplaatsvergunning of -ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening, ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

Artikel 15 Wachtlijst

  • 1. Op een wachtlijst worden door burgemeester en wethouders uitsluitend geplaatst:

    • a.

      zij die in aanmerking wensen te komen voor een ligplaats met een woonschip in een daarvoor bestemd gedeelte van het openbaar vaarwater, met dien verstande dat uitsluitend een natuurlijk persoon van tenminste 18 jaar in aanmerking komt voor plaatsing op de wachtlijst, voor zover aan hem of haar nog geen vergunning voor een ligplaats binnen de gemeente Groningen is verleend;

    • b.

      zij die reeds in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 9 lid 1 en in aanmerking wensen te komen voor een andere ligplaats in de gemeente Groningen.

  • 2. Inschrijving op de wachtlijst geschiedt op volgorde van datum van ontvangst. Bij meerdere inschrijvingen op een datum geschiedt de inschrijving op volgorde van tijdstip.

  • 3. Het college kan de plaatsing op de wachtlijst doorhalen indien:

    • a.

      de ingeschrevene is verhuisd zonder burgemeester en wethouders schriftelijk, binnen vier weken, van de adreswijziging op de hoogte te stellen;

    • b.

      de ingeschrevene kennelijk geen belang meer heeft bij plaatsing op de lijst;

    • c.

      driemaal een door of namens burgemeester en wethouders aangeboden ligplaats, die valt binnen de door de ingeschrevene kenbaar gemaakte voorkeuren bij de inschrijving, door de ingeschrevene als bedoeld in het eerste lid, zonder redelijke grond is geweigerd;

    • d.

      een door of namens burgemeester en wethouders aangeboden ligplaats wordt geaccepteerd.

  • 4. De aanbieding van ligplaatsen geschiedt aan de hand van de volgorde van inschrijving, met dien verstande dat een dergelijk aanbod:

    • a.

      eerst wordt gedaan aan degene die reeds houder is van een vergunning voor een ligplaats als bedoeld in artikel 9 maar wiens schip door een ruimtelijke ontwikkeling deze ligplaats dient te verlaten;

    • b.

      vervolgens wordt gedaan aan degene die reeds houder is van een vergunning voor een ligplaats als bedoeld in artikel 9 of aan degene die kan aantonen dat hij gedurende drie aaneengesloten jaren ligplaats heeft ingenomen in de Noorderhaven.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op ligplaatsen die zijn vrijgekomen middels verwerving, onteigening of anderszins door het bevoegd gezag.

  • 6. Indien het vasthouden aan de wachtlijst of de volgorde op de wachtlijst onevenredige gevolgen met zich meebrengt zodat daaraan in redelijkheid niet kan worden vastgehouden, dan wel met het oog op de belangen die deze verordening beoogt te beschermen, kunnen burgemeester en wethouders daarvan afwijken.

HOOFDSTUK 3 BEPALINGEN VOOR OVERIGE SCHEPEN

Artikel 16 Recreatieschepen

  • 1. Het is verboden een recreatieschip af te meren in strijd met het geldende bestemmingsplan en/of de nadere regels als bedoeld in artikel 7 (Aanwijsbesluit).

  • 2. Het is verboden een recreatieschip langer af te meren dan de in de nadere regels bepaalde tijdsduur.

  • 3. Van de verboden bedoeld in het vorige leden kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

Artikel 17 Beroepsvaart

Het is verboden een schip, in gebruik voor beroepsgoederenvervoer, af te meren in strijd met het geldende bestemmingsplan of met de nadere regels als bedoeld in artikel 7 (Aanwijsbesluit).

Artikel 18 Bijzondere bepalingen voor schippers en gezagvoerders in de beroepsvaart

  • 1. De schipper die een beroepsschip wil afmeren, is verplicht de meetbrief van het schip, de ladingdocumenten en vervoersvergunningen aan een daartoe bevoegde ambtenaar ter inzage te geven.

