Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR645000
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR645000/1
BELEIDSNOTA VERSPREIDEN BAGGER IN OPPERVLAKTEWATER VAN WETTERSKIP FRYSLÂN
Geldend van 26-10-2020 t/m heden
Intitulé
BELEIDSNOTA VERSPREIDEN BAGGER IN OPPERVLAKTEWATER VAN WETTERSKIP FRYSLÂNHet dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân maakt bekend dat algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân in de openbare vergadering van 6 oktober 2020 heeft vastgesteld de:
Beleidsnota verspreide bagger in oppervlaktewater van Wetterskip Fryslân
Hieronder volgt de geconsolideerde versie van de beleidsnota, in de bijlage treft u dezelfde versie aan, maar dan met inhoudsopgave.
1. Inleiding
1.1. Algemeen
In deze nota kunt u lezen welke eisen wij stellen aan de herkomst en de kwaliteit van bagger die in het beheergebied van Wetterskip Fryslân in het oppervlaktewater verspreid wordt. In deze nota geven wij met gebiedsspecifiek beleid invulling aan de zorgplicht vanuit het Besluit Bodemkwaliteit. Er worden aanvullende eisen gesteld ten aanzien van de gehalten fosfor en chloride.
Het beleid in deze nota is een actualisatie van het beleid uit 2012. Onder dit beleid is in de afgelopen jaren op een aantal locaties op vrij grote schaal bagger uit het beheergebied verspreid in oppervlaktewater (Grutte Wielen, Snitsermar, Âlde Feanen, Grutte Gaastmar, De Kûfurd). In dit inleidende hoofdstuk is een aantal foto’s van deze projecten opgenomen.
Wijzigingen in het beleid
Qua eisen sluiten we zo goed mogelijk aan bij de actuele situatie in het beheergebied en de huidige kennis over de rol van de waterbodem voor de waterkwaliteit. In deze nota worden nieuwe eisen gesteld aan fosfor die in bagger aanwezig is. Hiermee wordt de waterkwaliteit beter beschermd tegen fosfor die uit de verspreide bagger kan vrijkomen. Gebleken is dat het niet effectief is om te sturen op stikstof in de waterbodem in het beheergebied. Ook de praktische uitvoerbaarheid van het beleid speelt een rol. Dit heeft er toe geleid dat de eisen ten aanzien van stikstof in de bagger in deze nota zijn komen te vervallen.
Figuur 1 Aanleg ondiepe zone in de Kûfurd
Wat verstaan wij onder baggerspecie
Wij verstaan onder het begrip ‘baggerspecie’ al het waterbodemmateriaal, dat in oppervlaktewater of voor dat water beschikbare ruimte (1) vrijkomt. Dit kan dus zowel baggerslib als verdiepingsgrond (2) zijn. Wij sluiten hiermee aan op de tekst in de Nota van toelichting bij het Besluit bodemkwaliteit (paragraaf 1.6). In de Waterwet is het onderscheid tussen landbodem en waterbodem (= bodem permanent of incidenteel onder oppervlaktewater (3)) vastgelegd.
Nuttige en functionele toepassing
Het toepassen of verspreiden van baggerspecie moet volgens het Besluit bodemkwaliteit een nuttige en functionele toepassing zijn, anders is er sprake van storten. Het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater is daarom alleen mogelijk als dit dient ter versterking van de ecologische- of morfologische functies van het watersysteem. In hoofdstuk 2 lichten we dit verder toe.
Wetterskip Fryslân beoordeeld als bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit, of er sprake is van versterking van één van de genoemde functies. Het verspreiden van baggerspecie moet daarnaast zorgvuldig uitgevoerd worden. Wij beoordelen in het kader van de Waterwet ook of er voldoende maatregelen genomen worden om de vertroebeling van het oppervlaktewater buiten de beoogde (oever)zone te beperken.
Figuur 2 De Âlde Feanen
Uit de beoogde eindinrichting na het verspreiden moet de versterking van de functie(s) blijken.
