Subsidieregeling Onderwijskansen Capelle aan den IJssel 2020

Geldend van 08-08-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-08-2020

Intitulé

Subsidieregeling Onderwijskansen Capelle aan den IJssel 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelet op de Algemene subsidieverordening Capelle aan den IJssel 2017 (ASV);

overwegende dat:

  • -

    het college op basis van artikel 3 van de ASV bij subsidieregeling vaststelt welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie;

  • -

    het college op basis van artikel 3 van de ASV bij subsidieregeling tevens kan bepalen welke doelgroepen in aanmerking komen voor subsidie;

  • -

    de ASV op het verstrekken van subsidies van toepassing is, voor zover daarvan niet bij subsidieregeling wordt afgeweken;

  • -

    de ASV op onderdelen bij subsidieregeling kan worden aangevuld;

  • -

    de gemeente Capelle aan den IJssel wil dat kinderen zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers en dat ieder kind, ongeacht in welk gezin hij of zij wordt geboren en de omgeving waarin hij of zij opgroeit, de kans krijgt om zich vanaf jonge leeftijd te ontwikkelen en mee te doen, zoals beschreven in ‘Kansen voor ieder kind, notitie onderwijskansenbeleid’, vastgesteld door de gemeenteraad op 20 april 2020;

  • -

    de gemeente Capelle aan den IJssel van het Rijk middelen ontvangt voor het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden en dat ook schoolbesturen via de lumpsum hiervoor een financiële bijdrage van het ministerie van OCW ontvangen en dus een eigen financieringsstroom hebben.

Besluit vast te stellen de Subsidieregeling Onderwijskansen Capelle aan den IJssel 2020.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Doelgroep: kinderen tot en met 12 jaar met (risico op) een onderwijsachterstand die staan ingeschreven op een adres in de gemeente Capelle aan den IJssel en die ook feitelijk in de gemeente wonen.

  • b.

    Onderwijsachterstand: van een onderwijsachterstand is sprake als een kind ten opzichte van leeftijdsgenoten achter loopt in het onderwijs, terwijl het niet door zijn of haar aanleg wordt beperkt. De achterstand is te wijten aan de omgeving waarin het kind opgroeit. Factoren die van invloed zijn, zijn het opleidingsniveau van de ouders/verzorgers, de verblijfsduur van het kind in Nederland, het herkomstland van de ouders/verzorgers en het gebruik van een schuldregeling door de ouders/verzorgers.

  • c.

    Schoolmaatschappelijk werk: de inzet van een persoon (schoolmaatschappelijk werker) die op school professionele, kortdurende hulpverlening biedt aan kinderen met ontwikkelings- en opgroeiproblemen en die tevens ondersteuning biedt aan leerkrachten/docenten.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is alleen van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 en artikel 4 bedoelde activiteiten.

Artikel 3. Activiteiten gericht op de doelgroep

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die zich richten op de doelgroep en die aansluiten bij één of meer van de volgende thema’s:

    • a.

      Taalstimulering: het stimuleren van de ontwikkeling van de Nederlandse taal.

    • b.

      Pedagogisch partnerschap: het bevorderen van samenwerking en afstemming tussen ouders/verzorgers van kinderen uit de doelgroep en mede-opvoeders zoals scholen en kinderopvang.

    • c.

      Doorgaande ontwikkelingslijn en aansluiting voorschoolse voorzieningen-basisonderwijs-voortgezet onderwijs: het bevorderen van een doorlopende ontwikkeling van de doelgroep en een soepele overgang tussen diverse educatieve voorzieningen.

    • d.

      Binnen- en buitenschools leren/21ste-eeuwse vaardigheden: het bevorderen dat de doelgroep zich binnen en buiten school kan uitdrukken via beeldende vorming, dans, drama en muziek. Ook activiteiten die bijdragen aan de competenties van de doelgroep als 21ste-eeuwse burgers vallen hieronder.

    • e.

      Ondersteuning: het bieden van ondersteuning en hulp aan de doelgroep.

    • f.

      Interprofessionele samenwerking: het stimuleren van samenwerking en afstemming tussen onder andere kinderopvang, onderwijs en jeugdhulp gericht op betere ondersteuning van de doelgroep.

  • 2. De activiteiten dienen aan te sluiten bij de doelstellingen van de rijksbijdrage voor onderwijsachterstanden, namelijk het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden in de Nederlandse taal, het voorkomen van segregatie en het bevorderen van integratie.

  • 3. Activiteiten en voorzieningen die vallen onder de definitie van jeugdhulp die wordt gegeven in artikel 1.1 van de Jeugdwet zijn uitgesloten van subsidiëring op grond van deze subsidieregeling.

Artikel 4. Schoolmaatschappelijk werk

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3, kan ook subsidie worden verstrekt voor schoolmaatschappelijk werk gericht op leerlingen van scholen voor speciaal basisonderwijs en voortgezet onderwijs in de gemeente Capelle aan den IJssel.

Artikel 5. Prestatieafspraken

Met subsidieontvangers worden in de subsidiebeschikking afzonderlijke afspraken gemaakt over de specifiek te verrichten activiteiten en de in dat kader te leveren prestaties.

Artikel 6. Subsidieontvangers

  • 1. Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt aan een bij notariële akte opgerichte rechtspersoon.

  • 2. Subsidie voor schoolmaatschappelijk werk als bedoeld in artikel 4, wordt uitsluitend verstrekt aan de besturen van scholen voor speciaal basisonderwijs en voor voortgezet onderwijs in de gemeente Capelle aan den IJssel.

Artikel 7. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Ten aanzien van de activiteiten bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt alleen subsidie verleend voor de redelijkerwijs te maken kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteit.

  • 2. Subsidie voor schoolmaatschappelijk werk op scholen voor speciaal basisonderwijs, als bedoeld in artikel 4, bedraagt maximaal 75% van de redelijkerwijs te maken kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteit. Het betrokken schoolbestuur levert een bijdrage van minimaal 25% in de kosten.

  • 3. Subsidie voor schoolmaatschappelijk werk op scholen voor voortgezet onderwijs, als bedoeld in artikel 4, bedraagt maximaal 50% van de redelijkerwijs te maken kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteit. Het betrokken schoolbestuur levert een bijdrage van minimaal 50% in de kosten.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 6, tweede lid, van de ASV dient de aanvrager in de aanvraag voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aannemelijk te maken dat de kinderen die hij met zijn activiteit wil bereiken behoren tot de doelgroep.

  • 2. In aanvulling op het bepaalde in artikel 6, tweede lid, van de ASV beschrijft de aanvrager in de aanvraag om subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, eveneens:

    • a.

      met welke andere partner(s) in het sociaal domein de activiteit wordt uitgevoerd dan wel met welke andere partner(s) in het sociaal domein de aanvraag inhoudelijk is afgestemd;

    • b.

      welke eigen middelen voor de uitvoering van de activiteit worden ingezet. Indien de aanvrager een schoolbestuur is, dan dient hij tevens aan te geven hoe de eigen onderwijsachterstandsgelden worden ingezet en of deze mede ten goede komen aan de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt, in afwijking van artikel 7, eerste lid van de ASV, ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het gemeentelijke begrotingsjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag om een subsidie die niet per kalenderjaar wordt verstrekt wordt, in afwijking van artikel 7, tweede lid van de ASV, ingediend vanaf 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het gemeentelijke begrotingsjaar waarop de aanvraag betrekking heeft tot uiterlijk 10 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Aanvragen ingediend voor of na de termijn genoemd in het eerste en tweede lid worden niet in behandeling genomen.

Artikel 10. Beslistermijn

  • 1. In afwijking van artikel 8, eerste lid van de ASV, beslist het college op een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, binnen acht weken nadat de uiterste aanvraagdatum, te weten 1 oktober, is verstreken.

  • 2. Het college kan de termijn genoemd in het eerste lid eenmaal met ten hoogste 8 weken verdagen.

Artikel 11. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1. Jaarlijks wordt door de gemeenteraad de programmabegroting vastgesteld met daarin een verdeling van de beschikbare middelen per subsidieregeling. De aldus in de programmabegroting opgenomen middelen gelden voor deze subsidieregeling als subsidieplafond in de zin van artikel 4:22 van de Awb.

  • 2. De verdeling van het subsidieplafond voor subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en die conform artikel 9, eerste lid, zijn aangevraagd voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, vindt plaats op basis van een verdeling naar rato over de subsidieaanvragen die voor toewijzing in aanmerking zouden komen als hierdoor het subsidieplafond niet zou worden overschreden. De subsidieaanvragen die voor de voorgeschreven aanvraagdatum zijn ontvangen en die voldoen aan de eisen van artikel 6 van de ASV, worden eerst getoetst aan de overige artikelen van de ASV. Als de beoordeling op grond van de ASV geen aanleiding geeft om de aanvraag af te wijzen, wordt de aanvraag getoetst aan deze subsidieregeling. Indien het totaalbedrag van de aanvragen die na deze toetsing voor toewijzing in aanmerking komen het subsidieplafond overschrijdt, worden de beschikbare middelen naar rato over de aanvragen verdeeld, tot het maximum van het subsidieplafond.

  • 3. De verdeling van het subsidieplafond voor andere aanvragen om subsidie, vindt plaats op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen die voldoen aan de eisen van de ASV en deze subsidieregeling. Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag wordt ontvangen, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 12. Verplichtingen

  • 1. De gemeente Capelle aan den IJssel organiseert in de loop van een kalenderjaar bijeenkomsten met als doel de afstemming en het onderling leren op het gebied van onderwijskansen te bevorderen. Ontvangers van subsidies voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, worden hiervoor uitgenodigd. Zij zijn verplicht om per kalenderjaar ten minste twee van deze bijeenkomsten bij te wonen en daar te rapporteren over de voortgang van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit(en).

  • 2. Subsidieontvangers die activiteiten ontplooien met of voor kinderen dienen een beleid te voeren, gericht op het waarborgen van een veilige omgeving voor kinderen.

  • 3. Bij de subsidieverlening kunnen aan de subsidieontvanger nog andere dan de in het eerste en tweede lid vermelde verplichtingen worden opgelegd.

Artikel 13. Slotbepalingen

  • 1. De Subsidieregeling Onderwijsachterstanden Capelle aan den IJssel 2018 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 augustus 2020.

  • 3. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Onderwijskansen 2020.

Ondertekening

Capelle aan den IJssel, 14 juli 2020.

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris,

drs. A. de Baat

de burgemeester,

mr. P. Oskam

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling bevat op onderdelen specifieke aanvullingen of wijzigingen op de ASV.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de regeling wordt in artikel 3, eerste lid, gesproken over de doelgroep, dat wil zeggen kinderen met (risico op) een onderwijsachterstand. De verdeling van middelen die gemeenten ontvangen voor het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden, is met ingang van 2019 gebaseerd op de volgende criteria die bepalen of iemand tot de doelgroep behoort en voorspellen of er sprake is van (kans op) een onderwijsachterstand: het opleidingsniveau van de ouders/verzorgers, de verblijfsduur van het kind in Nederland, het herkomstland van de ouders/verzorgers en het antwoord op de vraag of ouders/verzorgers gebruik maken van een schuldregeling.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 3. Activiteiten gericht op de doelgroep

De activiteiten bedoeld in het eerste lid die voor subsidie in aanmerking komen, dienen te vallen onder een van de genoemde thema’s.

  • a.

    Bij ‘taalstimulering’ kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de inzet van een schakelklasleerkracht, het organiseren van een zomerschool en de inzet van programma’s zoals de VoorleesExpress of Boekstart.

  • b.

    Bij het bevorderen van ‘pedagogisch partnerschap’ kan bijvoorbeeld worden gedacht aan taalprogramma’s die ouders/verzorgers thuis met hun kind kunnen uitvoeren of activiteiten die de uitwisseling van informatie tussen peuteropvang en thuis bevorderen.

  • c.

    De doorgaande ontwikkelingslijn en de aansluiting tussen diverse educatieve voorzieningen kan bijvoorbeeld worden bevorderd door het gebruik van dezelfde programma’s of aanpakken en te zorgen voor een warme overdracht van (informatie over) doelgroepkinderen.

  • d.

    Het stimuleren van binnen- en buitenschools leren en van 21ste-eeuwse vaardigheden bij de doelgroep kan bijvoorbeeld gebeuren via sportieve en culturele activiteiten op basisscholen en in KinderLabs.

  • e.

    Bij ‘ondersteuning’ kan worden gedacht aan de inzet van jeugdhulpprofessionals in en om school en kinderopvang, aan huiswerkbegeleiding en de inzet van mentoren of maatjes.

  • f.

    Bij interprofessionele samenwerking kan worden gedacht aan experimenten met de school als werkplaats van diverse professionals die zich met kinderen bezighouden.

Bovenstaande activiteiten dienen gericht te zijn op de doelgroep, zijnde: kinderen tot en met 12 jaar met (risico op) een onderwijsachterstand die staan ingeschreven op een adres in de gemeente Capelle aan den IJssel en die ook feitelijk in de gemeente wonen.

Artikel 4. Schoolmaatschappelijk werk

In tegenstelling tot de activiteiten in artikel 3, die gericht zijn op de doelgroep, is schoolmaatschappelijk werk bedoeld voor alle leerlingen met ontwikkelings- en opgroeiproblemen op scholen voor speciaal basisonderwijs én voor voortgezet onderwijs in de gemeente Capelle aan den IJssel. Dit kunnen dus ook jongeren ouder dan 12 jaar zijn.

Schoolmaatschappelijk werk is een laagdrempelige voorziening om sociaal-emotionele problemen van jeugdigen (en hun opvoeders) zo vroeg mogelijk te signaleren en de jeugdigen en opvoeders van adequate informatie en advies te voorzien en zo nodig te interveniëren c.q. toe te leiden naar passende hulpverlening. Via preventieve en hulpverlenende activiteiten stimuleert de schoolmaatschappelijk werker de sociaal-emotionele ontwikkeling en het zelfstandig functioneren van leerlingen en ondersteunt hij leerkrachten bij het omgaan met deze problematiek bij jeugdigen.

Reguliere basisscholen krijgen deze vorm van ondersteuning van een jeugd- en gezinscoach van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Hiervoor kan geen subsidie worden aangevraagd.

Artikel 5. Prestatieafspraken

In de subsidiebeschikking kunnen de te verrichten activiteiten nader worden gespecificeerd. Hierbij kan worden gedacht aan het maken van afspraken over te bereiken aantallen en de wijze van tussentijdse verantwoording (zie ook artikel 12).

Artikel 6. Subsidieontvangers

Op grond van artikel 3 van de ASV bepaalt het college voor zover van toepassing in een subsidieregeling tevens wie voor subsidie in aanmerking komt. In dit artikel wordt voor de Subsidieregeling Onderwijskansen vastgelegd aan welke partijen een subsidie kan worden verstrekt.

Artikel 7. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie voor schoolmaatschappelijk werk is bestemd voor de ureninzet van een professioneel schoolmaatschappelijk werker. De subsidie is nadrukkelijk niet bedoeld voor eventuele kosten die een subsidieontvanger maakt in zijn rol als opdrachtgever van deze schoolmaatschappelijk werker, zoals kosten voor de inrichting van een werkplek of overleguren.

Omdat schoolmaatschappelijk werk zich op het snijvlak beweegt van onderwijs en jeugdhulp, zijn de kwaliteit en de financiering van deze werksoort een gezamenlijk belang en een gezamenlijke verantwoordelijkheid van schoolbesturen en gemeente. Aangezien op scholen voor basisonderwijs verhoudingsgewijs veel meer Capelse kinderen zitten dan op scholen voor voortgezet onderwijs, is een grotere gemeentelijke bijdrage voor schoolmaatschappelijk werk in het basisonderwijs op zijn plaats.

Dit verklaart het verschil in de eigen bijdrage bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel.

Artikel 8. Aanvraag

Binnen het sociale domein is samenwerking tussen partijen noodzakelijk om doelen te bereiken. Dat geldt zeker voor het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden en het stimuleren van onderwijskansen. Met het toekennen van subsidie voor onderwijskansen wordt ook beoogd op dit terrein de afstemming en het onderling leren tussen organisaties te bevorderen. Daarom is in de regeling de verplichting opgenomen dat een subsidieaanvraag ofwel wordt ingediend in samenwerking met een andere partij binnen het sociale domein, ofwel dat de subsidieaanvraag en de uit te voeren activiteit van tevoren zijn afgestemd met één of meer andere partijen.

Daarnaast wordt gevraagd om inzicht te geven in de bijdrage of inzet die een aanvrager zelf zal leveren om de activiteit uit te voeren. Dit kan een financiële bijdrage zijn maar ook de inzet van expertise, personeel of het beschikbaar stellen van ruimte of materiaal.

Omdat schoolbesturen via de lumpsum van het Rijk zelf ook middelen ontvangen voor de aanpak van onderwijsachterstanden wordt in lid 2, onder b, gevraagd naar de inzet van die middelen.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

In de ASV en in deze subsidieregeling worden twee soorten subsidies onderscheiden; subsidie voor de duur van een kalenderjaar en subsidie die niet per kalenderjaar wordt verstrekt (aangeduid als 'andere aanvragen om subsidie' of 'andere subsidies').

Subsidies die voor de duur van een kalenderjaar worden verstrekt, dienen te worden aangevraagd vóór 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat subsidies die niet per kalenderjaar worden verstrekt, het gehele jaar door kunnen worden aangevraagd, maar niet eerder dan 1 oktober van het jaar

voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft en niet later dan 10 weken voordat de

aanvrager wil beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 10. Beslistermijn

Het eerste lid van dit artikel bevat een afwijking van artikel 8, eerste lid van de ASV. Deze afwijking houdt in dat het college pas beslist op een aanvraag om een subsidie voor de duur van een kalenderjaar, binnen 8 weken na 1 oktober, in plaats van binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Het tweede lid houdt in dat bovenstaande beslistermijn eenmaal met maximaal 8 weken kan worden verlengd.

De besluitvorming over andere aanvragen om subsidie (die dus niet per kalenderjaar worden verstrekt) vindt plaats conform ASV, dus binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend. Ook deze termijn kan eenmaal met maximaal 8 weken worden verlengd.

Artikel 11. Subsidieplafond en wijze van verdeling

De raad stelt met het vaststellen van een subsidieplafond een maximum aan het bedrag dat voor bepaalde subsidies beschikbaar is. Als het totaal van de aanvragen die voor toewijzing in aanmerking komen het subsidieplafond overschrijdt, wordt ten aanzien van subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt dit bedrag naar rato verdeeld.

Om te bepalen of een aanvraag voor toewijzing in aanmerking komt, wordt eerst onderzocht of de aanvragen op tijd zijn ingediend en compleet zijn, alsmede of zij voldoen aan de overige eisen die in de ASV worden gesteld. In dit kader wordt ook afgewogen of er een reden is om de aanvraag af te wijzen op grond van een van de afwijzingsgronden van artikel 9 van de ASV. Vervolgens worden de aanvragen getoetst aan deze subsidieregeling. Daarbij wordt onder meer beoordeeld of de aanvraag activiteiten betreft die op grond van de subsidieregeling in principe kunnen worden gesubsidieerd en of de aanvrager behoort tot de doelgroep van de subsidieregeling. Als het totaalbedrag van de aanvragen die na deze procedure zouden kunnen worden toegewezen het bedrag van het subsidieplafond overschrijdt, wordt dit bedrag naar rato verdeeld.

Voor de andere aanvragen om subsidie wordt het subsidieplafond verdeeld op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Als een aanvraag niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan te vullen. In dat geval geldt de datum waarop de aanvraag compleet is als ontvangstdatum.

Artikel 12. Verplichtingen

In het eerste lid van dit artikel wordt een verplichting opgelegd om verslag te doen van de voortgang van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten tijdens ten minste 2 bijeenkomsten die door de gemeente in het betreffende kalenderjaar worden georganiseerd. Het doel hiervan is de samenwerking en afstemming binnen het sociale domein te stimuleren en te faciliteren dat subsidieontvangers van elkaar leren en elkaar inspireren.

Een belangrijk aspect van het creëren van een veilige omgeving voor kinderen (bedoeld in het tweede lid van dit artikel) is het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bij de invulling van het beleid, dat erop gericht is om een veilige omgeving voor kinderen te waarborgen, kan gedacht worden aan het vragen van een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) van medewerkers die met kinderen werken.

Tevens kan gebruik worden gemaakt van de toolkit en het stappenplan zoals omschreven op de website www.inveiligehanden.nl.

Artikel 13. Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zichzelf.