  • 2. De gezagvoerder van een schip dat wordt gebruikt voor de zeevaart of daartoe is bestemd, is verplicht aan de daartoe bevoegde ambtenaren opgave te verstrekken van:

    • a.

      de aard en de hoeveelheid van de lading;

    • b.

      de plaats van herkomst en bestemming van het schip.

Artikel 19 Schepen voor bijzondere of representatieve doeleinden

  • 1. Het is verboden een schip, aangemerkt voor bijzondere of representatieve doeleinden, af te meren in strijd met het geldende bestemmingsplan alsmede met de nadere regels als bedoeld in artikel 7 (Aanwijsbesluit).

  • 2. Van het verbod als bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

Artikel 20 Passagiersschepen

  • 1. Het is verboden om een passagiersschip af te meren in strijd met het geldende bestemmingsplan alsmede met de nadere regels als bedoeld in artikel 7 (Aanwijsbesluit).

  • 2. Van de verboden in het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

HOOFDSTUK 4 DE ORDE, VEILIGHEID, BESCHERMING EN HET AANZIEN VAN DE GEMEENTE MET BETREKKING TOT DE SCHEEPVAART IN HET ALGEMEEN EN VAN WERKEN, OEVERS EN KADEMUREN

Artikel 21 Noorderhaven

  • 1. In de Noorderhaven mogen enkel authentieke, varende schepen voor verblijf voor onbepaalde duur afmeren.

  • 2. Het afmeren als bedoeld in het vorige lid mag alleen na schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 3. Een schip dat is afgemeerd met toestemming als bedoeld in het vorige lid dient bewoond te zijn door de degene aan wie de toestemming is verleend.

  • 4. De toestemming als bedoeld in het tweede lid kan worden ingetrokken of geweigerd indien

    • a.

      niet wordt voldaan aan het bepaalde in dit artikel;

    • b.

      verzoeker niet is een natuurlijk persoon van tenminste 18 jaar, en tevens eigenaar van het schip;

    • c.

      het innemen van de ligplaats in strijd is met het geldende bestemmingsplan of met de nadere regels als bedoeld in artikel 7;

    • d.

      verzoeker zich niet deugdelijk kan legitimeren als eigenaar van het schip en/of het schip niet deugdelijk kan identificeren;

    • e.

      blijkt dat verzoeker onjuiste dan wel onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • f.

      het afmeren met het gewenste schip door de nautische situatie ter plaatse niet mogelijk of onwenselijk is;

    • g.

      verzoeker reeds houder is van een ligplaatsvergunning;

    • h.

      het schip waarvoor vergunning wordt gevraagd, niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3 (zorg- en onderhoudsplicht);

    • i.

      er sprake is van een samenstel van meerdere schepen;

    • j.

      het schip in strijd is met redelijke eisen van welstand;

    • k.

      degene aan wie de toestemming is verleend daar om verzoekt.

Artikel 22 Meldingsplicht na aankomst

De schipper moet zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 24 uur na aankomst van zijn schip binnen de gemeentegrenzen, daarvan melding doen aan de daartoe bevoegde ambtenaar, indien met dat schip langer dan vier uur een ligplaats ingenomen gaat worden en de schipper niet beschikt over een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening om een ligplaats in te nemen.

Artikel 23 Het nakomen van aanwijzingen

Eenieder is verplicht terstond te gehoorzamen aan de mondelinge aanwijzingen, gegeven door een ambtenaar die door het college van burgemeester en wethouders is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 24 Veiligheidsvoorschriften

  • 1. Het is verboden in het openbaar vaarwater al dan niet bij wijze van beroep te duiken en/of met enigerlei middel naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen te zoeken of deze op te dreggen.

  • 2. Het is in de onmiddellijke nabijheid van een brug, sluis of stuw verboden om te zwemmen of op andere wijze, zonder gebruikmaking van een schip, watersport te bedrijven.