Voorbeelden
Het verspreiden van baggerspecie is door de aard van de werkzaamheden in relatie tot de hiervoor benodigde ruimte over het algemeen beperkt tot locaties in meren en plassen en tot locaties in overgedimensioneerde watergangen. Enkele voorbeelden van versterking van ecologische en morfologische functies in oppervlaktewater zijn:
- •
De aanleg van natuurvriendelijke oevers;
- •
De aanleg van vispaaiplaatsen;
- •
De aanleg van ondiepere zones ten behoeve van het bevorderen van de plantengroei in oppervlaktewater;
- •
Oeverherstel.
De stroming, wind en scheepvaart hebben invloed op het gedrag van de aanwezige sliblaag. In het bijzonder in wateren, waarin een (naar verhouding) diepe vaargeul aanwezig is, verplaatst een deel van het slib zich vanuit de taluds en de oeverstroken naar de vaargeul. Op basis van de voorwaarden uit deze Nota kan dit slib opnieuw gebruikt worden om de oever of de ecologische waarde van de oeverzone in stand te houden.
Figuur 2 Earnewâld - Warten
Werk met werk maken
Het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater vergroot de mogelijkheden om ‘werk met werk’ te maken. Werkzaamheden die nodig zijn voor de verbetering van de kwaliteit van het watersysteem kunnen op een milieuverantwoorde wijze eenvoudiger en goedkoper worden uitgevoerd, wanneer hiervoor baggerspecie gebruikt kan worden die uit de directe omgeving vrijkomt. Een aanzienlijk deel van de bij onderhouds-baggerwerk vrijkomende baggerspecie kan bij de herinrichting van wateren nuttig worden toegepast. Dit vraagt uiteraard om een goede afstemming van de planning van de verschillende werkzaamheden.
Figuur 4 Lytse en Grutte Griene Snitsermar
1.2. Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het wettelijke kader (Besluit bodemkwaliteit) voor het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater en de meldplicht van de werkzaamheden. In hoofdstuk 3 zijn de algemene uitgangspunten met betrekking tot nutriënten en chloride voor de verspreiding van baggerspecie geformuleerd. Tot slot is in hoofdstuk 4 de uitwerking van de verspreiding van baggerspecie in de verschillende watersystemen nader beschreven.
2. Wettelijk kader
2.1. Besluit bodemkwaliteit
Nuttig hergebruik van afvalstoffen
Volgens de Kaderrichtlijn afvalstoffen wordt baggerspecie beschouwd als een afvalstof. Wanneer men zich wil ontdoen van een afvalstof is dit vergunningplichtig. Het Besluit bodemkwaliteit stelt algemene regels om vrijstelling van deze vergunningplicht te verlenen. Hiertoe biedt het Besluit bodemkwaliteit de mogelijkheid om afvalstoffen (in het kader van deze Nota dus baggerspecie) nuttig te hergebruiken.
Nuttige toepassingen van grond en/of baggerspecie
In het Besluit bodemkwaliteit is uitputtend vastgelegd wat nuttig hergebruik van grond en/of baggerspecie is, deze zijn opgenomen in artikel 35 van het Besluit. In lid g van dit artikel staat als nuttig hergebruik: ‘verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater, met het oog op de duurzame vervulling van ecologische en morfologische functies van het sediment,...’
In de Nota van toelichting bij het Besluit bodemkwaliteit staat over verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater onder andere het volgende:
‘De bestaande mogelijkheid tot het verspreiden van (onderhouds)baggerspecie wordt voortgezet. Sediment maakt een natuurlijk onderdeel uit van het watersysteem en vervult hierin waardevolle ecologische en (hydro)morfologische functies. Het beleid is er daarom op gericht om zoveel mogelijk te voorkomen dat sediment vrijkomend bij werkzaamheden ten behoeve van het waterbeheer (zoals het op diepte brengen en houden van havens en vaarwegen) onnodig wordt onttrokken aan het watersysteem.
