Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen houdende regels omtrent de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2020

Geldend van 12-08-2020 t/m 13-08-2020

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen houdende regels omtrent de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2020

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • -

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • -

    Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Roerdalen 2020.

  • -

    Nadere regels: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Roerdalen 2020.

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht, de Verordening en de Nadere regels.

HOOFDSTUK 2. BEOORDELING MAATWERKVOORZIENINGEN

2.1 ALGEMEEN BEOORDELINGSKADER

Bij het beoordelen van aanspraken moet worden gekeken naar:

  • 1.

    Is de cliënt inwoner van de gemeente?

  • 2.

    Wat zijn de hulpvraag, problemen en beperkingen van de cliënt?

  • 3.

    Welke hulp is nodig om de hulpvraag op te lossen en het gewenste effect te bereiken?

  • 4.

    Valt de cliënt onder de doelgroep van de wet?

  • 5.

    Zijn er andere mogelijkheden, zoals de eigen kracht, mantelzorger(s) of iemand uit het sociale netwerk?

  • 6.

    Is sprake van gebruikelijke hulp?

  • 7.

    Zijn er (deels) algemeen gebruikelijke voorzieningen beschikbaar?

  • 8.

    Zijn er (deels) algemene voorzieningen beschikbaar?

  • 9.

    Zijn er (deels) andere voorzieningen beschikbaar?

  • 10.

    Welke aanvullende maatwerkvoorzieningen zijn vanuit de Wmo nog nodig om de hulpvraag op te lossen en het gewenste effect te bereiken.

Doelgroep van de Wmo

De doelgroep bestaat uit personen die in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit hun sociale netwerk niet voldoende zelfredzaam zijn of in staat zijn tot participatie. Kinderen die jonger zijn dan 18 jaar vallen, voor wat betreft maatwerkvoorzieningen, alleen onder de doelgroep als het gaat om hulpmiddelen, woningaanpassingen en vervoer (uitsluitend naar sociale activiteiten).

Inwoners met een Wlz-indicatie komen niet of niet langer voor Wmo voorzieningen in aanmerking. Vanaf 2020 worden nieuwe mobilteitshulpmiddelen (zowel rolstoelen als vervoersvoorzieningen) via de Wlz verstrekt. Mensen met een Wlz-indicatie die een hulpmiddel gebruiken dat is verstrekt vanuit de Wmo, houden hun hulpmiddel tot deze aan vervanging toe is.

Eigen verantwoordelijkheid

De eigen verantwoordelijkheid van de inwoner is een belangrijk uitgangspunt van de wet. De wet is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem zelf of met hulp van mantelzorgers, huisgenoten en personen uit het sociale netwerk op te lossen. Tot die eigen verantwoordelijkheid van de ingezetene behoort ook dat hij een beroep doet op familie en vrienden – zijn eigen sociale netwerk – alvorens hij bij de gemeente aanklopt voor hulp. Het is immers heel normaal dat mensen iets doen voor hun partner, familielid of goede vriend als die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Met de Wmo 2015 wil de regering het automatisme doorbreken dat ingezetenen zich bij elke hulpvraag tot de overheid wenden.

Onder de eigen verantwoordelijkheid wordt de eigen kracht, de hulp van mantelzorgers, de hulp van personen uit het sociale netwerk en gebruikelijke hulp verstaan.

Gebruikelijke hulp

Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan de hulp en zorg die huisgenoten elkaar bieden en behoren te bieden bij het voeren van een huishouden, of het uitvoeren van noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen. Hieronder wordt onder andere verstaan: aan- en uitkleden, zichzelf wassen, eten bereiden en opeten, begeleiding bij het uitvoeren of aansturen van dagdagelijkse taken.

Gebruikelijke hulp is niet van toepassing als:

  • 1.

    De huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft (d.w.z. door een arts vastgesteld) en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp ten behoeve van de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren.

  • 2.

    Een huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Om de dreigende overbelasting op te heffen kan een voorziening voor 3 maanden worden toegekend. Daarbij geldt het volgende:

    • a.

      wanneer de huisgenoot zijn (dreigende) overbelasting kan oplossen, eventueel met behulp van een voorliggende voorziening, dan wordt verwacht dat hij dit doet, of dat hij van deze voorziening gebruik maakt.

    • b.

      voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten. Dit geldt niet voor school of werk.

  • Het college kan de (dreigende) overbelasting door een deskundige laten onderzoeken.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

  • de voorziening is in de reguliere handel verkrijgbaar;

  • de voorziening wordt niet alleen door personen met een beperking gebruikt;

  • de voorziening is niet duurder dan vergelijkbare producten.

Er moet altijd in het individuele geval worden bekeken of de voorziening ook voor de cliënt in zijn specifieke situatie algemeen gebruikelijk is.

Algemene voorzieningen

Een algemene voorziening is een aanbod van diensten of activiteiten dat voor iedereen toegankelijk is en dat een bijdrage kan leveren aan de gevraagde maatschappelijke ondersteuning.

