Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent leerlingenvervoer (Beleidsregels leerlingenvervoer Westvoorne 2015)

Geldend van 05-03-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent leerlingenvervoer (Beleidsregels leerlingenvervoer Westvoorne 2015)

Deze beleidsregels behoren bij de Verordening Leerlingenvervoer Westvoorne 2014, alsmede de toelichting op de verordening en zijn erop gericht om de uitvoering van het leerlingenvervoer van duidelijke handvatten te voorzien voor de beoordeling van de aanvragen. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid van de burger vergroot.

Beleidsregel 1: Passend vervoer

Bij de beoordeling van de aanvragen om een vervoersvoorziening geven de Verordening Leerlingenvervoer en de bijbehorende toelichting aan, dat de voorziening die verstrekt wordt passend moet zijn. Dit houdt in, dat wanneer een leerling in staat is om met openbaar vervoer naar school te reizen, een voorziening voor taxivervoer niet passend is. Er moet dan een openbaar vervoervergoeding worden toegekend. Er wordt eerst gekeken of vervoer per openbaar vervoer of fiets al dan niet met begeleiding mogelijk is. Pas als deze mogelijkheden geen optie zijn, wordt aangepast vervoer ingezet. Aangepast vervoer vindt plaats in taxibusjes. Eventuele begeleiding dienen de ouders zelf te organiseren.

Wat passend vervoer precies inhoudt beschrijft de wetgeving, jurisprudentie en/of de verordening Leerlingenvervoer van de gemeente Westvoorne niet. Dit zorgt ervoor dat op individueel niveau een beoordeling plaats moet vinden, om de juiste vervoersvoorziening voor de leerling te kunnen bepalen. De passende vervoersvoorziening wordt bepaald door de leeftijd, de medische mogelijkheden van de leerling en de infrastructurele mogelijkheden op het traject woning-school en vice versa.

Bij de beoordeling welke vervoerswijze past bij de eigen kracht van de leerling die valt binnen de verordening leerlingenvervoer, kan advies ingewonnen worden bij onafhankelijke deskundigen. De beoordelingsrichtlijn hierbij is als volgt:

  • Alle leerlingen jonger dan 9 jaar1: Aangepast vervoer;

  • Alle leerlingen van het basisonderwijs van 9 jaar of ouder: Zelfstandig met openbaar vervoer of fiets, of onder begeleiding met openbaar vervoer of fiets;

  • Alle leerlingen van het Voortgezet (Speciaal) Onderwijs: zelfstandig met openbaar vervoer/fiets of openbaar vervoer/fiets met begeleiding.

  • Indien, op grond van de medische indicatiestelling, de fiets of het openbaar vervoer niet tot de mogelijkheden behoort, wordt aangepast vervoer toegekend.

  • Uit de medische indicatie moet blijken of er uitzicht is op vervoer met het openbaar vervoer in de toekomst en zo ja, wanneer en/of herindicatiestelling nodig is.

Het onafhankelijke adviesbureau gaat uit van bovenstaande beoordelingsrichtlijn. Leerlingen die met het openbaar vervoer of de fiets naar school gaan worden niet voor een medische indicatie opgeroepen. De kosten voor de onafhankelijke medische indicatiestelling zijn voor rekening van de gemeente Westvoorne. Eventuele kosten voor door de ouders niet nagekomen of niet tijdig afgezegde afspraken worden aan de ouders doorberekend.

Beleidsregel 2: Verantwoordelijkheid ouders

Uit wetgeving en jurisprudentie blijkt steeds weer dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het naar school brengen van hun kinderen. Daar waar de beperking van het kind echter financiële ondersteuning vraagt, springt de gemeente bij. Uit jurisprudentie blijkt dat ouders eventuele begeleiding niet zelf hoeven te leveren, maar wel zelf moeten verzorgen/organiseren. Veel kinderen kunnen ondanks hun (soms lichte) beperking prima onder begeleiding van een volwassene fietsen of gebruik maken van het openbaar vervoer. Ouders hebben echter vaak grote moeite om de begeleiding van hun kind (door henzelf of door een ander) te organiseren. Hoe moeilijk dit ook te organiseren is, er blijkt voor de rechter vrijwel geen reden te zijn om de verantwoordelijkheid van ouders over te dragen aan de gemeente.

De gemeente Westvoorne is zich bewust van de dilemma’s in de gezinnen betreffende het begeleidingsvraagstuk in het leerlingenvervoer. Toch wil ze, rekening houdende met het amendement van de Kamerleden Dijkgraaf en Ferrier van 5 maart 2012, aansluiten bij de bestaande jurisprudentie, waarbij ouders zelf verantwoordelijk zijn voor de schoolgang en begeleiding van hun kind. Ze wil er echter ook voor haar burgers zijn, als het nodig is. Er kunnen omstandigheden zijn (bijvoorbeeld een beperking bij de ouder(s), meerdere kinderen in het gezin naar het speciaal onderwijs) die maken dat ouders onmachtig zijn om de begeleiding voor hun kind te organiseren. In dergelijke situaties kan de gemeente overgaan tot het aanbieden van aangepast vervoer indien door de ouders wordt aangetoond dat zij alles hebben gedaan om de begeleiding van hun kind te organiseren. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt rekening gehouden met het amendement van de Kamerleden van 5 maart 2012.

Als het echt onmogelijk is hun kind in het openbaar vervoer te begeleiden, of deze begeleiding tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden (bezwarende gezinsomstandigheden), dienen de ouders dit op een voor de gemeente bevredigende wijze aan te tonen. Van ouders wordt verwacht dat zij allereerst zelf een oplossing zoeken voor het (laten) begeleiden van hun kinderen, wanneer dat nodig is.

Beleidsregel 3: Bezwarende gezinsomstandigheden

In artikel 12 van de verordening wordt gesproken over ‘ernstige benadeling van het gezin’ om aangepast vervoer te verstrekken in plaats van bijvoorbeeld openbaar vervoer met begeleiding. Bij een eenoudergezin wordt gekeken naar de mogelijkheden van de ene ouder; bij een gezin met twee ouders naar de mogelijkheden van beide ouders. Daarnaast wordt ook gekeken naar de begeleidingsmogelijkheden in het sociale netwerk van de ouders.

Dat feitelijk sprake is van bezwarende gezinsomstandigheden moet door de ouder(s) worden aangetoond. Het feit dat ouders beiden werken vormt nooit een zelfstandige reden om aangepast vervoer per taxi(busje) toe te kennen. De verantwoording voor het schoolbezoek dragen zij zelf. Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als dat niet mogelijk is, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Die kan gevonden worden door bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of anderen in te schakelen. Overigens blijft naast de hier genoemde gevallen altijd artikel 23 (Afwijken van bepalingen) van toepassing.

Van ernstige benadeling van het gezin kan sprake zijn, als één van de volgende situaties aanwezig is (enkel van toepassing voor die gezinnen van leerlingen die in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening):

  • Sociaal medische redenen die beide ouders belemmeren het kind te begeleiden. Dit dient altijd vergezeld te gaan van een medische verklaring;

  • Het een eenoudergezin betreft waarin nog een tweede kind jonger dan 9 jaar aanwezig is, dat nog niet zelfstandig naar school kan gaan. De bewijslast ligt hiervoor bij de ouders;

  • Het een eenoudergezin betreft waarin nog een tweede kind jonger dan 9 jaar aanwezig is, waarbij de ouder werkt of een dagopleiding volgt en werk-of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. De bewijslast (bijvoorbeeld een werkgeversverklaring) ligt hiervoor bij de ouders;

  • Het een eenouder gezin betreft waarin een tweede kind jonger dan 9 jaar aanwezig is, maar door een medische aandoening extra zorg van de ouder nodig heeft. Dit dient door een medische deskundige te worden vastgesteld en ouders dienen hiervoor een medische verklaring te leveren;

  • Het feit dat beide ouders werken is geen reden om aanspraak te maken op aangepast vervoer. Wel bestaat aanspraak op aangepast vervoer als bij het vervoer naar een school naar (voortgezet) speciaal onderwijs die verder weg ligt dan 6 kilometer de tijdsduur van de begeleiding langer is dan 4 uur per dag (dat wil zeggen maximaal een uur per enkele reis).