Behalve in rivieren en de kustgebieden wordt baggerspecie ook verspreid in meren en plassen, zij het op veel kleinere schaal maar wel vanuit vergelijkbare ecologische en morfologische oogmerken.
Niet toegestaan is:
- •
Het verspreiden van grond in oppervlaktewater;
- •
Het in oppervlaktewater verspreiden van baggerspecie die vrijkomt uit de nabijheid van een riooloverstort (4), ongeacht de kwaliteit van de baggerspecie.
Alle overige genoemde toepassingen van artikel 35 van het Besluit bodemkwaliteit vallen niet onder de reikwijdte van deze Nota.
Functionele toepassing van grond en/of baggerspecie
Om van nuttig hergebruik te kunnen spreken, moet er ook worden voldaan aan de voorwaarden voor functionaliteit, zoals die verwoord zijn in artikel 5, lid 1 van het Besluit bodemkwaliteit.
Er is sprake van functioneel hergebruik als er geen grotere hoeveelheid van de grond of baggerspecie wordt aangewend dan nodig is voor het functioneren van de toepassing. Het hergebruik moet nodig zijn op de plaats waar deze plaatsvindt, of onder de omstandigheden waarin deze plaatsvindt.
2.2. Regeling bodemkwaliteit
De Regeling bodemkwaliteit geeft nadere invulling aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit. In de Regeling bodemkwaliteit zijn normen (maximale waarden) vastgesteld voor het nuttig hergebruik van baggerspecie en grond. Bij het hergebruik van baggerspecie gelden verschillende toetsingskaders en normen voor het verspreiden in oppervlaktewater, voor het verspreiden over aangrenzende percelen en voor het toepassen als (water)bodem.
Maximale waarden
Voor het verspreiden in oppervlaktewater moet de milieuhygiënische kwaliteit van de te verspreiden baggerspecie voldoen aan de ‘Maximale waarden verspreiden baggerspecie in zoet oppervlaktewater’ uit de Regeling bodemkwaliteit. Dit is de milieuhygiënische bovengrens voor het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater.
Kwaliteitstoets
Het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater kan binnen de regels uit deze nota alleen plaatsvinden als volgens de hiervoor geldende richtlijnen ten minste alle stoffen uit het standaardpakket voor regionale zoete wateren (5) geanalyseerd en getoetst zijn. Dit wordt aangetoond in een milieuhygiënische verklaring op basis van verkennend waterbodemonderzoek volgens de NEN 5717 en de NEN 5720. Daarnaast is het nodig dat tijdens het verkennend waterbodemonderzoek, de gehalten van fosfor, ijzer en chloride van de te verspreiden baggerspecie worden bepaald, aanvullend op het standaardpakket voor regionale zoete wateren. In hoofdstuk 3 gaan wij hier nader op in.
Bij het verspreiden van baggerspecie (die voldoet aan de eisen van kwaliteitsklasse A) speelt de kwaliteit van de ontvangende bodem geen rol.
2.3. Overige regelgeving
Naast het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit en het in deze nota geformuleerde beleid, is op het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater andere (Rijks)regelgeving van toepassing, bijvoorbeeld de Waterwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Wet Natuurbescherming (6) en gemeentelijk en provinciaal beleid met betrekking tot archeologische waarden.
Zorgplicht
Uiteraard is te allen tijde de zorgplicht uit artikel 7 van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Zo nodig dient een al of niet tijdelijke voorziening aangebracht te worden om te voorkomen dat de te verspreiden baggerspecie buiten de beoogde (oever)zone terecht komt.
2.4. Melding van de werkzaamheden
Wetterskip Fryslân
Wetterskip Fryslân vraagt initiatiefnemers minimaal 4 weken voor de start van de werkzaamheden de beoogde eindinrichting ter beoordeling voor te leggen. Wij kunnen dan beoordelen of er met het voorgenomen initiatief een versterking van de ecologische- of morfologische functie(s) in oppervlaktewater wordt bereikt en of aan de voorwaarden van deze nota wordt voldaan. De initiatiefnemer kan Wetterskip Fryslân hiertoe verzoeken om vooroverleg te voeren.