  • 3. Het is eenieder die zwemt of op andere wijze watersport bedrijft zonder schip, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daar hinder of gevaar van kan ondervinden.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in de voorgaande leden ontheffing verlenen.

Artikel 25 Het voorkomen van overlast

  • 1. Het is verboden drijvende schepen te slopen of droog te zetten op andere dan door burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen.

  • 2. Het is verboden om aan boord van een afgemeerd schip of van een schip dat ligplaats inneemt een generator te gebruiken wanneer een walaansluiting voor stroomgebruik (walstroom) gebruikt kan worden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in de vorige leden ontheffing verlenen.

Artikel 26 Verwaarloosde schepen

Het is in het belang van het aanzien van de gemeente verboden om af te meren of een ligplaats in te nemen of ingenomen te houden met een schip dat in verwaarloosde toestand verkeert.

Artikel 27 Voorwerpen op, in of boven openbaar vaarwater

  • 1. Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders enig voorwerp op, in, of boven openbaar vaarwater te plaatsen, aan te brengen of te hebben.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3. Het is verboden op, in of boven het openbaar vaarwater voorwerpen als bedoeld in het tweede lid te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar vaarwater of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar vaarwater.

Artikel 28 Het onbevoegd losmaken van schepen

Het is verboden, zonder daartoe bevoegd te zijn, enig schip los te maken, te verleggen of te verhalen, daarvan trossen te kappen of los te gooien of zich daartoe op of in een vaartuig te bevinden.

Artikel 29 Gebruik van werken

Ter bescherming van werken of kunstwerken in eigendom, beheer of onderhoud van de gemeente en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die werken, gelden de daarop betrekking hebbende voorschriften van de Omgevingsverordening van de provincie Groningen.

Artikel 30 Beschadiging van (waterstaat)werken

  • 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kanalen, trekpaden, kades, beschoeiingen, oeverbegroeiingen, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaartpolitiereglement of de Provinciale Vaarwegenverordening van toepassing is.

Artikel 31 Reddingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 32 Het openen van bruggen

Het is eenieder, behalve door daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen, verboden bruggen te openen of te sluiten.

Artikel 33 Te hoge schepen

Indien, ter beoordeling van door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, boven het dek uitstekende voorwerpen zonder veel moeite zover weggenomen kunnen worden, zodat het vaartuig onder een gesloten brug kan doorvaren, is de schipper verplicht op eerste aanzegging van deze ambtenaren, deze voorwerpen te strijken en/of weg te nemen, als hij deze brug wenst te passeren.

Artikel 34 Gebruik oevers en kademuren

  • 1. Het is verboden enig obstakel of voorwerp te hebben of te houden op, aan of in openbare oevers en kademuren.

  • 2. Het is verboden, zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders, groene oevers of delen daarvan in gebruik te hebben of te houden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen en daaraan in het belang van de bescherming van werken en de overige belangen die de verordening beoogt te beschermen voorschriften verbinden.

  • 4. Het bepaalde in dit artikel geldt niet voor zover de Woningwet, de Erfgoedwet, de Wet Milieubeheer, het Rijkswegenreglement of het Provinciaal Wegenreglement van toepassing is.

Artikel 35 Handelsreclame

  • 1. Het is verboden om in, op of aan het openbaar vaarwater op enigerlei wijze handelsreclame te voeren.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het verbod in het vorige lid ontheffing verlenen.

  • 3. Een ontheffing voor het voeren van handelsreclame wordt niet verleend:

    • -

      indien de handelsreclame hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • -

      indien er aanmerkelijke hinder voor de omgeving kan ontstaan;

    • -

      indien de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht.

Artikel 36 Westpark

  • 1. De plas in het gebied “Westpark” is enkel bedoeld voor recreatief gebruik.

  • 2. Onder recreatief gebruik worden in ieder geval waterskiactiviteiten verstaan.

