Regeling vervallen per 25-02-2023

Nadere regels Wet Maatschappelijke ondersteuning 2020

Geldend van 05-10-2020 t/m 24-02-2023

Intitulé

Nadere regels Wet Maatschappelijke ondersteuning 2020

Inleiding

In deze nadere regels Wmo vindt u de regels en afspraken die zijn gemaakt rondom Wmo in de gemeente Dronten. U kunt lezen wat u van de gemeente Dronten kan verwachten, maar ook wat wij van u verwachten. De regels en afspraken in deze nadere regels vullen de Verordening sociaal domein aan.

De Wmo is een kaderwet. Dat betekent dat de gemeente ruimte heeft bij het maken van regels over deze wet. Aan de hand van uw situatie en de regelgeving van de gemeente Dronten wordt vastgesteld of maatschappelijke ondersteuning voor u noodzakelijk is. De beoordeling van de hulpvraag kan daarom per inwoner verschillen. Toch moet een beoordeling wel objectief zijn en moeten gelijke situaties op een gelijke manier worden behandeld. In deze nadere regels staat beschreven waar de gemeente Dronten zich bij het invullen van de regels aan moet houden.

DronterKoers

Als u ondersteuning nodig heeft, kunt u deze vraag neerleggen bij onder andere de huisarts, de gemeente, het Centrum voor Jeugd en Gezin en de school. Waar de vraag ook binnenkomt, hij wordt altijd op dezelfde manier behandeld. Dit is de Dronter Koers. Het voordeel van deze werkwijze is, dat uw vraag altijd op de juiste plek terecht komt en u sneller te horen krijgt of uw ondersteuning kunt krijgen.

De gemeente Dronten is verdeeld in verschillende wijknetwerken. Elk wijknetwerk heeft gidsen. Een gids werkt voor de gemeente en gaat met u in gesprek. Hij of zij is uw contactpersoon en overlegt/ stemt af met mensen en organisaties die u (kunnen) begeleiden of helpen.

Uw vraag staat centraal in de gesprekken met de gids. Er wordt samen met u en uw netwerk gekeken hoe deze vraag kan worden opgelost. Wij kijken hierbij naar uw hele vraag en niet alleen de onderdelen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Een oplossing voor uw vraag kan dus voor een deel uit ondersteuning vanuit de gemeente bestaan en een ander deel uit ondersteuning vanuit bijvoorbeeld uw netwerk of een andere organisatie.

Bijlagen en begrippen

De begrippen en afkortingen die wij gebruiken, leggen wij uit in Bijlage 1. De bijlagen bij deze nadere regels maken onderdeel uit van deze nadere regels.

Terminologie

In deze verordening wordt er gebruik gemaakt van de term ‘wij’. Dit verwijst naar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten.

Ontwikkeling nadere regels

De samenleving is continu in ontwikkeling en wij als gemeente spelen daarop in. Door praktijkervaringen ontstaat er nieuwe jurisprudentie (uitspraken en besluiten) en die krijgen weer een plaats in de nadere regels. Dat maakt van deze nadere regels een ‘groeiend’ document. Met de tijd zal het aangevuld en aangepast worden.

Afwijken van deze nadere regels(hardheidsclausule)

Als toepassing van deze regels voor u gevolgen heeft die niet in verhouding staan

tot de doelen die met deze regels worden nagestreefd, kunt u de gemeente vragen

de hardheidsclausule toe te passen. Het is niet de bedoeling dat toepassing van deze

regels meer kwaad dan goed doet. Als u vindt dat dat wel zo is, dan kunt u dat laten weten aan de gemeente. Als de gemeente ook vindt dat toepassing van deze regels in uw geval meer kwaad dan goed doet, zal de gemeente de hardheidsclausule toepassen en afwijken van deze regels.

Cliëntondersteuning

Als u vragen heeft over werk, inkomen, schulden, jeugdhulp of Wmo en u en uw netwerk komen er samen niet goed uit, dan kunt u ondersteuning krijgen van een cliëntondersteuner. Cliëntenondersteuners helpen u de verschillende mogelijkheden van ondersteuning op een rij te zetten. Daarnaast kunnen zij u ook ondersteunen bij de gesprekken met de gids van de gemeente.

Een cliëntondersteuner wordt betaald door de gemeente en kost u niks. U mag zelf contact opnemen met een cliëntondersteuner. Hiervoor heeft u geen toestemming nodig van de gemeente. Cliëntondersteuning is altijd tijdelijk en is meestal van korte duur. Hoelang precies, dat hangt af van de vragen die spelen.

Inwerkingtreding en overgang

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking de dag na de publicatie in het gemeenteblad en treden in de plaats van de nadere regels Wmo gemeente Dronten 2019.

  • 2.

    Deze nadere regels worden aangehaald als nadere regels Wmo gemeente Dronten 2020.

Hoofdstuk 1 De aanvraag

In hoofdstuk 1 van de Verordening sociaal domein gemeente Dronten staat de procedure van een verzoek voor ondersteuning van begin tot eind beschreven. Hierin staat aan welke algemene criteria de inwoner moet voldoen om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening. In dit hoofdstuk zijn deze regels verder uitgewerkt.

1.1 Verzoek

Wanneer u een verzoek voor maatschappelijke ondersteuning indient, beoordelen wij of u in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening die u kan helpen zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Met andere woorden, wij bekijken of u ondersteuning moet hebben zoals bedoeld in de Wmo. Voor de beoordeling van deze vraag gebruiken wij het afwegingskader uit de Wmo.

1.2 Wettelijk kader voor een maatwerkvoorziening

In de Wmo staat dat een inwoner van de gemeente in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening als hij/zij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, beperkingen ervaart op het gebied van zijn zelfredzaamheid of participatie (deelname aan de samenleving). Wij kunnen ondersteuning bieden als u deze beperkingen niet kan verminderen of wegnemen:

  • a.

    op eigen kracht; en/of

  • b.

    met gebruikelijke hulp; en/of

  • c.

    met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk; en/of

  • d.

    door gebruik te maken van algemene voorzieningen.

1.3 Inwoner van de gemeente

Wij verstrekken alleen een maatwerkvoorziening wanneer u als inwoner ingeschreven staat in de gemeente Dronten. Dit houdt in dat het hoofdverblijf in de gemeente Dronten is. Dit wordt bepaald door naar uw feitelijke woonsituatie te kijken.

1.4 Beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid of participatie

Onder beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid worden de beperkingen bij het uitvoeren van noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) verstaan en de beperkingen om een gestructureerd huishouden te voeren. Onder ADL vallen de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten. Ook de persoonlijke verzorging valt hieronder. Voorbeelden van ADL-taken van de zelfredzaamheid van een inwoner zijn:

  • in en uit bed komen;

  • aan‐ en uitkleden;

  • bewegen;

  • lopen;

  • gaan zitten en weer opstaan;

  • lichamelijke hygiëne (wassen);

  • toiletbezoek;

  • eten en drinken;

  • ontspanning;

  • sociaal contact;

  • het schoonmaken van de woning.

Bij bovenstaande activiteiten moet worden opgemerkt dat u in bepaalde gevallen ook aanspraak kunt maken op verpleging en verzorging vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw). Wanneer u gebruik kunt maken van de zorgverzekering om ondersteuning te krijgen, komt u niet meer in aanmerking voor een maatwerkvoorziening voor deze activiteit.

1.4.1 Een gestructureerd huishouden

Naast de ADL-verrichtingen is het voeren van een gestructureerd huishouden ook onderdeel van zelfredzaamheid. Dit houdt in:

  • het schoon en op orde houden van het huishouden; en

  • het kunnen beschikken over schoon beddengoed en schone kleding.

Ondersteuning bij een gestructureerd huishouden kan bijvoorbeeld bestaan uit:

  • hulp bij contacten met officiële instanties;

  • hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden;

  • hulp bij het leren om zelfstandig te wonen;

  • hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken.

1.4.2 Beperkingen op het gebied van participatie

Beperkingen op het gebied van participatie zijn beperkingen waardoor mensen niet kunnen deelnemen aan activiteiten die horen bij het dagelijks leven zoals:

  • mensen ontmoeten;

  • contacten onderhouden/aan maatschappelijke activiteiten deelnemen;

  • zich verplaatsen;

  • een sport beoefenen.

Wanneer 24-uurs zorg of blijvend permanent toezicht noodzakelijk is, dan is de grens van de Wmo bereikt en zal er een beroep op de Wet langdurige zorg (Wlz) worden gedaan.

1.5 Gebruikelijke hulp

Om te beoordelen of u in aanmerking komt voor maatschappelijke ondersteuning, onderzoeken wij of u met behulp van gebruikelijke hulp de beperkingen kan verminderen of oplossen. Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan, een huishouden te kunnen voeren. Het gaat dan om de normale, dagelijkse hulp die wordt verwacht van partners of ouders en inwonende kinderen of andere huisgenoten.

In onze samenleving wordt het als normaal gezien dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten daar waar nodig en mogelijk is, hun rol nemen in het huishouden. Zeker daar waar er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid.

Wij kijken samen met u en uw gezin hoe uw hulpvraag kan worden opgelost. De gemeente neemt het protocol gebruikelijke zorg van het CIZ als uitgangspunt. Deze wordt aangevuld met persoonlijke omstandigheden van u, uw gezinsleden en uw sociaal netwerk.

Kortdurende situaties

Als uw beperkingen in zelfredzaamheid door bijvoorbeeld gezondheidsproblemen binnen 3 maanden verbeteren, is er sprake van een kortdurende situatie. Een verbetering houdt in dat u (weer) de activiteiten kunt uitvoeren zoals omschreven staat in 1.2 en 1.4. Binnen deze 3 maanden kunnen uw huisgenoten gebruikelijke zorg leveren.

Langdurige situaties

Wanneer er sprake is van beperkingen die langer dan 3 maanden aanhouden dan hebben wij het over chronische situatie.

In deze situatie is er sprake van gebruikelijke hulp wanneer uw huisgenoot:

  • U begeleidt bij bijvoorbeeld het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, fysiotherapeut enzovoort;

  • Hulp biedt bij of het overnemen van taken die bij een huishouden horen, zoals het doen van de administratie of bieden van dagstructuur. Dit kan worden overgenomen door uw huisgenoot wanneer die taak voorheen altijd door u werd uitgevoerd.

1.5.1 Uitzondering

In bepaalde situaties is gebruikelijke hulp niet van toepassing of dient er soepeler mee omgegaan te worden. Die situaties zijn:

  • Wanneer uw huisgenoot vastgestelde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp voor u uit te kunnen voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren;

  • Wanneer uw huisgenoot afwezig is gedurende 7 aaneengesloten dagen en nachten. In dit geval kunt u in aanmerking komen voor ondersteuning bij niet-uitstelbare taken. Dit zijn taken die niet 7 dagen kunnen blijven liggen, bijvoorbeeld als vanwege medische redenen het huis meerdere malen per week moet worden schoongemaakt;

  • Wanneer uw huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven.