Andere voorzieningen

Andere voorzieningen zijn voorzieningen op grond van een andere wet, (bijvoorbeeld Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg), of in de omgeving aanwezige voorzieningen die voor de cliënt beschikbaar en bereikbaar zijn op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

Als de cliënt in aanmerking kan komen voor een andere voorziening, maar er voor kiest om daar geen gebruik van te maken, dan wordt er geen Wmo voorziening verstrekt.

2.2 ALGEMENE TOEGANGSCRITERIA

Langdurig noodzakelijk

Er is sprake van langdurig noodzakelijk als de beperkingen die ervoor zorgen dat de voorziening noodzakelijk is, zich minimaal 6 maanden zullen voordoen, zonder uitzicht op herstel. Is de voorziening korter noodzakelijk, dan is een uitleenservice beschikbaar (voor een hulpmiddel) of ondersteuning vanuit het sociaal netwerk (voor hulp bij het huishouden of begeleiding) voorliggend. Als er geen sociaal netwerk is dat de gebruikelijke zorg of mantelzorg kan bieden, dan kan begeleiding of hulp bij het huishouden ook voor een kortere periode worden toegekend.

Bij een wisselend beeld, waarbij periodes van verbetering en terugval elkaar opvolgen, kan echter uitgegaan worden van een langdurige noodzaak.

Bij een cliënt die terminaal is, is er sprake van langdurig noodzakelijk.

Goedkoopst passende voorziening

Wanneer twee of meer maatwerkvoorzieningen passend zijn, dan wordt gekozen voor de goedkoopste maatwerkvoorziening. Indien de cliënt een duurdere voorziening wil (die eveneens passend is) komen de meerkosten van die duurdere voorziening voor rekening van de cliënt. In deze situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een persoonsgebonden budget gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.

2.3 ALGEMENE WEIGERINGSGRONDEN

Afschrijvingsduur

Als een aanvraag betrekking heeft op een voorziening die cliënt in bezit of in bruikleen heeft en de normale afschrijvingstermijn is nog niet verstreken, dan wordt de aanvraag afgewezen.

Het college verstaat onder de normale afschrijvingstermijn de technische afschrijvingstermijn. Dit houdt in dat het college de voorziening niet hoeft te vervangen als deze economisch is afgeschreven, maar technisch nog in goede staat verkeert. Het college kan zich hierbij laten adviseren door een derde partij.

Verwijtbaarheid

Als een aanvraag betrekking heeft op vervanging van een onherstelbaar beschadigde of verloren voorziening wordt de aanvraag afgewezen, als:

  • -

    de cliënt de schade of het verlies van de voorziening verweten kan worden of;

  • -

    het risico van schade of verlies verzekerd is of op aanwijzing van de gemeente verzekerd had kunnen worden;

  • -

    als de schade veroorzaakt is door iemand anders en de cliënt deze persoon aansprakelijk kan stellen.

Niet voldoen aan verplichtingen

De cliënt heeft onder andere de volgende algemene verplichtingen:

  • Inlichtingenplicht.

    De cliënt moet het college alles meedelen wat van invloed is op het besluit. Dit geldt zowel tijdens het onderzoek als gedurende de looptijd van de indicatie. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook tijdens de indicatie concrete informatie en bewijsstukken van de cliënt vragen.

    Het niet naleven van de inlichtingenplicht kan leiden tot:

    • -

      Buiten behandeling laten of afwijzen van de aanvraag of

    • -

      Beëindigen van de maatwerkvoorziening en/of

    • -

      Herzien/intrekken van de maatwerkvoorziening en terugvorderen.

  • Medewerkingsplicht.

    De cliënt moet de medewerking verlenen die nodig is voor het doen van een (her)onderzoek, het nemen van een besluit of het onderhoud aan een maatwerkvoorziening.

    Deze medewerkingsplicht geldt ook voor huisgenoten indien het gaat om de beoordeling van eventuele gebruikelijke hulp.

    Het niet of onvoldoende meewerken kan leiden tot:

    • -

      Afwijzen van de aanvraag of

    • -

      Beëindigen van de maatwerkvoorziening en/of

    • -

      Herzien/intrekken van de maatwerkvoorziening en terugvorderen.

Rekening houden met bestaande en bekende beperkingen

Op het moment dat gezondheidsklachten optreden, verwacht het college dat de cliënt rekening houdt met eventuele beperkingen in zelfredzaamheid of participatie die in de toekomst gaan optreden en hier zelf een oplossing voor zoekt. Bij de keuzes die hij of zij maakt, wordt de cliënt geacht hier rekening mee te houden.

Tijdens het onderzoek wordt er gekeken wat de cliënt wanneer had kunnen voorzien en welke keuzes er zijn gemaakt.

Wonen in een woning die niet geschikt is voor permanente bewoning

Aan een cliënt die woont in een woning die niet geschikt is voor permanente bewoning, wordt geen woonvoorziening toegekend. Een hulpmiddel of dienst kan echter wel worden toegekend, ook al is de gemeente van mening dat de cliënt niet op die plaats mag wonen.