Wanneer het Wetterskip heeft beoordeeld dat het voorgenomen initiatief daadwerkelijk tot versterking van de ecologische of morfologische functie(s) leidt en uw melding aan het meldpunt Bodemkwaliteit heeft goedgekeurd, mag de baggerspecie op de aangegeven locatie(s) in oppervlaktewater verspreid worden.
Meldpunt bodemkwaliteit
Voor het verspreiden van baggerspecie geldt geen vergunningplicht maar wel een meldplicht. Het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater kan plaatsvinden na een melding, die voldoet aan de eisen uit deze nota, bij het meldpunt Bodemkwaliteit. Dit is een landelijk digitaal meldsysteem Besluit bodemkwaliteit van de uitvoeringsorganisatie Rijkswaterstaat Bodem+. De melding moet minimaal vijf werkdagen voor het verspreiden ingediend worden.
3. Gebiedsspecifieke eisen
3.1. Inleiding
In deze nota stellen wij voor het beheergebied van Wetterskip Fryslân voorwaarden aan de herkomst (§3.2), transportafstand (§3.3) en kwaliteit van te verspreiden baggerspecie (§3.4), die voldoet aan de Maximale waarden voor verspreiden baggerspecie in zoet oppervlaktewater. Deze voorwaarden zijn uitgewerkt voor drie verschillende gebiedstypen en samengevat in tabel 3.5 achterin dit hoofdstuk.
Verdeling in gebiedstypen
Het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater is mogelijk in de volgende gebieden:
- •
een natuurgebied;
- •
een KRW-waterlichaam, niet zijnde natuurgebieden;
- •
overig oppervlaktewater niet zijnde natuurgebied of KRW-waterlichaam. Dit zijn veelal overgedimensioneerde wateren.
3.2. Voorwaarden voor herkomst van de bagger
Natuurgebieden
Binnen een natuurgebied mag uitsluitend baggerspecie, die voldoet aan de Maximale waarden verspreiden baggerspecie in zoet oppervlaktewater, in oppervlaktewater verspreid worden als de baggerspecie vrijkomt bij baggerwerkzaamheden binnen de begrenzing van hetzelfde natuurgebied.
Binnen een natuurgebied mag baggerspecie afkomstig van buiten het natuurgebied in oppervlaktewater als bodem toegepast worden als de baggerspecie voldoet aan de Achtergrondwaarden uit de Regeling bodemkwaliteit.
Een overzichtskaart van de natuurgebieden in het beheergebied van Wetterskip Fryslân is te vinden op de internetsite van de provincie Fryslân (link naar kaart natuurgebieden in het beheergebied van Wetterskip Fryslân).
KRW-waterlichamen
Binnen een KRW-waterlichaam, dat geen onderdeel uitmaakt van een natuurgebied, mag uitsluitend baggerspecie, die voldoet aan de Maximale waarden verspreiden baggerspecie in zoet oppervlaktewater, verspreid worden als de baggerspecie vrijkomt bij baggerwerkzaamheden binnen de begrenzing van het KRW-waterlichaam of binnen een hiermee in open verbinding staand KRW-waterlichaam.
Binnen een KRW-waterlichaam mag baggerspecie afkomstig van buiten het KRW-waterlichaam
in oppervlaktewater als bodem toegepast worden als de baggerspecie voldoet aan de Achtergrondwaarden uit de Regeling bodemkwaliteit.
Een overzicht van de KRW-waterlichamen is opgenomen in de bijlage ‘Status, toestand, waterkwaliteitsdoelen en maatregelen KRW-waterlichamen’ bij het Waterhuishoudingsplan Fryslân 2016-2021 en in het Waterbeheerplan 2016-2o21, bijlage 2, kaart 16 (link naar waterbeheerplan). Later zal deze kaart in het nieuwe Waterbeheerprogramma van het waterschap te vinden zijn.