1.5.2 Overbelasting

Als er sprake is van overbelasting bij het uitvoeren van gebruikelijke hulp, moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Vaak kan het opnemen van contact met de huisarts (via een medisch adviseur) over uw huisgenoot (bijvoorbeeld ouder of partner) helpen om een oordeel te vormen. Uw huisgenoot is verplicht om medewerking te verlenen aan dit onderzoek van de gemeente. Weigert hij of zij dit, dan kan het recht op een maatwerkvoorziening niet worden vastgesteld.

Voorkomen of oplossen overbelasting

Wanneer er bij uw huisgenoot overbelasting dreigt, kunnen wij samen met u kijken naar de eigen mogelijkheden om de gebruikelijke hulp op een andere manier te verlenen. Bijvoorbeeld door de inzet van anderen vanuit het netwerk of door het verminderen van maatschappelijke activiteiten.

Wanneer uw huisgenoot zorg met ondersteuning vanuit pgb aan u levert, kunnen wij vragen om de zorg door andere zorgverleners uit te laten voeren, tenzij daar bezwaren tegen bestaan. Bijvoorbeeld als de mantelzorger alleen uw zorg kan uitvoeren.

1.6 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Tijdens uw aanvraag wordt er gekeken of de voorziening algemeen gebruikelijk is.

Dit houdt in dat de voorziening:

  • in een reguliere winkel te koop is;

  • niet duurder is dan een vergelijkbare voorziening;

  • niet speciaal voor personen met een beperking is bedoeld;

  • een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie; en

  • financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

U krijgt geen maatwerkvoorziening als er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening. Er wordt per individueel geval bekeken of de voorziening voor de betreffende inwoner algemeen gebruikelijk is of bij de levensfase hoort. Een elektrische fiets is bijvoorbeeld voor een kind van 12 niet persé algemeen gebruikelijk. Als oudere is bijvoorbeeld een krukje voor het douchen of een beugel in uw toilet wel gebruikelijk.

1.7 Algemene voorzieningen

Bij algemene voorzieningen gaat het vaak om voorzieningen die op laagdrempelige wijze via dienstverlening worden aangeboden. Hiervoor is geen besluit nodig van de gemeente, maar u kunt direct zelf contact zoeken. Dit noemen wij ook wel vrij toegankelijke hulp. Wij kunnen overigens na het onderzoek dat volgt op een melding nog steeds verwijzen naar een algemene voorziening.

Van een algemene voorziening is alleen sprake als deze wordt geleverd door een aanbieder waarmee de gemeente een overeenkomst of subsidieregeling heeft.

Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn:

  • rolstoel- of scootmobielpools;

  • algemene hulpdienst (b.v. Vraag elkaar);

  • wasservice;

  • buurtinloopactiviteiten;

  • cliëntondersteuning;

  • maatschappelijk werk;

  • welzijnswerk.

Aanbieders waarmee de gemeente geen afspraken heeft (en dus ook niet algemene voorzieningen zijn) zijn onder andere: Medipoint, een klussendienst of tafeltje dekje.

U komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als er een algemene voorziening is die:

  • a.

    daadwerkelijk beschikbaar is voor u;

  • b.

    passend en toereikend is voor u; en

  • c.

    betaalbaar is voor u.

1.8 Medisch advies

Wij bepalen tijdens het onderzoek of u in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. De gidsen zijn in staat:

  • om beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid vast stellen;

  • te beoordelen of de specifieke omstandigheden het recht op een persoonsgebonden budget (pgb) in de weg staat;

  • en zaken van een technische aard, zoals woningaanpassingen, te beoordelen.

Als er onduidelijkheid is over de lichamelijke en/of geestelijke beperkingen, kan er een medisch advies worden opgevraagd. Dit kan ook wanneer het niet helder is op welke wijze een maatwerkvoorziening kan bijdragen aan uw zelfredzaamheid of participatie. Dit advies wordt gegeven door een deskundige die op het niveau van een arts werkt. Gaat het niet om het vaststellen van beperkingen, dan kan het advies bijvoorbeeld ook door een paramedicus worden gegeven. Een voorbeeld van een paramedicus is een fysiotherapeut.

Wij bepalen de inhoud en de reikwijdte van de adviesaanvraag. Het advies bestaat in ieder geval uit de volgende vragen:

  • 1.

    Welke objectief aantoonbare beperkingen heeft de inwoner?

  • 2.

    Hoe belemmeren deze beperkingen de inwoner in zijn participatie in het dagelijks leven.

  • 3.

    Zijn deze belemmeringen zo groot dat de verstrekking van een Wmo-voorziening medisch noodzakelijk is?

  • 4.

    Zo ja, welke (combinatie van) Wmo-voorziening(en) biedt een passende oplossing voor de belemmeringen?

  • 5.

    Welke concrete, al dan niet aangepaste, voorziening wordt geadviseerd?

  • 6.

    Als er meerdere oplossingen mogelijk zijn, wat is dan de goedkoopst-passende?

Beoordeling advies

Het advies wordt beoordeeld door de gemeente. Deze beoordeling bestaat uit de volgende punten.

  • Uitvoering onderzoek. In het onderzoek staat op welke datum, manier, plaats en door welke adviseur (naam en zijn deskundigheid) het onderzoek is verricht. Dit kan door een huisbezoek, een telefoongesprek, maar ook zonder de inwoner te spreken. In dat laatste geval heeft mogelijk alleen een dossieronderzoek plaatsgevonden of heeft de adviseur, met toestemming van de inwoner, contact gehad met de behandelende specialist, bijvoorbeeld de huisarts. Dit moet aangegeven worden in het advies. Ook moet het advies vermelden of de adviseur zelf (lichamelijk) onderzoek heeft gedaan, en zo niet, wat daarvan de reden is. Het advies moet gebaseerd zijn op actuele feiten en gegevens en moet aangeven volgens welke criteria het onderzoek is uitgevoerd.

  • Aannames in het onderzoek. Uit het advies moet blijken of er een aanname is gedaan en wat voor een effect dit heeft op de resultaten van het onderzoek en/of de conclusies die daaraan worden verbonden.

  • Overleg met andere deskundigen of behandelaars. Heeft de adviseur overleg gehad met andere adviseurs/deskundigen, dan moet het advies vermelden waar dat overleg over ging en wat de invloed is geweest op de inhoud en de conclusie(s) van het advies. Is de inwoner onder behandeling en is zijn behandelaar niet geraadpleegd, dan moet het advies vermelden waarom de adviseur dat niet noodzakelijk vindt.

  • Controle. De bevindingen van de adviseur moeten zo worden omschreven, dat een andere deskundige deze kan controleren.

Hoofdstuk 2 Zelfstandig en veilig wonen

2.1 Schoon en leefbaar huis

Wij werken met ‘het resultaat schoon en leefbaar huis.’ Wij baseren de inzet van ondersteuning op het ‘Normenkader huishoudelijke ondersteuning 2019’ (bureau HHM). Een schoon en leefbaar huis houdt in dat het huis normaal bewoond en gebruikt kan worden. Schoon betekent dat de basis hygiëne in orde is en dat vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s voor bewoners worden voorkomen.

Leefbaar houdt in dat het huis opgeruimd en functioneel is, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. Samen met de gids wordt er gekeken welke onderdelen in uw situatie van toepassing zijn. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt wat een hulp oppakt en wat u en uw netwerk kan doen.

afbeelding binnen de regeling

2.1.1 Basis

Het normenkader dat wij hanteren bestaat uit verschillende onderdelen, zie afbeelding 1. De basis van huishoudelijke ondersteuning bevat alle schoonmaakwerkzaamheden die in het huis worden gedaan. Er wordt samen met de gids gekeken naar welke onderdelen van de basis schoon en leefbaar van toepassing zijn in uw situatie. Het besluit of en wat voor huishoudelijke ondersteuning iemand nodig heeft, kan voor elke inwoner anders zijn. In bijlage 2 staat een overzicht van deze activiteiten per woonruimte.

De werkzaamheden en bijbehorende tijd zijn gebaseerd op een gemiddeld huishouden. Een gemiddeld huishouden houdt het volgende in:

  • een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;

  • wonend in een eigen huis (dus geen zorginstelling), gelijkvloers of met een trap;

  • de inwoner kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, post opruimen) zodat deze gereed is voor de schoonmaak;

  • de inwoner heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;

  • er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de inwoner die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;

  • de woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra groot.

Bij de berekening is ook rekening gehouden met de frequentie (aantal keren) van uitvoering van de activiteiten. Er zijn taken die wekelijks/2-wekelijks of met een of met een lagere frequentie (bijvoorbeeld: 1x per kwartaal of 2x jaar) gedaan worden. Zie bijlage 2 voor een overzicht van alle taken met frequenties.

Activiteiten die wekelijks of 2-wekelijks moeten worden gedaan zijn bijvoorbeeld:

  • het schoonmaken van de keuken (aanrecht, gootsteen, kookplaat, vloer), badkamer en toilet(ten);

  • het stoffen, opruimen, stofzuigen en eventueel dweilen van de gang, eventuele trap naar de slaap etage, woonkamer en kamers die in gebruik zijn als (dagelijks) slaapvertrek;

  • het verschonen van de bedden.

Activiteiten die met een lagere frequentie worden gedaan:

  • het schoonmaken van de keukenkastjes, oven, afzuigkap en de koelkast/vriezer;

  • het afnemen van tegelwanden in de badkamer en toilet;

  • het zemen van de ramen aan de binnenzijde.

In het normenkader is, naast de directe tijd ook indirecte tijd opgenomen. Dit is tijd die nodig is voor binnenkomen, afspraken maken, het koffiemomentje en bijvoorbeeld het pakken en opruimen van schoonmaakmiddelen. Deze indirecte tijd is even noodzakelijk als de directe tijd om de beoogde resultaten te behalen.

In het normenkader zijn tijden opgenomen die bij elkaar een totaaltijd opleveren. Een totaaltijd is voldoende om de noodzakelijke activiteiten door een professional uit te laten voeren. Dit zijn geen instructietijden voor de uitvoering van specifieke activiteiten. Iedere situatie heeft een eigen verdeling van de totaaltijd over verschillende activiteiten. U maakt zelf met de hulp afspraken over hoe de werkzaamheden worden gedaan. Daarbij staat de totaaltijd vast. Persoonlijke voorkeuren van u leiden niet tot het extra inzetten van tijd.

2.1.2 Extra inzet

De gids bepaalt samen met u aan de hand van een onderzoek welke hulp nodig is. In het onderzoek wordt gekeken of met de eigen kracht (de algemene voorzieningen in combinatie met een eventuele inzet van het basispakket), een schoon en leefbaar huis kan worden bereikt.

Wanneer er sprake is van (medische) beperkingen waardoor de basisondersteuning niet passend is, kan er extra inzet worden toegewezen. De gids kan hierbij een medisch advies aanvragen om de impact van de beperking goed te kunnen beoordelen. De uitleg van het medisch advies is te vinden in hoofdstuk 1.8.

Er kan 30 of 60 minuten extra tijd worden toegekend. Er wordt per situatie bekeken hoeveel extra tijd er nodig is. Een richtlijn is dat er 30 minuten extra wordt ingezet als er extra goed moet worden schoongemaakt. 60 minuten kan worden toegekend als er extra goed moet worden schoongemaakt, waardoor de hulp een extra keer in de week moet langskomen.