Bewijsstukken dienen door ouders overlegd te worden indien een beroep wordt gedaan op bezwarende gezinsomstandigheden.

Beleidsregel 4: Stimuleren fiets

  • Om het vervoer per fiets te stimuleren wordt bij de toekenning van de fietsvergoeding het drempelbedrag aan deze groep leerlingen niet in rekening gebracht.

  • Van kinderen van 9 jaar en ouder wordt verwacht dat zij zelfstandig kunnen fietsen. Dit wordt gezien als voorbereiding op het voortgezet onderwijs.

  • Indien er twijfel bestaat over de fietsmogelijkheden van de leerling kan advies worden opgevraagd over de medische beperkingen van de leerling met betrekking tot reizen met de fiets.

  • De mogelijkheid wordt geboden om een fietsvergoeding voor de zomermaanden te verstrekken en een andere vervoersvoorziening voor de overige maanden.

Beleidsregel 5: Tweede adres

Het leerlingenvervoer is bedoeld voor het vervoer tussen de woning en de school en vice versa. Een aantal kinderen bezoekt na de school echter nog een andere activiteit, zoals een buitenschoolse opvang, een oppasadres, een medische behandeling, etcetera. Hiervoor is het leerlingenvervoer niet bedoeld. De basisregel is dat deze vorm van vervoersvoorziening niet kan worden gebruikt voor vervoer van leerlingen naar bijvoorbeeld sportvoorzieningen en/of andere naschoolse activiteiten. Onder bepaalde voorwaarden is vervoer van school naar buitenschoolse opvang mogelijk.

Vervoer van school naar buitenschoolse opvang of een door ouders aangewezen ander opvangadres, dat niet is aangemerkt als woning, is alleen mogelijk als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Het opvangadres past binnen de route die gepland is voor het kind voor het vervoervan school naar huis en brengt geen extra kosten met zich mee;

  • Er is sprake van één opvangadres (dus niet meerdere opvangadressen)

Beleidsregel 6: Gescheiden levende ouders: twee woningen

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake; doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen verordening leerlingenvervoer, waarbij onder meer wordt bekeken of er sprake is van een woning in de zin van de verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het komt voor dat slechts in één van beide gemeenten aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

Beleidsregel 7: Wachtlijst dichtstbijzijnde toegankelijke school

Het spreekt voor zich dat op een voor de leerling geschikte school wel ruimte voor de leerling moet zijn en dat de leerling moet zijn/worden toegelaten. Indien de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor een leerling omdat de school vol is, wordt een vervoersvoorziening toegekend naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school. De aanspraak op vervoer naar deze verder weg gelegen school blijft bestaan, zolang er een wachtlijst is voor de dichtstbijzijnde school.

Deze beleidsregel zorgt ervoor dat, ook al is de wachtlijst van de dichtstbijzijnde school opgeheven, er recht blijft bestaan op een vervoersvoorziening zolang de leerling op de school staat ingeschreven, ondanks dat de wachtlijst van de dichterbij gelegen school opgeheven is. De gemeente Westvoorne gaat ervan uit dat ouders handelen in het belang van hun kind. In sommige gevallen is het in het belang van het kind dat de schoolloopbaan op de verder weg gelegen school kan worden voortgezet, terwijl voor een ander kind het wenselijk is om dichterbij naar school te gaan, zodra de wachtlijst is opgelost. In beide gevallen blijft er dus een vervoersvoorziening bestaan.

Beleidsregel 8: Openbaar vervoervergoeding voor niet gehandicapte leerling naar voortgezet speciaal onderwijs

Als gevolg van de wetswijziging Passend Onderwijs worden leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) voor het leerlingenvervoer gelijkgesteld aan leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs. Een vervoersvoorziening is mogelijk als de leerling, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of psychische handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding- van openbaar vervoer gebruik te maken, of wanneer de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht. Indien een leerling wel zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer, bestaat er volgens de verordening geen aanspraak op een vervoersvoorziening.

Beleidsregel 9: Ontoelaatbaar gedrag in aangepast vervoer

Leerlingen die met aangepast vervoer naar school gaan, kunnen gedrag vertonen wat onacceptabel is. Zij veroorzaken met dit gedrag een gevaar voor zichzelf en/of voor anderen, maar ook bedreigende - of onhygiënische situaties. Bij de beschikking voor een vervoersvoorziening wordt een brochure met gedragsregels bijgevoegd. Deze gedragsregels vormen de basis om te bepalen of gedrag onacceptabel is. +

Bij leerlingen, die in het aangepaste vervoer ontoelaatbaar gedrag vertonen, vindt er in beginsel een gesprek plaats tussen de ouders en de chauffeur. Het doel van dit gesprek is tot verbetering van het gedrag van de leerling te komen. Wanneer dit niet leidt tot vermindering van het probleem dan stuurt de gemeente een schriftelijke waarschuwing aan de ouders over het ongewenste gedrag. Hen wordt de gelegenheid geboden om hun kind in het aangepaste vervoer te (laten) begeleiden. Hiertoe biedt de gemeente de ouders een zitplaats in het voertuig aan.

Wanneer zich onacceptabel gedrag voordoet, en dit gedrag verwijtbaar is, kan het college de volgende stappen ondernemen:

  • 1.

    Waarschuwing

  • 2.

    Schorsing voor één week;

  • 3.

    Schorsing voor drie maanden;

  • 4.

    Beëindiging vervoersvoorziening.

Deze stappen worden kenbaar gemaakt met een schriftelijk besluit (beschikking). Artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat men bezwaar kan maken tegen een besluit door het indienen van een bezwaarschrift bij het college van burgemeester en wethouders dat het besluit heeft genomen.

Hardheidsclausule

Op basis van artikel 23 van de verordening Leerlingenvervoer 2014 kan het college in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Toelichting: De verordening Leerlingenvervoer 2014 kent een hardheidsclausule. Dat betekent dat in gevallen die niet in de verordening geregeld zijn en waarin dit tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden er met een beroep op deze bepaling alsnog een vervoersvoorziening kan worden verleend. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld. Het betreft situaties waarbij het opstellen van onderliggende beleidsregels geen rekening mee kon worden gehouden. Ook van de beleidsregels zelf kan worden afgeweken op grond van de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid van het college. Dit geldt dan eveneens voor situaties waarin de toepassing van de beleidsregels tot een kennelijk onbillijke uitkomst zou leiden.

De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen. De reden daarvan is, dat ook ouders die geen aanspraak maken op leerlingenvervoer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van een oplossing voor het schoolvervoer wegens werk of opleiding. De genoemde omstandigheden kunnen wel in combinatie met andere relevante omstandigheden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule.

Inwerkingtreding en citeertitel.

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van Westvoorne en kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels leerlingenvervoer Westvoorne 2015’.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van XXX

de secretaris,

de burgemeester,

Ondertekening


Noot
1

Voor het verstrekken van de vervoersvoorziening is bepalend de leeftijd van de leerling bij aanvang van het schooljaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Als een leerling dus op 1 augustus van het schooljaar 8 jaar oud is, wordt hij/zij voor het gehele schooljaar als 8 jaar aangemerkt.