Overig oppervlaktewater
Deze situatie zal zich over het algemeen voordoen in overgedimensioneerde wateren, omdat vrijwel alle meren en plassen in het beheergebied van Wetterskip Fryslân deel uitmaken van een natuurgebied of van een KRW-waterlichaam. In overig oppervlaktewater mag baggerspecie, die voldoet aan de Maximale waarden verspreiden baggerspecie in zoet oppervlaktewater, verspreid worden, als de specie vrijkomt bij baggerwerken op maximaal 15 km afstand van de locatie, waar de baggerspecie verspreid wordt (zie ook 3.3).
Voor het in overig oppervlaktewater verspreiden of als bodem toepassen van baggerspecie, die voldoet aan de Achtergrondwaarden uit de Regeling bodemkwaliteit, gelden geen beperkingen qua herkomst of maximale afstand.
Voor bovengenoemde drie gebiedstypen gelden tevens de aanvullende voorwaarden ten aanzien van fosfor en chloride uit deze nota (paragraaf 3.4).
3.3. Voorwaarden ten aanzien van de afstand voor verspreiden van bagger
Voor het verspreiden van baggerspecie die voldoet aan de Maximale waarden voor het verspreiden baggerspecie, stellen wij een maximum afstand van 15 km tussen de locatie waar het baggerwerk plaatsvindt en de locatie waar de vrijgekomen baggerspecie verspreid wordt. Hiermee wordt voorkomen dat lokale verontreinigingen (tot aan de Maximale waarden) tot ver buiten het betreffende gebied worden verspreid. Hiermee vermijden we tevens lange transportafstanden en bevorderen we het verspreiden van gebiedseigen baggerspecie binnen het eigen beheergebied. Voor bagger die voldoet aan de Achtergrondwaarden geldt geen afstandscriterium.
3.4. Gebiedsspecifieke eisen aan de kwaliteit van bagger
3.4.1. Algemeen
Fosfor en chloride zijn opgenomen in de stoffenlijst van het Besluit bodemkwaliteit, maar (nog) niet genormeerd. Voor fosfor en chloride zijn namelijk geen eenduidige generieke eisen voor baggerspecie te geven, die in alle situaties toepasbaar zijn. Dit heeft te maken met de locatie specifieke omstandigheden die voor deze stoffen kunnen gelden.
Deze nota geeft gebiedsspecifieke eisen voor het omgaan met fosfor en chloride bij het verspreiden van baggerspecie. De voorwaarden, die aan de te verspreiden baggerspecie gesteld worden, hebben als doel om onomkeerbare en ongewenste effecten ten aanzien van de kwaliteit van het oppervlaktewater zoveel mogelijk te voorkomen.
Baggerspecie, die vrijkomt uit de nabijheid van een riooloverstort, kan, ongeacht de kwaliteit van de baggerspecie, niet ten behoeve van de versterking van de ecologische functies in oppervlaktewater verspreid worden. In het op 23 juni 2009 door het Algemeen Bestuur van Wetterskip Fryslân vastgestelde Beleidsplan onderhoudsbaggeren is vastgelegd, dat baggerspecie in een watergang ter plaatse van een overstort over een lengte van totaal circa 100 meter beschouwd wordt als zijnde baggerspecie uit de nabijheid van een overstort.
3.4.2. Gebiedsspecifieke eisen fosfor
Het fosforgehalte speelt een grote rol bij de eutrofiëring. In baggerspecie kunnen hoge gehalten aanwezig zijn die een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit door nalevering van fosfor.
Wij willen voorkomen dat fosforrijke bagger, met hoge risico’s op nalevering aan het water, weer in het oppervlaktewater wordt verspreid.
Daarnaast bepaalt de beschikbaarheid van fosfor, samen met een aantal andere factoren, ook de productiviteit van de waterbodem. Wanneer er veel fosfor in de bagger aanwezig is, kan er woekering van waterplanten op gaan treden en wordt de beoogde versterking van de ecologie met een evenwichtige en gevarieerde plantengroei niet bereikt.