De standaard situatie gaat uit van een huishouden van 1 à 2 personen. Wanneer er extra personen in het huishouden zijn, hoeft dit niet automatisch te betekenen dat er extra inzet van hulp nodig is. Deze extra personen kunnen wellicht zelf een deel van het huishouden doen, zie de beschrijving van gebruikelijke hulp in hoofdstuk 1.5. Alleen wanneer deze extra personen in het huishouden niet zelf de zorg kunnen leveren, dan kan er extra inzet worden toegewezen.

In het normenkader wordt er een onderscheid gemaakt tussen een extra kamer ‘in gebruik’ en ‘niet in gebruik’. Met in gebruik bedoelen wij een kamer die dagelijks gebruikt wordt en essentieel (belangrijk) is voor het dagelijks leven. Dit gaat bijna altijd over een extra slaapkamer. Bijvoorbeeld: een echtpaar slaapt vanwege medische of persoonlijke redenen in twee slaapkamers.

Als er kinderen thuis wonen met een eigen slaapkamer, wordt er eerst gekeken of zij zelf hun kamer kunnen schoonmaken. Hierbij gebruiken wij het protocol gebruikelijke hulp van het CIZ zoals vermeld in hoofdstuk 1.5. Wanneer de kinderen niet zelf kunnen meehelpen (bijvoorbeeld vanwege een eigen beperking of leeftijd), wordt er extra tijd toegewezen.

Met kamers die niet in gebruik zijn, bedoelen wij de hobbykamer, bijkeuken, computerkamer enz. Dit zijn niet essentiële ruimten die de inwoner wel gebruikt, maar die niet wekelijks schoongemaakt hoeven te worden. Bijvoorbeeld eens in de twee weken of maandelijks is voldoende. Er wordt tijdens het onderzoek van de gids gekeken wat u of uw netwerk kan doen om deze ruimte schoon te houden. Alleen als blijkt dat het huis zodanig extra wordt vervuild als deze ruimte niet worden schoongemaakt, kan hier extra tijd voor worden toegewezen.

De inrichting, staat en omvang van het huis worden meegenomen in de beslissing van de gids. Dit betekent niet dat, wanneer deze afwijkt van het gemiddelde huishouden, er automatisch meer inzet wordt toegewezen. Er wordt altijd gekeken naar de eigen mogelijkheden. Een voorbeeld is een woning met een zeer volle inrichting van beeldjes en/of fotolijstjes. In dit geval kan van u gevraagd worden om rekening te houden met de inrichting van het huis of dat u of uw netwerk deze extra taak zelf oppakt.

Er wordt in het algemeen geen extra tijd toegekend wanneer er huisdieren aanwezig zijn. Dit valt onder basisactiviteiten. Er kan een uitzondering worden gemaakt wanneer er sprake is van bijzondere hoeveelheid extra vervuiling. Werkzaamheden buiten het huis zoals de tuin en de buitenkant van de ramen, zijn uitgesloten van huishoudelijke ondersteuning. Hiervoor zijn algemene voorzieningen aanwezig (zie 1.7)

2.1.3 Wasverzorging

U kunt ondersteuning krijgen bij wasverzorging wanneer u zelf niet meer de was kunt doen. Concrete taken bij deze ondersteuning zijn het sorteren, wassen, drogen, opvouwen en opbergen van het wasgoed. Bedden- en linnengoed valt ook onder wasgoed.

In de gemeente Dronten kunnen alle inwoners gebruik maken van een wasservice, uitgevoerd door topcleaning. Dit is een algemene voorziening. Een gids bekijkt tijdens het onderzoek eerst of u gebruik kan maken van de wasservice. Wanneer dit mogelijk is, kunt u hier met korting gebruik van maken. Wanneer de wasservice geen passende oplossing voor de vraag is, dan kan er extra tijd worden toegekend voor de wasverzorging, zie afbeelding 1.

2.1.4 Bereiden van maaltijden

Wanneer u zelf geen maaltijden kunt klaarmaken, kunt u ondersteuning krijgen om u daarbij te helpen. U kunt gebruik maken van bijvoorbeeld uw eigen netwerk, kant- en-klaar maaltijden of hulp via de thuiszorg. Wanneer dit geen passende oplossing is, kan er extra tijd worden toegekend voor het bereiden van de maaltijd.

De taken bij deze ondersteuning zijn broodmaaltijd bereiden, warme maaltijd opwarmen, maaltijd en benodigdheden klaarzetten, afruimen en afwassen of in- en uitpakken van de vaatwasser. Het doen van boodschappen en het koken van de warme maaltijd valt niet onder werkzaamheden van de hulp.

2.1.5 Regie

Regie/organisatie

Alle hulpen hebben een signaleringsfunctie met betrekking tot de gezondheid en welzijn van de inwoner. Dit houdt in dat de hulp in de gaten houdt of er veranderingen optreden en indien nodig actie onderneemt. Deze functie is standaard onderdeel van het werk van de hulp. Wanneer de hulp een grotere rol heeft in de regie/organisatie rondom het huishouden, dan kan daar extra tijd voor worden toegewezen. Een voorbeeld is als de hulp wekelijks met u en/of uw netwerk om tafel gaat om zaken te regelen, zoals maken van een planning, zorgen dat afspraken worden nagekomen of samen de post doen.

Advies, voorlichting en instructie (AVI)

Er kan specifiek aandacht worden besteed aan het aanleren en samen uitvoeren van de activiteiten gericht op een schoon en leefbaar huis, de was-verzorging, boodschappen doen en bereiden van maaltijden. Dit heeft als doel om u zelfstandiger te maken in het huishouden. Dit traject kan maximaal voor 6 weken worden ingezet.

Kinderen verzorgen

Onderdeel van een leefbaar huishouden is ook de verzorging van minderjarige kinderen. Wanneer u door een beperking tijdelijk of structureel niet (meer) zelf de kinderen kan verzorgen en nog geen eigen oplossing heeft zoals een andere ouder of mantelzorg, dan kan de hulp hierbij tijdelijk ondersteunen. Activiteiten die hieronder kunnen vallen zijn: tasjes/lunchtrommel voor school klaarmaken, aankleden, wassen, eten geven, naar school/crèche brengen en naar bed brengen. Samen met de gids wordt er een lijst met activiteiten bepaald en gekeken naar hoeveel tijd daarvoor nodig is. Dit is in elke situatie maatwerk.

2.1.6 Tarief

Wanneer u in aanmerking komt voor de basisondersteuning schoon en leefbaar huis, ontvangt de zorgaanbieder een vast bedrag. Wanneer er meer inzet nodig is, omdat er bijvoorbeeld extra goed moet worden schoongemaakt of omdat er wasverzorging nodig is, dan wordt er een minutentarief gebruikt.

2.2 Wonen

Een inwoner met lichamelijke, psychische of verstandelijke problemen, heeft soms hulp nodig om zo lang en zo zelfstandig mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. Ook minderjarigen en mensen met een Wlz-indicatie die thuis wonen, kunnen deze problemen hebben. Wij hebben de taak om u te helpen wanneer u niet in staat bent om zelf oplossingen te vinden voor problemen bij het normale gebruik van uw woning. Onder het normale gebruik van de woning wordt verstaan dat u gebruik kan maken van essentiële (noodzakelijke) woonfuncties van uw woning.

Voorbeelden van essentiële woonfuncties zijn:

  • wonen, douchen en slapen;

  • de veiligheid in en rond de woning en de toegankelijkheid van de woning;

  • het gebruik maken van de keuken;

  • het aan- en uitkleden, wassen en verschonen van een baby die helemaal van de verzorging van de inwoner afhankelijk is;

  • het doen van de huishoudelijke werkzaamheden, zoals wassen en strijken van kleding;

  • slapen en eten;

  • de kinderen moeten zonder gevaar in de woonruimte kunnen spelen.

2.2.1 Een woonvoorziening

U kunt een woonvoorziening krijgen als u door uw beperking niet meer zelfstandig in uw woning kan wonen. U kijkt eerst naar uw eigen mogelijkheden, bijvoorbeeld algemeen gebruikelijke voorzieningen, andere regelingen of hulp uit het sociale netwerk. Wanneer dit geen geschikte oplossing biedt, kunnen wij maatwerk in de vorm van een woonvoorziening bieden. Wij kijken hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar te verwachten ontwikkelingen van de gezondheid. Het maakt geen verschil of het gaat om een huurwoning of om een koopwoning.

2.2.2 Criteria om in aanmerking te komen voor een woonvoorziening

Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening moet u, behalve aan de algemene criteria voor een maatwerkvoorziening, ook aan een aantal specifieke criteria voldoen. Het gaat hierbij om de volgende criteria:

  • De woonvoorziening moet een gevolg zijn van de beperking. Dit houdt in dat er een aantoonbaar verband is tussen uw beperkingen en het niet normaal kunnen gebruiken van uw woning;

  • U heeft uw hoofdverblijf in de aan te passen woning. Dit houdt in dat u in de woning die u wil laten aanpassen woont en u hier uw hoofdverblijf heeft.

  • 1.

    Een bouwkundige woningaanpassing

Als wij van mening zijn dat een woningaanpassing nodig is, dan kunnen wij een externe adviseur een programma van eisen op laten stellen voor de goedkoopst passende oplossing.

Wij vergoeden de goedkoopste oplossing voor de woningaanpassing in de vorm van een pgb. Om de hoogte van het pgb te betalen is het noodzakelijk dat u minimaal twee offertes opvraagt en naar ons toestuurt.

Als wij één van de aangeleverde offertes goedkeuren, geven wij vervolgens toestemming voor het uitvoeren van de woningaanpassing. U bent zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningaanpassing volgens het programma van eisen.

  • 2.

    Opstalverzekering

Bij het vergroten van de woning gaan wij ervan uit dat u als eigenaar van de woning uw opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.

  • 3.

    Het primaat van verhuizen

Wanneer er in het kader van de Wmo hulp nodig is, verstrekken wij de goedkoopst passende oplossing. In het geval van een woonvoorziening kan dit ook betekenen dat wij het primaat van verhuizen toepassen en de verhuiskosten vergoeden. Het primaat van verhuizen houdt in dat de gemeente een inwoner vraagt te verhuizen naar een geschikte woning in plaats van de huidige woning aan te passen. Als wij het primaat van verhuizen toepassen, ontvangt u eenmalig een vast geldbedrag, een verhuiskostenvergoeding, bedoeld voor de kosten van verhuizing en inrichting. Uw huidige woning wordt dan niet aangepast.

Criterium primaat van verhuizen

Het primaat van verhuizen kan pas worden toegepast als de totale kosten van de benodigde woningaanpassing(en) meer dan € 5.000,- bedragen.

Belangenafweging

Voordat wij het primaat van verhuizen toepassen, doen wij eerst zorgvuldig onderzoek naar de verschillende belangen (omstandigheden) die meespelen. Wij noemen dit een belangenafweging.