2.4 EIGEN BIJDRAGE

De eigen bijdrage ter hoogte van het abonnementstarief wordt op basis van de begin- en einddatum van de indicatie(s) gestart en gestopt.

HOOFDSTUK 3 MAATWERKVOORZIENINGEN

3.1 VOEREN VAN EEN GESTRUCTUREERD HUISHOUDEN

Omschrijving resultaat

Onder het voeren van een gestructureerd huishouden kunnen een aantal (sub)resultaten worden benoemd, zoals:

  • a.

    Cliënt beschikt over een schoon en leefbaar huis.

  • Hiermee wordt bedoeld dat de ruimten met een elementaire woonfunctie worden schoongehouden. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, een slaapkamer voor eigen gebruik, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap die nodig zijn om deze ruimtes te bereiken. De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.

  • b.

    Cliënt beschikt over goederen voor primaire levensbehoeften.

  • Als een cliënt en zijn sociale netwerk niet in staat zijn boodschappen te halen en er geen gebruik van een boodschappenservice kan worden gemaakt, dan kan de gemeente ondersteuning bieden bij bijvoorbeeld het eenmaal per week halen van boodschappen. Dit gaat om boodschappen voor het normale gebruik en niet voor bijzondere gelegenheden.

  • Ook het bereiden van maaltijden valt onder dit resultaat. Als cliënten niet zelf kunnen koken, kunnen zij voorliggend gebruik maken van een maaltijdservice of van kant-en-klaar maaltijden.

  • Als een cliënt aansporing nodig heeft om zelf de maaltijden te bereiden, dan kan dat onderdeel zijn van Wmo begeleiding.

  • Als een cliënt niet zelf kan eten, maar gevoerd moet worden, dan valt dat onder de Zvw.

  • c.

    Cliënt beschikt over gewassen (en gestreken) kleding.

  • Het gaat hierbij uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding moet hiermee rekening worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal om gebruik te kunnen maken van de algemeen gebruikelijke apparaten, zoals een wasmachine en een droger. Kledinginkopen en stomerij-service horen niet bij dit resultaatgebied, want zijn geen Wmo voorzieningen.

  • d.

    Cliënt kan thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

  • De ouder(s) is/zijn primair verantwoordelijk voor de zorg voor de kinderen. Er wordt gekeken of kinderopvang mogelijk is. Kinderopvang is de verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid (kinderopvangtoeslag). De gemeente kan tijdelijk de opvang regelen als de ouder(s) niet in staat is/zijn de zorg van de kinderen op zich te nemen en opvang binnen het sociale netwerk en kinderopvang geen passende oplossing is.

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is van toepassing indien er huisgenoten aanwezig zijn die de cliënt kunnen helpen met de huishoudelijke taken of deze kunnen overnemen.

Als er bij de cliënt thuiswonende kinderen zijn, dan wordt van de kinderen verwacht dat zij, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

Bij de beoordeling van gebruikelijke hulp bij kinderen, wordt rekening gehouden met het volgende:

  • -

    Kinderen (ouder dan 8 jaar en jonger dan 12 jaar) kunnen helpen met eigen speelgoed/spullen opruimen, tafel dekken en afruimen, afwassen, afdrogen, vaatwasser inruimen en uitruimen, kleding in de wasmand gooien.

  • -

    Kinderen (van 12 tot 18 jaar) kunnen, naast bovengenoemde taken, hun eigen kamer op orde houden. Hieronder valt rommel opruimen, stofzuigen en het eigen bed verschonen.

  • -

    Kinderen (van 18 tot 23 jaar) worden verondersteld de taken van een 1-persoonshuishouden uit te kunnen voeren. Alleen de eventuele extra tijd per taak die noodzakelijk is voor een meerpersoonshuishouden, kan worden geïndiceerd. De taken zijn:

    • o

      stofzuigen, dweilen en bedden verschonen;

    • o

      stof afnemen en opruimen;

    • o

      wasverzorging;

  • Bij het doen van boodschappen, verzorgen van maaltijden en afwassen is de tijd die nodig is voor het uitvoeren van de taak voor een eenpersoonshuishouden of meerpersoonshuishouden vrijwel gelijk. Hiervoor wordt dus in principe geen extra tijd geïndiceerd.

    Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.

Bij de beoordeling van gebruikelijke hulp bij volwassenen vanaf 18 jaar, wordt rekening gehouden met het volgende:

  • -

    Dat huisgenoten niet gewend zijn, of niet geleerd hebben huishoudelijke taken uit te voeren, is geen reden om hulp bij het huishouden toe te kennen. Indien niemand binnen het huishouden het kan uitleggen aan de persoon die het nog nooit gedaan heeft, dan wordt eventueel tijdelijk hulp bij het huishouden of begeleiding toegekend om huishoudelijke taken aan te leren.

  • -

    Dat huisgenoten vanwege leeftijd of beperkingen niet in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijke taken wordt niet zonder meer aangenomen, maar moet worden aangetoond.

  • -

    Dat huisgenoten studeren of werken is geen reden om hulp bij het huishouden toe te kennen. Er wordt verwacht dat zij dit naast studie of werk kunnen doen. Enkel in het geval een huisgenoot voor werk 7 aaneengesloten dagen van huis is, wordt dat meegewogen.

  • -

    Een kamerhuurder wordt buiten beschouwing gelaten, als er een huurovereenkomst is.

  • -

    Dat mensen die zelfstandig samenwonen op één adres (woongroepen, kamerverhuur, kloosterlingen), voor de gemeenschappelijke ruimtes één huishouden vormen, waarvoor zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn. Alleen voor eigen woonruimte van de cliënt kan hulp bij het huishouden toegekend worden.

  • -

    Mantelzorgwoningen worden met de hoofdwoning gezien als één huishouden. Er is slechts sprake van een apart huishouden als er een aparte keuken, woonkamer, slaapkamer én badkamer/toilet is.

Omvang hulp bij het huishouden

Bij het bepalen van de omvang van de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden wordt een normering gehanteerd (zie bijlage 1).

Indien een cliënt niet in staat is om regie te voeren over het huishouden, waardoor de hulp zelf het werk moet organiseren en aansturen, dan kan hulp bij het huishouden plus (Hbh 2) worden geïndiceerd. De normering hiervoor is opgenomen in bijlage 1 onder 1.7.

3.2 HET VERMOGEN OM ZELFSTANDIG TE LEVEN, HET HEBBEN VAN EEN DAGSTRUCTUUR, DEELNAME AAN HET MAATSCHAPPELIJK VERKEER EN HET VOEREN VAN REGIE DAAROVER

Omschrijving resultaat

Bij dit resultaatsgebied gaat het om het bevorderen, behoud of het compenseren van de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, teneinde opname in een instelling, verwaarlozing en/of escalatie(s) te voorkomen.

Dit resultaat kan worden onderverdeeld is een aantal (sub)resultaten. Deze (sub)resultaten worden gebruikt om doelen te bepalen voor de begeleiding.

1: Het vermogen om zelfstandig te leven met als subdoel(en):

  • -

    Cliënt kan zelfstandig wonen: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan zelfstandig een huishouden voeren: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt heeft een stabiele financiële situatie: het betreft groei

  • -

    Cliënt kan de administratie en post bijhouden: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan gezond leven en hier ook naar handelen: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt heeft zicht en controle over zijn/haar beperkingen en kan hiermee omgaan: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan zichzelf verzorgen: het betreft groei/stabiliteit

2: Het hebben van dagstructuur

  • -

    Cliënt heeft een regelmatige dagstructuur en ritme (opstaan, wassen, aankleden, op tijd klaarstaan): het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan een weekplanning maken: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt heeft een zinvolle dagbesteding: het betreft groei/stabiliteit

3: Deelnemen aan het maatschappelijke leven, met als subdoel(en):

  • -

    Cliënt heeft voldoende sociale contacten/sociaal netwerk: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan sociale contacten onderhouden: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan zichzelf verplaatsen/vervoeren: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan deelnemen aan georganiseerde activiteiten: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan gesprekken voeren met instanties: het betreft groei/stabiliteit

4: Het voeren van regie (in combinatie met andere resultaten) met als subdoel(en):

  • -

    Cliënt herkent problemen en kan hierop reageren: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan vaardigheden toepassen op het gebied van ……………..: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan besluiten nemen en de gevolgen daarvan wegen: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan initiatief nemen: het betreft groei/stabiliteit

  • -

    Cliënt kan zich aan regels en afspraken houden: het betreft groei/stabiliteit

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is van toepassing indien er volwassen huisgenoten aanwezig zijn die in staat zijn de cliënt begeleiding te bieden bij het uitvoeren of aansturen van dagelijks terugkerende taken. Als de begeleiding noodzakelijk is voor maximaal drie maanden, dan moeten de huisgenoten alle noodzakelijke begeleiding bieden.

Indien de begeleiding langdurig noodzakelijk is, dan moet een huisgenoot in ieder geval de cliënt begeleiden bij de maatschappelijke participatie (vervoer naar dagbesteding of huiskamer) en bij het bezoeken van sociale contacten en (medische) afspraken.

Taken die de huisgenoten zouden moeten doen als de cliënt überhaupt niet in het huis zou wonen, vallen zeker onder de gebruikelijke hulp, bijvoorbeeld administratie en organiseren van een dagstructuur.

Voor zover huisgenoten in staat zijn tot het leveren van meer dan gebruikelijke hulp (zeker als ze dat gewend zijn om te doen) dan is deze niet-gebruikelijke hulp afdwingbaar en hoeft daarvoor geen maatwerkvoorziening te worden ingezet.

Er wordt onderzocht welk deel van de niet-gebruikelijke hulp geleverd kan worden door de huisgenoot. Enkel voor het deel van de niet-gebruikelijke hulp waar de huisgenoot niet toe in staat is, kan professionele hulp ingezet worden door middel van een maatwerkvoorziening.

De huisgenoot die niet in staat is tot het leveren van niet-gebruikelijke hulp, kan niet de zorg alsnog verlenen, betaald vanuit een persoonsgebonden budget.

Vorm van begeleiding

Begeleiding wordt geboden in groepsverband of individueel. Begeleiding groep is voorliggend op individuele begeleiding. Afhankelijk van de te behalen (sub)resultaten wordt bepaald of begeleiding groep passend is, of dat individuele begeleiding moet worden ingezet.

Afbakening

Afbakening Zorgverzekeringswet

Wanneer de noodzaak voor persoonlijke verzorging voortvloeit uit de behoefte aan begeleiding, dan is ook de persoonlijke verzorging een Wmo voorziening. Veelal betreft dit de situatie dat een cliënt fysiek wel in staat is om zichzelf te verzorgen, maar hier aansturing bij nodig heeft.

Indien er een medische noodzaak is voor persoonlijke verzorging (waarnaast ook enige vorm van begeleiding geboden moet worden), dan valt deze begeleiding ook onder de zorgverzekeringswet.

Behandeling valt onder de Zorgverzekeringswet of de Wlz. Begeleiding omvat het oefenen en inslijpen van de in de behandeling aangeleerde vaardigheden en gedrag door het (herhaald) toepassen in de praktijk. Grofweg geldt dat aanleren bij behandeling (Wlz of Zorgverzekeringswet) hoort en toepassen bij begeleiding (Wmo).

Afbakening Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia) en Participatiewet

Begeleiding bij het krijgen en behouden van werk valt onder de Participatiewet of de Wia. Als iemand met begeleiding in staat is om de werken of een opleiding te volgen, dan is dat voorliggend op begeleiding groep vanuit de Wmo.

Omvang begeleiding

De omvang van de indicatie wordt bepaald door de gemeente, aan de hand van het eigen onderzoek, de gestelde doelen en eventueel het door de zorgaanbieder opgestelde ondersteuningsplan. Bij een heronderzoek wordt onderzocht of de gestelde doelen behaald zijn. Indien het gewenste resultaat nog niet is bereikt wordt ook beoordeeld of de ingezette zorgverlener wel de juiste zorgverlener is om het resultaat te bereiken.

Sportvoorziening

Een sportvoorziening kan onder de Wmo in een individuele situatie wellicht noodzakelijk zijn voor iemand om te kunnen participeren als er geen of onvoldoende andere participatiemogelijkheden zijn. Dit moet dus onderzocht worden in de individuele situatie.

3.3 ONTLASTEN VAN MANTELZORGERS

Omschrijving resultaat

De gemeente is op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het ondersteunen van mantelzorgers van cliënten zonder een Wlz indicatie. De gemeente waar de cliënt woont (aan wie de mantelzorger hulp biedt), is verantwoordelijk voor de ondersteuning van de mantelzorger.

Een belangrijke vorm van ondersteuning kan zijn het bieden van respijtzorg. Dat is zorg, waardoor de mantelzorger tijdelijk ontlast wordt van zijn taak, door de inzet van huishoudelijke hulp, begeleiding groep of kortdurend verblijf. Kortdurend verblijf betekent dat de cliënt voor korte tijd in een zorginstelling wordt verzorgd en verpleegd.

Het ontlasten van de mantelzorger heeft de volgende doelen:

  • a.

    Mantelzorger is in staat mantelzorg vol te houden

  • b.

    Het voorkomen van klachten ten gevolge van overbelasting

Afbakening

Afbakening met Zvw

Als inwoners om medische redenen (bijvoorbeeld na ontslag uit het ziekenhuis) kortdurend verblijf nodig hebben, dan valt dat onder de Zorgverzekeringswet.

De aanvullende zorgverzekering vergoedt in sommige gevallen een voorziening voor mantelzorgondersteuning. Indien de cliënt hiervoor verzekerd is, dan moet de cliënt hiervan gebruik maken, voorliggend op de Wmo voorziening. Indien dit niet voldoende ondersteuning biedt, of de verzekering de Wmo benoemt als voorliggend in de voorwaarden, is een toekenning vanuit de Wmo mogelijk.

Afbakening met Wlz

Als blijkt bij de aanvraag voor kortdurend verblijf dat de cliënt 24 uurs toezicht nodig heeft tijdens het verblijf, dan is dat geen Wmo meer, maar moet hiervoor een Wlz indicatie worden aangevraagd.

Omvang kortdurend verblijf

De omvang van kortdurend verblijf wordt vastgesteld in etmalen. Kortdurend verblijf wordt voor maximaal 3 etmalen per week toegekend, waarbij opsparen tot maximaal 6 weken per kalenderjaar is toegestaan.

Gedurende kortdurend verblijf bestaat geen aanspraak op begeleiding en/of hulp bij het huishouden.

3.4 NORMALE GEBRUIK VAN DE WONING

Omschrijving resultaat

Het normale gebruik van de woning omvat de activiteiten die een bewoner in zijn woning in elk geval verricht. Het gaat daarbij om slapen, wassen, toilet gebruiken, het bereiden en eten van voedsel, het zich verplaatsen in en om de woning. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woonruimte. Studeren, hobby’s of therapeutische activiteiten uitvoeren horen daar niet bij.

Onder een woonvoorziening wordt verstaan: een voorziening die er voor zorgt dat de cliënt de woning normaal kan gebruiken.

Wonen in een geschikt huis heeft de volgende doelen:

  • a.

    De woning is toe- en doorgankelijk.

  • b.

    Client kan normaal gebruik maken van de woning.

Verhuizing

Een verhuizing en de kosten daarvan zijn onderdeel van het normale leven. Dit geldt als een inwoner verhuist, omdat dit een wens is en hier geen directe medische noodzaak achter zit.

Als er door een medische oorzaak plotseling reden is om te verhuizen, dan kan door een maatwerkvoorziening een verhuiskostenvergoeding worden toegekend. De huidige woning is niet aan te passen voor een lager bedrag dan de verhuiskostenvergoeding.

Twee hoofdverblijven

In uitzonderingssituaties is er sprake van twee hoofdverblijven. Daarbij moet worden gedacht aan kinderen met beperkingen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed en daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder wonen en de andere helft van de tijd bij de andere ouder.

Gemeenschappelijke ruimten

De eigenaar van een wooncomplex is primair verantwoordelijk voor het aanbrengen van voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten. Indien het wooncomplex niet bestemd is voor ouderen of mensen met een beperking, kan het college de voorzieningen, genoemd in de verordening (art. 7, lid 5 sub d.) toekennen, na overleg met de eigenaar.

Renoveren algemeen gebruikelijk

Het renoveren van keuken, badkamer of toilet is na verloop van tijd algemeen gebruikelijk.

De leeftijd van de keuken, badkamer of toilet bepaalt of de woningaanpassing algemeen gebruikelijk is.

Als de keuken, badkamer of toilet ouder is dan 20 jaar, dan is een vervanging algemeen gebruikelijk. Alleen eventuele meerkosten die specifiek betrekking hebben op de beperking komen dan voor vergoeding in aanmerking.

Bouwkundig adviseur

Voor een onroerende woonvoorziening wordt in principe een bouwkundig advies gevraagd door het college, waarin een programma van eisen en kostenberekening is opgenomen. Voor kleine aanpassingen is geen bouwkundig advies noodzakelijk.

Woningsanering

Woningsanering betekent dat vloerbedekking of gordijnen wegens medische reden (longaandoening of allergie) vervangen moet worden. De vervanging van de artikelen is niet uit te stellen.

Het vervangen van vloerbedekking of gordijnen ouder dan 10 jaar is algemeen gebruikelijk. Alleen eventuele meerkosten die specifiek betrekking hebben op de beperking komen dan voor vergoeding in aanmerking.

3.5 VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

Omschrijving resultaat

  • -

    Client kan zich verplaatsen in en om de woning

Indien een cliënt zich niet meer zelfstandig (of met gebruik van een stok, rollator of ander hulpmiddel) in en om het huis kan verplaatsen, kan een rolstoel worden verstrekt.

3.6 LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Omschrijving resultaat

  • -

    Client kan zich verplaatsen in de directe woon- en leefomgeving

De directe woon- en leefomgeving betreft 15-20 km rond de woning.

Openbaar vervoer bereikbaar en bruikbaar.

De cliënt komt in aanmerking voor een vervoersvoorziening indien hij, op basis van zijn beperkingen, het openbaar vervoer niet kan bereiken of gebruiken. Kan de cliënt 800 meter zelfstandig, al dan niet met hulpmiddelen en in een redelijk tempo, lopen dan wordt de cliënt in staat geacht het openbaar vervoer te kunnen bereiken.

Zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer kan ook beperkt worden door:

  • niet in staat zijn om in en uit te stappen bij het gebruik van het openbaar vervoer;

  • lijden aan een verstandelijke handicap/psychische problematiek (dus ook dementie);

  • lijden aan visuele problematiek (slechtziend/blind);

Soorten vervoersvoorzieningen

Bij het bepalen van de goedkoopst passende vervoersvoorziening wordt rekening gehouden met vervoersbehoefte, frequentie, sociale en medische omstandigheden.

Vervoersbehoefte

De vervoersbehoefte van de cliënt (tot een maximum van 2000 km per jaar) dient als uitgangspunt om te bepalen welke vervoersvoorzieningen noodzakelijk zijn.

De volgende bestemmingen worden hierin meegenomen:

  • -

    Sociale contacten

  • -

    (Sport)verenigingen en culturele activiteiten

  • -

    Vervoer van kinderen naar school door ouder met een beperking

  • -

    Supermarkt, winkels, kapper

  • -

    Huisarts, tandarts, fysiotherapeut

Voor het vervoer naar het ziekenhuis (zittend ziekenvervoer), werk of onderwijs geldt dat er voorliggende voorzieningen zijn.

Primaat collectief vervoer

Collectief vervoer is een vorm van gedeeld vervoer specifiek gericht op mensen met een beperking. Bij vervoersvoorzieningen geldt het primaat van het collectief vervoer. Er moet een afweging worden gemaakt tussen de vervoersmogelijkheden van het collectief vervoer en de kenmerken van de cliënt, zijn beperkingen en vervoersbehoeften. Pas indien de cliënt geen gebruik daarvan kan maken of wanneer collectief vervoer geen passende voorziening is, wordt een andere maatwerkvoorziening verstrekt.

Aantal zones

Dit is binnen het collectief vervoer vertaald in een toekenning van maximaal 590 zones per jaar. Een uitzondering op het aantal zones kan worden gemaakt vanwege de persoonlijke situatie of vervoersbehoefte van de cliënt. Zo kan een uitzondering worden gemaakt indien:

  • de partner, een kind of de ouders van de cliënt in een instelling verblijven of

  • bij frequent bezoek aan ziekenhuis/arts/fysiotherapie

  • de cliënt gebruik maakt van de huiskamer Plus

Begeleiding tijdens vervoer

Als er tijdens de rit medisch noodzakelijke begeleiding (verzorging, toediening van medicatie, noodzaak van voortdurende begeleiding) nodig is, kan één begeleider kosteloos mee reizen (niet persoonsgebonden), via de OV-begeleiderskaart.

Maatwerkvoorziening voor vervoer

Indien het collectief vervoer niet, of niet geheel, kan voorzien in de vervoersbehoefte, kan er een (aanvullende) maatwerkvoorziening worden toegekend.

Bij een maatwerkvoorziening, zoals een driewielfiets of scootmobiel, moet er voldoende verkeersinzicht zijn om veilig aan het verkeer te kunnen deelnemen. Het college kan een rijvaardigheidsproef laten afnemen door een deskundige.

Scootmobiel of elektrische buitenrolstoel

De verstrekking van een scootmobiel gaat voor op de verstrekking van een elektrische buitenrolstoel. Er wordt slechts één van beide verstrekt.

Een scootmobiel wordt geïndiceerd indien de cliënt:

  • -

    zonder begeleider zelf zijn bestemming kan bepalen en vinden;

  • -

    regelmatig korte afstanden buitenshuis moet afleggen (blijkend uit vervoersbehoefte);

  • -

    niet in staat is om in een rustig tempo 800 meter te kunnen lopen, fietsen of bromfietsen;

  • -

    tegen weersinvloeden bestand is gedurende een groot deel van het jaar;

  • -

    kan in- en uitstappen (overschuiven);

  • -

    een goede zitbalans heeft;

  • -

    beschikt over stallings- en opladingsmogelijkheden;

  • -

    het voertuig kan bedienen en besturen.

Autoaanpassing

Er wordt gekozen voor een autoaanpassing als de kosten ervan goedkoper zijn dan een andere vervoersvoorziening. Ook kan een autoaanpassing worden toegekend als er geen andere geschikte vervoersoptie is.

Hierbij wordt rekening gehouden met het aantal jaren dat de autoaanpassing gebruikt kan worden.

In het algemeen geldt dat de aan te passen auto niet ouder mag zijn dan 3 jaar. De aanpassingen moeten nog minimaal 5 jaar meegaan. Is een auto ouder dan 3 jaar, dan dient een onderzoek ingesteld te worden naar de technische staat en de te verwachten levensduur van de auto.

Als de cliënt een tweedehands aangepaste auto aanschaft, kunnen de extra kosten van de aanpassing worden vergoed.

Het college kan zich ten aanzien van autoaanpassingen laten adviseren door een derde partij.

Onder een autoaanpassing vallen de kosten van de aanpassing zelf, inclusief een eventuele keuring achteraf.

Ondertekening

BIJLAGE 1: Normeringskader hulp bij het huishouden

1.1

Boodschappen

Boodschappenservice is algemeen gebruikelijk, beschikbaar en bruikbaar

Regieprobleem of niet in staat boodschappenlijst op te stellen, op te ruimen

15 minuten

indien geen boodschappenservice beschikbaar/ bruikbaar

60 minuten

1.2

Bereiding Broodmaaltijd

Bereiden, koffie/thee, klaarzetten, opruimen, afwassen per keer

max. 2 x per dag

15 minuten

1.3

Warme maaltijd

Maaltijdservice / kant en klaar maaltijden algemeen gebruikelijk

Opwarmen klaarzetten, opruimen, afwassen

15 minuten

Warme maaltijd bereiden (specifiek dieet, gezin met jonge kinderen < 12)

1.4

Licht huishoudelijk werk, stof afnemen, opruimen

Woning met 2 slk, of minder in dagelijks gebruik

40 minuten

Woning met 3 slk of meer in dagelijks gebruik

60 minuten

1.5

Zwaar huishoudelijk werk, stofzuigen, dweilen, bedden verschonen

Woning met 1 slaapkamer:

70 minuten

Woning met 2 slaapkamers:

  • Waarvan 1 in gebruik: 70 + 5 = 75 minuten

  • Waarvan 2 in gebruik: 70 + 5 = 75 minuten

75 minuten

Woning met 3 slaapkamers:

  • Waarvan 1 in gebruik: 70 + 5 + 5 = 80 minuten

  • Waarvan 2 in gebruik: 70 + 5 + 5 = 80 minuten

  • Waarvan 3 in gebruik: 100 minuten

Woning met vier slaapkamers:

  • Waarvan 1 in gebruik: 70 + 5 + 5 = 80 minuten

  • Waarvan 2 in gebruik: 70 + 5 + 5 = 80 minuten

  • Waarvan 3 in gebruik: 100 + 5 = 105 minuten

  • Waarvan 4 in gebruik: 100 + 5 = 105 minuten

Trappenhuis in woning

30 minuten

Ramen wassen (binnenkant 1x per kwartaal)

5 minuten

Aanwezigheid kinderen < 12 meerzorg, per kind

15 minuten

Hoge vervuilingsgraad t.g.v. de beperking meerzorg

30 minuten

1.6

Wasverzorging, sorteren, wassen, drogen, vouwen, strijken, opbergen

Eenpersoonshuishouden

45 minuten

Twee persoonshuishouden

60 minuten

Kinderen < 16 meerzorg, per kind

15 minuten

1.7

Organisatie van het huishouden, begeleiden bij uitvoering

Advies, instructie en voorlichting

30 minuten

Organisatie van het huishouden is altijd HBH2

1.8 Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen

Indien er sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang en verzorging van de kinderen, wordt eerst gecontroleerd welke opvang mantelzorg (of vrijwilligers als vervangende mantelzorg) op zich neemt, of welke algemeen gebruikelijke voorzieningen en voorliggende voorzieningen voor opvang kunnen zorgen.

Gebruik van kinderopvang/ crèche als voorliggende voorziening voor oppas van gezonde kinderen tot en met 5 dagen per week is redelijk. Indien de consulent na onderzoek weet dat de voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen niet aanwezig of niet toepasbaar zijn of zijn uitgeput, is bij uitval van de ouder in een éénoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind, een indicatie voor hulp bij het huishouden mogelijk. Deze indicatie kan tot 40 uur per week afgegeven worden voor oppas en opvang van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden). In deze periode moet een eigen oplossing worden gevonden.

  • -

    Max. 40 uur per week

De grondslag ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen.

Kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, gastouder, overblijfmogelijkheden op school, voor- en naschoolse opvang) is altijd voorliggend.

Een kind van 3 maanden of ouder kan gebruik maken van een kinderdagverblijf voor max. 5 dagen.

Voor kinderen tot en met 7 jaar geldt:

Naar bed brengen/uit bed halen 10 minuten per keer per kind

Wassen en kleden 20 minuten per dag per kind

Eten en/of drinken geven 20 minuten per broodmaaltijd

20 minuten per warme maaltijd

Babyvoeding: flesje 20 minuten per keer

Luier verschonen 5 minuten per keer

Naar school/crèche brengen 15 minuten per keer

Het is mogelijk om taken te combineren. Als kinderen op hetzelfde tijdstip naar bed gaan, telt dat voor 1 keer en niet per kind. De frequentie is gerelateerd aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind.

Factoren meerzorg: gedragsproblematiek bij kinderen

Factoren meer/minder zorg: leeftijd van de kinderen

Maximale duur voor de opvang is 3 maanden en bedraagt maximaal 40 uur per week.

Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen is altijd Hbh 2.

1.9 Incidenteel grondig werk

Geïndiceerde uren per week

Beschikbare uren per kalenderjaar voor incidenteel grondig werk

0 tot 3 uur

9

3 tot 4,5 uur

11

Vanaf 4,5 uur

13

Toekenning extra uren

De toekenning van de extra uren geldt niet in alle gevallen. Onderstaand overzicht laat zien hoe er zal worden omgegaan met de toekenning van de extra uren.

Langdurige indicatie

Bij een langdurige indicatie (minimaal 6 maanden) wordt de toekenning van extra uren automatisch meegenomen in het besluit. Wel dient de consulent in het rapport aan te geven dat er extra uren worden geïndiceerd voor ‘incidenteel grondig werk’.

Kortdurende indicatie

Bij een kortdurende indicatie wordt de toekenning van extra uren niet automatisch meegenomen in het besluit. De consulent dient een afweging te maken of de extra uren worden ingezet en dient dit te motiveren in het rapport.

Tijdelijke ophoging

Bij een tijdelijke ophoging van de indicatie wordt de toekenning van extra uren niet automatisch meegenomen in het besluit. De consulent dient een afweging te maken of de extra uren worden ingezet en dient dit te motiveren in het rapport.

Beëindiging

Bij een beëindiging blijft het volledig toegekende aantal extra uren in stand. Het staat de cliënt vrij de extra uren aan het begin van de indicatie volledig te gebruiken.

Wijzigingen (bv bij verhuizing / overlijden partner

Bij een wijziging blijft het volledig toegekende aantal extra uren in stand. Het staat de cliënt vrij de extra uren aan het begin van de indicatie volledig te gebruiken.