Het proces van afgifte van fosfor uit de waterbodem is van verschillende factoren afhankelijk. De meest bepalende factoren zijn het fosforgehalte in het poriewater van de bagger, het ijzergehalte (ijzer bindt fosfor), het zwavelgehalte en het zuurstofgehalte. Op basis van de eerste twee factoren kan in een aantal situaties al een goede inschatting van de risico’s op fosfaatafgifte worden gedaan.
In het geval van duidelijk hoge of lage risico’s kan op basis de grenswaarden tabel 3.4.2 uitsluitsel gegeven worden over of de bagger wel of niet voldoet aan de voorwaarden voor verspreiding in oppervlaktewater.
Wanneer de waarden hier tussenin liggen (categorie P 20-100 μmol/l en Fe/P <5), is aanvullend onderzoek nodig en wordt ook de specifieke locatie waar de bagger wordt verspreid en de wijze waarop dit wordt gedaan in de afweging over het wel of niet kunnen verspreiden in oppervlaktewater meegenomen. De initiatiefnemer dient in deze gevallen zelf aan te tonen dat de risico’s op nalevering van fosfor uit de bagger beperkt zijn en geen belemmering vormen voor de waterkwaliteit van het betreffende water of hiermee in verbinding staande wateren.
Hierbij moeten tenminste de onderstaande aspecten worden meegenomen:
- •
analyses van P-totaal, Fe-totaal en S-totaal in het porievocht van de bagger;
- •
een beschrijving en onderbouwing van de inrichting van het betreffende gebied waarin de bagger verspreid wordt en de verwachte zuurstofhuishouding in verband met fosforafgifte bij lage zuurstofgehalten;
- •
mate waarin het gebied afgeschermd wordt van de rest van het betreffende water of juist in open verbinding staat;
- •
eventuele andere maatregelen die genomen worden om nalevering van fosfor te voorkomen.
Wij vragen hierbij uitdrukkelijk het waterschap voorafgaand aan de melding te betrekken bij initiatieven en de risico’s op nalevering voor fosfaat door een gespecialiseerd adviesbureau te laten bepalen. In de gevallen waarin een uitgebreider onderzoek benodigd is om de risico’s op nalevering van fosfor te kunnen beoordelen bevelen wij aan om tenminste enkele maanden voorafgaand aan de melding contact met het waterschap op te nemen.
De eisen ten aanzien van fosfor gelden niet voor bagger die vrijkomt uit brakke wateren (KRW-type M30) en weer in brakke wateren verspreid wordt. Deze wateren staan namelijk onder invloed van fosfaatrijke kwel van natuurlijke oorsprong. Zowel de waterbodem als het water in deze wateren is hierdoor rijk aan fosfor.
Tabel 3.4.2 Grenswaarden P en Fe voor verspreiden bagger in oppervlaktewater
P in poriewater (μmol/l) |
Fe/P ratio poriewater (mol/mol) |
Verspreiden in oppervlaktewater |
< 20 |
geen grenswaarde |
Toegestaan |
20-100 |
>5 |
Toegestaan |
20-100 |
<5 |
Te onderbouwen door initiatiefnemer |
>100 |
geen grenswaarde |
Niet toegestaan |
De genoemde gemiddelde waarden (voor P en Fe/P) zijn richtwaarden voor de gehele partij te verspreiden baggerspecie, onderzocht op de locatie van herkomst (in situ) in de te ontgraven waterbodem. Veiligheidshalve dient de maximum waarde voor P per onderzochte partij niet meer te bedragen dan twee maal de gestelde norm voor het gemiddelde. Als dit wel het geval is, dan is er geen sprake van een homogene partij bagger en is nadere onderzoek nodig.
De bemonstering van de waterbodem dient uitgevoerd te worden conform de methode die is beschreven in het STOWA rapport Baggernut, 2012, rapport 40 (link naar bemonsteringsprotocol) . De analyse van P dient conform NEN-EN-ISO 15681-2 plaats te vinden en de analyse van Fe conform NEN-EN-ISO 17294-2. De bepaling van de gehalten aan fosfor, ijzer en chloride (zie 3.4.3) kan gelijktijdig uitgevoerd worden met het verkennend waterbodemonderzoek voor het verkrijgen van een erkend bewijsmiddel voor het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater.