  • 3. Het is verboden om op tijden dat de plas voor waterskiactiviteiten wordt gebruikt, andere recreatieve activiteiten te ondernemen. Deze tijden worden aangegeven middels het hijsen van een rode vlag.

HOOFDSTUK 5 HANDHAVING EN TOEZICHT

Artikel 37 Bestuursrechtelijke handhaving

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

  • 2. Bij een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat het besluit mede geldt jegens de rechtsopvolger van degene aan wie het besluit is opgelegd alsmede jegens iedere verdere rechtsopvolger. In dat geval kan het besluit, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen naar het oordeel van burgemeester en wethouders verzetten, jegens die rechtsopvolger of iedere verdere rechtsopvolger ten uitvoer worden gelegd en kunnen de kosten van die tenuitvoerlegging en een te innen dwangsom bij die rechtsopvolger of verdere rechtsopvolger worden ingevorderd.

Artikel 38 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 39 Binnentreden

De in artikel 38 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd tot het betreden van en/of binnentreden in een schip zonder toestemming van de bewoner/gebruiker.

HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 40 Strafbepalingen

Overtreding van een ge- of verbodsbepaling, bij of krachtens deze verordening gesteld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 41 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. Op dat tijdstip worden de Verordening openbaar vaarwater 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 november 2006, Gemeenteblad 2006, 78 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 8 augustus 2017, Gemeenteblad 2017, 137270 gemeente Groningen, afdeling 6 Openbaar Water van de APV Haren, de Nadere regels inzake het innemen van een ligplaats met een vaartuig in de gemeente Haren, afdeling 5.3 van de Algemeen Plaatselijke Verordening Ten Boer alsmede het Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ten Boer d.d. 23 maart 1993 voor zover dat strekt ter uitvoering van artikel 5.3.2 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Ten Boer vervallen verklaard.

Artikel 42 Overgangsbepalingen

  • 1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de in het vorige artikel genoemde regelingen blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht en worden vanaf de inwerkingtreding van deze verordening geacht te zijn vergunningen en ontheffingen verleend krachtens deze verordening.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Verordening openbaar vaarwater 2006 of de Ligplaatsenverordening Woonschepen gemeente Haren blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden geacht voorschriften en beperkingen te zijn opgelegd krachtens deze verordening.

  • 3. Aanvragen om een vergunning of ontheffing waarop, op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog geen beslissing is genomen, worden afgehandeld op grond van de Verordening openbaar vaarwater 2006, tenzij deze verordening voor de aanvragergunstiger is.

  • 4. Ligplaatsen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening ingenomen zijn door woonschepen of bedrijfsschepen, waarvoor geen vergunning of ontheffing is verleend krachtens de Verordening openbaar vaarwater 2006 en het innemen van deze ligplaatsen gedurende meer dan een jaar nadrukkelijk is gedoogd door burgemeester en wethouders, worden nog gedurende maximaal zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening gedoogd.

  • 5. In afwijking van het in het vierde lid bepaalde, blijft de gedoogtoestemming van kracht, totdat is beslist op een aanvraag voor een, krachtens deze verordening, vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag tenminste dertig dagen voor afloop van de in het vierde lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.

  • 6. De in de voorgaande leden van dit artikel aangegeven overgangsbepalingen zijn van toepassing op de eigenaren van woon- of bedrijfsschepen (als houders van vergunningen c.q. ontheffingen) en hun eigendomsrechtverkrijgenden onder algemene titel en onder bijzondere titel.

  • 7. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing in geval van vervanging, of in geval van het vergroten of substantieel wijzigen van een woon- of bedrijfsschip.

  • 8. Van het bepaalde in het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor zover te hunner beoordeling sprake is van overmacht of bijzondere omstandigheden.

Artikel 43 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening openbaar vaarwater 2020.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de raadsvergadering van 9 september 2020,

de burgemeester,

Koen Schuiling

de griffier,

Josine Spier