Tijdens de belangenafweging wordt er uitgebreid onderzoek gedaan. Dit is niet vreemd gezien het feit dat toepassing van het primaat van verhuizen een behoorlijk ingrijpende gebeurtenis in uw leven kan zijn. Er moeten soms veel belangen worden afgewogen, afhankelijk van uw situatie. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om:

  • de aanwezigheid van een passende woning;

  • de kostenvergelijking tussen uw huidige woning aanpassen en verhuizen;

  • de gezondheidssituatie van u en uw huisgenoten;

  • de afstand tot voorzieningen waar u gebruik van maakt;

  • de wil om te gaan verhuizen;

  • de leeftijd van u en uw huisgenoten;

  • in hoeverre uw woning al is aangepast;

  • de medisch aanvaardbare termijn;

  • de sociale omstandigheden;

  • de afstemming met andere voorzieningen;

  • de eventuele stijging in de woonlasten;

  • de aanwezigheid van familie, vrienden en mantelzorg.

Wanneer wij tot de conclusie komen dat er een passende woning beschikbaar is, dan kunnen wij uw verhuiskosten vergoeden. De hoogte van de verhuiskostenvergoeding is €2.000,-.

Als er geen passende woning aanwezig is, dan kan het primaat van verhuizen in sommige gevallen alsnog worden toegepast. Wanneer de nieuwe woning kan worden aangepast zodat deze wel aansluit bij uw hulpvraag, kan het primaat alsnog worden toegepast. In deze situatie ontvangt u een verhuiskostenvergoeding en een extra vergoeding voor de noodzakelijke aanpassingen.

Wanneer er sprake is van een verhuiskostenvergoeding, wordt er verwacht dat u binnen 1 jaar verhuist naar een andere woning. Deze periode kan in overleg verlengd worden. Voor het uitbetalen van de verhuiskostenvergoeding is het noodzakelijk dat u een kopie van de huur- of koopovereenkomst naar ons opstuurt.

Beschikbare woning

In het geval wij het primaat van verhuizen toewijzen, moet er wel een beschikbare woning zijn. Wij hebben de taak om te bekijken of er een woning beschikbaar is binnen de medisch aanvaardbare termijn. Voor de vraag of er een passende woning beschikbaar is of komt, overleggen wij met de woningcorporatie. Voor de vraag wat de medisch aanvaardbare termijn is, vragen wij een medisch advies op. De gemeente hoeft niet te bemiddelen bij het verkrijgen van een andere woning.

Inwoner wil niet verhuizen

Wij passen het primaat van verhuizen niet dwingend toe. Als u niet wil verhuizen terwijl het primaat van verhuizen wel kan worden toegepast, kennen wij een verhuiskostenvergoeding toe. U kan die verhuiskostenvergoeding besteden aan het aanpassen van de huidige woning. De eventuele extra kosten voor het aanpassen van uw huidige woning zijn voor uw eigen rekening.

Als wij een verhuiskostenvergoeding toekennen terwijl u niet gaat verhuizen, worden hierover afspraken met u gemaakt. Nieuwe beperkingen in het normale gebruik van de woning vergoeden wij in dat geval niet meer. Tenzij het gaat om beperkingen in het normale gebruik van de woning, die ook zouden zijn opgetreden als u wel was verhuisd naar de passende woning.

  • 4.

    Uitraasruimte

Een uitraasruimte is maatwerk in de vorm van een verblijfsruimte waarin iemand, die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen. De ruimte zal dus prikkelarm en veilig moeten zijn. Daarnaast is eventueel een voorziening nodig die toezicht mogelijk maken.

Op basis van een extern advies, bijvoorbeeld van een onafhankelijk psycholoog of orthopedagoog, zal op individuele basis worden bekeken of een uitraaskamer noodzakelijk is. Ook wordt gekeken naar de eisen waar de uitraasruimte aan moet voldoen. Als het mogelijk is zullen bestaande ruimtes, bijvoorbeeld de slaapkamer, worden aangepast. Een uitraasruimte is niet bedoeld om overlast voor huisgenoten te beperken, hoewel dit wel een bijkomend effect kan zijn.

  • 5.

    Mantelzorgwoning

Als sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning, gaan wij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor het hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren, die op het terrein bij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst.

Bij een aanvraag van een mantelzorgwoning is het uitgangspunt dat de uitgaven die de verzorgde heeft, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn huur, kosten nutsvoorzieningen (elektriciteit, water ect.) , verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen.

Iemand die mantelzorg nodig heeft, kan in het achtererfgebied van zijn mantelverzorger gaan wonen. Andersom is ook mogelijk; mantelzorgverlener in de woongelegenheid en mantelzorgontvanger in de hoofdwoning. Het moet daarbij gaan om de huisvesting in of bij een woning van maximaal 1 huishouden, bestaande uit maximaal 2 personen. Van dit huishouden verleent of ontvangt ten minste 1 persoon mantelzorg van een bewoner van de woning.

Wij werken zo veel mogelijk mee aan het verstrekken van een bouwvergunning. Tijdens het onderzoek wordt er gekeken naar de goedkoopst passende oplossing voor uw hulpvraag. Wanneer een bijdrage voor een mantelzorgwoning niet de goedkoopst passende oplossing is, kan uw aanvraag worden afgewezen.

2.3 Beschermd wonen, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.

De gemeente Dronten werkt op het gebied van beschermd wonen en maatschappelijke opvang samen met andere gemeenten in Flevoland. Deze samenwerking staat beschreven in het Regionaal Kompas Flevoland.

Bij een verzoek met een hulpvraag voor beschermd wonen of maatschappelijk opvang, wordt u doorverwezen naar Centrale Toegang Flevoland. De GGD heeft met u een gesprek waarin de hulpvraag wordt besproken en maakt vervolgens een gespreksverslag en ondersteuningsplan.

Dit plan wordt besproken in een team dat bestaat uit experts afkomstig uit verschillende sectoren (Maatschappelijke Opvang, GGZ, Verslavingszorg, Beschermd wonen, MEE). Het team staat onder leiding van GGD Flevoland en deze beslist of beschermd wonen of maatschappelijk opvang nodig is.

Wanneer u vanwege huiselijk geweld tijdelijk opvang zoekt, kunt u naar de vrouwenopvang. U kunt u hiervoor aanmelden bij de blijfgroep Almere via de website: www.blijfgroep.nl/hoe-wij-helpen. Deze hulp is ook voor mannen beschikbaar.

Hoofdstuk 3 Meedoen in de samenleving

Wij zetten ons ervoor in dat inwoners met lichamelijke, psychische of verstandelijke problemen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Wij willen dat inwoners in een schoon huis kunnen wonen, de administratie op orde is, inzicht hebben in de eigen mogelijkheden, zich aan afspraken kunnen houden en genoeg mensen om hen heen hebben. Daarnaast kunnen wij (tijdelijke) ondersteuning inzetten om een mantelzorger te ontlasten.

3.1 Individuele begeleiding en dagbesteding

Als het u niet lukt om de normale dagelijkse activiteiten te doen, kan hier ondersteuning voor geboden worden. Een begeleider kan u helpen om structuur aan te brengen in de dag, het doen van uw administratie en het beheren van uw financiën. U doet dit zelf, de begeleider neemt het niet over. Als u individuele begeleiding wil, dan moet worden voldaan aan de voorwaarden uit de verordening sociaal domein Dronten (artikel 1.3.5, 4.1 en 4.3).

Als u moeite heeft bij het invullen van de dag en zichzelf niet goed meer kan redden, dan kunt u ondersteuning krijgen in de vorm van dagbesteding. Dagbesteding biedt activiteiten aan waardoor u een zinvolle dag heeft. Ook kan dagbesteding zorgen voor structuur, wordt er gewerkt aan de zelfredzaamheid en kan het de mantelzorger ontlasten. De activiteiten vinden 1 of meerdere dagdelen per week (onder begeleiding) plaats in een groep. U komt in aanmerking voor dagbesteding als wordt voldaan aan de voorwaarden uit de verordening sociaal domein Dronten (artikel 1.3.5, 4.1 en 4.3).

In de gemeente Dronten gebruiken wij de methode ‘resultaat gericht werken’ voor individuele begeleiding en dagbesteding. Wanneer u in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, stelt u samen met de gids resultaten op die met de hulp worden bereikt. Deze resultaten komen in het routeplan.

De resultaten moeten bijdragen aan het bevorderen, behouden of het compenseren van de zelfredzaamheid en participatie, om een opname in een instelling, verwaarlozing en/of escalatie zo veel als mogelijk te voorkomen.

De resultaten zijn op te delen in 5 categorieën. Hieronder staan de categorieën met daarbij voorbeelden van resultaten waaraan gewerkt wordt.

  • 1.

    Zelfstandig leven en zelfredzaamheid:

    • financiële situatie op orde;

    • administratie op orde;

    • zichzelf kunnen verzorgen;

    • gezond leven/gezonde keuzes maken;

    • inzicht in somatische en/of psychosociale beperkingen en hiermee kunnen omgaan;

    • activeren van hulpbronnen in eigen netwerk en/of informele zorg.

  • 2.

    Deelnemen aan maatschappelijk leven:

    • er is een netwerk passend bij behoefte inwoner;

    • aangaan en onderhouden van sociale contacten;

    • zichzelf verplaatsen/vervoeren;

    • deelnemen aan georganiseerde activiteiten.

  • 3.

    Dagstructuur:

    • regelmatige dag structuur;

    • dag/weekplanning maken;

    • zinvolle dagbesteding;

    • toe leiden naar vrijwilligerswerk.

  • 4.

    Voeren van regie:

    • herkenning van eigen problemen;

    • vaardigheden toepassen;

    • initiatieven nemen;

    • besluiten nemen en de gevolgen kunnen overzien;

    • zich aan regels en afspraken houden.

  • 5.

    Ontlasten van mantelzorger:

    • voorkomen van klachten als gevolg van overbelasting mantelzorg;

    • mantelzorger(s) zijn in staat om de mantelzorg vol te houden;

    • mantelzorg beter verdelen over mogelijke mantelzorgers.

In de gemeente Dronten is individuele begeleiding en dagbesteding onderverdeeld in profielen. Elk profiel heeft een specifieke hulpvraag of doelgroep. Afhankelijk van de hulpvraag wordt de intensiteit van de hulp bepaald. Met intensiteit bedoelen wij in dit geval de hoeveelheid hulp die nodig is. Bij individuele begeleiding en dagbesteding zijn er 4 intensiteiten.

Intensiteit 

laag

middel

zwaar

offerte

Begeleiding

1-2 uur per week

2.1 -4 uur per week

4.1- 6 uur per week

Minder dan 1 uur of meer dan 6 uur

Dagbesteding 

1-2 dagdelen

3-4 dagdelen

5-6 dagdelen

Minder dan 1 dagdeel of meer dan 6 dagdelen

* een dagdeel is 4 uur.

Aan elk profiel zijn aanbieders gecontracteerd die kennis en ervaring hebben met deze specifieke behoefte. In bijlage 3 staan de profielen begeleiding en dagbesteding.

3.2 Kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf is bedoeld om de mantelzorger (maar ook huisgenoten die gebruikelijke hulp leveren) te ontlasten. In de meeste gevallen zal de inwoner die zorg nodig heeft, ergens anders logeren zodat de mantelzorger even geen (gebruikelijke) hulp hoeft te verlenen. Dit wordt ook wel respijtzorg genoemd. Kortdurend verblijf is een aanvulling op het wonen in een thuissituatie en bedoeld om te voorkomen dat een mantelzorger overbelast raakt.

3.2.1 Specifieke criteria

U komt in aanmerking voor kortdurend verblijf wanneer u voldoet aan alle hieronder genoemde voorwaarden:

  • 1.

    u heeft bijvoorbeeld een somatische, psychiatrische, psycho-geriatrische beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking; en

  • 2.

    het is noodzakelijk dat de mantelzorger ontlast wordt; en

  • 3.

    u heeft permanent toezicht nodig.

Kortdurend verblijf bestaat uit een dag (een 24 uur) zorg per week. Het is mogelijk om dagen op te sparen zodat bijvoorbeeld in een vakantie meer dagen gebruikt worden. Er is een maximum van 52 dagen per jaar en de overgebleven dagen kunnen niet meegenomen worden naar een nieuw kalenderjaar.

3.3 Participeren en contact met anderen

Wij vinden het belangrijk dat alle inwoners van de gemeente Dronten actief mee kunnen doen aan het maatschappelijk leven of aan het werk kunnen gaan. Dit betekent dat u, ondanks uw beperkingen (zoals beschreven staat in hoofdstuk 1):

  • mensen kunt ontmoeten;

  • contacten kunt onderhouden;

  • aan maatschappelijke activiteiten kunt deelnemen.

Om mee te kunnen doen in de samenleving, moet u zich kunnen verplaatsen. Bij de Wmo kijken wij naar de verplaatsingen die u elke dag maakt in uw directe leefomgeving, dit wordt ook wel de vervoersbehoefte genoemd.

Vervoersbehoefte

Om te bepalen welke hulp nodig is, onderzoeken wij uw vervoersbehoefte. Hierbij kijken wij naar uw individuele situatie en uw behoeften, voorkeuren en persoonskenmerken. Wij houden rekening met uw beperkingen, maar kijken bijvoorbeeld ook naar waar en waarom u ergens heen wil gaan. Daarnaast wordt gekeken naar zaken als uw leeftijd en de daarbij passende behoeften, bijvoorbeeld of u jonge kinderen heeft.

3.3.1 Vervoersmiddelen

Met een vervoersvoorziening kunt u zich verplaatsen in de woon- en leefomgeving. De woon- en leefomgeving wordt omschreven in te bereiken bestemmingen.

Tijdens een gesprek met de gids wordt gekeken welke problemen u ervaart rondom het verplaatsen, welke plekken in de omgeving u wilt bezoeken (vervoersbehoefte), de frequentie, de sociale en de medische omstandigheden.

U moet 1.500 tot 2.000 kilometer per jaar kunnen afleggen in de omgeving. Daarbij mag rekening gehouden worden met de combinatie van de beschikbare voorzieningen, zoals een rolstoel, een scootmobiel of collectief vervoer.

Bij vervoermiddelen gelden de volgende regels:

  • a.

    U ontvangt een maatwerkvoorziening wanneer u vanwege medische redenen geen gebruik kan maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen.

  • b.

    Bij een maatwerkvoorziening zoals een driewielerfiets of een scootmobiel, moet u voldoende verkeersinzicht hebben om veilig aan het verkeer te kunnen deelnemen.

  • c.

    Kinderen tot 12 jaar hebben in het algemeen geen zelfstandige vervoersbehoefte. Zij kunnen vaak met de ouders mee, al dan niet met het openbaar vervoer, zonder dat een voorziening nodig is. Wij kijken naar de individuele situatie en beoordelen afhankelijke daarvan of het nodig is. De uitzondering is als een kind gebruik moet maken van een speciale wandelwagen, autostoel of rolstoel. Dan kan het zijn dat normaal openbaar vervoer niet kan. In dat geval kan een aangepaste fiets (drie- of vierwieler of tandem) worden verstrekt.

3.3.2 Rolstoel

Een rolstoel kan helpen met het verplaatsen in en rondom uw woning. Het verplaatsen in en om de woning kan op verschillende manieren: met een rollator, lopend met krukken, met een trippelstoel of met een rolstoel. Van deze voorzieningen valt alleen de rolstoel onder de Wmo.

Wanneer u uzelf dagelijks zittend moet verplaatsen in en om de woning, komt u in aanmerking voor een maatwerk rolstoel. Wanneer de rolstoel af en toe wordt gebruikt, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen om elders te gebruiken (bijvoorbeeld bij het winkelen of bij uitstapjes), valt dit niet onder het met een maatwerkvoorziening te bereiken resultaat.

De gids maakt naar aanleiding van het keukentafelgesprek de beslissing of u in aanmerking komt voor een maatwerk rolstoel. De specifieke vereisten van een maatwerk rolstoel worden beoordeeld door de leverancier van het middel. Wanneer u niet in aanmerking komt voor een maatwerkrolstoel, geeft de gids u tips voor andere oplossingen.

U kunt de rolstoel in natura ontvangen of een persoonsgebonden budget (pgb). Met een rolstoel in natura regelt de gemeente dat u de rolstoel ontvangt via een leverancier en vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de regeling.

Bij een pgb krijgt u een budget waarmee u zelf een rolstoel kan aanschaffen. Het budget is niet hoger dan de prijs van een vergelijkbare rolstoel in natura. Bij het pgb wordt een bedrag opgenomen voor reparatie en onderhoud. Met het pgb moet de inwoner minimaal 6 jaar een rolstoel nodig hebben om zich te verplaatsen. Als uw situatie verandert, dan wordt er opnieuw onderzoek gedaan naar of een andere maatwerkvoorziening beter past.

Algemene voorzieningen

Wanneer een maatwerk rolstoel niet van toepassing is, dan kunt u gebruik maken van een algemene rolstoelvoorziening. Voor een dagje uit of een middagje winkelen kan bijvoorbeeld een rolstoel worden gehuurd bij medipoint.

3.3.3 Sportvoorzieningen

Voor een sportrolstoel wordt een tegemoetkoming verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming bedraagt maximaal € 2.836,- . Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van minimaal 3 jaar. Deze financiële tegemoetkoming hoeft niet helemaal kostendekkend te zijn.

Om in aanmerking te komen voor een sportrolstoel moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden:

  • u wil een sport gaan beoefenen of doet aantoonbaar aan een bepaalde sport;

  • u bent zonder sportrolstoel niet in staat tot uitoefening van die sport;

  • door de sport ontmoet u andere mensen en kunt u uw sociale kring uitbreiden.

Na de periode van 3 jaar kunnen onderhoudskosten worden vergoed, als de voorziening technisch is gekeurd en is goedgekeurd door de gemeente.

3.3.4 Scootmobiel

U kunt maatwerk vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel ontvangen, als dit de goedkoopst compenserende oplossing is. Daarbij wordt er ook gekeken of de scootmobiel op een geschikte locatie gestald kan worden.

Een scootmobiel kan worden toegewezen als u een structurele vervoersbehoefte in de directe omgeving heeft. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als u met een scootmobiel zelf kan winkelen, familie kan bezoeken en andere vormen van vrijetijdsbesteding heeft. Om te bepalen of een scootmobiel passend voor u is, kunnen rijvaardigheidslessen worden geadviseerd. Hierbij kan eventueel eerstelijnszorg worden ingezet om rijvaardigheid aan te leren.

3.3.5 Collectief vervoer

Wanneer u geen gebruik meer kunt maken van het openbaar vervoer, is het mogelijk dat u in aanmerking komt voor collectief vervoer. Dit is een algemene voorziening. Via de gemeente kunt u korting krijgen voor de kosten van dit vervoer. Om in aanmerking te komen voor deze korting moet u minder dan 800 meter (eventueel met een hulpmiddel) in een redelijk tempo kunnen lopen. Wanneer er verder dan 800 meter kan worden gelopen, dan wordt er verwacht dat u het openbaar vervoer kunt gebruiken. Een uitzondering hierop is, als u zelf niet in het openbaar vervoer kunt komen.

Er vindt altijd een individuele beoordeling plaats, waarbij wij kijken naar de vervoersbehoefte, de daadwerkelijke afstand tot de bushalte of treinstation, de mogelijkheden van vervoer door vrijwilligers (bijvoorbeeld via De Meerpaal) etc.

Er wordt altijd eerst gekeken of u gebruik kunt maken van collectief vervoer, voordat er een maatwerkvoorziening wordt ingezet. Hierbij wordt er een afweging gemaakt tussen de mogelijkheden van het collectief vervoer en hoe dit de situatie beïnvloed in het behouden of verbeteren van uw zelfredzaamheid en mogelijkheden om mee te doen in de samenleving.

Aanvullende vervoersvoorziening

Kunt u minder dan 800 meter lopen dan zullen wij kijken of naast collectief vervoer ook een maatwerkvoorziening (bijvoorbeeld een scootmobiel) nodig is. Dit neemt de gids mee in zijn/haar onderzoek.

3.3.6 Een auto-aanpassing

Collectief vervoer is in de meeste gevallen de goedkoopst vervangende vervoersvoorziening. Wij vinden het belangrijk dat kinderen tot 18 jaar mee kunnen reizen met hun gezin. Wij kunnen aan gezinnen met een kind dat nog geen 18 jaar is, een beperking heeft en zich niet kan verplaatsen in de eigen leefomgeving, een auto-aanpassing verstrekken.

Een auto-aanpassing wordt aangebracht op een auto die u zelf aanschaft. Hierbij wordt gekeken naar de technische staat van de auto en hoe oud de auto is. Is een auto ouder dan 7 jaar, dan verstrekt de gemeente geen auto-aanpassing meer. De auto-aanpassing bestaat uit:

  • oprijgoten of een oprijplateau voor de rolstoel van het kind;

  • rolstoelvergrendeling;

  • vloeraanpassing in verband met de vergrendeling van de rolstoel;

  • een RDW-keuring.

Een plateaulift wordt pas verstrekt nadat uit een onderzoek, eventueel aangevuld met extern advies, is gebleken dat de specifieke aanpassing aan de personenbus noodzakelijk is om uw kind te vervoeren.

Het aanschaffen van stuur- en rembekrachtiging, een automatische versnelling of hoge instap wordt in de meeste gevallen als algemeen gebruikelijk gezien. Wij zullen hierbij altijd de individuele situatie van u bekijken, om te beoordelen of een aanpassing algemeen gebruikelijk is.

Een auto-aanpassing wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Wij vragen u bij 2 verschillende aanbieders een offerte op te vragen. Aan de hand deze offertes bepalen wij de hoogte van de tegemoetkoming.

Vergoeding voor gebruikskosten eigen auto of individuele (rolstoel)taxi

Wanneer uit een medisch advies blijkt dat collectief vervoer niet passend is, kunnen wij een vergoeding verstrekken voor de gebruikskosten van een eigen auto of individuele (rolstoel)taxi. Deze vergoeding wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

3.3.7 Hoogte tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

Bij vervoer door een taxi of rolstoeltaxi zijn er twee vormen:

  • 1.

    Vervoersvoorziening in natura.

  • Collectief vervoer wordt in natura aangeboden. Voor het collectief vervoer (regiotaxi) betaalt een Wmo-reiziger voor een rit een opstaptarief van € 0,75 en € 0,20 voor iedere kilometer. Bij de overige vervoersvoorzieningen in natura, zoals een rolstoel of een scootmobiel, betalen wij de leverancier.

  • 2.

    Vervoersvoorziening in de vorm van een vervoersbudget.

  • Een vervoersbudget is alleen mogelijk wanneer collectief vervoer geen passende oplossing is. Er is, in tegenstelling tot andere voorzieningen, geen keuzevrijheid voor het kiezen voor een pgb wanneer u gebruik kunt maken van het collectief vervoer. Dit is omdat collectief vervoer een algemene voorziening is en mensen met een Wmo-indicatie een korting voor het gebruik krijgen. Deze korting is niet om te zetten in een pgb. De kosten van het gebruik van de taxi of rolstoeltaxi worden rechtstreeks door ons aan de aanbieder betaald. De hoogte van dit budget is maximaal €100,- per maand. Dit bedrag is gebaseerd op het tarief voor collectief vervoer. Er wordt maximaal voor 2.000 kilometer per jaar vergoed.

Eigen auto

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen auto, bedraagt maximaal € 435,- per jaar. De tegemoetkoming voor de vervoersvoorzieningen wordt per kwartaal betaald. De vergoeding voor het gebruik van de eigen auto is een vooraf vastgestelde vergoeding die aan het begin van elk kwartaal wordt uitbetaald.

3.4 Overgang 18- naar 18 +

Voor jongeren die 18 worden, verandert er veel in hun leven. Zij worden op hun 18de verjaardag voor de wet volwassen. De wetgeving op de leefgebieden onderwijs, werk en inkomen, zorg, ondersteuning en veiligheid verandert ook mee. In bijlage 4 staat het wetten schema die deze overgang weergeeft.

Wanneer je als jongere 16 jaar bent, kun je voor het eerst te maken hebben met een wmo-gids. Afhankelijk van je hulpvraag, zal de jeugdgids een Wmo- en/of participatie-wet- gids betrekken bij het opstellen van het ondersteuningsplan. Wanneer verwacht wordt dat de hulp na je 18e over zal gaan naar de Wmo, dan zal eerst worden onderzocht of een aanbieder die gecontracteerd is voor zowel jeugdhulp als hulp op grond van de Wmo, de noodzakelijke hulp kan bieden.

Plan 18

Als ondersteuning nodig is na je 18e verjaardag dan vul je, samen met je ouder en/of zorgaanbieder, Plan 18 in. Wanneer je niet thuis woont, is wonen een onderdeel van dit plan. Bij 17,5 jaar bespreekt de gids jeugd het plan met de betrokkenen. Hier is ook een Wmo-gids bij aanwezig. Zie bijlage 5 voor een voorbeeld van een plan 18.

Hoofdstuk 4 De vorm van ondersteuning

In hoofdstuk 5 van de Verordening sociaal domein gemeente Dronten wordt uitgelegd in welke vormen de gemeente maatschappelijke ondersteuning kan bieden. In dit hoofdstuk staan de aanvullende regels over zorg in natura (ZIN), persoonsgebonden budget (pgb) en de financiële tegemoetkoming.

4.1 Zorg in natura

Over het algemeen verstrekken wij maatwerk als zorg in natura (ZIN). Dat betekent dat u de voorziening, waarvoor u in aanmerking komt, geleverd krijgt naar aanleiding van het onderzoek van de gids. Wij hebben in dat geval een contract afgesloten met een leverancier/zorgaanbieder die deze voorziening levert. Een voorziening die verstrekt wordt in ZIN wordt meestal aangeboden:

  • in eigendom; of

  • in bruikleen; of

  • bij wijze van persoonlijke dienstverlening.

4.1.1 In eigendom of in bruikleen

Als wij maatwerk in eigendom aanbieden, dan krijgt u de voorziening in eigendom. Wij doen dit bijvoorbeeld vaak met kleine hulpmiddelen. Verstrekken wij de voorziening in bruikleen, dan blijft de voorziening eigendom van de leverancier of van de gemeente en mag u de voorziening gebruiken. Hiervoor tekent u een bruikleenovereenkomst. Heeft u de voorziening niet meer nodig, dan kunnen wij de voorziening innemen of opnieuw verstrekken aan een andere inwoner. Wij doen dit bijvoorbeeld bij (simpele) rolstoelen of driewielers.

4.1.2 Onderhoud en reparatie

Bij een maatwerkvoorziening in natura wordt er tussen u en de leverancier vaak een overeenkomst gesloten met betrekking tot onderhoud en reparatie van het hulpmiddel.

4.1.3 Dienstverlening

Bij een maatwerkvoorziening in natura kunt u gebruik maken van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die de gevraagde dienstverlening aanbiedt. Voor begeleiding, hulp in het huishouden en dagbesteding is dit een aanbieder die een contract heeft in het gevraagde profiel.

4.2 Persoonsgebonden budget

In de verordening staan regels voor als u maatwerk-ondersteuning in de vorm van een Persoonsgebonden budget (pgb) krijgt. In dit hoofdstuk leest u aanvullende regels voor een pgb.

Een pgb is geen vorm van ondersteuning, maar een manier waarop ondersteuning betaald kan worden. Nadat de gemeente heeft vastgesteld dat maatwerk-ondersteuning nodig is, onderzoeken wij in welke vorm de ondersteuning verstrekt moet worden. Dat kan zijn in natura. In dat geval regelt de gemeente dat de aanbieder betaald wordt.

Het kan ook zijn dat maatwerkondersteuning in de vorm van een pgb wordt ingezet. In dat geval is er een budgetbeheerder die zorgt dat de aanbieder betaald wordt. Andere belangrijke taken van de budgetbeheerder zijn: contracten afsluiten, de gemeente op de hoogte houden van de voortgang van de hulp, zorgen dat de hulp van goede kwaliteit is, de administratie bijhouden en zorgen voor evaluatie- en eindverslagen.

Hiervoor schreven wij al dat een pgb geen vorm van hulp is, maar een van de manieren waarop de hulp betaald kan worden. Het onderzoek dat de gemeente doet bij een pgb-aanvraag is daarom ook niet anders dan het onderzoek bij een andere Wmo aanvraag. Dat betekent dat wij dezelfde stappen doorlopen als wanneer om maatwerk-ondersteuning in natura wordt gevraagd.

4.2.1 Pgb door iemand uit het sociaal netwerk

Als wij vaststellen dat maatwerk-ondersteuning noodzakelijk is, kan iemand uit uw omgeving u deze ondersteuning eventueel bieden. Aan de hand van de regels in de wet, de verordening en deze nadere regels onderzoeken wij of deze persoon vanuit een pgb betaald kan worden:

  • 1.

    Wij onderzoeken of het bieden van de noodzakelijke hulp door de persoon, al dan niet met behulp van de sociale omgeving, verwacht mag worden. Hierbij kijken wij naar:

    • .

      hoe zwaar het is voor de persoon die de hulp gaat bieden;

    • .

      welke impact de ondersteuning heeft op de andere gezinsleden van die persoon;

    • .

      of bieden van de ondersteuning invloed heeft op het deelnemen aan de maatschappij van die persoon en zijn gezinsleden;

    • .

      hoe lang de ondersteuning duurt;

    • .

      hoe intensief de ondersteuning zal zijn.

  • 2.

    Wij onderzoeken of de persoon die de ondersteuning gaat bieden voldoet aan de volgende kwaliteitseisen:

    • a)

      Uit het pgb-uitvoeringsplan blijkt dat de ondersteuning van goed niveau is en dat de hulp in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en is afgestemd op uw reële behoefte.

    • b)

      De persoon die de ondersteuning verleent is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Onder recent wordt verstaan: in elk geval niet ouder dan 3 maanden. Deze eis geldt niet voor leden van het gezin van de aanvrager.

    • c)

      De kwaliteit van de ondersteuning is zodanig dat met die ondersteuning de afgesproken resultaten kunnen worden behaald.

    • d)

      De ondersteuning past bij uw persoonlijke situatie.

    • e)

      De ondersteuning is afgestemd met eventuele andere vormen van ondersteuning/hulp/zorg die u of een eventuele huisgenoot ontvangt.

    • f)

      De persoon die de ondersteuning verleent meldt iedere calamiteit of vorm van geweld die bij de verlening van ondersteuning plaatsvindt.

    • g)

      De persoon die de ondersteuning verleent, stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen.

  • 3.

    Als blijkt dat de ondersteuner overbelast raakt door het bieden van hulp, dan onderzoeken wij:

    • a)

      of andere organisaties of personen ingezet kunnen worden om de noodzakelijke hulp te bieden;

    • b)

      of met het verstrekken van een pgb voor de hulp de draagkracht/draaglastverhouding weer in balans kan worden gebracht.

  • 4.

    Als de mogelijkheid onder 3a zich voordoet en toch voor mogelijkheid 3b wordt gekozen, verlenen wij alleen een pgb als in het pgb-plan argumenten worden gegeven voor deze keuze. Uit deze argumenten moet dan blijken dat:

    • .

      het bieden van de hulp niet ten koste gaat van de draagkracht/draaglastverhouding van de hulp biedende persoon en/of een ander gezinslid;

    • .

      het bieden van de hulp niet ten koste gaat van de participatie van de hulp biedende persoon en/of een ander gezinslid;

    • .

      de hulp biedende persoon bekend is met de resultaatgerichte werkwijze van de gemeente en in staat is volgens die werkwijze te werken;

    • .

      de hulp biedende persoon in staat is samen te werken met eventuele andere hulpverleners;

    • .

      de hulp biedende persoon voldoet aan de kwaliteitseisen die gelden voor de hulp die geboden wordt;

    • .

      voor het beheer van het pgb iemand wordt aangewezen die voldoet aan de regels die de gemeente daarvoor stelt.

  • 5.

    Wij onderzoeken ook of deze persoon de kwaliteiten heeft die nodig zijn om de noodzakelijke ondersteuning te bieden. Wij hanteren de wettelijke kwaliteitseisen voor de geboden hulp. Daarbij passen wij de norm van de verantwoorde werktoedeling toe. Hierin staan de wettelijke kwaliteitseisen beschreven waaraan de hulp die geboden wordt moet voldoen.

  • 6.

    Wij onderzoeken in hoeverre een pgb nodig is om de noodzakelijke ondersteuning te bieden. Wij onderzoeken of het ook mogelijk dat deze persoon ondersteuning biedt zonder dat wij daarvoor een pgb verstrekken.

  • 7.

    Als deze persoon door het bieden van de ondersteuning niet voldoende kan bijdragen aan het noodzakelijk gezinsinkomen, kan deze persoon met een pgb worden betaald om de ondersteuning alsnog te bieden.

  • 8.

    Bij het beoordelen van punt 7 onderzoeken wij:

    • .

      of deze persoon kan werken naast de ondersteuning die wordt geboden;

    • .

      wat het noodzakelijk gezinsinkomen is vergeleken met de uitgaven van vergelijkbare gezinnen. Hierbij wordt het 'persoonlijk budgetadvies' van het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) gebruikt voor de vaststelling van het huishouden, de gezinsinkomsten en wat een vergelijkbaar huishouden minimaal nodig heeft voor de uitgaven van het huishouden.

  • 9.

    Als uit dit onderzoek blijkt dat er geen pgb nodig is om de hulp te verlenen, dan verstrekken wij deze niet.

Tarieven sociaal netwerk

Als iemand uit het sociale netwerk de hulp in het huishouden en/of individuele begeleiding gaat bieden, is het pgb het wettelijk minimumloon voor een persoon van 22 jaar of ouder, bij een 36-urige werkweek. Dit is inclusief vakantietoeslag.

Voor hulp in het huishouden bepaalt de gids, met behulp van het normenkader, hoeveel minuten ondersteuning er per week nodig is om het resultaat schoon en leefbaar te behalen. Daarnaast bepaalt de gids de looptijd van de beschikking. De hoeveelheid tijd vermenigvuldigd met het minimumloon is de hoogte van het pgb tarief.

Ook voor individuele begeleiding bepaalt de gids de intensiteit en looptijd van het pgb.

De intensiteit in uren vermenigvuldigd met het minimumloon is de hoogte van het pgb tarief.

4.2.2 De inzet van een professionele hulpverlener, betaald vanuit een pgb

Een aanbieder van maatwerk-ondersteuning beschouwen wij als professional als deze voldoet aan de kwaliteitseisen die de wet en de Verordening sociaal domein stellen aan professionele aanbieders van Wmo.

In aanvulling stelt dit artikel nog de volgende eisen:

  • De eigenaar en medewerkers van de aanbieder zijn geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van degene aan wie ze ondersteuning bieden.

  • De aanbieder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, waarbij de activiteiten en SBI-codes overeenkomen met de werkzaamheden die in het besluit van de gemeente staan.

  • De aanbieder en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen en beroepscodes die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan gecontracteerde aanbieders en hun medewerkers.

  • Het pgb-plan komt volledig overeen met het aanbod van de aanbieder.

  • De aanbieder beschikt over een goede klachtenregeling.

  • De aanbieder beschikt over een agressieprotocol.

  • Om de kwaliteit te waarborgen mag een zorgverlener structureel maximaal 48 uur ondersteuning verlenen. Een langere werkweek is niet toegestaan om overbelasting tegen te gaan.

  • De aanbieder voldoet aan de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten.

  • De aanbieder gebruikt een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp.

  • De aanbieder beschikt over een geldige verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers.

  • De aanbieder houdt zich aan de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • De aanbieder houdt zich aan de meldplicht calamiteiten en geweld.

  • De aanbieder houdt zich aan de verplichting om een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

4.2.3 Het beheer van het pgb

Wanneer u pgb toegewezen krijgt, bent u een budgethouder. Het pgb moet ook beheerd worden. Dit doet de budgetbeheerder. U kunt zelf de budgetbeheerder zijn of vragen om iemand dit voor u te laten doen.

Controle op het pgb

  • 1.

    De gemeente controleert

    • of het pgb dat u ontvangt bijdraagt aan de afgesproken resultaten;

    • of de kwaliteit van de hulp voldoende is;

    • of de administratie goed bijgehouden wordt.

  • 2.

    Daarom kunnen wij u vragen om de administratie van het pgb aan de gemeente te laten zien. Wij verwachten van de budgetbeheerder dat hij of zij binnen 24 uur de administratie aan ons kan overhandigen.

  • 3.

    Uit de administratie wordt duidelijk:

    • op welke tijdstippen/dagdelen u ondersteuning heeft ontvangen; en

    • hoelang deze ondersteuning duurt; en

    • in hoeverre de resultaten inmiddels bereikt zijn.

  • 4.

    Als wij maatwerk-ondersteuning in de vorm van een pgb te verstrekken, maken wij het pgb over aan de sociale verzekeringsbank (SVB). Wij controleren vervolgens of de afspraken die u maakt met de SVB overeenkomen met wat wij besloten hebben.

Eisen aan de budgetbeheerder

De gemeente gaat niet akkoord met een budgetbeheerder als:

  • bij de inwoner eerder sprake is geweest van fraude/oneigenlijk gebruik; of

  • de budgetbeheerder niet in staat is beheerstaken te vervullen, bijvoorbeeld vanwege:

    • a.

      verslaving;

    • b.

      schulden;

    • c.

      eerder faillissement/surseance van betaling;

    • d.

      Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

    • e.

      zwervend bestaan;

    • f.

      onvoldoende taal/rekenvaardigheid;

    • g.

      dementie; of

  • de budgetbeheerder niet op de hoogte is van de eisen van de SVB, de Jeugdwet/Wmo, de verordening en nadere regels; of

  • de budgetbeheerder een administratiekantoor is; of

  • de budgetbeheerder ook de voorgestelde hulpverlener of huisgenoot van de voorgestelde hulpverlener is.

De keuze van een budgetbeheerder

Als de voorgestelde budgetbeheerder niet eerder een pgb-budget vanuit de gemeente heeft beheerd, vindt eerst een gesprek plaats. Hierbij zijn de voorgestelde budgetbeheerder, de pgb-aanvrager en/of zijn gemachtigde, en de gemeente aanwezig.

De gemeente gaat akkoord met een budgetbeheerder als:

  • de budgetbeheerder ouder is dan 18 jaar;

  • de budgetbeheerder in staat is de beheerstaken te vervullen;

  • de budgetbeheerder op de hoogte is van de eisen van de SVB, de Jeugdwet/Wmo, de verordening en nadere regels;

  • de budgetbeheerder de beheerstaken wil uitvoeren, zonder daarvoor een vergoeding te krijgen;

  • de budgetbeheerder aantoont dat hij of zij in staat is:

    • a.

      een aanbieder te kiezen die u de noodzakelijke hulp kan bieden;

    • b.

      sollicitatiegesprekken te voeren;

    • c.

      een contract aan te gaan;

    • d.

      de persoon die ondersteuning biedt aan te sturen;

    • e.

      de kwaliteit van de geleverde ondersteuning te controleren;

    • f.

      een juiste administratie bij te houden.

De budgetbeheerder ondertekent het pgb-plan en verklaart zich daarmee bereid, in staat en op de hoogte. De gemeente kan op elk moment onaangekondigd het beheer controleren.

Vervoer

In het pgb is vervoer inbegrepen bij het budget. U moet zelf of met behulp van uw netwerk het vervoer naar de aanbieder regelen. Wanneer dit niet lukt, krijgt u niet een hoger pgb.

4.2.4 PGB voor aanschaf hulpmiddel of woningaanpassing.

Het is mogelijk dat u een pgb ontvangt voor de aanschaf van een hulpmiddel of een woningaanpassing. Wanneer u met het pgb een hulpmiddel en woningaanpassing koopt, wordt u eigenaar van deze voorziening. Wij maken met u afspraken over het gebruik, afschrijftermijn, doorverkoop en eventuele inname wanneer de voorziening niet meer passend is.

4.3 Financiële tegemoetkoming

Wij kunnen maatwerk, in plaats van in Zorg in Natura, ook in de vorm van een financiële tegemoetkoming aanbieden. U ontvangt dan hulp in de vorm van een geldbedrag. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming voor de kosten die u maakt om de aangewezen voorziening aan te schaffen of hulp te regelen.

Een voorbeeld is de aanschaf van een sportrolstoel (zoals ook beschreven staat in 3.3.2). U mag zelf een aanbieder of leverancier kiezen en afspraken maken over hoe de ondersteuning wordt geleverd. Een financiële tegemoetkoming is een vooraf bepaald geldbedrag dat de noodzakelijke kosten ongeveer dekt. Een financiële tegemoetkoming hoeft dus niet volledig kostendekkend te zijn.

Kenmerken van een financiële tegemoetkoming zijn:

  • een financiële tegemoetkoming is een vast geldbedrag;

  • een financiële tegemoetkoming wordt aan u of aan een gemachtigde van u betaald;

  • een financiële tegemoetkoming hoeft niet volledig kostendekkend te zijn;

  • een financiële tegemoetkoming wordt niet verstrekt via de SVB;

  • wanneer u een financiële tegemoetkoming ontvangt, hoeft u geen eigen bijdrage te betalen voor de specifieke voorziening;

  • u kiest zelf een aanbieder of leverancier en maakt zelf afspraken over de invulling van de te leveren hulp en/of voorziening.

Dronten, 22 september 2020

Het college van Dronten,

drs. T. van Lenthe

secretaris

drs. J.P. Gebben

burgemeester

Bijlage 1 Begrippen

Beperking: De vermindering van mogelijkheden als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische of psychosociale handicap, die het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied tegenwerkt.

Cliëntondersteuner: Een onafhankelijke ondersteuner die een inwoner informatie, advies en algemene ondersteuning kan geven voor vragen over het sociaal domein. Een cliëntondersteuner is gratis voor de inwoner.

Collectief taxivervoer: Vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).

Dagdeel: Een morgen of middag waarin zorg wordt geleverd. Een dagdeel is 4 uur.

Gebruikelijke hulp: De hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

Gemeente: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten.

Gesprek: Een gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.

Gids: Een persoon die voor de gemeente Dronten werkt en ondersteuning kan regelen als dat nodig blijkt. De gids heeft de regie en is aanspreekpunt voor zowel een inwoner/gezin als betrokken professionals.

(de) Hulp: Een professional die de taken rondom schoon en leefbaarheid uitvoert.

Hulpvraag: De behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.

Inwoner: De persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft.

Maatwerk: Een op de inwoner afgestemde voorziening.

Mantelzorg: Langdurige (onbetaalde) hulp van familieleden of vrienden aan een hulpbehoevende. Dit gebeurt vanuit een sociale relatie en wordt niet gegeven in het kader van een hulpverlenend beroep.

Ondersteuningsplan: Een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp op een rij wordt gezet en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.

Participatiewet: Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om inwoners te helpen als zij wel kunnen werken, maar daarbij ondersteuning nodig hebben.

Persoonlijke situatie: Alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner.

Pgb: Persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.

Pgb-plan: Een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.

Professionele hulp(verlener): Iemand die beroepsmatig hulp verleent en voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn.

Sociaal Domein: Alle inspanningen die de gemeente verricht rond werk, participatie en zelfredzaamheid, zorg en jeugd, op basis van de Wmo 2015, de Participatiewet, Jeugdwet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. In de ruime, volledige zin van het woord vallen onder ‘sociaal domein’ ook alle aanverwante taken. Zoals handhaving bij leerplicht, het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten, passend onderwijs, leerlingenvervoer, de reguliere en bijzondere bijstand, schuldhulpverlening en (jeugd)gezondheidzorg.

Sociaal netwerk: Huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie heeft (inclusief mantelzorgers).

Voorziening: Hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb, geldbedrag of een combinatie daarvan.

Vrij toegankelijke hulp: Hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente. Denk hierbij bijvoorbeeld aan wijkteams en De Meerpaal Welzijn.

Wijknetwerk: Medewerkers van Maatschappelijke Dienstverlening Flevoland (MDF), Coloriet, Icare, Triade en Vitree, De Meerpaal Welzijn, de wijkagent en gidsen van de gemeente (Participatiewet, Wmo en Jeugd) maken deel uit van het wijknetwerk.

Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Via de Wmo ondersteunt de gemeente haar inwoners bij hun wil om zoveel mogelijk de regie over hun situatie in eigen handen te hebben en te houden. Op deze manier kunnen zij zo lang mogelijk thuis blijven wonen en deel (blijven) nemen aan de samenleving.

Woningaanpassing: Een bouwkundige aanpassing aan de woning, zoals een uitbouw, het verbreden van deuren of aanpassing aan de keuken. Een woningaanpassing is onderdeel van de woning en kan moeilijk verwijderd worden.

Woonsituatie: Hoe een inwoner woont. Wat is de samenstelling van het huishouden en hoeveel dagen per week verblijft de inwoner op het opgegeven woonadres.

Woningvoorziening: Een ‘losse’ voorziening voor in de woning zoals een tillift of traplift.

Zorgaanbieder: Aanbieder van zorg maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.

Bijlage 2 Schoon en leefbaar normenkader en frequenties

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

* Bij een tweepersoonshuishouden wordt uitgegaan van een frequentie van 5x per 2 weken voor de was, in een eenpersoonshuishouden is dat 2x per week.

Bijlage 3 Profielen individuele begeleiding en dagbesteding

Profiel 12: Behoefte aan individuele begeleiding aan volwassenen als gevolg van ouderdomsklachten.

In dit profiel is er bij de oudere sprake van een lichamelijke beperking of een somatische

aandoening als gevolg van veroudering. Ook ouderen met psychogeriatrische aandoeningen

vallen onder dit Ondersteuningsprofiel. Het kan ook gaan om volwassenen die vroegtijdige dementie ervaren of om inwoners met een verstandelijke beperking waarvan wij weten dat zij op jongere leeftijd ouderdomskwalen ontwikkelen.

Deze aandoeningen zijn van invloed op de zelfredzaamheid en belemmeren iemand bij het zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen omgeving. Deze doelgroep heeft extra ondersteuning nodig in de vorm van begeleiding aan huis.

Profiel 13: Behoefte aan individuele begeleiding aan volwassenen als gevolg van een lichamelijke, zintuigelijke of chronische ziekte.

In dit profiel is er bij de volwassene sprake van een lichamelijke of een somatische aandoening. Deze aandoeningen zijn van invloed op de zelfredzaamheid en belemmeren iemand bij het zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen omgeving. Dit vraagt om extra ondersteuning in de vorm van begeleiding aan huis. De beperking van de volwassene kan hoge eisen stellen aan de partner, kinderen, mantelzorgers.

Profiel 14: Behoefte aan individuele begeleiding aan volwassenen in het omgaan met psychosociale of psychiatrische problematiek.

In dit profiel is er bij de volwassene sprake van een psychosociale of psychiatrische

problematiek. De volwassene kan gedragsproblemen vertonen, emotionele problemen en problemen op school of werk als gevolg van deze aandoening. De problematiek kan gepaard

gaan met disfunctioneren in meerdere levens en ontwikkelingsgebieden. De volwassene

vraagt door zijn problematiek om specifieke vaardigheden van de omgeving.

Er kan sprake zijn van een problematische thuissituatie, waaronder de relatie met ouders of

partner. De begeleiding dient hiermee rekening te houden, met het oog op de effectiviteit van

de begeleiding van de volwassene met de omschreven aandoening. Vaak zal er sprake zijn (geweest) van behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet. Ook kan het gaan om motiveren en toe leiden naar andere vormen van hulpverlening zoals behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet. Deze problematiek is van invloed op de zelfredzaamheid en kan iemand belemmeren bij het zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen omgeving.

Dit vraagt om extra ondersteuning in de vorm van begeleiding aan huis.

Profiel 15: Behoefte aan individuele begeleiding aan volwassenen met een autisme spectrum Stoornis in combinatie met een normale/ hoge begaafdheid.

In dit profiel is er bij de volwassene sprake van ernstige psychosociale of psychiatrische

problematiek. De volwassene kan gedragsproblemen vertonen, emotionele problemen en problemen op school of werk als gevolg van deze aandoening. Problematiek kan gepaard

gaan met disfunctioneren in meerdere levens en ontwikkelingsgebieden. De volwassene

vraagt door zijn problematiek om specifieke vaardigheden van de omgeving.

Er kan sprake zijn van een problematische thuissituatie waaronder de relatie met ouders of

partner. De begeleiding dient hiermee rekening te houden met het oog op de effectiviteit van

de begeleiding van de volwassene met de omschreven aandoening. Vaak zal er sprake zijn (geweest) van behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet. Ook kan het gaan om motiveren en toe leiden naar andere vormen van hulpverlening zoals

behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet. Deze problematiek is van invloed op de zelfredzaamheid en kan iemand belemmeren bij het zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen omgeving. Dit vraagt om extra ondersteuning in de vorm van begeleiding aan huis.

Profiel 16: Behoefte aan individuele begeleiding aan volwassenen met een (licht) verstandelijke beperking.

In dit profiel is er bij de volwassene sprake van een (licht) verstandelijke beperking waardoor

er problemen dreigen te/zijn ontstaan op het terrein van de zelfredzaamheid en participatie.

De verstandelijke beperking kan voorkomen in combinatie met psychiatrische stoornissen

waarbij het een het ander kan beïnvloeden en versterken. Dit vraagt om extra ondersteuning in de vorm van begeleiding aan huis.

Profiel 17: Behoefte aan individuele begeleiding aan volwassenen als gevolg van een niet aangeboren hersenletsel.

In dit profiel is er bij de volwassene sprake van een somatische aandoening met grote

gevolgen voor het psychosociaal functioneren. De aandoening is van invloed op de zelfredzaamheid en kan iemand belemmeren bij het zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen omgeving.

De problematiek kan van invloed zijn op de ontwikkeling en gepaard gaan met disfunctioneren in meerdere levens en ontwikkelingsgebieden. De volwassene vraagt door zijn problematiek om specifieke vaardigheden van de omgeving. Dit vraagt om extra ondersteuning in de vorm van begeleiding aan huis. De inzet van Wmo individuele begeleiding is gericht op de hieronder beschreven resultaten.

Profiel 18: Behoefte aan dagbesteding voor volwassenen als gevolg van verminderde

maatschappelijke participatie in combinatie met de behoefte aan dagstructuur.

In dit profiel is er bij de volwassene sprake van een lichamelijke, somatische, verstandelijke,

psychiatrische of psychosociale beperking met grote gevolgen voor het psychosociaal

functioneren. Voor alle doelgroepen zoals omschreven bij de Ondersteuningsprofielen 12 t/m

17 worden vormen van dagbesteding gezocht.

De aandoening is van invloed op de zelfredzaamheid en kan belemmeren bij het zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen omgeving. De problematiek kan van invloed zijn op

de ontwikkeling en gepaard gaan met disfunctioneren in meerdere levens en

ontwikkelingsgebieden. De volwassene vraagt door zijn problematiek om specifieke

vaardigheden van de omgeving. Dit vraagt om extra ondersteuning in de vorm van dagbesteding.

De dagbesteding kan ook gericht zijn op het toe leiden naar vrijwilligerswerk of een vormen zijn van arbeidsmatige dagbesteding. De activiteiten van de dagbesteding moeten aansluiten bij de interesse en het functioneringsniveau van de volwassene en voldoende uitdaging en flexibiliteit bieden. Onderdeel van de begeleiding bij dagbesteding is het signaleren of alle leefgebieden stabiel blijven.

Bijlage 4 Wettenschema: overgang van zorg 18- / 18+

Soort Jeugdhulp

Wmo

ZVW

Verlengde jeugdhulp

Stopt

Jeugd-ggz

 

X

·    Indien de zorgaanbieder niet gecontracteerd is door de verzekeraar dan zijn er twee opties:

o  De jeugdige moet wisselen van zorgaanbieder

o  Gebruik maken van de overgangsregeling (Regeling overgang Jeugdwet naar ZVW bij bereiken 18 jaar)

 

 

Behandeling

 

 

X

Alleen als er nog jeugdhulpdoelen gelden

X

Begeleiding

X

 

 

 

Kortdurend verblijf

X

 

 

 

Pleegzorg

X

Indien de jeugdige niet wilt blijven wonen bij het pleeggezin en niet klaar is om zelfstandig te wonen:

o   Begeleid wonen

o   Kamertraining

 

X

Standaard tot 21 jaar, mits de jeugdige dit wilt.

 

 

X

Indien de jeugdige niet wilt blijven wonen bij het pleeggezin en zelfstandig kan wonen

 

 

Gezinshuis

X

Indien de jeugdige niet wilt blijven wonen in het gezinshuis en niet klaar is om zelfstandig te wonen:

o   Begeleid wonen

o   Kamertraining

 

X

Standaard tot 21 jaar, mits de jeugdige dit wilt.

 

 

X

Indien de jeugdige niet wilt blijven wonen in het gezinshuis en zelfstandig kan wonen

 

 

 

Wonen in een instelling

 

 

X

Indien de volgende woonvormen passend zijn:

o   Begeleid wonen

o   Kamertraining

 

 

 

 

X

Alleen als er nog jeugdhulpdoelen gelden

 

 

X

Indien het passend is voor de jeugdige om zelfstandig te wonen, verdere individuele begeleiding valt onder de Wmo

 

 

Bijlage 5 Plan 18 stappenplan

Plan 18, het stappenplan

Jouw Regeldingen

1 Kijk wat goed gaat (en zie wat nog beter kan) Klik op de link: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/achttien-jaar-worden/vraag-enantwoord/checklist-bij-18-jaar-worden.

2 Beantwoord de vragen

Na maximaal 7 antwoorden druk je op ‘Toon resultaat’.

3 Download je resultaten

Scroll naar beneden naar het blauwe blokje ‘Download als PDF’ en maak een print. Je kunt het document ook nog opslaan, als je wil.

4 Bekijk je resultaten.

Geef de vette regels een kleurtje met een arceerstift en lees de tekst onder deze gekleurde regels. Plaats een teken bij elk onderwerp: - een krulteken goed geregeld - een uitroepteken nog niet (helemaal) goed geregeld - niets ga ik later lezen.

5 Kies je eigen actielijst

Je kunt het voorbeeld op de website gebruiken of zelf een lijstje maken.

6 Vul je eigen actielijst

Zet de onderwerpen met een uitroepteken op de actielijst.

7 Werk aan jouw actielijst

Kies goede momenten en wees slim: laat je helpen, dat schiet lekker op!

8 Gefeliciteerd, als overal een krul staat ben jij klaar om 18 jaar te worden!

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Jouw Zelfredzaamheid

1 Kijk wat goed gaat in jouw leven (en zie wat nog beter kan)

Klik op de link: www.mijnzrm.nl/RespStartpagina en maak je eigen account aan.

2 Beantwoord de vragen

Nadat je de vragen hebt beantwoord kun je jouw resultaten bekijken.

3 Werk aan jouw ZRM

Net als bij de regeldingen kun je werken aan verbetering van jouw leven. Wees slim en laat je helpen!

4 Als je 18 bent geworden

De website ‘Mijn ZRM’ is er voor iedereen, ook voor volwassenen. Doe er je voordeel mee en doe geregeld de test!