In bijlage 1 is een kaart van het beheergebied opgenomen met daarin de reeds beschikbare waarden van fosfor en ijzer in het porievocht van bagger (status 2020). Deze zijn getoetst aan de grenswaarden uit tabel 3.4.2. Groen is hierbij verspreidbaar, oranje vraagt nader onderzoek en rood is niet verspreidbaar. Hiermee geven we een indruk van de verspreidbaarheid van bagger uit het beheergebied. De initiatiefnemer zal altijd zelf de bagger moeten onderzoeken conform de wettelijke eisen en het gebiedsspecifieke beleid van Wetterskip Fryslân.
3.4.3. Gebiedsspecifieke eisen chloride
In een natuurgebied of een KRW-waterlichaam, dat geen onderdeel uitmaakt van de Friese boezem, kan het verspreiden van baggerspecie met hoge chloridegehalten een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit. In de uitwerking van de beoogde eindinrichting moet hieraan zo nodig aandacht besteed worden. Het waterschap kan in een dergelijke situatie per natuurgebied of per KRW-waterlichaam een norm voor chloride in de te verspreiden baggerspecie vaststellen.
3.5. Samenvatting gebiedsspecifieke eisen verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater
Tabel 3.5 Samenvatting gebiedsspecifieke eisen voor het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater
Verspreidingslocatie baggerspecie |
|||
Kwaliteit baggerspecie |
Binnen natuurgebied |
Binnen KRW-waterlichaam |
In overig water (water buiten natuurgebieden en KRW-waterlichamen) |
Voldoet aan Achtergrondwaarden en eisen t.a.v. fosfor, ijzer en chloride* |
Mogelijk |
Mogelijk |
Mogelijk |
Voldoet aan Maximale waarden (klasse A bagger) en eisen t.a.v. fosfor, ijzer en chloride* |
Alleen mogelijk voor bagger afkomstig binnen de begrenzing van het zelfde natuurgebied |
Alleen mogelijk voor bagger afkomstig binnen de begrenzing van het zelfde KRW-waterlichaam, binnen 15 km van de herkomstlocatie van de bagger |
Mogelijk binnen 15 km van de herkomstlocatie van de bagger |
*Eisen voor chloride gelden alleen voor verspreiden in wateren buiten de boezem. Ook in poldersloten in het noordelijk kleigebied die voor de KRW getypeerd zijn als zwak brakke sloten gelden geen eisen ten aanzien van chloride.
- (1)
Dit betreft uit bodem waarop oppervlaktewater zich al dan niet bij voortduring bevindt.
- (2)
Dit betreft grond die vrijkomt buiten het profiel van de waterkwantiteits- of vaarweglegger.
- (3)
Dit betreft eveneens bodem waarop oppervlaktewater zich al dan niet bij voortduring bevindt.
- (4)
In het op 23 juni 2009 door het Algemeen Bestuur van Wetterskip Fryslân vastgestelde Beleidsplan onderhoudsbaggeren is bepaald, dat baggerspecie in een watergang ter plaatse van een overstort over een lengte van totaal circa 100 meter beschouwd wordt als zijnde baggerspecie uit de nabijheid van een overstort.
- (5)
Voor de in het standaardpakket te onderzoeken parameters: zie NEN 5720 voor verkennend waterbodemonderzoek.
- (6)
De Wet natuurbescherming heeft per 1 januari 2017 de Flora en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet vervangen.
Ondertekening
Bijlage 1. Kaart verspreidbaarheid bagger op basis van P en Fe (indicatief).
In onderstaande kaart zijn de reeds beschikbare waarden van fosfor en ijzer in het porievocht van bagger opgenomen (status 2020). Deze zijn getoetst aan de grenswaarden uit tabel 3.4.2.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl