LANDSCHAPSPLAN BOMMELERWAARD 2003

Geldend van 07-11-2003 t/m heden

Intitulé

LANDSCHAPSPLAN BOMMELERWAARD 2003

GEMEENTE MAASDRIEL

GEMEENTE ZALTBOMMEL

afbeelding binnen de regeling

1 Inleiding

1.1 DOEL VAN HET PLAN

Met het opstellen van dit Landschapsplan worden verschillende doelen nagestreefd. Het hoofddoel van het Landschapsplan luidt:

Het vastleggen van een beleidskader voor het behouden en versterken van bestaande landschaps-, natuur-, cultuurhistorische en recreatieve waarden en voor een goede inpassing van ruimtelijke en functionele ontwikkelingen, alsmede het initiëren van nieuwe initiatieven en maatregelen gericht op het versterken van de cultuurhistorische identiteit en de landschappelijke, ecologische en recreatieve kwaliteit van de Bommelerwaard.

Het Landschapsplan is een ‘wensplan’ waarin de wenselijke ontwikkeling van het landschap in het buitengebied van de Bommelerwaard voor de komende 10 tot 15 jaar is beschreven. Het plan heeft niet de bindende werking van een bestemmingsplan buitengebied. Wel is er een duidelijke relatie met gemeentelijke bestemmingsplannen en structuurplannen. Juridische doorwerking van het landschapsplan in de gemeentelijke bestemmingsplannen buitengebied is wenselijk voor het realiseren van de doelen uit het Landschapsplan. Voor de gemeente Zaltbommel is dit inderdaad het voornemen. Het nieuwe Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Maasdriel is inmiddels vastgesteld. In de vorm van partiële herzieningen van het bestemmingsplan bestaat altijd de mogelijkheid belangrijke punten uit het Landschapsplan te laten doorwerken in het bestemmingsplan buitengebied.

Naast de doorwerking in de bestemmingsplannen buitengebied zal het Landschapsplan doorwerken in het nieuwe streekplan van de provincie Gelderland.

In het plan ligt een sterk accent op de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Het plan spreekt zich ook nadrukkelijk uit over natuur en cultuurhistorie. Het ‘nieuwe’ Landschapsplan is met nadruk geen Beheerplan, maar een overkoepelend beleidsplan voor het landschap en de cultuurhistorie van de Bommelerwaard en waarin de nadruk ligt op ontwikkeling en uitvoering.

1.2 DE OPBOUW VAN HET LANDSCHAPSPLAN

Het landschapsplan is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: Inleiding;

  • Hoofdstuk 2: Plangebied;

  • Hoofdstuk 3: Beleidskader;

  • Hoofdstuk 4: Ontwikkelingen, knelpunten en kansen per functie;

  • Hoofdstuk 5: Landschapsvisie.

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het plangebied. In dit hoofdstuk worden de ontstaans- en bewoningsgeschiedenis kort belicht en wordt de landschappelijke hoofdstructuur van de Bommelerwaard toegelicht. In paragraaf 2.4 volgt een beschrijving van het landschap per deelgebied.

In Hoofdstuk 3 wordt het bestaande beleid op diverse bestuursniveaus belicht, voor zover dit een directe relatie heeft met het Landschapsplan.

Hoofdstuk 4 geeft per deelgebied een algemeen beeld van de ontwikkelingen die zich per functie in de Bommelerwaard voordoen en van de knelpunten en kansen die hierdoor ontstaan voor de aspecten landschap, cultuurhistorie, natuur en recreatie.

In Hoofdstuk 5 is de landschapsvisie beschreven. Allereerst wordt de landschappelijke hoofdstructuur en de wenselijke zonering van het landschap toegelicht. Hierna volgt een uitwerking van de landschapsvisie volgens de thema’s behoud, versterking, inpassing en ontwikkeling’. Tot slot wordt aandacht besteed aan enkele specifieke actuele thema’s.

2 Plangebied

2.1 INLEIDING

De Bommelerwaard wordt geheel door de rivieren Maas, Waal en Afgedamde Maas omgeven en vormt hierdoor een duidelijk afgebakende geografische eenheid. Het gebied maakt onderdeel uit van het rivierengebied en ligt op de overgang naar het zeekleigebied in het zuidwesten en de laagveengebieden in het noordwesten

Ten westen van de Bommelerwaard ligt het Land van Altena, aan de noordzijde ligt de Tielerwaard, aan de oostzijde ligt het Land van Maas en Waal en aan de zuidzijde ligt het Land van Heusden. Het grondgebied van de Bommelerwaard is verdeeld over twee gemeenten: Maasdriel in het zuidoosten en Zaltbommel in het noordwesten.

De beschrijving van het bestaande landschap is opgedeeld in een aantal onderdelen. Voor een goed begrip van het landschap van de Bommelerwaard wordt in paragraaf 2.2 kort ingegaan op de ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van het gebied. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan de geomorfologie, het watersysteem, het bewoningspatroon en de visueel-ruimtelijke karakteristiek van het gebied. Dit resulteert in een beschrijving van de landschappelijke hoofdstructuur in paragraaf 2.3. In de Bommelerwaard worden vervolgens 12 deelgebieden onderscheiden. In paragraaf 2.4 wordt per deelgebied ingegaan op de landschappelijke karakteristiek en de belangrijkste landschapswaarden.

2.2 ONTSTAANS- EN BEWONINGSGESCHIEDENIS

Ontstaansgeschiedenis

Het landschap van de Bommelerwaard is grotendeels in de voorlaatste en laatste geologische tijdsperiode, het Holoceen, gevormd. In het Pleistoceen (tot ca. 8000 v. Chr.) werden de afzettingen van de grote vlechtende rivieren gevormd. In de periode daarna, het Holoceen, hadden de rivieren een meer meanderend patroon. De Rijn en Maas stroomden, ongehinderd door dijken, af naar zee. In deze situatie zonder bedijkingen zijn brede zandige stroomruggen en kleiige komgebieden ontstaan. In het voorjaar waren de rivierdalen grote watervlakten. In de zomer trokken de rivieren zich terug in ondiepe slingerende geulen, vielen oeverwallen droog en raakte het water in de achtergelegen komgebieden geïsoleerd van de rivieren. Door het proces van erosie en sedimentatie verplaatste de rivierloop zich continu, waardoor riviermeanders werden afgesneden en nieuwe meanders werden gevormd.

afbeelding binnen de regeling

De ligging tussen de dynamische rivieren heeft ertoe geleid dat er in de Bommelerwaard, in tegenstelling tot de omliggende gebieden, nauwelijks veenvorming heeft plaatsgevonden. Dit werd mede veroorzaakt door opstuwing van rivierwater door de getijdenbeweging. Door peilfluctuaties van de rivier hadden de rivieroevers een open karakter. Na de bedijkingen bleef de rivier sediment afzetten op zijn oevers, hierdoor kwamen met name de uiterwaarden van de Maas steeds hoger te liggen.

Geomorfologische opbouw

De geomorfologie van de Bommelerwaard is in te delen in drie gebieden: de rivierbeddingen met oevers (de uiterwaarden), de stroomruggen en de komgebieden. Het oorspronkelijke patroon van kleiige kommen en zandige stroomruggen is praktisch onaangetast. De oeverwallen liggen evenwijdig aan de rivieren en worden van oost naar west smaller. Door het verleggen van de rivierloop in het verleden zijn ook in het middengebied van de Bommelerwaard brede en smalle stroomruggen aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn de stroomrug van Bruchem-Kerkwijk-Delwijnen, welke doorloopt langs de Drielsche Wetering, de stroomrug van Velddriel en enkele smallere en lagere west-oost georiënteerde stroomruggen in het zuidoostelijk deel van de Bommelerwaard. Op enkele plaatsen in de Bommelerwaard zijn rivierduinen (donken) uit het Pleistoceen aanwezig.

De geomorfologie van de rivierbeddingen is in de loop van de jaren wél sterk veranderd. In de Gamerensche Waard, de Hurwenense Uiterwaard en bij Kerkdriel zijn door ontgrondingen forse waterplassen ontstaan, waardoor het oorspronkelijke reliëf deels of volledig is verdwenen.

Ook ontkleiïngen (zoals ten westen van de Munnikenlandse Polder) hebben plaatselijk geleid tot het verdwijnen van het oorspronkelijk reliëf in de uiterwaarden. Bij Alem en Nederhemert-Zuid hebben in het verleden bochtafsnijdingen plaatsgevonden, waardoor voormalige binnendijkse gebieden nu uiterwaarden zijn geworden en andersom. Hierdoor is in gebieden als de Hemertsche en Bernse Waard nagenoeg geen microreliëf aanwezig. Ook nu nog vinden ten behoeve van het creëren van ruimte voor de rivier en natuurontwikkeling ingrepen plaats ten nadele van het reliëf van de uiterwaarden.

Van oudsher is in de meeste uiterwaarden van de Waal, Maas en Afgedamde Maas een sterk, door de rivier gevormd, microreliëf aanwezig. Aan dit reliëf worden hoge ecologische en landschappelijke waarden gehecht. Enkele voorbeelden hiervan zijn de uiterwaarden bij Heerewaarden en Alem (noord- en zuidzijde), de Hurwenensche uiterwaarden en de Doornwaard bij Nederhemert Zuid.

Doordat de rivieren de Maas en de Waal bij Heerewaarden op zeer korte afstand van elkaar stromen kwam het in het verleden voor dat bij hoge rivierafvoeren water uit het Waalsysteem overliep in de Maas. Als gevolg hiervan vertonen de uiterwaarden van de benedenloop van de Maas (en dus ook de Afgedamde Maas) veel kenmerken van de uiterwaarden van de Waal. Door de diepe insnijding van de Maas in de bovenloop van de rivier heeft zich in de Maas en Afgedamde Maas veel sediment verzameld, wat de overeenkomst met het karakter van de Waaluiterwaarden versterkt.

afbeelding binnen de regeling

De Maas en de Waal, aan weerszijden van de Bommelerwaard zijn zeer bepalend geweest voor de waterhuishouding van de Bommelerwaard. De Waal is door veel grotere waterafvoeren dynamischer dan de Maas. Beide rivieren zijn genormaliseerd en in de Maas zijn bovenstrooms stuwen aangebracht die de doorlaat van rivierwater reguleren. De Bommelerwaard is verdeeld in een vijftal bemalingsgebieden. Daarnaast vormen Alem, Heerewaarden en Nederhemert aparte bemalingsgebieden. De Hoofdwetering, de Capreton en de Drielsche Wetering wateren af op de Afgedamde Maas. Ook het gebied westelijk van de Meidijk watert bij de Poederoijense Hoek hierop af.

Zijvingen, zijvangen, en zeevingen vormen de oudste kades van voor de dorpspolderbekadingen. Deze kades zijn de oudste restanten van de ontginningsgeschiedenis van de Bommelerwaard. De ‘zijvingen’ dienden om het van bovenstrooms afstromende water zijdelings te laten afstromen naar de Maas. Aan de westkant van deze dijken ontstonden zo droge gebieden, waar ook in natte periodes gewassen geteeld konden worden. Ze dateren uit de periode tussen het jaar 800 en 1100. Later werd de Bommelerwaard verdeeld in zogenaamde dorpspolders. Deze waterhuishoudkundige eenheden werden van elkaar gescheiden door kades en voorzien van sloten, tochtsloten en bansloten. Dit patroon van kades en sloten is nog grotendeels aanwezig. Veel dorpspolders hebben een langgerekte vorm. De dorpspolders waterden in het laagste deel via een wetering af op de rivieren. Voor het uitslaan van water werd gebruik gemaakt van poldermolens, waarvan alleen die van Zuilichem nog aanwezig is.

In het oosten van de Bommelerwaard wordt drinkwater gewonnen. Dit heeft beperkingen voor de bebouwing van dit gebied en het gebruik van onder andere bestrijdingsmiddelen. In de Bommelerwaard komt op enkele plaatsen in de komgebieden kwel voor. Door de recente dijkverzwaringen op veel plaatsen langs de rivier is deze kwel echter verminderd.

Bewoningsgeschiedenis

De komgebieden in de Bommelerwaard waren lange tijd onbewoonbaar door hun lage ligging en natte ondergrond. De hogere oeverwallen en ‘donken’ (rivierduinen) werden daarentegen al vroeg bewoond. In de Romeinse tijd is de Bommelerwaard vrij dicht bewoond geweest. De grens van het Romeinse rijk werd lange tijd gevormd door de Rijn.

Vanaf de tiende eeuw na Christus traden extreem hoge waterstanden op in de rivieren als gevolg van bedijkingen bovenstrooms. Om zich hiertegen te beschermen werden de bandijken rond de Bommelerwaard aangelegd (tussen 1100 en 1300). De rivier kreeg hierdoor minder ruimte waardoor bij dijkdoorbraken grote gebieden overstroomden. Om zich tegen deze overstromingen te beschermen bouwde men huizen op de dijken (dijkdorpen) en op kunstmatige verhogingen in het landschap, zogenaamde ‘woerden’. Om het oostelijk deel (bovenstrooms) van de Bommelerwaard tegen overstromingen vanuit het westen (benedenstrooms) te beschermen werden dwarsdijken aangelegd (Meidijk en Nieuwendijk). De hogere oeverwallen werden gebruikt voor akkerbouw en tuinbouw (vooral boomgaarden). De natte komgebieden werden ontwaterd door middel van oost-west georiënteerde weteringen, die uitwaterden bij gemalen aan de rivierdijk (bijvoorbeeld Capreton en Drielsche Wetering). De kommen werden benut als hooilanden en op de diepste en natste punten waren eendenkooien en hakhoutbossen (grienden) aanwezig.

De rivieren rond de Bommelerwaard vormden belangrijke toegangs- en handelswegen tot het gebied. De stad Zaltbommel is een handelsnederzetting aan de Waal. Het water had behalve een economische ook een militaire functie. Kastelen, forten en vestingen staan op strategische punten bij de rivieren. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een bijzonder voorbeeld van militaire verdediging waarbij gebruik werd gemaakt van water. Het Slot van Well en Kasteel Ammersoyen stonden strategisch langs de meanderende Maas.

De verbinding tussen de Maas en de Waal bij Loevestein kwam in de Middeleeuwen tot stand. De Waal trok veel water aan omdat men bij Zaltbommel in de 17e eeuw enige grote meanders afsneed. In de 19e eeuw is de Waal genormaliseerd: de zandbanken zijn verwijderd en er zijn kribben aangelegd, waardoor de rivier werd versmald.

afbeelding binnen de regeling

De stedelijke ontwikkelingen van de 19e en met name de 20e eeuw hebben duidelijk hun sporen in het landschap nagelaten. Sterk in het oog springende ontwikkelingen zijn: de uitbreidingen van Zaltbommel en van de meeste dorpen, de ontwikkeling van glastuinbouwgebieden op de oeverwallen, de aanleg van de spoorlijn en snelweg A2, grootschalige ontgrondingen in de uiterwaarden van de Maas en de Waal en de aanleg van hoogspanningsleidingen (hoewel beperkt aanwezig in de Bommelerwaard).

Ook ontwikkelingen die zich verspreid in het landschap hebben voorgedaan zoals de aanleg van campings en jachthavens, agrarische bebouwing en steenfabrieken in de uiterwaarden van de Maas en Waal hebben een belangrijke sterke invloed op de landschappelijke karakteristiek van de Bommelerwaard.

Het ontginnings- en bewoningspatroon

De meeste bebouwing is aanwezig op de oeverwallen en langs de rivierdijken en is hierdoor geconcentreerd aan de buitenranden van de Bommelerwaard. Uitzonderingen hierop zijn de dorpen Bruchem, Kerkwijk, Delwijnen en Velddriel. Door hun ligging op oude stroomruggen binnenin de Bommelerwaard nemen ze een aparte positie in.

Zaltbommel is de grootste kern in de Bommelerwaard. De historische vestingstad is in de afgelopen decennia fors uitgebreid met woon- en werkgebieden, welke buiten de historische kern liggen. De unieke ligging van het oude stadscentrum aan de Waal is nog steeds bewaard gebleven.

De vele kernen in de Bommelerwaard hebben allemaal een eigen karakter samenhangend met de ligging aan de rivier, de breedte van de oeverwal, de maat van de open ruimte rondom de dorpen en de relatie met de komgebieden, de aanwezigheid van bijzondere landschappelijke patronen of bijzondere historische gebouwen. Dorpen zoals Rossum, Kerkdriel, Zuilichem en Aalst hebben een vrij compacte kern en een sterke binding met de dijk en de rivier. Alem, Heerewaarden en Nederhemert Zuid worden zelfs geheel omgeven door de rivieren. Oeverwaldorpen zoals Bruchem en Kerkwijk hebben een langgerekte, open structuur. De overgang naar de komgebieden is hier heel gelijkmatig. Een dorp met een heel bijzondere structuur is Ammerzoden, waarbij de aanwezigheid van een voormalige meander van de Maas in grote mate bepalend is geweest voor de huidige dorpsstructuur. De genoemde specifieke eigenschappen verschaffen de dorpen in de Bommelerwaard ieder hun eigen identiteit. De samenhang met het omringende landschap is hierin zeer bepalend.

Door allerlei recente ontwikkelingen, zoals de bouw van nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen en de ontwikkeling van glastuinbouwgebieden zijn de dorpen op de oeverwallen steeds verder naar elkaar toe gegroeid en is reeds een groot deel van de oorspronkelijke karakteristiek van veel dorpen verloren gegaan. De kernen Zaltbommel, Rossum, Kerkdriel, Hedel, Ammerzoden, Aalst, Brakel, Gameren en Bruchem zijn in de negentiende en twintigste eeuw sterk uitgebreid, hierbij is de structuur van oeverwallen en kommen deels losgelaten.

2.3 DE LANDSCHAPPELIJKE HOOFDSTRUCTUUR

In de Bommelerwaard zijn drie landschappelijke hoofdeenheden te onderscheiden: de rivieren met de uiterwaarden, de oeverwallen en de komgronden. Alle drie hebben ze een eigen ruimtelijke karakteristiek die sterk samenhangt met de waterhuishouding, het bewoningspatroon en het gebruik. Deze verschillen zijn op hun beurt weer veroorzaakt door verschillen in de ondergrond, de hoogteligging, de ontwateringstoestand en de rivierdynamiek. Hieronder wordt verder ingegaan op de visueel-ruimtelijke karakteristiek van de drie landschappelijke hoofdeenheden.

De rivieren

Het grootste deel van de rivieruiterwaarden van de Waal, Maas en Afgedamde Maas is open tot zeer open. De breedte van de uiterwaarden varieert aanzienlijk, waardoor de rivier soms tegen de winterdijk aanligt en soms op een afstand van meer dan een kilometer van de dijk (Hurwenensche Uiterwaarden). Vanwege de jaarlijkse overstroming van de uiterwaarden is in deze gebieden nagenoeg geen bebouwing aanwezig. Uitzonderingen hierop vormen de steenfabrieken en gebouwde voorzieningen bij jachthavens en campings.

Deze voorzieningen vormen door hun omvang en verdichtende werking veelal een verstoring van de ruimtelijke continuïteit en de landschappelijke karakteristiek van de uiterwaarden. Ook de Rijksweg A2 en de spoorlijn vormen verstorende doorsnijdingen van zowel de uiterwaarden als de oeverwallen en komgebieden. Verschillen in breedte en stromingsdynamiek (de Waal is circa twee maal zo breed als de Maas) hebben geleid tot verschillen in het karakter van de rivieren. De uiterwaarden van de Waal zijn gemiddeld genomen ook wat smaller dan die van de Maas en Afgedamde Maas. Langs de Maas staan aan weerszijden van de rivier om de honderd meter zogenaamde ‘bakenbomen’ (aangeplant ter oriëntatie voor de scheepvaart) die het eigen karakter van de rivier onderstrepen. Op een aantal locaties, onder meer ten zuiden van Alem, zijn in de Maasuiterwaarden daarnaast meidoornhagen aanwezig (de zogenaamde Maasheggen). De Maasheggen vertegenwoordigen belangrijke cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Door bochtafsnijdingen langs de Waal, Maas en Afgedamde Maas zijn in veel uiterwaarden restanten van oude riviermeanders aanwezig. De aanwezigheid hiervan draagt bij aan de ruimtelijke (en ecologische) diversiteit van de uiterwaarden. De ‘nieuwe’ uiterwaarden welke zijn ontstaan bij Alem en Nederhemert Zuid (Heusden) hebben een afwijkende verkaveling, ten opzichte van de overige uiterwaarden. Deze voormalige binnendijkse gebieden zijn zeer open en hebben weinig microreliëf. De winterdijken langs deze uiterwaarden zijn daarnaast onbebouwd en kaarsrecht.

De stroomruggen

De meeste stroomruggronden hebben een onregelmatige blokverkaveling. De visueel-ruimtelijke karakteristiek van de stroomruggen wordt voor een belangrijk deel bepaald door de erop aanwezige bebouwing en beplanting.

De stroomruggen hebben een halfopen tot dichte structuur door de aanwezigheid van een kleinschalig mozaïek van laagstamboomgaarden, bebouwing, kassen, champignonkwekerijen, veestallen, akkers en weilanden. Op de stroomruggen is een dicht netwerk van wegen aanwezig dat de dorpen en bebouwingslinten met elkaar verbindt. De overgangen naar de rivier zijn over het algemeen zeer abrupt door de aanwezigheid van de rivierdijken op de buitenranden van de stroomruggen en worden geaccentueerd door de dorpskernen en bebouwing langs de dijken. De overgang naar de komgebieden is in de meeste gevallen juist zeer geleidelijk. Het dichte patroon van bebouwing en beplanting verdunt zich, gaande in de richting van de kommen. Van een harde grens tussen beide gebieden is dan ook geen sprake. Door de aanwezigheid van de vele kassen, met name op de oeverwal van de Waal zijn de open ruimtes tussen de dorpen deels verdwenen en is de ruimtelijke relatie in de richting van de oeverwal en haaks hierop (relatie rivier -komgebieden) op veel plaatsen verstoord.

De komgebieden

Van oudsher hebben de komgebieden in de Bommelerwaard een open karakter. Toch waren er ook een eeuw geleden al griendpercelen aanwezig. Ook momenteel is van echte openheid slechts sprake op een aantal plaatsen in de Bommelerwaard. Op veel plaatsen is in de kommen verspreide bebouwing aanwezig, vaak met erfbeplantingen. In het oostelijk deel van de Bommelerwaard zijn de kommen steeds meer verdicht door laagstamboomgaarden die veelal worden omgeven door dichte (elzen)hagen. Door de uitbreiding van het kassenareaal wordt ook aan de randen van de open komgebieden geknabbeld. Ook de doorsnijding van het komgebied tussen de oeverwallen van Bruchem-Kerkwijk en Velddriel door de A2 en spoorlijn heeft geleid tot een verdere verdichting van de komgebieden door de gedeeltelijk hoge ligging en de aanwezigheid van de bovenleidingen en beplantingen.

De ruimtelijke karakteristiek van de komgebieden wordt bepaald door de open weidegebieden met lange rijen populieren langs de wegen (het meest in het midden en westen van de Bommelerwaard) en de verspreid gelegen boerderijen. De meeste kommen hebben een strokenverkaveling. Een groot deel van de rechte wegen en (grote) waterlopen hebben een oost-west georiënteerde ligging. In de laagste delen zijn eendenkooien en bos- en griendpercelen aanwezig (met name langs de Capreton).

afbeelding binnen de regeling

2.4 BESCHRIJVING VAN HET LANDSCHAP PER DEELGEBIED

Voor een meer gedetailleerde gebiedsbeschrijving is de Bommelerwaard verdeeld in een aantal deelgebieden. De gehanteerde indeling sluit aan bij indeling in landschappelijke hoofdeenheden die in paragraaf 2.3 is toegelicht: de uiterwaarden, de oeverwallen en de komgronden.

De uiterwaarden van de verschillende rivieren vormen aparte deelgebieden. Ook de eilanden in de uiterwaarden (Nederhemert Zuid en Alem) worden beschouwd als aparte deelgebieden. Het binnendijkse gebied van de Bommelerwaard is ingedeeld in zes deelgebieden: drie grotere komgebieden en twee oeverwalgebieden en de stad Zaltbommel met de directe omgeving.

De volgende deelgebieden worden onderscheiden:

  • 1.

    Binnendijks gebied ten westen van de Meidijk;

  • 2.

    De kom rond de Capreton;

  • 3.

    De oeverwal Bruchem-Kerkwijk-Delwijnen;

  • 4.

    De kommen de Vliert en het Groote Lage Broek;

  • 5.

    De oeverwal Hedel-Rossum en de kom Drielsche Broek;

  • 6.

    De stad Zaltbommel;

  • 7.

    De Waaluiterwaarden;

  • 8.

    Het Eiland Heerewaarden;

  • 9.

    Het eiland Alem;

  • 10.

    De Maasuiterwaarden;

  • 11.

    Het eiland Nederhemert;

  • 12.

    De Afgedamde Maasuiterwaarden.

Per deelgebied wordt kort ingegaan op de landschappelijke karakteristiek en op de belangrijkste landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden.

2.4.1 DEELGEBIED 1: HET BINNENDIJKSE GEBIED TEN WESTEN VAN DE MEIDIJK

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

Het deelgebied ligt ten westen van de Meidijk in de gemeente Zaltbommel en wordt rondom afgebakend door dijken. Zeer markant zijn de beide noord-zuid georiënteerde dijken: de Nieuwendijk in het westen en de Meidijk aan de oostelijke rand van het deelgebied. Langs beide dijken is een aantal grote en kleine wielen aanwezig. De terreinen rond de Nieuwendijk zijn nat en hebben een natuurlijk karakter. Zeer bijzonder zijn de aan de noord- en zuidzijde van de dijk aanwezige forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (de batterijen van Brakel en Poederoijen).

Ten westen van de Nieuwendijk ligt de buitenpolder het Munnikenland, een gebied met een sterke ruimtelijke relatie met de rivier. Ten oosten van de Nieuwendijk liggen de Molenpolder van Poederoijen, de Molenpolder van Brakel en de polder van Prink. De Polder Prink ligt tegen de Meidijk aan en heeft een afwisselend patroon van bos, kassen en open percelen. Het midden van het deelgebied is een open kom met populierenrijen langs een aantal wegen. De schaarse bebouwing in het komgebied is geconcentreerd langs een tweetal wegen. De oeverwallen aan de randen van het deelgebied zijn besloten. Langs de Waaldijk ligt de oeverwal van Brakel. Deze strekt zich uit tot Zaltbommel. Bij Brakel is een vrij scherpe overgang aanwezig tussen de oeverwal en de kom. In het zuiden ligt de kleine oeverwal van Poederoijen. Op beide oeverwallen zijn kassengebieden aanwezig.

Landschappelijke waarden

  • de beide dwarsdijken (de Nieuwendijk en de Meidijk) met wielen maken onderdeel uit van de EHS. Dit zijn waardevolle structuren die nog duidelijk herkenbaar zijn in het landschap;

  • openheid centraal komgebied en ruimtelijk contrast tussen open komgebied en besloten oeverwallen;

  • open ruimtelijk relatie met de Waal ten westen van Brakel en aan noord- en zuidzijde Munnikenlandse Polder, mede in relatie tot scherpe zuidgrens oeverwal Brakel;

  • Poederoijen en Brakel zijn karakteristieke oeverwaldorpen;

  • Landhuis Brakel is cultuurhistorische en landschappelijk waardevol en is van belang in de dorpsstructuur van Brakel;

  • in de kom zijn de achterdijken en het zijving zichtbare overblijfselen van het watersysteem;

  • het inundatieveld, de Nieuwendijk en de forten in dit gebied maken deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en zijn voorgedragen voor de UNESCO Werelderfgoedlijst. De openheid van het inundatieveld en de kom wordt gezien als zeer waardevol;

  • het in- en uitwatersysteem van de Nieuwe Hollandse Waterlinie bij de Poederoyense Hoek (zeer waardevol).

2.4.2 DEELGEBIED 2: HET GEBIED ROND DE CAPRETON

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

Dit deelgebied bestaat uit een groot aaneengesloten komgebied en een groot deel van de Waaloeverwal van Zuilichem tot Zaltbommel (gemeente Zaltbommel). Aan de zuidoostkant vormt de oeverwal van Bruchem-Kerkwijk de begrenzing van het deelgebied. Het komgebied rond het Capreton is het laagste en daardoor het natste deel van de Bommelerwaard. Door de aanwezigheid van een groot aantal populierenbossen, grienden en een eendenkooi rond de Capreton heeft het komgebied een halfopen karakter. De Capreton vormt de ruimtelijke ruggengraat van het komgebied. De Drielsche Wetering (een oude rivierloop) ligt temidden van een smalle oeverwal en is herkenbaar in het landschap als een lijn met opgaande begroeiing. Op het westelijke uiteinde van deze lijn ligt Aalst met een klein kassengebied. Ten zuiden van de Drielsche Wetering ligt een klein open komgebied. In het noorden liggen op de oeverwal van de Waal de dorpen Zuilichem, Nieuwaal en Gameren. Bij deze dorpen liggen grotere kassencomplexen. Deze dorpen en ook het dorp Aalst aan de Maas zijn nog zeer karakteristiek.

Landschappelijke waarden

  • ruimtelijke relatie tussen het open komgebied en de rivier tussen Zuilichem en Nieuwaal, door de aanwezigheid van een open gebied op de oeverwal;

  • de dorpskern van Gameren, deels aangemerkt als beschermd dorpsgezicht;

  • openheid komgebied de Middelweiden / de Bommelse Weiden is waardevol als open buffer tussen Zaltbommel en (de stroomrug van) Bruchem-Kerkwijk;

  • openheid komgebied Molenveld en scherpe ruimtelijke overgang naar de oeverwal van Bruchem-Kerkwijk;

  • waardevolle restanten van het watersysteem zoals kades, weteringen (Capreton en Drielsche Wetering) en een Zijving (de Zeedijk), tevens zeer belangrijk als landschappelijke structuurdragers;

  • de Drielsche Wetering, de grienden, de restanten van hakhoutbosjes en de eendenkooien rond de Capreton zijn onderdeel van een ecologische verbindingszone (EHS);

  • rond de Capreton ligt een aantal pleistocene rivierduinen (donken);

  • de boezem van de Driedorpse Molen bij de Rietschoof in Aalst is een cultuurhistorisch interessant element uit de waterhuishouding in het gebied.

2.4.3 DEELGEBIED 3: DE STROOMRUG VAN BRUCHEM-KERKWIJK-DELWIJNEN

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

De stroomrug ligt midden in de Bommelerwaard tussen twee grote komgebieden in. Het maaiveld ligt circa een halve meter hoger dan de omgeving. De stroomrug kenmerkt zich door een kleinschalig mozaïek van bebouwing, boomgaarden, kassen en weilanden. Bruchem, Kerkwijk en Delwijnen zijn karakteristieke dorpen met een vrij compacte kern en een samenhangende langgerekte structuur (Frankisch dorpspatroon). Delwijnen ligt meer geïsoleerd op de oeverwal.

Kenmerkend zijn de verspreid voorkomende fruitboomgaarden. Ook zijn op sommige plaatsen nog enkele restanten van hoogstamboomgaarden aanwezig.

De dorpen Nederhemert-Noord en Wellseind liggen strikt genomen op de oeverwal van de Maas, in het verlengde van de genoemde dorpen. Het zijn typische dijkdorpen. De hier aanwezige doorgaande noordoost-zuidwest georiënteerde wegen accentueren de langgerekte vorm van de oeverwal en vormen een dicht netwerk. Langs veel van deze wegen zijn wegbeplantingen aanwezig. Zeer bijzonder is de sterke ruimtelijke relatie van de bebouwing met de omringende komgebieden.

Landschappelijke waarden

  • de sterke ruimtelijke structuur en samenhang van de karakteristieke oeverwaldorpen Bruchem en Kerkwijk en in mindere mate Delwijnen en de ruimtelijk gedifferentieerde overgang naar de komgebieden zijn zeer waardevol;

  • op een aantal plaatsen zijn zeer karakteristieke bebouwingslinten aanwezig;

  • de dijkdorpen Nederhemert-Noord en Wellseind hebben een karakteristieke bebouwingscontour, met waardevolle open ruimten;

  • in Bruchem, Kerkwijk en Delwijnen zijn opgehoogde bewoningsplaatsen, dellen, vluchtheuvels en restanten van dorpskades aanwezig;

  • de nog resterende oude hoogstamboomgaarden worden gezien als zeer karakteristiek en waardevol.

2.4.4 DEELGEBIED 4: DE KOMMEN DE VLIERT EN HET GROOTE LAGE BROEK

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

Dit grote komgebied ligt grotendeels in de gemeente Maasdriel en deels in de gemeente Zaltbommel. Het is een open karakteristiek komgebied met beplanting langs wegen en op erven van boerderijen. De kom wordt doorsneden door de spoorlijn en de rijksweg A2 die met zijn verhoogde ligging en opgaande beplanting een scheidende werking heeft. Het bedrijventerrein bij Hedel ligt ook deels in het komgebied. De openheid van dit grote komgebied is toch enigszins beperkt door de vele boerderijen met erfbeplantingen in het gebied en de vele boomgaarden op de overgang naar de oeverwallen naar Velddriel en Rossum. In de kom liggen twee smalle, langgerekte oeverwallen met een oostwestelijke richting. Het patroon van wegen en waterlopen volgt deze structuur (de Hoevense weg en de Vliertse weg). In het noordelijk deel liggen enkele hoogstamboomgaarden.

Landschappelijke waarden

  • door hun openheid zijn de kommen de Vliert en het Groote Lage Broek zeer belangrijk als weidevogelgebied. De openheid van de kommen is daarnaast van belang voor de beleving en oriëntatie in het landschap, in relatie tot de ruimtelijk sterk verdichte oeverwallen;

  • de aanwezige weteringen en kades (de Zeedijk, de Kerkwijkse Kade, de Delwijnse Kade, de Molenachterdijk, De Lange en de Korte Achterdijk) vormen een eenheid met de Hoofdwetering;

  • ook de sterke ruimtelijke samenhang tussen de kleine weteringen en parallelle wegen wordt gezien als waardevol;

  • in het gebied ligt een eendenkooi;

  • de nog aanwezige ruimtelijke relatie van het komgebied met de uiterwaarden bij het Hurwenensche Broek en bij Wellseind.

2.4.5 DEELGEBIED 5: DE OEVERWAL HEDEL-ROSSUM EN DE KOM DRIELSCHE BROEK

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

Het deelgebied loopt van Slijkwell, Ammerzoden via Hedel, Kerkdriel, Velddriel naar Rossum en Hurwenen. De oeverwal wordt doorsneden door de A2 en is halfopen door een kleinschalig mozaïek van laagstamboomgaarden, woonwijken, kassencomplexen, champignonkwekerijen, veestallen en bouw- en weilanden. Een doorlopende ontsluitingsweg rijgt de dorpen als het ware aan elkaar.

Op de oeverwal zijn veel fruitteeltbedrijven en champignonkwekerijen aanwezig. Door de aanwezigheid van de afslag van de A2 vormt Hedel een vestigingsplaats voor bedrijven. De dorpen Ammerzoden, Hedel en Kerkdriel zijn uitgegroeid tot flinke dorpen. De historische kern van deze dorpen is vaak nog slechts ten dele herkenbaar. Het dorp Velddriel is relatief weinig gegroeid. De smalle en langgerekte vorm (Frankisch dorpspatroon) van de oeverwal en de sterke ruimtelijke relatie van het dorp met de kommen ten noorden en zuiden ervan (met het stelsel van voorstraat en achterstraat) is nog altijd aanwezig.

Ten noorden van de Van Heemstraweg Oost raken de oeverwallen van de Maas en de Waal elkaar bijna. De ligging van de karakteristieke dorpen Hurwenen en met name Rossum aan de Waal is markant. In het gebied bepalen fruitboomgaarden sterk het beeld van het halfopen landschap.

Het open komgebied het Drielsche Broek ligt tussen de oeverwallen. Aan de zijde van de Maas is de oeverwal echter zo smal dat hier slechts zeer weinig bebouwing aanwezig is, waardoor er over een traject van circa 2,5 kilometer een sterke visuele relatie met de rivier bestaat. Het Drielsche Broek is nog tamelijk open, maar slibt dicht door de aanwezigheid van wegbeplantingen, champignonkwekerijen en boerderijen. Op de smalle oeverwal langs de Maasdijk ligt het dorpje Hoenzadriel dat in de laatste 100 jaar weinig veranderd is.

De serie wielen bij Hedel geeft de plaats aan waar de oeverwal de Maasdijk kruist en duiden op de zwakte van de ondergrond als oorzaak van dijkdoorbraken.

Landschappelijke waarden

  • openheid Drielsche Broek en langgerekte kavels bij de Hoenzadrielsche Weiden en vanuit het dorp Velddriel, zijn karakteristiek voor het komgebied;

  • de ruimtelijke relatie met de rivier in het gebied tussen Ammerzoden en Hedel, bij het Drielsche Broek en tussen Kerkdriel en Rossum;

  • karakteristiek lint van dijkwoningen langs de Maasdijk (Kerkdriel-Hoenzadriel) en scherp contrast tussen de dichtbebouwde oeverwal en de open uiterwaard bij Kerkdriel;

  • bijzondere dorpsstructuur Ammerzoden en Well door aanwezigheid oude Maasarm met de kastelen Well en Ammersoyen;

  • karakteristieke ligging en dorpsgezicht Rossum (historische dorpskern);

  • in het noordelijk deel van het deelgebied bij Rossum en Hurwenen liggen veel hoogstamboomgaarden en karakteristieke boerderijen met erfbeplanting;

  • enkele binnengedijkte wielen bij Hedel, oostelijk en westelijk van de dorpskern;

  • ‘kromakkers’ nabij Kerkdriel / Velddriel.

2.4.6 DEELGEBIED 6: DE STAD ZALTBOMMEL

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

Door de aanwezigheid van Zaltbommel, de Rijksweg A2 en het spoor vormt dit deelgebied het economische zwaartepunt van de regio. Zaltbommel is in de afgelopen decennia sterk uitgebreid. Ook nu nog wordt ten oosten van de stad een groot bedrijventerrein ontwikkeld. Zaltbommel is een middeleeuwse handelsstad. De historische kern is nog goed herkenbaar aan de goed bewaard gebleven vestingstructuur. De oudste delen van Zaltbommel liggen op een oeverwal. De meer recente bebouwing ligt in het overgangsgebied tussen kom en oeverwal. De woonwijk de Waluwe ligt in een kom en vormt onder andere de zuidelijke begrenzing van de stad. Er is hier nog altijd ruimte tussen de stad Zaltbommel en het dorp Bruchem. De watertoren vormt hier een markant oriëntatiepunt in het landschap. Aan de westkant is er geen harde grens, maar gaat de bebouwing over in het kassengebied tussen Zaltbommel en Gameren. Aan de oostkant van de A2 zal een bedrijventerrein worden ontwikkeld (in vijf deelplannen). Het huidige bedrijventerrein is versnipperd, maar het gebied ten zuiden van de Waaldijk bestaat nog steeds uit akkers en weiden. Aan de zuidwestkant van Zaltbommel liggen de Bommelse Weiden, een zeer fraai open weidegebied.

Landschappelijke waarden

  • het oostelijk gebied langs de Waaldijk is nog open. De Bommelse kade en de Ketelsteeg is de grens tussen Zaltbommel en Hurwenen. Aan de Waaldijk ligt de Kloosterwiel (doorbraakkolk Waaldijk en oudste wiel van de Bommelerwaard);

  • de vestingwerken (bolwerken, singels en schootsveld) en de historische kern van Zaltbommel inclusief het gezicht vanaf de Waal (beschermd stadsgezicht);

  • de watertoren is een baken in het landschap;

  • het open komgebied van de Bommelse Weiden is een belangrijk vogelgebied.

2.4.7 DEELGEBIED 7: DE WAALUITERWAARDEN

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

De Waaluiterwaarden aan de noordkant van de Bommelerwaard vormen een grootschalig open landschap met een grote ruimtelijke samenhang. Met name in het deel tussen Nieuwaal en Rossum zijn ten noorden en ten zuiden van de rivier zeer brede uiterwaarden aanwezig zoals de Hurwenensche Waard, Heesseltsche Uiterwaarden en Rijswaard stammend uit de tijd dat de rivier nog een sterk meanderende loop had. In de Breemwaard en Gamerensche Uiterwaarden zijn enige jaren geleden natuurontwikkelingsprojecten uitgevoerd waarbij de bestaande landschappelijke karakteristiek van deze uiterwaarden ingrijpend is gewijzigd. Bij Rossum komen de uiterwaarden van de Waal en de Maas even bij elkaar om zich vervolgens weer met elkaar samen te voegen aan de westzijde van de Bommelerwaard. Door deze rivierkundig bijzondere situatie zijn op beide strategisch belangrijke plekken fortificaties en verdedigingswerken opgericht.

Voorbeelden zijn het Fort Sint Andries en Fort Voorne aan de oostzijde en het Slot Loevestein aan de westzijde. Een deel van de uiterwaarden bij Hurwenen, Loevestein, Gameren en Fort Voorne is sterk vergraven waardoor er in de uiterwaarden zandputten en tichelgaten aanwezig zijn.

Landschappelijke waarden

  • het hele deelgebied is onderdeel van de EHS. De Hurwenensche Uiterwaarden maken deel uit van natuurontwikkelingsproject Fort Sint Andries. De Kil bij Hurwenen is een Europees vogelgebied en stiltegebied. De Breemwaard en de Gamerensche Uiterwaarden zijn natuurterreinen. Bij slot Loevestein ligt een natuurreservaat en wordt tevens natuur ontwikkeld;

  • onvergraven delen van de uiterwaarden bij onder andere Loevestein en Brakel en de Hurwenensche waarden met een gaaf reliëf;

  • Slot Loevestein is onderdeel van de Hollandse Waterlinie (UNESCO Werelderfgoed). Het fort is geheel gerestaureerd en toegankelijk;

  • grote plassen voor klei- en zandwinning.

2.4.8 DEELGEBIED 8: HET EILAND HEEREWAARDEN

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

Het deelgebied ligt ingeklemd tussen de Maas en de Waal in de gemeente Maasdriel. Het gebied Heerewaarden bestaat uit een oeverwal en uiterwaarden. In het deelgebied ligt het dorp Heerewaarden. Heerewaarden is een oude bebouwingskern aan de Maas. In de uiterwaarden is een tweedeling te maken tussen de grootschalige Waaluiterwaarden en de kleinschaliger Maasuiterwaarden. De langgerekte structuur en de enigszins geïsoleerde ligging van het deelgebied zijn opvallend. De aanwezige visuele relatie met zowel de Waal als de Maas is bijzonder. Ruimtelijk wordt het gebied verdeeld in een aantal omdijkte delen. Ertussen liggen voormalige overlaten tussen de Waal en de Maas. Tussen de Maas en de Waal lagen tot na 1800 het Gat van Voorn (noordzijde) met het Fort de Voorn, het gat van Heerewaarden (midden) en het kanaal van St. Andries met het Fort Sint Andries (zuidzijde). Rond 1900 zijn de overlaatkaden bij Heerewaarden vervangen door dijken. De dijk ten westen van Heerewaarden dient om de scheiding tussen Maas en Waal in stand te houden. In 1904, na de aanleg van de nieuwe Maas, is de verbinding tussen de Maas en de Waal bij Rossum verbroken. Na de overstroming in 1926 is een nieuwe doorlaat gemaakt in de vorm van een kanaal en een sluis om in geval van nood toch gebruik te kunnen maken van de verbinding voor scheepvaartverkeer. Het gebied aan de Maaszijde is na 1850 weinig veranderd. Alleen de buitenpolder is vergraven en is nu een natuurgebied. De oude strang aan de Waalzijde is tussen 1850 en 1950 ontstaan door het rechttrekken van de Waal.

Landschappelijke waarden

  • het hele gebied maakt deel uit van natuurontwikkelingsproject Fort Sint Andries en de EHS;

  • belangrijke dijken in het gebied: de Maas-, de Waal- en de Huizendijk;

  • de onvergraven delen van de Waal- en Maasuiterwaarden met een gaaf reliëf hebben een aardwetenschappelijke waarde;

  • gebieden van de oude ‘overlaten’;

  • kleinschalige structuur op de oeverwal van Heerewaarden en de polder ten noordoosten van de Huizendijk;

  • voormalige vestingen Oud- en Nieuw Fort Sint Andries en Fort de Voorn.

2.4.9 DEELGEBIED 9: HET EILAND ALEM

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

Het eiland Alem ligt aan de oostkant van de Bommelerwaard in de gemeente Maasdriel. In 1940 is bij Alem een bocht in de Maas afgesneden. Hierdoor kwam het dorp Alem als het ware op een eiland te liggen tussen de Maas en de afgesneden Maasmeander. Aan de kant van de nieuwe Maasloop ligt een rechte Nieuwendijk met open uiterwaarden. Ruimtelijk is dit een groot contrast met de Alemsche- en Drielsche Uiterwaarden aan de zuidzijde van het eiland doordat hier een deel van het oorspronkelijke reliëf, de oude verkaveling en een relatief groot aantal Maasheggen nog aanwezig zijn. Het dijkdorp Alem is zeer karakteristiek door de goed bewaard gebleven oude kern en de bijzondere ligging. Ook het buurtschapje ‘Het Anker’ aan de noordoostzijde van het eiland is door zijn fraaie ligging bijzonder.

De toegang naar het eiland, de Jan Klingenweg, ligt ingesloten in een Robiniabos waardoor de eromheen gelegen uiterwaarden en afgesneden Maasmeander niet worden ervaren. Ten noorden van de toegangsweg naar Alem ligt de reliëfrijke Alemsche Overwaard. Van het oorspronkelijke karakter van de Dorpswaard, ten zuiden van het Gat van Sientje, is weinig overgebleven, doordat hier in de loop van de jaren een golfbaan, camping, zwembad en jachthaven zijn ontwikkeld.

Landschappelijke waarden

  • de uiterwaarden; deze maken deel uit van de EHS en het natuurontwikkelingproject Fort Sint Andries;

  • de Maasdijken rond het eiland met resten van voormalige dijkdoorbraken (bij de dijk ligt een bosje op een oude doorbraakplek);

  • Maasheggenlandschap in uiterwaarden;

  • de delen van de uiterwaarden met gaaf reliëf zijn van aardwetenschappelijke waarde;

  • het oude dorp Alem en het zicht op de oude kern vanaf de Bommelerwaard.

2.4.10 DEELGEBIED 10: DE MAASUITERWAARDEN

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

Het deelgebied ligt binnen de gemeente Maasdriel en wordt begrensd door de Maasdijken. De uiterwaarden hebben een minder grootschalig karakter dan de Waaluiterwaarden. De smallere uiterwaarden, en de aanwezigheid van bakenbomen en meidoornhagen zijn hiervan de belangrijkste oorzaken. Op enkele plaatsen zijn restanten te vinden van oude dijkdoorbraken en voormalige riviermeanders (Hedelsche Waard). Bij Kerkdriel liggen De Zandmeren, een recreatiegebied met verschillende jachthavens, zwemstranden en andere recreatieve voorzieningen. Dit gebied vormt een verstoring in de karakteristiek en ruimtelijke continuïteit van de uiterwaarden. Hetzelfde geldt voor de grote fabriek in de uiterwaarden bij Kerkdriel. Bij Hedel wordt de rivier gekruist door twee wegen en de spoorlijn over de Maas.

Landschappelijke waarden

  • karakteristieke elementen: de wielen langs de Maasdijk, de bakenbomen en het kleinschalige Maasheggenlandschap;

  • de Wellsche Waard met het slot van Well vormt een sterke landschappelijke eenheid;

  • delen van de uiterwaarden met gaaf en karakteristiek reliëf hebben een aardwetenschappelijke waarde (onder andere Bovenwaarden, Drielsche Uiterwaard).

2.4.11 DEELGEBIED 11: HET EILAND NEDERHEMERT

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

Het eiland Nederhemert vormt door zijn geïsoleerde ligging een sterke landschappelijke eenheid. Het deelgebied ligt in de gemeente Zaltbommel. Het landschap in het deelgebied is relatief open, met uitzondering van de omgeving van Nederhemert Zuid. De historische samenhang tussen de bijzondere bebouwing van het dorp en de voormalige forten is nagenoeg niet verstoord door nieuwe ontwikkelingen. Ook het kleine buurtschapje Bern heeft een hoge landschappelijke kwaliteit. Vroeger was het gebied in tweeën gesplitst door de Maas maar deze is aan het einde van de Middeleeuwen verlegd naar de noordkant van “het eiland”. De Bergsche Maas is gegraven in de 19e eeuw. Hierdoor verloor de huidige Afgedamde Maas zijn functie als hoofdloop van de Maas. De Nieuwendijk langs de Bergsche Maas is evenals de dijk bij Alem zeer recht. Zware bandijken rondom het eiland ontbreken, we spreken van een buitenpolder. De waarden ten zuiden van de Provinciale weg N831 zijn zeer open. De oude verkaveling is echter nog gedeeltelijk aanwezig. Op het punt waar de Maas is afgedamd bevindt zich een klein recreatiegebied met beplanting eromheen. De historie van de plek is hierdoor niet meer in het huidige landschap herkenbaar.

Landschappelijke waarden

  • de waarde van het eiland Nederhemert wordt voor een belangrijk deel bepaald door de gaafheid en landschappelijke kwaliteit als geheel;

  • zeer waardevol is het bebouwingspatroon van Nederhemert Zuid en Bern. Een ruime contour rond het dorp Nederhemert-Zuid, inclusief een deel van de Buitenpolder, de Ruïne en de Oude Schans zijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht (het kasteel Nederhemert wordt thans gerestaureerd);

  • de gave Polder van Bern met bijbehorende bebouwing en de herkenbare structuur van de voormalige Maasmeander welke de polder omgeeft heeft een hoge landschappelijke waarde;

  • het hele eiland maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het gebied bij de ruïne is een natuurterrein;

  • de structuur van dijkjes is waardevol;

  • in de Doornwaard is het nog oorspronkelijke reliëf aardwetenschappelijk waardevol.

2.4.12 DEELGEBIED 12: DE AFGEDAMDE MAASUITERWAARDEN

afbeelding binnen de regeling

Landschappelijke karakteristiek

Dit deelgebied vormt de westelijke grens van het plangebied en maakt onderdeel uit van de gemeente Zaltbommel. De Afgedamde Maas was tot in de 19e eeuw de hoofdwaterafvoer van de Maas. In de uiterwaarden liggen enkele (steen)fabrieken, een camping en natuurgebieden. De ruimtelijke eenheid van de uiterwaarden wordt op enkele plaatsen verstoord door een aantal fabrieken en campings die zich op de noordelijke uiterwaarden bevinden. Bij de Poederoyensche Hoek ligt de Wilhelminasluis en een pompstation op een eiland in de Afgedamde Maas. Langs de kronkelende dijk is zeer veel oude dijkbebouwing aanwezig. Bij Poederoyen en Aalst zijn de dijken voorzien van ‘overlaten’ om op de laagste punten van de Bommelerwaard beneden, respectievelijk boven de Meidijk in geval van overstroming de dijk door te kunnen steken. Ook zijn doorbraakkolken en restanten van oude meanders aanwezig. In de uiterwaard bij Aalst is een zandwinput en bij Nederhemert Noord zijn enkele kleiputten aanwezig.

Landschappelijke waarden

  • het hele deelgebied maakt onderdeel uit van de Ecologisch Hoofdstructuur. De onvergraven delen van de uiterwaarden bij Aalst (de Konijnenwaard en De Waarden), de Nes (een voormalige Maasarm) hebben een aardwetenschappelijke waarde;

  • bijzondere uitwatering Drielsche Wetering bij Aalst;

  • relicten van oude Maasmeanders en doorbraakkolken;

  • oude gevarieerde dijklinten met dichte dijkbebouwing;

  • het gemaal bij Poederoyense Hoek (in- en uitwateringssysteem) is cultuurhistorisch waardevol en maakt onderdeel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (zie deelgebied 1).

3 Beleidskader

3.1 INLEIDING

Op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau is reeds veel beleid vastgelegd en nog in ontwikkeling dat direct of indirect betrekking heeft op het landschap in de Bommelerwaard. In dit hoofdstuk zijn passages en uitgangspunten uit deze plannen opgenomen welke relevant worden geacht voor het landschapsplan.

3.2 INTERNATIONAAL NIVEAU

Verdrag van Malta

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta, 1992). De Nederlandse rijksoverheid wil het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk bewaren in zijn context. Hoewel bij opgravingen soms bijzondere voorwerpen gevonden worden betekent opgraven ook de vernietiging van de monumenten. Opgraven is eenmalig en onomkeerbaar. Beter is het om de maatschappelijke betekenis van dit erfgoed voor nu en de toekomst te behouden door in de ruimtelijke ontwikkeling meer rekening te houden met archeologische waarden in de bodem en onder water. Dit is een van de belangrijkste uitgangspunten van het Europese verdrag dat Nederland in 1992 in Valletta, de hoofdstad van Malta, heeft ondertekend. De Eerste en Tweede Kamer hebben het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) goedgekeurd. Nu wordt gewerkt aan de implementatie in de Nederlandse wetgeving. Dit zal leiden tot een wijziging van de Monumentenwet 1988 .

Vogelrichtlijn en habitatrichtlijn

De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn hebben tot doel de biologische diversiteit te waarborgen door het instandhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna op het grondgebied van de lidstaten waarop de richtlijnen van toepassing zijn. De Vogelrichtlijn richt zich daarbij op de natuurlijke in het wild levende vogelsoorten, de Habitatrichtlijn op alle overige soorten en op bedreigde ecosystemen (de zogenaamde habitats). Op grond van de richtlijnen zijn de lidstaten verplicht gebieden aan te wijzen als Speciale Beschermingszones. De Speciale Beschermingszones moeten uiteindelijk een coherent Europees ecologische netwerk vormen (Natura 2000).

In de Bommelerwaard zijn de Waaluiterwaarden bij Heerewaarden tot en met de Hurwenensche Uiterwaard aangewezen als Vogelrichtlijngebied (laatst gewijzigd 20 mei 2003). Als Habitatrichtlijngebied zijn aangewezen een deel van de Hurwenensche Uiterwaard en een deel van het gebied Loevestein met aansluitend een gebied langs de Nieuwendijk.

Werelderfgoedlijst UNESCO

In 1972 werd de UNESCO-conventie over de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van kracht. Doel van de Werelderfgoed Conventie is de bescherming van cultuur- en natuurmonumenten van uitzonderlijke universele waarde. Zo'n 440 objecten en gebieden in de wereld zijn inmiddels op de Werelderfgoedlijst geplaatst. De Nieuwe Hollandse Waterlinie in het westelijk deel van de Bommelerwaard is voorgedragen om opgenomen te worden in deze lijst.

3.3 NATIONAAL NIVEAU

Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening 2000/2020

Met het aantreden van het nieuwe kabinet in juli 2002 is onduidelijk of de in december 2000 uitgekomen Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening in zijn huidige vorm als regeringsbeleid wordt overgenomen. Belangrijke uitgangspunten uit deze Nota worden hier niettemin toegelicht.

De Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening 2000/2020 beschrijft het nationaal ruimtelijk beleid op hoofdlijnen: het is een strategische nota, die de hoofdkeuzen van het Rijk bevat voor toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, mede in Europees verband. Het richtjaar van de nota is 2020. Tevens wordt een doorkijk geboden naar 2030.

Nederland is in De Vijfde Nota ingedeeld in vier landsdelen. De Bommelerwaard valt onder het ‘Landsdeel Oost’. De volgende onderdelen zijn van belang voor de Bommelerwaard:

  • De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een Belvederegebied en een zoekgebied voor natuur, landschap en recreatie; tevens aanwijzing westelijk deel Bommelerwaard als onderdeel nationaal landschap (reeds aangewezen als Belvederegebied en voorgedragen voor de Werelderfgoedlijst UNESCO);

  • rivieren rondom de Bommelerwaard (De deelgebieden 7 t/m 12): ruimte maken voor de rivier (Beleidslijnen Ruimte voor de rivier en ruimte voor Rijntakken); waterberging in uiterwaarden, zoeken naar ruimte voor water voor tijdelijke opvang bij pieken en versterking van het open karakter van de rivieren;

  • rivieren en omgeving Capreton: onderdeel nationale ecologische hoofdstructuur; bescherming en ontwikkeling van bijzondere kwaliteiten van natuur, landschap en cultuurhistorie;

  • beschermen historische vestingstad en waterfront Zaltbommel;

  • versterken samenhang stedelijke netwerk Utrecht-Den Bosch via A2/spoor;

  • Versterking A2 en spoorlijn en de samenhang tussen twee stedelijke netwerken Brabantstad en Deltametropool;

  • Inpassing kassen in rivierengebied ‘waterneutraal’ en afgestemd op het beleid voor het rivierengebied;

  • Meebewegen met water: stimulering natuur- en landschapsontwikkeling Fort St. Andries.

Structuurschema Groene Ruimte 2

De tweede Structuurschema Groene Ruimte moet de eerste vervangen. Het plan is officieel nog niet volledig vastgesteld (PKB deel 1 is wel door het kabinet vastgesteld) en is daarmee geen vigerend beleid. Onderstaand zijn de belangrijkste elementen uit het plan aangegeven.

Kernkwaliteiten van het landschap

Het kabinet wil de kenmerken en daarmee de kwaliteit van het landelijk gebied versterken. Uitgangspunt is daarbij dat iedere activiteit kwaliteit aan het landschap toevoegt. Niet alleen in de waardevolle gebieden, maar ook in minder aantrekkelijke gebieden. Dit is de essentie van de ‘ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie’. Hoofddoel van deze strategie is het landelijk gebied aantrekkelijk maken voor iedereen. Dit betekent behoud en ontwikkeling van identiteit, verscheidenheid en beleving van het landschap. Er zijn zogenaamde ‘kernkwaliteiten’ voor het landelijk gebied geformuleerd. Deze vormen uitgangspunten en toetsingscriteria voor de planontwikkeling van het Rijk, Provincies en Gemeenten.

De volgende algemene kernkwaliteiten worden onderscheiden:

  • identiteit en verscheidenheid van landschapstypen;

  • rust, ruimte, stilte en donkerte;

  • bereikbaarheid en toegankelijkheid van het landelijk gebied;

  • herkenning van het verleden en vernieuwing in het landschap;

  • een vitaal en herkenbaar watersysteem;

  • ruimtelijke diversiteit;

  • het groene karakter van het landelijk gebied;

  • een efficiënt gebruik van het landschap.

Doelstellingen, randvoorwaarden en maatregelen voor het rivierengebied (binnendijks):

  • langer vasthouden van water (aanwijzen retentie- en noodoverloopgebieden);

  • vergroting waterberging in combinatie met nieuwe natte natuur (inrichten van gebieden voor waterberging in combinatie met landbouw en natuur);

Doelstellingen, randvoorwaarden en maatregelen voor het stedelijk gebied:

  • uitbreiding en versterking blauw en groen in en om de stad (aanleggen en inrichten groenblauwe zones);

  • versterken recreatieve functie water;

  • vergroting waterberging;

  • vermindering milieubelasting door de landbouw.

Nationaal landschap

Het kabinet wil de landschappelijke diversiteit op nationale schaal behouden en ontwikkelen. Hiertoe worden Nationale en Provinciale landschappen onderscheiden. De Bommelerwaard is onderdeel van het Nationaal landschap Rivierengebied.

De volgende aandachtspunten voor het Rivierengebied worden genoemd:

  • inhoud geven aan veiligheid en recreatie;

  • uitwerking maatregelen passend bij de maat en schaal van het landschap;

  • versterken natuurlijke gradiënten dwars op de rivier (komgebieden-uiterwaarden);

  • bescherming cultuurhistorisch kenmerkend gebruik van de stroomruggen (bebouwing en hoogstamboomgaarden) en behoud openheid komgebieden;

  • inhoud geven aan multifunctionele landbouw gericht op beheer van het rivierenlandschap.

Natuur voor mensen, mensen voor natuur Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw

Met de nota 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur' (Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw) wordt de aanpak van het natuurbeleid voor de komende tien jaar geschetst. Een en ander vanuit het besef dat natuur en landschap een essentiële bijdrage leveren aan een leefbare en duurzame samenleving. Deze nieuwe nota van het Ministerie van LNV vervangt de vier ‘groene’ nota’s Natuurbeleidsplan, Nota Landschap, Bosbeleidsplan en Strategisch Plan van Aanpak biodiversiteit. De nota heeft een algemeen karakter en kent geen concrete aanknopingspunten voor de Bommelerwaard.

In de nota zijn vijf perspectieven voor een natuurlijker Nederland in 2020 opgenomen (zie onderstaand kader).

Vijf perspectieven voor een natuurlijker Nederland in 2020

1.

Nederland Internationaal-Natuurlijk

Het versterken van de inzet voor (en aansluiting bij) het internationale natuurbeleid.

2.

Nederland Groot(s)-Natuurlijk

Het versterken en verder tot stand brengen van de Ecologische Hoofdstructuur.

3.

Nederland Nat-Natuurlijk

Het benutten van kansen in Nederland voor karakteristieke natte natuur.

4.

Nederland Landelijk-Natuurlijk

Het versterken van de kwaliteit en identiteit van het landelijk gebied door inschakeling van boeren en het beter benutten van biologische diversiteit binnen de productiesystemen.

5.

Nederland Stedelijk- Natuurlijk

Het realiseren van voldoende natuur in en om de stad.

Hieronder zijn de belangrijkste en voor de Bommelerwaard relevante doelen en taakstellingen uit de programma’s samengevat:

  • behoud en versterking internationaal karakteristieke landschappen;

  • realisatie EHS uit NBP en SGR (o.a. natuurontwikkeling in uiterwaarden);

  • extra inzet ‘natte natuur’ in EHS;

  • versterken natuur buiten de EHS; ontwikkelen vlechtwerk van ‘groenblauwe dooradering’ in het agrarisch cultuurlandschap, door aanleg, herstel en beheer van kenmerkende landschapselementen;

  • opheffen of mitigeren van fysieke barrières binnen grote eenheden;

  • behoud waardevolle nationale landschappen, door instellen ‘Nationale Landschappen’;

  • behoud cultuurhistorische, aardkundige en landschapsarchitectonische kwaliteiten van de EHS;

  • substantiële groei van het aantal vrijliggende fiets- en wandelpaden in agrarisch cultuurlandschap;

  • verbetering recreatieve bereikbaarheid van het groen in en om de stad.

Nota Belvedere

Het Rijk wil de cultuurhistorie in Nederland op een volwaardige wijze in de planvorming betrekken. Het doel is versterking en benutting van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenaamde Belvederegebieden. Dit zijn gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde, zowel vanuit archeologisch, historisch bouwkundig en historisch-landschappelijk oogpunt. Daarnaast worden er in de nota Belvederesteden aangewezen. Voor de Belvederegebieden en -steden acht het Rijk extra beleid wenselijk dat gericht moet zijn op instandhouding en verdere ontwikkeling van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende cultuurhistorische kwaliteiten. Het opstellen van gebiedsgerichte beleidsplannen is één van de belangrijkste instrumenten uit de Nota.

Nadrukkelijk wordt in de Nota Belvedere aan de provincies het volgende opgedragen:

  • Formuleer voor de Belvederegebieden een actief uitvoeringsgericht cultuurhistorisch ruimtelijk beleid en onderzoek in hoeverre er bescherming nodig is (beschermde stads-/dorpsgezichten en landschapsgezichten);

  • Leg de cultuurhistorische karakteristieken van Belvederegebieden vast in het streekplan als ruimtelijk toetsingskader bij locatie-, inrichtings- en vormgevingskeuzes en onderzoek of verankering in het streekplan van Belvederegebieden voldoende bescherming biedt. Bekijk of eventueel door gerichte inzet van instrumenten zoals de Natuurbeschermingswet of de Monumentenwet de bescherming kan worden geoptimaliseerd;

  • Expliciteer de cultuurhistorische beleidsopgave in bestaande gebiedsgerichte projecten en geef richting aan en zie toe op de verdere ontwikkeling van de cultuurhistorische identiteit binnen deze projecten.

De hele Bommelerwaard is aangewezen als Belvederegebied. Daarnaast is de Nieuwe Hollandse Waterlinie vanwege de hoge cultuurhistorische waarde voorgedragen voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Het westelijk deel van de Bommelerwaard ten westen van de Meidijk maakt onderdeel uit van dit gebied. Zaltbommel is aangewezen als cultuurhistorisch belangrijke stad.

3.4 PROVINCIAAL EN REGIONAAL NIVEAU

Streekplan Gelderland (1996)

Volgens het Streekplan is binnen de Bommelerwaard de landbouw de belangrijkste richtinggevende functie (landelijk gebied D). Glastuinbouw en Champignonteelt worden in grootschalige complexen geconcentreerd. Hierbij dienen landschappelijke waarden te worden ontzien.

Tot de Gelderse ecologische hoofdstructuur behoren binnen de Bommelerwaard grote delen van de uiterwaarden, inclusief de gebieden Heerewaarden, Alem en Nederhemert, de Nieuwendijk, Meidijk, Capreton en Drielsche Wetering.

In het Streekplan zijn binnen de Bommelerwaard de volgende ecologische verbindingen aangewezen:

  • Meidijkse Wielen (modellen Rietzanger en Kamsalamander);

  • verbinding langs de Capreton en de Lieskampen (modellen Rietzanger en Kamsalamander).

De toeristisch-recreatieve kracht van het gebied ligt in de routegebonden activiteiten als fietsen en recreatievaart, de beleving van water en het dijkenlandschap in combinatie met bezoek aan cultuurhistorische stadjes en monumenten langs de rivieren.

Een kans ligt in de verdere ontwikkeling tot “riviercultuurgebied” waarbij de elementen van de voorbije en hedendaagse riviercultuur worden benut en met elkaar verbonden.

Zaltbommel vervult een subregionale functie, en heeft ook voor de directe omgeving een verstedelijkingsopgave. Het locatiebeleid voor kantoren en bedrijven is van toepassing. Dit betreft de kantorenlocatie “Station/De Waluwe” en bedrijvenlocatie “De Wildeman”. De overige kernen in de Bommelerwaard vervullen een beperkte functie en voorzien in een deel van de regionale woningbehoefte.

Nota Belvoir

Deze nota vormt een vertaling van het Rijksbeleid (Belvedere) op het gebied van cultuurhistorie naar het Provinciale niveau. De volgende vijf doelstellingen staan centraal:

  • maak cultuurhistorische waarden inzichtelijk;

  • integreer cultuurhistorie volwaardig in de planvorming;

  • versterk de cultuurhistorische bijdrage aan de Gelderse economie;

  • houd cultuurhistorische waarden duurzaam in stand;

  • vergroot het cultuurhistorisch besef en draagvlak.

Om deze vijf doelstellingen te bereiken zijn een provinciaal werkenprogramma en een subsidieregeling ‘Duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden’ opgesteld.

Regionaal Plan Bommelerwaard

Het Regionaal Plan Bommelerwaard is een streekplanuitwerking voor de Bommelerwaard. Dit plan is nog niet vastgesteld. Vaststelling hangt onder meer samen met de discussie rond de uitbreiding van glastuinbouw in de Bommelerwaard. Vooralsnog wordt gesproken over het aanwijzen van 100 ha tot 2005 en 250 ha tot 2015. Over de te realiseren hectares is nog geen beslissingen gevallen.

Ten aanzien van de uitbreiding van de concentratiegebieden voor glastuinbouw en champignonteelt worden in het Landschapsplan alleen de reeds bestemde gebieden aangeven. Bij de contouren van een aantal van deze gebieden zijn in de landschapsvisie kanttekeningen geplaatst.

Voor de Bommelerwaard gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • behoud van grondgebonden landbouw;

  • enkele locaties met combinatie glastuinbouw en champignonteelt;

  • geen versnippering glastuinbouw door de Bommelerwaard;

  • geen nieuwe grootschalige recreatie;

  • behouden/ontwikkelen/versterken kwaliteit stads- en dorpsranden;

  • behoud van de relatie met de rivier;

  • behoud en versterking van natuur en landschap;

  • verkeer en vervoer betrekken bij concentratiegebieden voor glastuinbouw en champignonteelt;

  • leefbaarheid in de brede zin meenemen in de ontwikkeling, waaronder verbeteren van ontsluiting en bereikbaarheid.

Per functie zijn verder de volgende uitgangspunten geformuleerd:

Landschap en cultuurhistorie:

  • behoud/versterking van bestaande landschappelijke karakteristiek en kwaliteiten;

  • behoud openheid komgebieden en open relaties met de rivieren;

  • behoud cultuurhistorische waarden.

Natuur:

  • behoud en versterking van binnendijkse natuurwaarden;

  • verbinding van natuurwaarden;

  • uitwerking ecologische verbindingszones Meidijk en Capreton als onderdeel van de Provinciale ecologische hoofdstructuur;

  • behoud van de openheid in de komgebieden voor weidevogels;

  • ontwikkeling netwerk van natuurvriendelijke stroken langs wegen en watergangen;

  • grootschalige natuurontwikkeling in de uiterwaarden in combinatie met ontgrondingen.

Wonen:

  • grote nieuwe woningbouwlocaties; eerst inbreiden van de woonkernen, dan pas uitbreiden (zie verder Eén lijn voor kwaliteit’).

Landbouw:

  • uitbreiding en nieuwvestiging van glastuinbouw en champignonkwekerijen mogelijk binnen de concentratiegebieden;

  • uitbreiding van bestaande agrarische (veehouderij) bedrijven is mogelijk in de gehele Bommelerwaard;

  • stimulering verplaatsing van glastuinbouwbedrijven naar intensiveringszones en van grondgebonden landbouwbedrijven uít deze zones;

  • versterken grondgebonden landbouw in de komgebieden;

  • nieuwe vestiging van intensieve veehouderij is niet wenselijk;

  • fruitteelt en akkerbouw blijven gebonden aan de stroomruggen.

Recreatie:

  • voortzetting van de huidige extensieve en natuur- en landschapgerichte recreatie;

  • het creëren van nieuwe mogelijkheden van recreatief medegebruik in het buitengebied.

Integraal Waterbeheerplan Gelders Rivierengebied 2002-2006 (IWGR, 2002)

Binnendijks

In dit plan van het Waterschap Rivierenland wordt geconstateerd dat in een aantal gebieden in de Bommelerwaard reeds kans is op wateroverlast door gebrek aan bemalingscapaciteit. Naar verwachting neemt dit probleem toe door veranderend ruimtegebruik (meer verhard gebied), toename neerslag, bodemdaling en zeespiegelstijging. Oplossingen worden gezocht in de lijn van de door de Commissie Waterbeheer 21e eeuw geadviseerde drietrapsstrategie: eerst vasthouden, vervolgens bergen en tenslotte pas afvoeren. In de Bommelerwaard wordt in de komgebieden gezocht naar bergingsgebieden.

Het waterschap neemt verder deel aan de uitvoering van de ecologische verbindingszone ‘Capreton’. Deze verbindingszone bestaat uit stapstenen en corridors die de Meidijkse Wielen via de Capreton verbinden met onder meer het natuurgebied Lieskampen en de Drielsche Wetering. Stapstenen en corridors (ecologische oevers) worden aangelegd volgens de modellen ‘Rietzanger’ en ‘Kamsalamander’. In 2003 wordt wellicht gestart met de uitvoering van de verbindingszone. De totale realisatie neemt naar verwachting ongeveer 15 jaar in beslag.

Buitendijks

Om de waterstanden in de rivieren duurzaam te kunnen verlagen heeft het Rijk gekozen voor meer ruimte voor de rivieren. Op termijn verwachte waterstandsverhogingen moeten teniet worden gedaan door rivierverruimende maatregelen, zoals weergegeven in het project ‘Ruimte voor Rijntakken’. Voorbeelden zijn het graven van nevengeulen, zomer- en winterbedverlagingen, dijkverlegging of mogelijk zelfs ontpoldering.

Eén lijn voor kwaliteit, experiment Ruimtelijk beleid Rivierenland’ (2001)

In dit document, dat is opgesteld door de gemeenten in het Rivierenland (IOR), de Provincie Gelderland en het Ministerie van VROM staat centraal hoe de bijzondere kwaliteiten van het Rivierenland beschermd en verbeterd kunnen worden. Het rapport geeft aan hoe de ontwikkeling van wonen en werken in het Rivierenland kan worden gecombineerd met behoud en bescherming van het eigen karakter. Aanvullend op het Streekplan is de visie een richtinggevend instrument voor de Provincie bij de beoordeling van gemeentelijke plannen voor wonen en werken.

De volgende gezamenlijke ‘krachtlijnen’ met een specifieke relatie tot het landschap worden onderscheiden:

  • versterking van de ruimtelijke hoofdstructuur;

  • bescherming/versterking kwaliteit open ruimte.

Behoud van de kwaliteit van het open gebied wordt op twee manieren gewaarborgd:

  • rondom alle kernen zijn contouren getrokken die het maximale ruimtebeslag voor wonen en werken op lange termijn aangeven (geen onderscheid wonen en werken);

  • differentiatie van de verstedelijkingscontour per kern, onder meer samenhangend met de waarde van het omringende landschap.

Door het trekken van contouren worden ontwikkelingen van wonen en werken in de waardevolle delen van het landschap tegengehouden.

“In combinatie met het stimuleren van landschappelijke ontwikkelingen, voorgenomen in landschapsbeleidsplannen en bestemmingsplannen buitengebied vormt zich een integrale aanpak voor kwalitatieve verbetering van het Rivierenland, zowel rondom kernen als in het landelijk gebied.“

Ten aanzien van een aantal zaken zijn in regionaal verband landschappelijke en andere kwaliteitscriteria geformuleerd waaraan de ontwikkeling van bedrijventerrein (binnen de contouren) moet voldoen. De volgende criteria hebben betrekking op het landschap:

  • Ruimte voor de rivier: bevordering verplaatsing van bedrijven uit de uiterwaarden, waardoor meer ruimte voor de rivier ontstaat;

  • verplaatsen van bedrijven, waarbij de kwaliteiten van de vrijgekomen locatie worden hersteld;

  • zuinig ruimtegebruik;

  • beeldkwaliteits- en inrichtingseisen.

De rode contouren vormen uitgangspunt voor de visiekaart van het Landschapsplan. Wel zijn in de landschapsvisie kanttekeningen geplaatst bij enkele van deze contouren.

afbeelding binnen de regeling

Visie Fort Sint Andries

De toekomstige ontwikkeling van Fort Sint Andries is een uitwerking van vastgesteld beleid voor het rivierengebied. Dit beleid is vastgesteld in de Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG). Plan “Fort Sint Andries” is in de NURG als een speerpuntproject aangeduid. De doelstelling van dit project is: “het creëren van een natuurontwikkelingsgebied van formaat bij Fort Sint Andries in combinatie met recreatie op basis van een adequate zonering”.

De Visie uit 1996 is binnen de Bommelerwaard van toepassing op de deelgebieden 7, 8, 9 en 10. Grote delen van de uiterwaarden zullen volgens dit plan (planhorizon 2010) worden veranderd in natuur- reservaats-, of natuurontwikkelings- en beheersgebied. De binnendijkse gebieden van Alem en Heerewaarden blijven agrarisch. Opvallende elementen zijn verder de aanleg van een fietspad tussen Kerkdriel en Zaltbommel door het oostelijk komgebied (deelgebieden3, 4, 5 en 6).

Landbouwvisie Bommelerwaard (1999)

Deze visie is opgesteld door de Projectgroep Landbouwvisie Bommelerwaard van de GLTO en geeft een visie op de toekomstige ontwikkeling van de landbouw in de Bommelerwaard.

De volgende punten uit deze visie zijn van belang voor het landschapsbeleid:

  • perspectief voor de melkveehouderij is gunstig; de grote bedrijven zullen verder groeien terwijl zich een lichte daling van het totale aantal melkveebedrijven zal voordoen;

  • versterken grondgebonden landbouw (melkveehouderij);

  • beheer van natuurgronden als onderdeel agrarische bedrijfsvoering;

  • het areaal glastuinbouw en champignonteelt neemt toe.

De volgende wensen/oplossingsrichtingen voor een aantal gesignaleerde knelpunten worden genoemd:

  • Munnikenland behouden voor agrarische productie;

  • verbetering verkaveling door perceelsvergroting en stimulering kavelruil;

  • vergroting inkomen door neveninkomsten uit verkoop aan huis, natuurbeheer, enzovoort;

  • aanwijzen van zoekgebieden voor glastuinbouw en champignonteelt (zie Regionaal Plan Bommelerwaard);

  • tegemoet komen aan inpassingswensen voor glastuinbouw en champignonteelt in landschap door ontwikkelen kleinere clusters van bedrijven in plaats van grootschalige vestigingen;

  • handhaven 50 m als minimale buffer tussen champignonbedrijven en groenstroken en erfbeplantingen (infectiegevaar);

  • wildbeheer en realisatie foerageergebieden voor ganzen in natuurgebieden;

  • behoud grond op de stroomruggen voor agrarische functies/weren stedelijke functies;

  • bredere landbouwwegen met verkeersremmende maatregelen.

Visie Rivierenland op eigen kracht (ROEK, 2001)

Deze visie op het Rivierenland is opgesteld door het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland (IOR) en de Kamer van Koophandel. Het betreft een brede visie op de toekomstige ontwikkeling van de Bommelerwaard vanuit maatschappelijke en economische sectoren in het Rivierenland.

De volgende van de zeven geformuleerde uitgangspunten zijn van belang in relatie tot het landschapsbeleid:

  • concentratie van verstedelijking;

  • behoud leefbaarheid kleine kernen;

  • behoud/versterken van de typische landschapskenmerken van het Rivierenland: openheid en hoogstamfruitteelt;

  • belangrijke rol van water in het beleid.

Het opstellen van een kaderstellend regionaal Landschaps(beleids)plan is de eerste van 26 voorgestelde agendapunten. Onderhavig plan is hiervan een uitwerking voor de Bommelerwaard. In de visie wordt verder de landbouw gezien als ‘behoeder’ van het open landschap, maar ook van nieuwe natuur, wateropvang en van cultuurhistorische elementen in het landschap. Op de oeverwallen worden kansen gezien voor recreatieve voorzieningen. Op de komgronden ziet men kansen voor schaalvergroting van de melkveehouderij in combinatie met waterberging en natuurontwikkeling. Nieuwe bebouwing moet worden geconcentreerd in de grotere plaatsen. Kassenbouw dient zoveel mogelijk geconcentreerd te worden.

“Panorama Krayenhoff” – Voorontwerp Linieperspectief Nieuwe Hollandse Waterlinie

In 2001 is het zogenaamde ’Linieperspectief’ opgesteld waarin de toekomstige ontwikkelingen samenhangend met de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn geschetst. Het westelijk deel van de Bommelerwaard ten westen van de Meidijk is onderdeel van de waterlinie. Het Linieperspectief zet in op twee strategieën:

  • wettelijke verankering;

  • actieve ontwikkeling.

Bij de wettelijke verankering gaat het om het beschermen van de linie, of delen van de linie als ‘gezicht’ en het toekennen van een speciale status aan de linie gekoppeld aan de 5e Nota Ruimtelijke Ordening. Op deze manier moet de visie ook doorwerken in streekplannen en bestemmingsplannen.

Actieve ontwikkeling vindt plaats op 3 niveaus:

  • de materiële onderdelen van de linie;

  • de virtuele onderdelen van de linie (zichtbaar maken van de ‘verdediging’ d.m.v. waterbeheer en landschapsbescherming);

  • ondersteunende projecten in de sfeer van landschapsbouw, verblijfsaccommodatie en gespreide woonvormen in de in het perspectief aangegeven ‘verdichtingsvelden’.

Op de ‘Ruimtelijke Contourenkaart’ zijn binnen de Bommelerwaard het Slot Loevestein, de beide forten, het ‘Linieveld’ (Liniedijk met bijbehorende werken) en het inundatieveld opgenomen. In het ‘Ontwikkelingsprogramma’ wordt aan de twee forten in de Bommelerwaard een natuurfunctie toegekend. Slot Loevestein heeft (ook nu al) een ‘museale’ functie.

Linievelden

In het gebied aangeduid als ‘Linieveld’ staat behoud van de karakteristieke zonering van de Waterlinie voorop. In dit gebied staat de ontwikkeling van het ruimtegebruik ‘ten dienste’ van de waarneembaarheid van de Waterlinie.

Open velden

In de open velden staat het versterken van de herkenbaarheid van de waterlinie centraal. Behoud van de openheid laat zich met name goed combineren met grondgebonden landbouw en waterbeheer. Verdere aantasting van de openheid in deze zone dient te worden voorkomen.

Verdichtingsvelden en een Liniegezicht

Het plan onderscheidt ook zogenaamde ‘Verdichtingsvelden’ en een ‘Liniegezicht’. Deze liggen niet in de Bommelerwaard.

Concreet worden voor de Bommelerwaard-west de volgende ontwikkelingen voorgestaan:

  • verbeteren van de ecologische kwaliteit rond de batterijen in samenhang met de uiterwaarden;

  • landschappelijke articulatie van de ‘hoofdweerstandstrook’ Nieuwendijk met recreatieve route;

  • duurzaam openhouden Munnikenland en de polders Brakel en Poederoijen;

  • vernatting voor waterberging en natuurontwikkeling omgeving Nieuwendijk;

  • traceren en verbeteren fiets- wandel- en vaarroutes van en naar Loevestein.

3.5 GEMEENTELIJK NIVEAU

Bestemmingsplan Buitengebied Maasdriel

Het bestemmingsplan houdt onder andere rekening met voorkomende cultuurhistorische-, landschappelijke en natuurwaarden. Onderscheiden worden onder meer agrarische gebieden in karakteristieke komgebieden en op karakteristieke oeverwallen, weidevogelgebieden en gebieden met karakteristieke verkavelingen. De aangewezen intensiveringszones voor de (glas-)tuinbouw betreffen gebieden die reeds als zodanig bestemd waren.

Loevestein, natuurontwikkeling in het Benedenrivierengebied (1997)

Dit plan werd opgesteld door TERCA baksteen b.v. in samenwerking met het Wereld Natuur Fonds en behelst een plan voor kleiwinning en natuurontwikkeling in het gehele buitendijkse gebied rondom Slot Loevestein, ten westen van de Buitenpolder het Munnikenland. Het plan gaat uit van de ontwikkeling van een gebied met aanwaswaarden (Waalzijde), versterken getijdendynamiek (Afgedamde Maaszijde) en een gebied met moerasontwikkeling (zuid- en oostzijde).

Hiernaast is er in het plan aandacht voor versterking van recreatie in het gebied.

Ruimtelijke Verkenningen, Deel I Contouren - Gemeente Zaltbommel (2001/2002)

Deze nota geeft per dorp een analyse van de ruimtelijke opbouw en karakteristiek. In de nota worden onder meer landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden in en in de nabijheid van de dorpen geanalyseerd. Per dorp worden maximale bebouwingscontouren aangegeven. Deze zijn vervolgens overgenomen in de Nota ‘Eén lijn voor Kwaliteit’. De aangeven waarden binnen de kernen hebben een sterke relatie met het landschap rondom de dorpen. Behoud van deze waarden is in het kader van het Landschapsplan voor de Bommelerwaard van groot belang.

afbeelding binnen de regeling

4 Ontwikkelingen, knelpunten en kansen per functie

4.1 INLEIDING

In de Bommelerwaard doen zich momenteel allerlei ontwikkelingen voor samenhangend met de sectoren of functies die in het gebied aanwezig zijn. Deze ontwikkelingen beïnvloeden het landschap en de hierin aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en de betekenis van het landschap voor de recreatie. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste ontwikkelingen kort belicht en worden knelpunten en kansen gesignaleerd die zich als gevolg hiervan in het landschap voordoen. Ontwikkelingen en knelpunten die niet direct zijn te verbinden aan de behandelde functies worden beschreven onder het kopje ‘Overige knelpunten en kansen’.

4.2 ONTWIKKELINGEN, KNELPUNTEN EN KANSEN PER FUNCTIE

4.2.1 GLASTUINBOUW EN CHAMPIGNONTEELT

Beide functies zijn ruim vertegenwoordigd binnen de Bommelerwaard en volop in ontwikkeling. De effecten op de landschappelijke kwaliteit zijn helaas over het algemeen negatief. Door verplaatsing van verspreid liggende kassen naar aanwezige concentratiegebieden wordt de bestaande kwaliteit van andere landschappelijke gebieden zoveel mogelijk behouden. De bestaande concentratiegebieden en toekomstige uitbreidingen van het areaal glastuinbouw en de champignonteelt vragen om een goede landschappelijke inpassing. De ruimtelijke verspreiding van beide functies over de Bommelerwaard is mede bepalend voor de ruimtelijke karakteristiek van verschillende gebieden.

Knelpunten:

  • identiteitsverlies komgebieden door aantasting openheid door verdichting en vervaging landschappelijke overgangen;

  • aantasting eigen identiteit oeverwallen en van de verschillen tussen de kommen en oeverwallen door eenvormigheid en aantasting oorspronkelijk kleinschalig karakter;

  • verstoring ruimtelijke relatie komgebieden-rivier doordat de nog bestaande open ruimte op de oeverwallen tussen de dorpen wordt opgevuld;

  • ruimtelijke overgangen/relaties van dorpen met het landschap gaan verloren (dorpen ingepakt in glas);

  • aantasting herkenbaarheid en beleving cultuurhistorische waarden.

Kansen:

  • beperking ruimtebeslag glastuinbouw door accent op optimaal benutten bestaande glastuinbouwgebieden/fasering benutting uitbreidingslocaties;

  • mogelijkheden realisatie optimale landschappelijke inpassing/aansluiting bij landschap van nieuwe intensiveringsgebieden;

  • herstel openheid (kom)gebieden door stimuleren verplaatsing verspreide glastuinbouwbedrijven en champignonbedrijven vanuit landschappelijk waardevolle gebieden naar concentratiegebieden. Dit betreft onder meer:

    • (randen van) open (kom)gebieden;

    • nabijheid Nieuwe Hollandse Waterlinie;

    • rivierdijken, dwarsdijken en ecologische verbindingen;

    • historische dorpsranden;

    • gebieden nabij cultuurhistorisch waardevolle objecten en patronen;

  • vergroting differentiatie door landschappelijke ‘geleding’ op laag schaalniveau binnen concentratiegebieden en op oeverwallen (b.v. door open zones of beplanting).

4.2.2 FRUITTEELT

Vanuit de fruitteeltsector bestaat de wens om de verkaveling te verbeteren. Dit kan leiden tot het ontstaan van grotere kavels en mogelijk tot het verdwijnen van karakteristieke verkavelingen en landschapselementen. Rondom de fruitboompercelen dient een zogenaamde spuitvrije zone in acht te worden genomen. Steeds meer fruittelers gaan ertoe over om de randbeplantingen van coniferen aan te leggen rondom fruitboompercelen. Deze beplantingen zijn ‘landschapsvreemd’ en vormen in toenemende mate een verstoring van het landschapsbeeld.

Knelpunten:

  • aantasting landschappelijk karakteristiek als gevolg van verdringing randbeplantingen door toepassing uitheemse soorten (prunus en conifeer);

  • bedreiging openheid/landschappelijke verdichting komgebieden.

  • verdringing door glastuinbouw waardoor de identiteit van typische fruitgebieden in de Bommelerwaard verloren dreigt te gaan;

  • verdwijnen karakteristieke hoogstamboomgaarden leidt tot identiteitsverlies.

Kansen:

  • fruitteelt is positief identiteitsbepalende functie in het landschap van het oostelijk deel van de Bommelerwaard;

  • mogelijkheden imagoverbetering, onder meer door gebruik van inheemse randbeplantingen (els) rond fruitboomgaarden, stimulering natuurvriendelijke inrichting randen langs boomgaarden;

  • hoogstamboomgaarden via ‘beschermd dorpsgezicht’ voor toekomst behouden

4.2.3 LANDBOUW

De grondgebonden landbouw neemt in de Bommelerwaard een belangrijke positie in. Het overgrote deel van het gebied is in gebruik als grasland. Dit geldt met name voor de komgebieden en in mindere mate ook voor de oeverwallen. Dit verschil draagt bij aan de ruimtelijke structurering en karakteristiek van verschillende delen van de Bommelerwaard. Vanuit de melkveehouderij bestaat de wens om de verkaveling te verbeteren, met mogelijk dezelfde gevolgen voor het landschap als genoemd bij de fruitteelt. Het zoeken naar nieuwe inkomensbronnen kan zowel positieve (bijdrage aan eigen identiteit) als negatieve effecten hebben op het landschap (verrommeling). Hetzelfde geldt voor vrijkomende agrarische bebouwing. Door sloop kan mogelijk een storende invloed op het landschap ongedaan worden gemaakt.

Knelpunten:

  • verkavelingssituatie oostelijk deel Bommelerwaard voldoet niet aan de eisen voor een goede bedrijfsvoering; herverkaveling kan echter leiden tot het verdwijnen van karakteristieke verkavelingen en beplantingen door herverkaveling;

  • gevaar verrommeling landschap door hergebruik stallen en ontstaan nevenfuncties.

Kansen:

  • financieel stimuleren aanleg erfbeplanting en goede ruimtelijke inpassing nieuwe stallen;

  • behoud openheid door versterken positie grondgebonden landbouw in de open gebieden;

  • financieel stimuleren activiteiten agrariërs op het gebied van natuurbeheer, waterbeheer en recreatie;

  • financieel stimuleren actief behoud en herstel van waardevolle landschapselementen door agrariërs;

4.2.4 WOON-/WERKGEBIEDEN EN INFRASTRUCTUUR

De nieuwe woon- en werkgebieden in de Bommelerwaard zijn vastgesteld in de nota ‘Experiment Ruimtelijk beleid Rivierenland’ (2001). Hiermee is de maximale bebouwingscontour voor de steden en dorpen in de Bommelerwaard voor langere tijd vastgelegd wat enerzijds bijdraagt aan het sparen van landschappelijke waarden. Anderzijds schuilt hierin ook het gevaar dat de karakteristieke open structuur van veel dorpen door inbreiding wordt aangetast. Zaltbommel is voornemens een grote uitbreiding van bedrijventerreinen te realiseren aan de oostzijde van de stad. De voorgenomen verbreding van de Rijksweg A2 kan zowel leiden tot een toename als tot een afname van de ruimtelijke eenheid van het grote komgebied ten zuidoosten van Bruchem (verdwijnen /toename van beplanting, andere hoogteligging van de snelweg). Bij Hedel-Oost wordt de aanleg van een nieuwe rondweg voorzien. De reconstructie van traversen door Ammerzoden en Velddriel leidt naar verwachting niet tot grote gevolgen voor het landschap.

Knelpunten:

  • identiteitsbepalende ruimten en waarden binnen de bebouwingsstructuur van dorpen staan onder druk;

  • verdere versnippering landschap en mogelijk aantasting openheid komgebieden door verbreding A2;

  • gevaar voor verstoring van karakteristieke ruimtelijke relatie tussen de dorpen en het buitengebied door nieuwe uitbreidingslocaties;

  • idem bij Hedel door aanleg rondweg;

  • gevaar voor ‘samenklonteren’ bebouwingsmassa’s op de dichtbebouwde oeverwallen van de Waal.

Kansen:

  • door versterking van de groenstructuur en actieve bescherming van waardevolle open ruimten en geïsoleerde waarden (woerden, dorpsgriendjes, molens, groengebieden, etc.), in de dorpen kan de identiteit van de dorpen worden behouden en versterkt;

  • door een goede landschappelijke inpassing van de verbreding van de A2 en van de rondweg om Hedel kunnen negatieve effecten op het landschap worden beperkt en kan de openheid van het oostelijk komgebied gedeeltelijk worden hersteld.

4.2.5 WATER

Ten aanzien van het aspect water spelen in de Bommelerwaard verschillende ontwikkelingen met hun eigen consequenties voor het landschap. Buitendijks wordt geen nieuwe bebouwing/verdichting van de uiterwaarden toegelaten zodat het water van de grote rivieren bij hoog water zo snel mogelijk afgevoerd kan worden (Beleidslijn ‘Ruimte voor de Rivier’). Daarnaast wordt extra ruimte gezocht voor vergroting van de bergingscapaciteit van de uiterwaarden en mogelijk ook voor binnendijkse berging (Beleidslijn ‘Ruimte voor Rijntakken’) van rivierwater.

Knelpunten:

  • door verlaging van uiterwaarden en natuurontwikkeling bestaat gevaar voor aantasting van geomorfologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden;

  • tot aantasting van de ruimtelijke waarden van het gebied (openheid, zichtlijnen) en van de ruimtelijke context van de waardevolle Nieuwendijk die dan de functie van bandijk moet gaan vervullen.

Kansen:

  • een mogelijke ontpoldering van de Buitenpolder het Munnikenland biedt kansen voor de realisatie van een groot aaneengesloten natuurgebied, dat onder invloed staat van de rivier, waardoor de bijzondere en geïsoleerde ligging van Slot Loevestein wordt geaccentueerd.

  • Binnendijkse berging van water bij piekafvoeren biedt lokaal mogelijkheden voor het versterken van natuurwaarden in de komgebieden en voor het behoud/terugbrengen van de openheid;

  • versterken uitgangspunten Nieuwe Hollandse Waterlinie.

4.2.6 NATUUR

De inspanning van diverse partijen richt zich tot nu toe met name op realisatie van riviergebonden natuur in de uiterwaarden, en op het behoud van binnendijks gelegen natuurwaarden en ontwikkelingen van enkele ecologische verbindingen zoals de Capreton en de Drielsche Wetering. Buitendijks zijn al veel projecten in gang gezet. Hier gaat het zoeken naar bergingsruimte voor water hand in hand met grootschalige natuurontwikkeling. Ook worden stromingsbelemmerende objecten zoveel mogelijk verwijderd. In de uiterwaarden is daarom met name aandacht voor het behoud van bestaande natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden van belang. In het binnendijkse gebied is naast behoud van bestaande waarden extra aandacht nodig voor realisatie van nieuwe natuur. Ook wordt gesproken over realisatie van een ‘groene dooradering’ in de komgebieden (Regionaal Plan Bommelerwaard).

Knelpunten:

  • weidevogelgebieden onder druk door toenemende verdichting komgebieden;

  • verdwijnen abiotische (natuurlijk reliëf) en biotische diversiteit van de uiterwaarden door grootschalige ingrepen in de uiterwaarden voor uiterwaardverlaging en natuurontwikkeling;

  • noordzuid gelegen ecologische verbindingen Meidijk en Nieuwendijk worden langzaam ingesloten door nieuwe ontwikkelingen (aantasting kwaliteit en relatie binnendijks-buitendijks);

  • In grote delen van de Bommelerwaard (met name het oostelijk deel) komen maar weinig natuurwaarden voor, mede als gevolg van het intensief gebruik door land- en tuinbouw;

  • weinig ecologische relaties tussen uiterwaarden en komgebieden;

  • de te realiseren ecologische verbindingszone langs de Capreton sluit aan de oostkant niet aan op een doorgaande ecologische structuur van betekenis.

Kansen:

  • realisatie ecologische verbindingen Capreton en Drielsche Wetering;

  • grootschalige natuurontwikkeling in de uiterwaarden biedt ongekende nieuwe kansen voor de natuur;

  • grote en middelgrote watergangen en wegbermen bieden mogelijkheden voor het versterken van de ecologische structuur in de komgebieden (‘groene dooradering’);

  • aansluiten van geplande verbindingszones op bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden in komgebieden en uiterwaarden;

  • mogelijkheden voor het verbinden van binnen- en buitendijks gelegen natuur(ontwikkelings)gebieden door benutting van nog bestaande open relaties tussen komgebieden en uiterwaarden.

  • vergroting ecologische functie randen van fruitboomgaarden door toepassen inheemse randbeplantingen en ‘spuitvrije zones’.

4.2.7 RECREATIE EN TOERISME

Recreatie heeft een belangrijke plaats in de Bommelerwaard. Belangrijk zijn zowel de rivieren en uiterwaarden (jachthavens, campings en een golfterrein), als de dijken, kom- en bosgebieden (wandelen, fietsen) en de watergangen (hengelsport). In het kader van het Provinciale Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan wordt een regionaal fietsnetwerk ontwikkeld. Het huidige routenetwerk sluit niet overal even goed aan. De rijke cultuurhistorie maakt de Bommelerwaard zeer aantrekkelijk voor extensieve openluchtrecreatie. Met name in de uiterwaarden vormen de aanwezige recreatieve voorzieningen echter soms ook een verstoring van het landschap.

In het regionaal Plan Bommelerwaard wordt onder meer de ontwikkeling van kleinschalige recreatiemogelijkheden genoemd, gekoppeld aan de rivieren en cultuurhistorie en de ontwikkeling van een toeristische functie voor de Hollandsche Waterlinie.

Knelpunten:

  • geen duidelijke samenhang/herkenbaarheid Nieuwe Hollandse Waterlinie;

  • routestructuren zijn niet altijd goed verbonden;

  • grootschalige buitendijkse recreatieve voorzieningen (onder andere De Zandmeren en diverse campings) vormen een verstoring van de ruimtelijke continuïteit van de uiterwaarden;

  • aantrekkelijkheid oeverwallen voor recreant neemt af door toenemende verdichting;

  • woonboten langs de afgedamde Maas: aantasting landschap;

  • fietsen op dijk minder prettig bij druk autoverkeer.

Kansen:

  • de extra aandacht voor het behoud en versterking van cultuurhistorie vanuit het Rijk (aanwijzing als Belvederegebied) biedt kansen voor realisatie van recreatieve projecten die een relatie hebben met cultuurhistorie;

  • versterking routenetwerk wandelen, fietsen en paardrijden (volgens PVVP en RVVP);

  • meer mogelijkheden voor natuurbeleving in de uiterwaarden en verbetering toegankelijkheid uiterwaarden voor extensieve recreatie;

  • verbetering landschappelijke inpassing recreatieve voorzieningen in de uiterwaarden.

4.2.8 OVERIGE KNELPUNTEN EN KANSEN

Knelpunten:

  • de grote beton- en baksteen fabrieken in de uiterwaarden hebben een negatief effect op de ruimtelijke continuïteit en landschappelijke kwaliteit van de uiterwaarden, maar horen als activiteiten wel in de uiterwaarden thuis;

  • het eiland Alem wordt niet als een schiereiland in de rivier ervaren doordat de toegangsweg wordt omgeven door bos;

  • karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen en andere elementen (molens, forten, kastelen enzovoort) zijn op veel plaatsen ingebouwd tussen bedrijfs- en woonbebouwing, beplantingen en kassen waardoor de landschappelijke context en hiermee de identiteit van deze elementen verloren dreigt te gaan en waardevolle zichtlijnen op deze elementen langzamerhand verdwijnen;

  • de eigen identiteit van de oeverwallen en komgebieden staat onder druk door ruimtelijke verdichting, architectonische kwaliteit nieuwe bebouwing, ‘vertroebeling’ overgang naar de komgebieden en het ontbreken van herkenbare ruimtelijke structuur;

  • de herkenbaarheid en eigen identiteit van cultuurhistorische landschappen (kommen en oeverwallen) dreigt te verdwijnen, doordat steeds meer nieuwe ontwikkelingen geen duidelijke binding meer hebben met de ondergrond.

Kansen:

  • De grote rijkdom aan cultuurhistorische objecten zoals kastelen en forten biedt bijzondere mogelijkheden voor een versterking van de landschappelijke kwaliteit, herkenbaarheid en de recreatieve structuur van de Bommelerwaard.

5 Landschapsvisie

5.1 INLEIDING

De landschapsvisie is opgebouwd uit meerdere delen. In paragraaf 5.2 wordt de wenselijke ontwikkeling van de landschappelijke hoofdstructuur toegelicht en zijn hiervoor algemene uitgangspunten geformuleerd. Vervolgens wordt in paragraaf 5.3 de landschappelijke zonering van de Bommelerwaard toegelicht, welke wordt voorgesteld om nieuwe ontwikkelingen in het landschap te kunnen inpassen, met behoud van een maximum aan landschapswaarden. Paragraaf 5.4 vormt een uitwerking van de hoofdlijnen van de landschapsvisie. In deze paragraaf zijn beleidsuitgangspunten geformuleerd aan de hand van vier beleidscategorieën. In paragraaf 5.5 worden de beleidsuitgangspunten ten aanzien van enkele specifieke thema’s belicht.

5.2 LANDSCHAPPELIJKE HOOFDSTRUCTUUR

De drie grote landschappelijke hoofdeenheden die in de Bommelerwaard worden onderscheiden: de rivieren met de uiterwaarden, de oeverwallen en de komgebieden hebben elk een eigen karakteristiek, problematiek en kansen. In alle deze landschappelijke hoofdeenheden zijn specifieke ontwikkelingen gaande die vragen om een eigen benadering van het landschap. In deze paragraaf wordt ingegaan op de wenselijke ontwikkeling van deze drie gebieden en worden de algemene beleidsuitgangspunten die op deze gebieden van toepassing zijn beschreven.

De polders, zoals de Buitenpolder het Munnikenland in het westen en de polder van Bern in het zuidwesten van de Bommelerwaard nemen hiernaast een aparte positie in. Voor de ruimtelijke hoofdstructuur van de Bommelerwaard zijn ze van minder grote betekenis. Ze zijn echter wel van belang op deelgebiedsniveau en worden bij de uitwerking van de deelgebieden verder belicht.

De rivieren en uiterwaarden

De rivieren Waal, Maas en Afgedamde Maas vormen het grote landschappelijke raamwerk voor de Bommelerwaard. De landschappelijke ontwikkeling van de uiterwaarden zal de komende jaren sterk zijn gericht op het verruimen van het winterbed van de rivier (grotere bergingscapaciteit), het opheffen van hydraulische knelpunten (snelle afvoer) en het realiseren van natuurontwikkeling. Het landschapsbeleid in de uiterwaarden is op de eerste plaats gericht op het versterken van de herkenbaarheid en eigen identiteit van deze drie rivieren. In relatie tot de genoemde grootschalige ontwikkelingen in de uiterwaarden zal het behouden en versterken van bestaande natuur- en cultuurhistorische waarden en van karakteristieke landschappelijke elementen en patronen veel aandacht moeten krijgen.

Niet-riviergebonden activiteiten dienen te worden geweerd. De rol van de landbouw zal afnemen. Wel zal beheerslandbouw aanwezig blijven. Mogelijkheden voor recreatief medegebruik dienen te worden benut. De rivierdijken vormen belangrijke landschapsstructurerende elementen die samenhangen met de rivier en de uiterwaarden. Speciale aandacht is nodig voor behoud en versterking van de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteit van de dijken, dijkbebouwing en karakteristieke dorpsgezichten aan de rivier en aan de landschappelijke overgangen naar de achterliggende gebieden. Behoud van de continuïteit, afwisseling en samenhang van de rivierdijken, dijkbebouwing en hiermee samenhangende landschapselementen verdient veel zorg en vraagt om terughoudendheid bij het initiëren van nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van de dijken (zowel binnen- als buitendijks).

Samenvatting beleidsuitgangspunten:

  • versterken karakterverschillen uiterwaarden Waal, Maas en Afgedamde Maas;

  • terugdringen verstoringen in de ruimtelijke continuïteit van de uiterwaarden;

  • versterking landschappelijke en cultuurhistorische ‘parels’(de bijzondere uiterwaardenlandschappen Alem en het Eiland Nederhemert en omgeving Loevestein);

  • veiligstellen (historische) dijken en bebouwde dijklinten;

  • behouden en versterken van bestaande landschappelijke, geomorfologische, natuur- en cultuurhistorische waarden en van karakteristieke elementen en patronen in de uiterwaarden;

  • behoud en versterking ruimtelijke en ecologische relaties met het binnendijkse gebied.

De oeverwallen

De relatief sterk bebouwde oeverwallen zijn van oudsher belangrijke dragers van de ruimtelijke structuur in de Bommelerwaard met een eigen karakteristiek. Bestaande verschillen tussen de oeverwallen langs de Waal, de Maas en de Afgedamde Maas en ook de stroomruggen in het centrum van de Bommelerwaard dragen bij aan de ruimtelijke structurering en de eigen identiteit van de Bommelerwaard en dienen zoveel mogelijk in stand gehouden te worden. Met de voortgaande ruimtelijke verdichting en vertroebeling van de overgangen naar de komgebieden dreigt de herkenbaarheid van de oeverwallen verloren te gaan. Versterking van de ruimtelijke structuur en de eigen identiteit van de oeverwallen is wenselijk. Cultuurhistorische waarden, zoals historische dorpskernen, kastelen en gave dijktrajecten met oude (dijk)bebouwing zullen actief veilig gesteld moeten worden.

Samenvatting beleidsuitgangspunten:

  • versterken karakterverschillen oeverwallen Waal, Maas en Afgedamde Maas en centrale stroomrug van Bruchem-Kerkwijk-Delwijnen;

  • landschappelijke structuurversterking, met name in dichtbebouwde delen, door inpassing, zonering en versterken structuurlijnen en routes;

  • behoud/terugbrengen ‘doorzichten’ vanaf de oeverwallen naar komgebieden en uiterwaarden;

  • stimuleren duurzaam behoud open gebieden op de oeverwallen;

  • zorgvuldige landschappelijke inpassing woningen, glastuinbouw, champignonkwekerijen en bedrijven;

  • veiligstellen waardevolle dorpskernen en randen door beschermde status.

De Komgebieden

Het van oudsher aanwezige contrast tussen de openheid van de komgebieden en de relatief dichte oeverwallen en de diversiteit aan landschappelijke overgangen tussen de oeverwallen en de komgebieden (geleidelijk/abrupt, gedifferentieerd/homogeen) draagt bij aan de identiteit van de Bommelerwaard als geheel. Door de ‘sluipende’ verdichting van de komgebieden dreigen deze verschillen langzaam te verdwijnen, wat ten koste gaat van de landschappelijke identiteit van de Bommelerwaard. Om dit te voorkomen zal de openheid van de kommen actief beschermd moeten worden. Realisatie van nieuwe intensiveringsgebieden voor de glastuinbouw en champignonteelt in de komgebieden is daarom niet wenselijk en verplaatsing van bestaande glastuinbouwbedrijven en champignonschuren vanuit de komgebieden naar de aangewezen intensiveringsgebieden op de oeverwallen is gewenst. Algemeen wordt in de komgebieden gestreefd naar het reduceren van de hoeveelheid bebouwing en ruimtelijk verdichtende elementen die van oudsher niet in de kommen thuishoren en van ruimtelijke versnippering door bovenlokale infrastructuur.

Samenvatting beleidsuitgangspunten:

  • tegengaan verdere verdichting van de komgebieden binnen de ‘centrale openruimte contour’;

  • overwegen actieve verplaatsing glastuinbouwbedrijven en champignonkwekerijen uit de komgebieden naar concentratiegebieden op de oeverwallen (voorwaarden zijn: medewerking eigenaar, financiële mogelijkheden (subsidiemogelijkheden, gemeentelijk budget);

  • ontmoedigen uitbreiding fruitteelt (laagstamboomgaarden) in centrale delen komgebieden en stimuleren verplaatsing naar de randen/oeverwallen (omvorming naar weidegrond);

  • tegengaan versnippering (actief ontsnipperen) en verdichting langs infrastructuur;

  • tegengaan verstoring komgebieden door geluid en verlichting en versterken rust (weidevogels);

  • behoud differentiatie overgangen naar de oeverwallen.

5.3 LANDSCHAPPELIJKE ZONERING

In de laatste decennia doen zich in de Bommelerwaard diverse grootschalige ontwikkelingen voor zoals de toename van het kassenareaal, bedrijventerreinen en van het areaal stedelijk gebied.

Hierdoor wordt het landschap steeds verder verdicht en staat de landschappelijke driedeling van oeverwallen, komgebieden en uiterwaarden sterk onder druk. Landschappelijke en cultuurhistorische waarden raken in de verdrukking of verdwijnen totaal. De regionale karakteristiek en eigenheid van verschillende delen van de Bommelerwaard gaat door het oprukken van bebouwing en voortgaande verglazing langzaam verloren. Ook in de komende decennia zullen deze ontwikkelingen zich naar verwachting voortzetten.

Om de vervaging van regionale en van lokale verschillen en het verdwijnen van landschappelijke waarden tegen te gaan en om gebieden met hoge landschappelijke waarden en een relatief ongestoord karakter te beschermen, is een actief landschapsbeleid noodzakelijk. Er dienen keuzes te worden gemaakt over waar wél en waar géén nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn en waar verdere verdichting wel of niet toelaatbaar is. Daarnaast is er behoefte aan richtlijnen en randvoorwaarden om een goede inpassing en inbedding van deze nieuwe ontwikkelingen in het bestaande landschap mogelijk te maken

In de Bommelerwaard zijn nu al duidelijk gebieden te herkennen waar nieuwe stedelijke ontwikkelingen zich concentreren en gebieden waar zich relatief weinig nieuwe ontwikkelingen voordoen.

In dit landschapsplan wordt een nieuwe landschappelijke hoofdzonering geïntroduceerd waarbij de Bommelerwaard wordt verdeeld in twee landschappelijke zones, te weten:

  • Landschappelijk verdichtingsgebied met landschapsversterking.

  • Landschapsbeschermings- en ontwikkelingsgebied.

Landschappelijk verdichtingsgebied met landschapsversterking

Tot het verdichtingsgebied wordt de oostelijke brede oeverwal met de grote kernen Zaltbommel, Kerkdriel en Hedel gerekend. Langs de Waal loopt deze zone door tot aan Zuilichem. In deze zone is de stedelijke invloed op het landschap momenteel al hoog. Daarnaast zijn in deze zone de grootste stedelijke uitbreidingen en de belangrijkste concentratiegebieden voor de glastuinbouw en champignonteelt gepland.

Deze zone wordt aangewezen als ‘landschappelijk verdichtingsgebied met landschapsversterking’.

De aanwijzing van dit gebied als ‘verdichtingsgebied’ betekent geenszins dat het landschap in deze zone wordt ‘opgegeven’. In dit gebied aanwezige landschaps- en natuurwaarden dienen zoveel mogelijk te worden beschermd. De landschappelijke inpassing van de woningen, bedrijven, kassen en champignonschuren dient, vanwege de relatief grote omvang van de ontwikkelingen juist in deze gebieden veel aandacht te krijgen.

Een belangrijk aandachtspunt hierbij is onder meer het behoud van een groene relatie tussen de dorpen en het buitengebied, door het vrijhouden van zichtlijnen en het behoud van groene open gebieden, aansluitend aan de kernen. Hiernaast is actieve landschapsversterking gewenst in de gebieden waar geen grootschalige ontwikkelingen zijn gepland en is aandacht nodig voor het behoud van landschappelijke geledingszones binnen en tussen de verdichte gebieden noodzakelijk, zodat de oeverwallen ruimtelijk en functioneel in verbinding blijven staan met de komgebieden en de uiterwaarden.

Landschapsbeschermings- en ontwikkelingsgebied

De overige delen van de Bommelerwaard, dat wil zeggen de minder dicht bebouwde oeverwallen, de komgebieden en de uiterwaarden vallen binnen het ‘Landschapsbeschermings- en ontwikkelingsgebied’. Door het instellen van een landschappelijk verdichtingsgebied op de grotere oeverwallen wordt de verdichtingsdruk in het ‘Landschapsbeschermings- en ontwikkelingsgebied’ in belangrijke mate afgewend en kunnen de vele landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en recreatieve waarden duurzaam worden behouden en worden uitgebouwd. Ook in deze zone zullen zich nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen blijven voordoen en is er ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe woon- en werkgebieden. Dit kan echter alleen op kleine schaal plaatsvinden, voor zover de bestaande waarden hierdoor niet worden aangetast. Ontwikkelingsvoorstellen voor natuur en landschap zullen met name in deze zone worden gedaan. In de hele Bommelerwaard wordt verdere verdichting van de komgebieden (en de oeverwal van Bruchem-Delwijnen) gezien als ongewenst. Verdichting binnen deze hoofdzone is in principe dan ook alleen mogelijk op de oeverwallen.

5.4 UITWERKING LANDSCHAPSVISIE OP HOOFDLIJNEN

Naast de landschappelijke hoofdzonering voor de Bommelerwaard zijn beleidsuitgangspunten vastgelegd die van belang zijn op het schaalniveau van de Bommelerwaard als geheel. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende vier beleidscategorieën:

  • behoud kernkwaliteiten;

  • versterking landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit;

  • inpassing nieuwe functies;

  • ontwikkeling nieuw landschap.

Deze vier categorieën zijn hierna uitgewerkt.

5.4.1 Behoud kernkwaliteiten

De natuur- en landschapswaarden en zeker ook de cultuurhistorische en de recreatieve waarden in de Bommelerwaard, worden gezien als de dragers voor de bestaande landschappelijke kwaliteit en dienen daarom duurzaam te worden behouden. Dit betreft zowel het behoud van individuele objecten (zoals forten en dijklinten) als het behoud van waardevolle landschappelijke patronen en gebieden (bijvoorbeeld verkavelingspatronen). Hiernaast gaat het om het behoud van, visueel-ruimtelijke waarden, zoals de openheid van de komgebieden en waardevolle ruimtelijke relaties (zichtlijnen en uitzichtpunten).

Bij de algemene beleidslijn ‘Behoud Kernkwaliteiten’ behoren de volgende beleidsuitgangspunten:

Behoud van geïsoleerde waarden:

  • Groenrode ‘parels’: gebouwde elementen van grote cultuurhistorische en/of landschappelijke betekenis, in samenhang met de groene omgeving en zichtlijnen op deze objecten, zoals forten, kastelen en molens;

  • Beschermde dorpen en dorpsgezichten: dorpen/dorpsgezichten die worden beschermd middels een aanwijzing vanuit de Monumentenwet, Het Monumenten Selectieproject of van gemeentewege worden beschermd;

  • Karakteristieke dorpen en dorpsgezichten: dorpen/dorpsgezichten die een sterke ruimtelijke samenhang hebben met het landschap, inclusief de beschermde gezichten.

Behoud waarden gebieden:

  • Zeer karakteristieke landschappen: aaneengesloten gebieden met hoge tot zeer hoge landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden;

  • Landschappelijk waardevolle uiterwaarden: rivieruiterwaarden met hoge landschappelijke, ecologische en/of geomorfologische waarden;

  • Karakteristieke landschapspatronen: gebieden met een sterke samenhang tussen de abiotische ondergrond en het occupatiepatroon (verkaveling, wegenstructuur, bebouwing, etc.);

  • Waterhuishoudkundig waardevolle patronen en elementen: individuele objecten en/of samenhangende structuren van waterlopen, dijken en kades, sluizen en gemalen, etc., verbonden met de geschiedenis en historische ontwikkeling van de Bommelerwaard;

  • Visuele (en ecologische) relatie open gebieden-rivieruiterwaarden: behoud openheid/tegengaan verdichting over de lengte van het aangegeven dijktraject;

  • Weidevogelgebieden: behoud van de agrarische weidefunctie en openheid in de centrale open delen van de komgebieden, met als belangrijke nevendoelstelling behoud en versterking van de weidevogelpopulatie in de Bommelerwaard.

afbeelding binnen de regeling

5.4.2 VERSTERKING LANDSCHAPPELIJKE EN CULTUURHISTORISCHE KWALITEIT

De landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit van diverse gebieden in de Bommelerwaard staan onder druk. Dit is vooral het gevolg van allerlei recente ontwikkelingen, maar wordt ook veroorzaakt door het verwijderen van landschappelijke structuurelementen zoals kavelgrensbeplantingen en door achterstallig landschapsonderhoud. Op diverse locaties wordt gestreefd naar versterking van de landschappelijke kwaliteit door versterking van ruimtelijke en functionele relaties en het actief vergroten van de herkenbaarheid van objecten en gebieden.

Bij de beleidslijn ‘Versterking landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit’ behoren de volgende beleidsuitgangspunten:

Behoud/versterking landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek en identiteit gebieden:

  • Eenheid en openheid komgebieden: behoud eenheid en openheid grote aaneengesloten komgebieden en polders binnen aangegeven contouren. De mogelijkheden van actieve verplaatsing van storende functies in kaart brengen en waar nodig overgaan tot een zo goed mogelijke landschappelijke inpassing van een niet te verplaatsen storende functie. Verplaatsing is afhankelijk van medewerking van de eigenaar en de beschikbaarheid van financiële middelen (subsidies, gemeentelijk budget).

  • Structuurversterking oeverwallen:door behoud van verspreid aanwezige kwaliteiten (hoogstamboomgaarden en open percelen), tegengaan verdichting, behoud zichtlijnen naar komgebieden en uiterwaarden, aanbrengen wegbeplantingen, stimuleren herintroductie hoogstamboomgaarden en gebruik gebiedseigen beplantingen;

  • Herstel ruimtelijke en functionele eenheid oostelijk komgebied: door verwijderen beplanting en tegengaan verdere verdichting langs de A2 en spoorlijn en uitbreiding kernen Zaltbommel en Hedel in komgebied.

  • Vergroten herkenbaarheid Nieuwe Hollandse Waterlinie: behoud karakteristieke zonering samenhangend met deze verdedigingslinie in het westen van de Bommelerwaard, versterken openheid rondom de linie en de forten en vergroten mogelijkheden recreatief gebruik.

Versterking visueel-ruimtelijke waarden:

  • Versterken ruimtelijke en ecologische relatie komgebieden-rivieruiterwaarden/versterken eigen karakteristiek oeverwal;

  • Landschappelijke en ecologische ‘geleding’oeverwallen: behoud landschappelijke zones tussen intensiveringsgebieden (glas)tuinbouw;

  • Ruimtelijke continuïteit rivieruiterwaarden: terugdringen stedelijke functies.

Versterking functies:

  • Vergroting natuurwaarden: versterking van de ecologische structuur, met name op de oeverwallen en in grote delen van de komgebieden;

  • Versterking grondgebonden landbouw: bieden van ruimte aan de landbouw voor ontwikkeling, voor zover dit niet ten koste gaat van bestaande kwaliteiten van het landschap;

  • Versterking recreatieve structuur: versterking extensieve en routegebonden recreatie, gekoppeld aan de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kwaliteit van het landschap.

5.4.3 INPASSING NIEUWE ONTWIKKELINGEN

Nieuwe ontwikkelingen vragen om een doelgerichte strategie om te komen tot een goede inpassing in het bestaande landschap. Het gaat hier zowel om de grootschalige ontwikkeling van woon- en werkgebieden als om inpassing van relatief kleinschalige elementen zoals windmolens en agrarische bedrijven.

Bij de beleidslijn ‘Inpassing nieuwe ontwikkelingen’ behoren de volgende beleidsuitgangspunten:

  • Aandacht voor goede landschappelijke inpassing in combinatie met het stellen van randvoorwaarden aan de kwaliteit van grote uitbreidingslocaties:

    • uitbreidingslocaties wonen en werken;

    • concentratiegebieden glastuinbouw en champignonteelt;

  • Aandacht voor goede landschappelijke inpassing in combinatie met het stellen van randvoorwaarden aan de kwaliteit van verspreide elementen:

    • Inpassing windmolens;

    • Inpassing overige objecten (zoals stallen/schuren, GSM-masten, etc.).

afbeelding binnen de regeling

5.4.4 ONTWIKKELING NIEUW LANDSCHAP

Behalve ingrepen en voorstellen die zijn gericht op behoud, versterking en inpassing worden ook nieuwe ontwikkelingsvoorstellen gedaan gericht op het versterken van natuur en landschap. De ontwikkelingsvoorstellen die gericht zijn op de ontwikkeling van landschappelijke, ecologische of recreatieve structuren ‘op hoofdlijnen’ zijn aangegeven op de visiekaart.

Op de visiekaart worden onder ‘Ontwikkeling nieuw landschap’ de volgende onderdelen genoemd:

  • Ontwikkeling ecologische verbindingszones: het betreft de ecologische verbindingszones Nieuwendijk, Meidijk, Capreton, Drielse Wetering en Hoofdwetering;

  • Zoekzone landschappelijke uitwerking verbindingszone Capreton, en Drielse Wetering: uitwerking vastgesteld plan voor dit gebied, rekening houdend met aansluiting van de ingrepen op de landschappelijke structuur (kavelsloten en perceelsgrenzen);

  • Zoekgebied vernatting en vasthouden gebiedseigen water: in de Bommelerwaard komt hiervoor een drietal gebieden in aanmerking, te weten: zone rondom Hoofdwetering, het oostelijk komgebied (de Vliert), het komgebied Drielsche Broek en het linieveld uit de NHW-visie.

Verder moeten ook nog worden genoemd:

  • ontwikkeling groenblauwe dooradering komgebieden;

  • ontwikkeling grootschalige natuur in de uiterwaarden (autonoom proces, geen verdere uitwerking in het kader van het landschapsplan).

afbeelding binnen de regeling

5.5 UITWERKING SPECIFIEKE THEMA’S

De volgende specifieke thema’s worden hier nader toegelicht:

  • omgaan met water;

  • relatie binnendijks en buitendijks gebied;

  • identiteit dorpen en dorpsranden;

  • versterken cultuurhistorie;

  • inpassing kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied.

5.5.1 OMGAAN MET WATER

De waterhuishouding in de Bommelerwaard mag geen nadelige gevolgen ondervinden van nieuwe en toekomstige ontwikkelingen, zoals de vergroting van het areaal verhard oppervlak als gevolg van de uitbreiding van het stedelijk gebied en van het kassenareaal. Bij ontwikkelingen in de invloedsfeer van de ruimtelijke ordening dient ten aanzien van de waterkwantiteit rekening te worden gehouden met de volgende prioritering in het waterbeheer zoals ontwikkeld door de Commissie Waterbeheer 21e Eeuw:

  • 1)

    vasthouden;

  • 2)

    bergen;

  • 3)

    afvoeren.

Dit betekent dat in eerste instantie wordt gestreefd naar het vasthouden van water. Voor het water dat niet kan worden vastgehouden (in de bodem) wordt bergingsruimte gezocht. Pas in de laatste plaats wordt gekozen voor het direct afvoeren van water.

Ontwikkelingen die een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. Bij ontwikkelingen die een relatie hebben met de waterkwaliteit gelden de volgende prioriteiten uit de Vierde Nota Waterhuishouding:

  • 1)

    schoon houden;

  • 2)

    scheiden;

  • 3)

    schoon maken.

Buitendijkse waterberging

In het buitendijkse gebied wordt gezocht naar mogelijkheden om de bergingscapaciteit van de uiterwaarden van de Waal, de Maas en Afgedamde Maas te vergroten. Deze ontwikkeling gaat hand in hand met de realisatie van natuurontwikkelingsprojecten in de uiterwaarden. Hiertoe worden onder meer uiterwaarden verlaagd en oude rivierstrangen uitgegraven. Bij de Buitenpolder het Munnikenland wordt de mogelijkheid onderzocht tot ontpoldering.

Beleidsuitgangspunten:

Aan een eventuele ontpoldering worden de volgende landschappelijke randvoorwaarden gesteld:

  • de ontpoldering mag niet leiden tot aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarde van de Nieuwendijk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie;

  • de openheid van het gebied dient behouden te blijven;

  • onderzocht moet worden of het mogelijk/wenselijk is om het patroon van de bestaande polder en de rivierdijken ook in de nieuwe situatie herkenbaar te houden;

  • landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle elementen en patronen dienen te worden ingepast in de nieuwe situatie.

Binnendijkse Waterberging

Binnen de Bommelerwaard wordt ruimte gezocht voor vergroting van de capaciteit voor berging van binnendijks water, ter voorkoming van regionale wateroverlast. Door meekoppeling kunnen de wensen van het Waterschap om in de Bommelerwaard locaties aan te wijzen voor calamiteitenberging van gebiedseigen water, diverse voordelen opleveren voor de kwaliteit van het landschap.

Beleidsuitgangspunten:

  • uitgaan van logische locaties (laaggelegen delen van de kommen);

  • zoeken naar combinatiemogelijkheden met andere functies, zoals het behoud van huidige landbouwkundige gebruik, meerwaarde voor de natuur (weidevogels) en ten behoeve van het duurzaam open houden/weer open maken van komgebieden;

  • zoveel voorkomen aantasting landschappelijke waarden en compensatie inkomstenderving landbouw.

5.5.2 RELATIE BINNENDIJKS EN BUITENDIJKS GEBIED

Relatie binnendijks en buitendijks gebied

Doordat de oeverwallen zich geleidelijk steeds verder verdichten dreigen ruimtelijke en functionele relaties tussen de oeverwallen en komgebieden en de rivieruiterwaarden steeds verder te worden teruggedrongen. Het behoud van deze relaties is van belang vanuit het oogpunt van recreatieve- en belevingswaarde, landschappelijke structuur, herkenbaarheid (oriëntatie) en voor ecologische relaties tussen het binnendijkse en buitendijkse gebied.

Beleidsuitgangspunten:

  • behoud van bestaande open landschappelijke verbindingen tussen de komgebieden en de rivieren (bijvoorbeeld ten westen van Brakel en tussen Hedel en Kerkdriel);

  • versterken ruimtelijk geleding oeverwallen door het behouden of creëren van open zones tussen intensief bebouwde gebieden, ontwikkelen van landschappelijke ‘corridors’ in relatief dichtbebouwde delen van de oeverwallen;

  • vergroten aansluiting natuurgebieden en uitwisselingsmogelijkheden komgebieden en uiterwaarden;

  • voor het creëren van ‘geledingszones’ of ‘corridors’ over de oeverwallen gebruik maken van bestaande landschappelijke en cultuurhistorische elementen en patronen.

5.5.3 IDENTITEIT DORPEN EN DORPSRANDEN

De dorpen in de Bommelerwaard vertegenwoordigen een bijzondere waarde en zijn zeer belangrijk voor de culturele identiteit van het gebied. Door de voortdurende verstedelijking en verdichting van het landschap dreigen karakteristieke dorpsgezichten te verdwijnen. Enkele waardevolle historische ‘dorpsgezichten’ zijn inmiddels wettelijk beschermd. Echter, een groot aantal andere dorpen is ook karakteristiek en verdient bescherming vanuit het Landschapsbeleid. Sommige dorpskernen liggen inmiddels gedeeltelijk ingebed tussen de eigen bebouwing of zijn ingebouwd tussen de kassen. Er zijn echter nog veel fraaie dorpsgezichten die bewaard zouden moeten blijven. Ook het behoud van de dorpsstructuur en van de relaties met het omliggende gebied spelen een belangrijke rol.

Beleidsuitgangspunten:

  • behoud/herstel waardevolle dorpsgezichten;

  • behoud en versterking kenmerkende ruimtelijke opbouw en karakteristiek dorpen: beschermen karakteristieke open ruimten in en rondom de kernen en versterken van structuurlijnen/-elementen;

  • behoud visuele relaties vanuit de dorpen met de omgeving (bijvoorbeeld zichtlijnen van de oeverwallen naar de open kommen) en naar oriëntatiepunten (bijvoorbeeld kerken en watertoren Zaltbommel);

  • beschermen waardevolle ‘dorpsgezichten’ in hun landschappelijke context en weren ongewenste ontwikkelingen in deze gebieden.

5.5.4 VERSTERKEN CULTUURHISTORIE

Evenals de historische bebouwing worden ook andere cultuurhistorische patronen en elementen bedreigd door de toenemende verdichting en doorsnijding van het landschap. De cultuurhistorische waarden in de Bommelerwaard zijn ‘dragers’ van de culturele identiteit van het gebied en bieden aanknopingspunten voor het uitbouwen van deze identiteit. Voor een duurzaam behoud van deze waarden is naast ‘behoud’ een ontwikkelingsgerichte aanpak noodzakelijk. Het vinden van nieuwe functies en bestemmingen voor nog bestaande cultuurhistorische elementen en patronen vormt hiervan een essentieel onderdeel.

Beleidsuitgangspunten:

  • behoud karakteristieke en ontginnings- en bewoningspatronen (verkavelingen en wegenstructuren);

  • behouden en vergroten herkenbaarheid cultuurhistorisch waardevolle elementen in relatie tot de landschappelijke context (vluchtheuvels, dellen, woerden, historische bebouwing, forten, molens, kastelen en eendenkooien);

  • behoud waterhuishoudkundig waardevolle patronen en elementen, samenhangende structuren van waterlopen, dijken, kades, sluizen en gemalen, verbonden met de geschiedenis en historische ontwikkeling van de Bommelerwaard en onderzoeken mogelijke functie hiervan voor de recreatie, natuur en waterberging;

  • vergroten herkenbaarheid en belevingswaarde van cultuurhistorie en versterken landschappelijke, ecologische en recreatieve kwaliteit;

  • aansluiten bij ontwikkelingen rond de Nieuwe Hollandse Waterlinie;

  • nadere definiëring en uitwerking cultuurhistorische projecten (als uitwerking van het Landschapsplan en Belvedere-uitwerking).

5.5.5 INPASSING KLEINSCHALIGE ONTWIKKELINGEN IN HET BUITENGEBIED

Kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied

In het buitengebied doen zich allerlei ontwikkelingen voor die effecten teweeg brengen op het landschap. Hier wordt kort op de belangrijkste van deze ontwikkelingen ingegaan.

Windmolens:

De provincie Gelderland heeft op 10 juli 2001 de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) getekend, inhoudende dat er binnen de provincie Gelderland een bepaald windenergievermogen dient te worden gerealiseerd. De Bommelerwaard is in deze overeenkomst aangewezen als één van de gebieden met de meest kansen voor windmolens. De positieve effecten voor het milieu zijn evident.

Vanuit landschappelijk oogpunt is het oprichten van windmolenparken en hoge windmolens in de Bommelerwaard echter minder wenselijk. De bouw van nieuwe windmolens in het buitengebied van de Bommelerwaard kan echter ook leiden tot de aantasting van het karakteristieke landschappen. Vanwege de landschappelijke en cultuurhistorische waarde en de schaal van het landschap van de Bommelerwaard dient het plaatsen van windmolens in de Bommelerwaard zeer zorgvuldig te worden omgegaan.

Beleidsuitgangspunten:

  • terughoudendheid bij het plaatsen van windmolens;

  • bij plaatsing voorkeur voor clustering in kleine groepen;

  • bij voorkeur plaatsing in reeds aangetaste gebieden of minder waardevolle delen van de Bommelerwaard;

  • zorgvuldige afweging/studie van locaties en wijze van inpassing;

  • geen vestiging van windmolens in de centrale open gebieden (binnen de centrale open ruimtecontour) en zeer waardevolle deelgebieden;

  • zorgvuldige inpassing van windmolens in de overige delen van de Bommelerwaard;

  • toepassing van windmolens in principe alleen toelaatbaar op de oeverwallen;

  • stellen van eisen aan inpassing, afhankelijk van de hoogte en het type molen;

  • géén toepassing toelaatbaar van kleine windmolens (<25m hoogte) op oeverwallen, bedrijventerreinen en bij boerderijen. Dergelijke turbines geven geen rendement én her en der plaatsing van solitaire turbines van 25 meter hoogte doen een sterke afbreuk aan de kwaliteit van het landschap.

Zendmasten:

Bij de plaatsing van (gsm-)zendmasten dient aandacht te worden besteed aan de situering in het landschap en de landschappelijke inpassing op ooghoogte. Bij de inpassing van zendmasten in de Bommelerwaard dient zoveel mogelijk van eenduidige inpassingsprincipes te worden uitgegaan. ‘Verstoppen’ van dergelijke elementen achter beplantingen is niet wenselijk. In principe dienen dergelijke masten en vergelijkbare objecten zo te worden gesitueerd dat bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden worden gerespecteerd. Dit betekent onder andere:

  • voorkomen blokkeren zichtlijnen/behoud openheid;

  • koppelen aan landschappelijke structuren (bos, lanen, houtwallen) niet ‘los’ in de ruimte situeren), etc.

Inpassing (uitbreiding) boerenerven

Een aantal agrarische erven in de komgebieden is voorzien van erfbeplantingen. De aanplant in de komgebieden wordt gestimuleerd. Op de oeverwallen is het aanplanten van erfbeplantingen minder van belang. Een verschillende benadering in deze twee typen gebieden draagt bij aan het versterken van het eigen karakter ervan. Erfbeplantingen rondom boerderijen en woningen worden in principe (wel afhankelijk van de omvang) niet gezien als een verstoring van de openheid van de komgebieden, omdat hier reeds verdichting in de vorm van bebouwing aanwezig is.

Beleidsuitgangspunten:

  • stimulering aanleg erfbeplanting bij uitbreiding bedrijfsbebouwing in de kommen;

  • gebruik streekeigen, inheemse beplantingen;

  • streven naar eenheid in de vorm en beplantingswijze van verschillende erven;

  • behoud van onderscheid tussen erfbeplantingen en randbeplantingen langs fruitboomgaarden;

  • stimuleren ‘ecologisch beheer’.

Inpassing overige objecten:

In principe worden nieuwe (stedelijke) elementen zoveel mogelijk uit de komgebieden geweerd. Toch is dit soms niet te voorkomen. Te denken valt aan GSM- antennes, hoogspanningsmasten, transformatorhuisjes, etc. Behalve een storende invloed kunnen deze objecten ook een positieve invloed hebben op het landschap (b.v. de watertoren van Zaltbommel (bijzondere architectuur/vormgeving, oriëntatiepunt).

Beleidsuitgangspunten:

  • weren nieuwe stedelijke elementen uit komgebieden en uiterwaarden;

  • streven naar ‘concentratie’ van verstorende elementen (buiten de open gebieden !);

  • goede locatieafweging, gericht op minimale verstoring landschap door inschatting/toetsing van landschappelijke effecten van nieuwe ontwikkelingen.

Bijlage 1 Literatuurlijst

  • ANWB/VVV Fietsgids, Gelderse rivierengebied, Den Haag, februari 2000

  • Arcadis, ‘Naar een nieuwe Harmonie’, landschapsbeleidsplan voor de gemeente Maasdriel, 1994

  • Arcadis, Masterplan voor het gebied ten oosten van de A2, Quickscan, gemeente Zaltbommel, maart 2001

  • Arcadis, Masterplan voor het gebied ten oosten van de A2, visie op hoofdlijnen, gemeente Zaltbommel, maart 2001

  • Arcadis, MER Dijkverbetering, Verbetering waterkering zuidelijk gebied Afgedamde Maas, Polderdistrict Groot Maas en Waal Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland, april 1997

  • Deelnota dijkverbetering Afgedamde Maas, Polderdistrict Groot Maas en Waal Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland, augustus 1997

  • Bekker, D. de, e.a., Landschapsbeleidsplan gemeente Zaltbommel, Den Bosch, 1995

  • Belvedere, Nieuwe tradities, projecten 2000, Utrecht, april 2001

  • Bervaes, J.C.A.M., 'Zijn er nog grenzen?', Zaltbommel, juli 1998

  • Bruin, D. de, e.a., Ooievaar, De toekomst van het rivierengebied, Stichting Gelderse Milieufederatie, Arnhem, 1987

  • Dijkstra, H. e.a., Schaalkenmerken van het landschap in Nederland, monitoring kwaliteit groene ruimte (MKGR), Alterra-rapport 040, issn 1566-7197, Wageningen, 2000

  • De Groene Toekomst, Ecologische Verbindingszone Nr. 33 Inrichtingsplan voor Capreton, Drielsche Wetering en Meidijksche Wielen, Zuiveringsschap Rivierenland & Polderdistrict Groot Maas en Waal, Velp, oktober 2000

  • Drok, W.J., Ecologische verbindingszones in Gelderland, provincie Gelderland, Arnhem, januari 1999

  • Dorpswandeling Delwijnen

  • Etteger, R., e.a., Ruimtelijke perspectieven voor een deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in de gemeente Zaltbommel, Haaften, december 1999

  • GS van Gelderland, Commenteernota, De ecologische aspecten van de Gelderse Groene connecties, juli 2000

  • Historische Kring Bommelerwaard, Dorpswandeling door : Nederhemert - noord, augustus 1995

  • Keller, E., e.a., ‘Bommelerwaard open kaart, visie op het landschap’, Provincie Gelderland, Arnhem, december 1999

  • Maas, G.J., Historische geomorfologie Maas en Benedenrivieren, Oude Maas, Merwede-Hollandse Biesbosch, Afgedamde Maas en Maaskant, Alterra-rapport 075, issn 1566-7197, Wageningen, 2000

  • Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Natuur voor mensen mensen voor natuur, nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw, Den Haag, juli 2000

  • Ministerie van verkeer en Waterstaat, Lozingenbesluit open teelt en veehouderij, Voor een betere kwaliteit van sloten, beken, plassen en ander oppervlaktewater, 2000

  • Ministerie van VROOM, Ruimte maken, ruimte delen, Vijfde nota over de Ruimtelijke ordening, Den Haag, januari 2001

  • Polderdistrict Betuwe e.a., Water aan bod. Een toekomstvisie op waterbeheer in het Gelderse rivierengebied

  • Projectgroep Capreton, Startnotitie, Ecologische verbinding Capreton, Drielse Wetering en Meidijksche Wielen in de Bommelerwaard, Leerdam, februari 2001

  • Projectgroep Landbouwvisie Bommelerwaard, Landbouwvisie Bommelerwaard, ZLTO, GLTO, Wageningen, januari 1999

  • Provincie Gelderland, Streekplan Gelderland, Arnhem, 1996

  • Provincie Gelderland, ‘Gelderse groene connecties’, een gezamenlijke visie van provincie, gemeenten en waterschappen Gelderland op de uitvoering van ecologische verbindingszones, Arnhem, februari 1999

  • Provincie Gelderland, Cultuurhistorie, Historische geografie, archeologie en monumenten, achtergronddocument bij de omgevingsplannen Gelderland, september 1996

  • Provincie Gelderland, Landschapsbeeld, achtergronddocument bij de omgevingsplannen Gelderland, september 1996

  • Provincie Gelderland, Belvoir, Uitzicht op dynamiek, Het cultuurhistorisch beleid van de provincie Gelderland 2001-2004, november 2000

  • Regionaal plan Bommelerwaard, een ontwikkelingsvisie, januari 1999

  • Schaafsma, A., Omgaan met beplanting op vestingwerken,Hogeschool Larenstein, Velp, januari 2001

  • Stuurgroep Rivierenland op eigen kracht, Rivierenland in 2020. Concept visie Rivierenland op eigen kracht.Tiel, Amsterdam, mei 2001

  • Wassink, J., DUTUBO in opmars!! Verkennend onderzoek duurzame projectvestiging glastuinbouw in de Bommelerwaard, ARCADIS, Deventer, juni 1998

Bijlage 2 Deelnemers begeleidingsgroep

Het Landschapsplan is tot stand gekomen in nauw overleg met vertegenwoordigers van diverse instanties, die betrokken zijn bij de landschappelijke toekomst van de Bommelerwaard. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het proces is gedragen door de Gemeente Maasdriel. De Gemeente Zaltbommel heeft de inhoudelijke begeleiding van het planproces gedaan. De bijeenkomsten van de begeleidingsgroep hebben plaatsgevonden in het gemeentehuis van Maasdriel te Kerkdriel.

De volgende personen hebben namens deze instanties zitting gehad in de Begeleidingsgroep en actief meegewerkt aan de totstandkoming van het Landschapsplan:

  • De heer N.J. Hooijmans - Wethouder Grondgebiedszaken - Gemeente Maasdriel;

  • De heer C. Leenders - Wethouder Grondgebiedszaken - Gemeente Maasdriel;

  • De heer C. van Zanten - Openbare werken - Gemeente Maasdriel;

  • De heer E. Voogt - Beheer Openbare Ruimte - Gemeente Zaltbommel;

  • De heer G. Rinkel - Beheer Openbare ruimte - Gemeente Zaltbommel;

  • De Heer W. de Gaaij - GLTO-west;

  • De heer M.J.G. van den Oord - GLTO-oost;

  • De heer M. Baars - Landelijk gebied, Provincie Gelderland;

  • De heer K. te Velde - Waterschap Rivierenland;

  • Mevrouw I. van Breemen - Waterschap Rivierenland;

  • De heer G. Soppe - Polderdistrict Groot Maas en Waal;

  • De heer J. C.A.M. Bervaes - Historische Kring Bommelerwaard;

  • De heer A.C. van Balken - Vereniging Agrarisch Natuurbeheer / Natuurwacht;

  • De heer A. Noortman - Adviesbureau ARCADIS.

De volgende personen waren op de achtergrond betrokken en/of op ad-hoc basis aanwezig bij de bijeenkomsten van de begeleidingsgroep:

  • De heer Penninx - Wethouder Gemeente Zaltbommel;

  • De heer J.H. Maisan - Beheer openbare Ruimte Gemeente Zaltbommel;

  • De heer W.J.M. Borghols - Openbare Werken Gemeente Maasdriel;

  • De heer T. Wijnen - Gemeente Maasdriel;

  • De heer .. Crijne - Gemeente Maasdriel;

  • De heer H. de Jong -Provincie Gelderland;

  • De heer F. Venema - Provincie Gelderland;

  • De heer M. Kooiman - Beek & Kooiman Cultuurhistorie;

  • Mevrouw H. Hibma - Medewerkster landschap ARCADIS.

Bijlage 3 Landschappelijke kwaliteiten Bommelerwaard

In deze bijlage is een overzicht opgenomen van ‘kernkwaliteiten’ van de Bommelerwaard. Kernkwaliteiten zijn objecten, patronen of structuren maar ook visueel- ruimtelijke waarden die in hoge mate bijdragen aan de landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en recreatieve kwaliteit van de Bommelerwaard en die behouden en actief beschermd dienen te worden.

Kernkwaliteiten Bommelerwaard

Groenrode parels:

Kastelen en vestingwerken:

  • Slot Loevestein;

  • Batterijen en liniedijk Nieuwe Hollandse Waterlinie;

  • Landgoed en Huis Brakel;

  • Huis Zuilichem

  • Watertoren Zaltbommel;

  • Slot van Rossum;

  • Nieuw Fort Sint Andries

  • Oud Fort Sint Andries;

  • Fort Nassau/De Voorn.

  • Kasteel Hedel;

  • Kasteel Ameroyen;

  • Slot van Well;

  • ruïne kasteel Nederhemert-Zuid;

  • Oude Schans Nederhemert.

Molens:

  • poldermolen Meidijk Zuilichem;

  • korenmolen De Hoop Zuilichem;

  • poldermolen Delwijnen;

  • poldermolen Bruchem;

  • korenmolen Nederhemert Noord;

  • korenmolen Hurwenen;

  • korenmolen Kerkdriel;

  • korenmolen Heerewaarden.

Gemalen:

  • v.m. gemaal Brakel;

  • gemaal H.C. de Jongh Aalst;

  • gemaal Bergsche Maasdij Bern;

  • gemaal Hedel;

  • gemaal Alem.

Beschermde dorpen en dorpsgezichten :

  • Zaltbommel (beschermd stadsgezicht Monumentenwet);

  • Nederhemert-Zuid (beschermd dorpsgezicht Monumentenwet);

  • Gameren (gemeentelijk beschermd dorpsgezicht);

  • Hurwenen (gemeentelijk beschermd dorpsgezicht);

  • Rossum (gemeentelijk beschermd dorpsgezicht);

  • Heerewaarden (voorgenomen Beschermd gezicht M.S.P. 1850-1940).

Karakteristieke dorpen en dorpsgezichten :

  • Ammerzoden;

  • Bruchem;

  • Kerkwijk;

  • Delwijnen;

  • Alem;

  • Hoenzadriel;

  • Poederoijen.

Zeer karakteristieke landschappen:

  • het Eiland Nederhemert

  • de oeverwal Bruchem-Kerkwijk-Delwijnen

  • buitendijks gebied rondom Fort Loevestein.

Landschappelijk waardevolle gebieden:

  • de rivieroverlaten van Heerewaarden;

  • het samenhangend landschapspatroon van de verlande Maasmeander van Ammerzoden.

Geomorfologisch en aardkundig waardevolle gebieden (GEA-objecten):

  • Brakelsche benedenwaarden - gave uiterwaard met systeem richels en geulen(38 O 6);

  • Het Eiland Heerewaarden - uiterwaarden en overlaten (45 W5);

  • Meidijkse Wielen - dijkdoorbraken bij Gamerense stroomrug (44 O 4);

  • Konijnenwaard en De Nes - gave uiterwaard met systeem richels en geulen (44 O 5).

  • Drielsche Wetering - gegraven restgeul Bruchemse Stroomrug (44 O 6);

  • Delwijnensche Loo/Pijploo - rivierduin of ‘donk’(45 W 1);

  • De Doornwaard - gave uiterwaard met systeem richels en droge geulen(45 W 2);

  • Rivierbocht Ammerzoden - afgesneden Maasmeander (45 W 3).

Karakteristieke landschappelijke gebieden:

  • bebouwings-, wegen- en verkavelingspatroon voormalige rivierbocht Amerzoden en relatie tot Slot van Well, Kasteel Ammersoyen en Maasuiterwaarden;

  • Nieuwendijk met aangrenzende natuurzone en relatie met Waal- en Maasuiterwaarden;

  • Meidijk met aangrenzende zone met Wielen en rabattenverkaveling en relatie met Waal- en Maasuiterwaarden;

  • rabattenverkaveling Waaldijk ten Westen Nieuwaal;

  • openheid en samenhang met dijkbebouwing smalle oeverwal Hoenzadriel;

  • openheid en lage ligging drie voormalige rivieroverlaten bij Fort St. Andries, ten noorden van Heerewaarden en ten noorden fort ‘De Voorne’.

Karakteristieke landschappelijke patronen:

  • Restanten van dorpskades (zie cultuurhistorische inventarisatie Bommelerwaard, 2002).

Centrale open ruimtes:

  • Drielsche Broek;

  • oostelijk komgebied aan weerszijden van de A2;

  • Capreton, Bommelsche Weiden en Middelweiden;

  • Welsche Broek;

  • komgebied Brakel-Poederoijen.;

  • Buitenpolder Het Munnikenland.

Visuele (en ecologische) relatie komgebieden-rivieruiterwaarden:

  • Drielsche Broek-Drielsche Uiterwaard/Bovenwaarden;

  • Het Heust -De Doornwaard/Bernsche Uiterwaard (Slijkwell);

  • Nederhemertsche Veld-Arkenswaard/Wijksche Waard (Nederhemert-Noord);

  • Melksteegblok-De Waarden (Aalst);

  • Poederoijensche Hoek-De Waarden;

  • Munnikenland-Bloemplaat;

  • Leuvensche Veld-Benedenwaarden (Brakel).

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4 Overzicht natuurwaarden en natuurontwikkelingsplannen

Natuurwaarden in de Bommelerwaard

In de Bommelerwaard kan aan de hand van de ligging in het abiotische systeem onderscheid gemaakt worden in de binnendijkse en de buitendijkse natuur (uiterwaarden). De binnendijkse natuur kan op haar beurt verdeeld worden in de natuur op de oeverwallen en in de kommen. Slechts een relatief klein deel van de Bommelerwaard is natuurgebied. Het overgrote deel van de natuurterreinen ligt bovendien in de uiterwaarden. Binnendijks heeft alleen het natuurgebied rond de Capreton een vrij groot oppervlak.

Buitendijks (uiterwaarden langs Waal, Maas en Afgedamde Maas)

De buitendijkse natuur in de Bommelerwaard kan worden getypeerd als procesgestuurde natuur. Procesgestuurde natuur ontwikkelt zich op plaatsen waar de invloeden van natuurlijke processen aanwezig zijn (b.v. kwel of rivierdynamiek). Het schaalniveau is hoger dan bij de halfnatuurlijke natuur, de soortenrijkdom is daarentegen relatief laag. Het verschil in dynamiek van de rivieren rondom de Bommelerwaard, heeft geleid tot grote verschillen tussen de voorkomende natuur in de uiterwaarden behorende bij de Maas, Waal en Afgedamde Maas.

De uiterwaarden langs de Waal vormen een aaneengesloten lint met bestaande en te ontwikkelen natuur. Voor diverse uiterwaarden zijn natuurontwikkelingsplannen in voorbereiding en in uitvoering. Het oostelijk deel van zowel de Maas als de Waal valt onder het project ‘Fort Sint Andries’. Ook langs de Afgedamde Maas liggen enkele natuurontwikkelings- en reservaatsgebieden. De uiterwaarden langs de Afgedamde Maas zijn slechts in beperkte mate procesgestuurd omdat door de afdamming de natuurlijke dynamiek in deze rivier sterk is ingeperkt.

In de uiterwaarden heeft periodiek overstroomde natuur de hoogste natuurwaarden en de grootste oppervlakten.

Natuurtypen (ecotopen) die voorkomen in de uiterwaarden van de Waal zijn: stroomdalgraslanden, moerassen, stromend en stilstaand water, rivierduinen, ruigte, zachthout- en hardhoutooibos. De uiterwaarden zijn van belang voor verschillende plantensoorten en voor diersoorten als zoogdieren en amfibieën. Daarnaast zijn de uiterwaarden onmisbaar voor de internationale vogeltrek als pleisterplaats en overwinteringplaats.

De Maasuiterwaarden liggen veel hoger ten opzichte van de rivier dan de Waaluiterwaarden. Aan de ene kant biedt dat een gunstige uitgangssituatie voor de ontwikkeling van stroomdalflora, doornstruwelen en hardhoutooibos. Aan de ander kant zijn moerassen daardoor schaars aanwezig. Langs de Maas zullen oevermilieus (laagten achter de harde oeverbeschoeiing, waarin openingen zijn aangebracht waar het water vrij in- en uitstroomt) worden afgewisseld met hogere delen, waar zich stroomdalvegetaties en struwelen kunnen ontwikkelen.

Het gebied van de Afgedamde Maas vormt een belangrijke schakel in de noordzuid-verbinding tussen Maas en Waal. Deze schakel zal in de toekomst steeds belangrijker worden als alle plannen voor natuurontwikkeling langs de Bergsche Maas, Maas en Fort Sint Andries zijn gerealiseerd.

In de uiterwaarden bevinden zich stroomdalgraslanden. Na afgravingen is er open water, moeras en verlanding ontstaan (Kil van Hurwenenwaarden van Waal en afgedamde Maas.

Binnendijkse natuur

Binnendijks komt vooral ‘halfnatuurlijke’ natuur voor, zowel op de stroomruggen als in de komgebieden. Halfnatuurlijke natuur is afhankelijk van beheer door mensen en gradiëntrijke situaties. Daardoor kan er op een laag schaalniveau relatief soortenrijke natuur ontstaan.

In het Binnendijkse gebied van de Bommelerwaard zijn zowel laaggelegen komgronden als oeverwallen aanwezig. Van oudsher zijn de oeverwallen in sterke mate bebouwd waardoor hier weinig natuurwaarden aanwezig zijn. In de kommen komen vooral geconcentreerd rond het Capreton, de Meidijk en Nieuwendijk een aantal, meest natte, natuurgebiedjes voor. Hier komt een afwisseling van rietland en ruigte, nat schraalgrasland, struweel en bos voor.

Daarnaast komen natuurwaarden voor in oude Maasmeanders en in verspreid langs de rivierdijken aanwezige wielen. Ten zuiden van Zaltbommel ligt het gebied het Kloosterwiel, met o.a. knotwilgen, jonge aanplant en soorten van rietlanden. Dit natuurgebiedje is grotendeels verruigd. De grote, relatief open, komgebieden ten oosten en westen van de A2 (tussen Bruchem en Hedel) zijn van belang voor weidevogels.

De ecologische structuur

De ecologische schakel tussen Maas en Waal wordt momenteel vooral ingevuld door middel van twee belangrijke verbindingen tussen de Afgedamde Maas en de Waaluiterwaarden. Het gaat hierbij om de Meidijk en het traject van de Hollandse Waterlinie langs de Nieuwendijk bij Poederoijen. Beide gebieden bestaan uit een aaneenschakeling van water (wielen), moerasjes en bosjes, waardoor een vrijwel ononderbroken natte structuur tussen de Afgedamde Maas en Waal aanwezig is.

In de oostwestrichting vormt het Capreton de drager van de binnendijkse ecologische structuur. Het Capreton is aangewezen als ecologische verbinding voor met name amfibieën en riet- en moerasvogels. Het Capreton sluit in westelijke richting aan op de Meidijk, in oostelijke richting sluit het Capreton niet aan op een doorgaande ecologische structuur of op het buitendijks gebied.

De droge ecologische structuur is in de Bommelerwaard beperkt ontwikkeld. Droge (bloemrijke) graslanden, die vooral van belang zijn voor dagvlinders, komen incidenteel voor op de rivierdijken en op spoor- en wegtaluds. Met name de rivierdijken zijn in potentie uitermate geschikt voor de ontwikkeling van soortenrijke graslanden.

Natuurontwikkelingsplannen

Fort Sint Andries

Fort Sint Andries bezit grote actuele natuurwaarden, met name voor vogels. Vanwege de grote aantallen pleisterende en overwinterende vogelsoorten wordt de Kil van Hurwenen aangewezen als Wetland in het kader van de Ramsar-conventie. Waardevolle vegetatie komt binnen Fort Sint Andries vooral voor in de vorm van stroomdalvegetatie en moerassen. Stroomdalvegetaties komen vooral voor in de Rijswaard, de Hurwenense Waard, de uiterwaarden ten zuiden en westen van Alem, de Stiftse Waard, de Koornwaard en op enkele kades langs de Maas. Moerasvegetaties zijn vooral ontwikkeld in oude rivierlopen en kleiputten in de Waaluiterwaarden. Belangrijke concentraties zijn te vinden in de Rijswaard, Hurwenense Waard, de Heesseltse Waarden en de Dreumelse Waard. Langs de Maas zijn moerasvegetaties beperkt tot enkele kleinere kleiputten en oevers van doorbraakkolken zoals bij Maren-Kessel. Ook bevindt zich een moerasstrook langs de oever van de oude Maasarm bij Lithoyen.

Toekomstige ontwikkelingen (zie ook beschrijving in hoofdstuk 3 bij ‘beleid’.)

Langs de Waal zullen de meeste uiterwaarden een natuurfunctie krijgen. De natuur in de Waaluiterwaarden zal in het algemeen vooral door de werking van de wind en stromend water worden beïnvloed. Langs de Waaloevers ontstaan open begroeiingen. Op plaatsen waar de wind voor verstuiving kan zorgen zullen rivierduinen ontstaan. Een belangrijk element in de Waaluiterwaarden is het langzaam stromende water in de nevengeulen.

In laaggelegen, al vergraven uiterwaarden zal na verdere verlaging van het maaiveld moeras tot ontwikkeling komen. In de Hurwenense waard zal een grootschalig, weinig door de rivier beïnvloed moeras tot ontwikkeling komen.

Heerewaarden

Buitenpolder Heerewaarden maakt deel uit van een lang, smal traject waar Maas en Waal op verschillende plaatsen met elkaar in verbinding stonden. Omdat dit traject strategisch van groot belang was, staan er verschillende verdedigingswerken in deze omgeving. Eén van de verdedigingswerken is het Oud Fort Sint Andries (1599). Buitenpolder Heerewaarden ligt midden in het naar de forten genoemde grootschalige natuurontwikkelingsproject Fort Sint Andries. Dit is een strategisch groenproject, waarvan de opzet is om de typische en veelal zeldzame planten en dieren van het rivierengebied weer een kans te bieden door het terugbrengen van de kenmerkende processen van de rivier (rivierdynamiek).

Gamerensche waarden (Waal)

Ook in de Gamerensche waarden heeft natuurontwikkeling plaatsgevonden. Deze uiterwaarden vormen een natuurgebied met meestromende nevengeulen. Er zijn hier drie nevengeulen aangelegd. Het doel van dit natuurontwikkelingsproject was ecologische herstel van de Waal. Het belangrijkste biotoop van de Gamerensche waard is water (nevengeulen).

Breemwaard (Waal)

Tussen Zuilichem en Nieuwaal ligt de Breemwaard, hier heeft natuurontwikkeling plaatsgevonden. Het doel van de natuurontwikkeling in deze uiterwaarden, is de omgeving geschikt te maken voor karakteristieke, riviergebonden planten en dieren. De Breemwaard bestaat uit een laagdynamisch gebied met de ontwikkeling van moeras en natuurvriendelijke rivieroevers en stroomdalgraslanden. Dijken, kades, ooibossen en weidse vergezichten bepalen het bijzondere karakter van deze uiterwaard. Door het vrije spel van water zijn hier verschillende leefgebieden ontstaan: waterpartijen, moeras, ruigten en wilgenbos. Door de relatief hoge zomerkade zal de Breemwaard gemiddeld slechts vijf dagen per jaar overstromen. In vergelijking met andere uiterwaarden is dat erg weinig. Dit rustige milieu is uitstekend geschikt voor rietkragen en allerlei waterplanten.

Munnikenlandse polder (Waal)

Het buitendijkse deel van dit plangebied bestaat uit de Benedenwaarden in het noorden en de uiterwaarden rond slot Loevestein in het westen. Dit gebied is van grote ecologische betekenis in verband met de vrijwel ongeschonden geomorfologische structuur en de aanwezigheid van stroomdalflora op de oeverwallen. In het gebied liggen de restanten van oude, grotendeels dichtgeslibde geulen: de Sneepkil en de Bloemstrang. Het gebied rond slot Loevestein bestaat uit bekade en onbekade delen. In het bekade deel bezitten vooral de ondiepe kleiputten belangrijke natuurwaarden. Dankzij de hydrologische isolatie komen hier bijzondere water- en moerasvegetaties voor.

In de onbekade delen langs de Waal groeien stroomdalvegetaties op de oeverwallen, afgewisseld door natuurlijke rivieroevers met rietgorzen (kenmerkend voor een getijderivier). Het onbekade gebied langs de Afgedamde Maas (de Gandelwaard) is ecologisch gezien minder interessant.

Munnikenlandse polder

Voor de Munnikenlandse polder is op dit moment in planfase een IRMA-project (Interreg Rijn-Maas-Activiteit) gaande. Het plangebied voor de Munnikenlandse polder ligt tussen het meest stroomafwaartse deel van de Waal en het noordelijk deel van de Afgedamde Maas. In het traject van de middenloop (de Waal) is sprake van een sterke rivierdynamiek.

Het doel van dit project is om hier een overstromingsgebied te creëren. De bestaande dijk ten noorden van Munnikenland zal worden doorbroken en ten oosten van het Munnikenland wordt een nieuwe dijk aangelegd.

Plan Loevestein

Plan Loevestein is een initiatief van de baksteenfabrikant Terca bv en het Wereld Natuur Fonds. Het plan omvat drie deelgebieduitwerkingen: de Aanwaswaarden langs de Waal, het binnenkaadse gebied en de Gandelwaard. De huidige situatie van deze gebieden wordt hieronder beschreven.

Aanwaswaarden langs de Waal

De rivierduingraslanden zijn plaatselijk al ver ontwikkeld, met een grote rijkdom aan soorten die kenmerkend zijn voor het rivierecosysteem. Voorts komen op de kade en de hogere gebiedsdelen diverse boomsoorten van het hardhoutooibos voor. Door het instellen van gebiedsdekkend natuurbeheer wordt de ontwikkeling van structuurrijke overgangen van ooibos, struwelen, graslanden en rietmoerassen stroomopwaarts van het slot uitgebreid. Dit kan worden aangesloten op de Brakelse Benedenwaard.

Gandelwaard

In de Gandelwaard zijn de eilanden en zandbanken, dit tot in het begin van de eeuw in de bedding voorkwamen, vastgeslibd aan de oever. Door het intensieve gebruik zijn op de hooggelegen waard, evenals grote delen van de zomerkaden, de botanische en faunistische waarden sterk afgenomen.

Binnen de zomerkade

Loevestein steekt qua natuurwaarden door de aanwezigheid van ooibos en moeras relatief gunstig af in vergelijking met de overige uiterwaarden in de directe omgeving. Rechthoekige kleiputten, opnieuw gecultiveerde akkers en graslanden, een zandplas, de afwaterings- en ontsluitingsstructuur bepalen binnen het bekade gebied de vorm van het gebied. Alle vegetatietypen die min of meer kenmerkend zijn voor het benedenrivierengebied, komen hier voor.

Bovenwaarden

Ten noorden van Brakel liggen de Bovenwaarden. Hier ligt het landgoed van het Fort Brakel. Rond het Fort zijn voedselrijke graslanden aanwezig. Daarnaast bestaat de vegetatie onder andere uit riet en lisdodde. Op het landgoed wordt jonge aanplant aangetroffen, bloemrijk, matig vochtig grasland en watergangen. In de watergangen is voedselrijke oeverbegroeiing aanwezig.

De Neswaarden (afgedamde Maas)

In de Neswaarden is een goede zonering aangebracht tussen de functies landbouw, natuur een recreatie. De gronden van Staatsbosbeheer vormen een aaneengesloten, afgerond geheel dat efficiënt beheerd kan worden. Door een integraal begrazingsbeheer is op deze gronden een rij geschakeerd half open landschap ontstaan met belangrijke natuurwaarden. Langs een gedeelte van de oevers van de aanwezige zandwinplas hebben zich waardevolle riet- en biezengemeenschappen ontwikkeld. Op de Zandplaat is door natuurontwikkeling het oorspronkelijke reliëf hersteld en zijn soortenrijke graslanden tot ontwikkeling gekomen

De Poederoijensche waarden

Dit gebied heeft zich ontwikkeld tot een uiterst waardevol kerngebied voor droge stroomdalflora. Daarnaast zijn aan getijdewerking gebonden oever en moerasgemeenschappen tot ontwikkeling gekomen die een extra meerwaarde voor het gebied betekenen.

Munnikenlandse polder (Binnendijks)

De ecologische kwaliteiten van het binnendijksgebied van de Munnikenlandse polder concentreren zich langs de Boezem van Brakel (Nbiotopen, van belang als leefgebied voor een groot aantal planten- en diersoorten.

Nederhemert-Zuid

De natuurwaarde van dit gebied is vergroot door de uitbreiding van waardevolle riet- en biezengemeenschappen op de overgang van de Afgedamde Maas en het Heusdensche Kanaal die onder invloed staan van getijdewerking. In de uiterwaarden de Doornwaard en Slijkwell is aan beide zijden van de dode arm van de Maas, van dijk tot dijk, een grote eenheid natuur ontstaan; met een grote variatie aan droge en natte natuur, inclusief het water en zijn oevers. Het rivierduin met de waardevolle droge stroomdalgemeenschappen is hersteld

Ecologische verbinding Capreton, Drielsche Wetering en de Meidijksche Wielen

In de Bommelerwaard ligt Ecologische Verbindingszone (EVZ) Meidijkse Wielen. Voor deze EVZ is gepland dat het landschap geschikt moet zijn voor de modellen Kamsalamander en Rietzanger. Het doel van deze EVZ is een verbinding maken tussen de Meidijksche Wielen, de Capreton en de Drielsche Wetering. De Lieskampen is een belangrijk bestaand natuurgebied dat als kerngebied in deze zone gezien moet worden.

Hieronder volgt een korte beschrijving van het wensbeeld voor deze ecologische verbinding.

Als natuurdoeltypen gelden:

  • plas en geïsoleerde strang;

  • rietland en ruigte;

  • nat schraalgrasland;

  • struweel;

  • hakhout en griend;

  • bosgemeenschap van rivierklei.

De ecologische verbinding zal de karakteristieke verschillen in het landschap tussen stroomruggen, kommen en rivierduinen in een brede landschapszone benadrukken. Voor de trajecten waar een stroomrug of rivierduin aanwezig is, zal het kleinschalige landschap worden versterkt door de aanplant van singels of heggen.

Voor de trajecten in de kom, zal de openheid van het landschap worden behouden.

Het gebied de Meidijkse Wielen maakt deel uit van een netwerk van moerasgebieden in het westelijke rivierengebied. Dit netwerk omvat ook het kerngebied Lieskampen via stapstenen langs de Capreton.

Het vastleggen van een beleidskader voor het behouden versterking van bestaande landschaps-, natuur-, cultuurhistorische- en recreatieve waarden en voor een goede inpassing van ruimtelijke en functionele ontwikkelingen, alsmede het initiëren van nieuwe initiatieven en maatregelen gericht op het versterken van de cultuurhistorische identiteit en de landschappelijke, ecologische en recreatieve kwaliteit van de Bommelerwaard.