Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden houdende regels omtrent de tegemoetkoming in kosten van de kinderopvang (Beleidsregels inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie Leiden 2020)

Geldend van 01-08-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden houdende regels omtrent de tegemoetkoming in kosten van de kinderopvang (Beleidsregels inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie Leiden 2020)

Besluiten:

  • 1.

    vast te stellen bijgaande Beleidsregels inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie Leiden 2020 met daarin de wijziging dat bij een aanvraag voor de tegemoetkoming een plan van aanpak wordt ingediend waarin staat hoe de aanvrager gaat komen tot een situatie waarin ondersteuning via een gemeentelijke tegemoetkoming niet meer nodig is ;

  • 2.

    de ingangsdatum van de nieuwe beleidsregels te stellen op 1 augustus 2020;

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a. College: het college van Burgemeester en Wethouders;

  • b. Ouder: hiermee wordt bedoeld de ouder(s) of verzorger(s) van het kind;

  • c. Kind: hiermee wordt verwezen naar alle kinderen in het gezin waarvoor een tegemoetkoming SMI wordt aangevraagd;

  • d. Overal waar ‘hij’ staat dient hij of zij gelezen te worden;

  • e. Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep

Deze regeling is van toepassing voor gezinnen woonachtig in Leiden:

  • a.

    waarbij de ouder een lichamelijke of psychische beperking heeft, waardoor opvang van het kind noodzakelijk is, of;

  • b.

    waar door een (medische) crisissituatie de ouder niet in staat is voor het kind te zorgen; of;

  • c.

    wanneer er vastgesteld is dat de veiligheid van het kind in het geding is; of,

  • d.

    waarbij kinderopvang in het belang is van een goede en gezonde ontwikkeling of de veiligheid van het kind, en:

  • e.

    die aantoonbaar niet zelf in de kinderopvang kunnen voorzien, geen beroep kunnen doen op een andere passende voorziening en niet behoren tot de in de Wet Kinderopvang benoemde doelgroepen.

Artikel 3 Aanvraag tegemoetkoming

  • 1. Bij een aanvraag om tegemoetkoming overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      de reden waarom kinderopvang gewenst is en voor hoeveel dagdelen;

    • b.

      de reden waarom niet zelf in de kinderopvang kan worden voorzien, geen beroep kan worden gedaan op een andere passende voorziening en geen beroep kan worden gedaan op de kinderopvangtoeslag;

    • c.

      een plan van aanpak om te komen tot een situatie waarin ondersteuning via een gemeentelijke tegemoetkoming niet meer nodig is;

    • d.

      gegevens omtrent het toetsingsinkomen.

  • 2. De aanvraag wordt gedaan met een door het college beschikbaar gesteld (digitaal) aanvraagformulier.

Artikel 4 Beslistermijn

  • a. Het college besluit over de aanvraag van de ouder binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens en stelt de ouder hiervan door middel van een beschikking op de hoogte;

  • b. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 5 Vaststellen recht op tegemoetkoming SMI

  • 1. Het college stelt op aanvraag van de ouder vast of hij een persoon is zoals bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • 2. Voor het vaststellen van de noodzaak en omvang van de kinderopvang, baseert de gemeente zich op het oordeel van het sociaal medisch adviesteam van de GGD Hollands Midden en het plan om te komen tot een situatie waarin ondersteuning via een tegemoetkoming niet meer nodig is;

  • 3. De tegemoetkoming wordt voor een termijn van maximaal 12 maanden verstrekt, gerekend vanaf de ingangsdatum van de tegemoetkoming. Na gestelde termijn in de beschikking vindt een herbeoordeling plaats van de noodzaak en omvang van kinderopvang. Voor de vaststelling van de termijn wordt o.a. aangesloten bij het ingediende plan van aanpak om te komen tot een situatie waarin ondersteuning via een tegemoetkoming niet meer nodig is;

  • 4. Indien nodig kan het college een tussentijds advies over noodzaak en omvang van de kinderopvang vragen aan de GGD.

Artikel 6 Omvang en aard van de kinderopvang

  • 1. Het college stelt de omvang van het aantal uren kinderopvang vast op maximaal drie dagen of zes dagdelen per week voor kinderdagopvang en voor buitenschoolse opvang maximaal 3 dagen per week;

  • 2. Het college verleent de tegemoetkoming uitsluitend wanneer de opvang plaatsvindt in een opvangvoorziening geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK).

Artikel 7 Hoogte van de eigen bijdrage

  • 1. De ouder betaalt een eigen bijdrage in de kosten van de kinderopvang afhankelijk van het toetsingsinkomen;

  • 2. Voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage als bedoeld in lid 1 wordt de tabel gebruikt voor het betreffende kalenderjaar, zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming in kosten kinderopvang, de Regeling indexering kinderopvang en de daarbij behorende bijlage.

Artikel 8 Verplichtingen

  • 1. De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming;

  • 2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn;

  • 3. wanneer de ouder de inlichtingenplicht, zoals genoemd in het eerste en tweede lid, schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming dan wel een te hoog vastgestelde tegemoetkoming heeft ontvangen, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. Het college verleent de tegemoetkoming met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen;

  • 2. Als op de datum onder lid 1 nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal starten.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouder afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11 Intrekking

De Beleidsregels inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie (2011) worden ingetrokken met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze beleidsregels (2020).

Artikel 12 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1. Deze regeling treedt na bekendmaking in werking per 1 augustus 2020;

  • 2. De ouder die vóór 1 augustus 2020 reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie ontvingen, behouden deze conform hun beschikking tot de termijn herbeoordeling conform de ‘Beleidsregels Sociaal Medische Indicatie 2011’.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie Leiden 2020.

Ondertekening

Toelichting bij de beleidsregels

Inleiding

De regeling Sociaal Medische Indicatie (SMI) is een vangnetregeling die gemeenten de mogelijkheid geeft om gezinnen tijdelijk financieel te ondersteunen in de kosten van kinderopvang als zij door bepaalde medische of sociale omstandigheden tijdelijk niet in staat zijn om de zorgtaken voor de kind (eren) op zich te nemen en geen recht hebben op kinderopvangtoeslag van het rijk. (Een van) de ouders kunnen bijvoorbeeld niet werken door (psychische) ziekte of door een crisis in het gezin.

Het uiteindelijke streven is om het gezin in de positie te krijgen dat de ouders weer meedoen aan het arbeidsproces en/of er weer een opvoedingssituatie in het gezin komt die de SMI overbodig maakt. De SMI-regeling is opdracht van het Rijk, waar de gemeente zelf invulling aan geeft.

De redenen waardoor ouders tijdelijk in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang op basis van de SMI verschillen per geval, bijvoorbeeld:

  • Een kind of de ouder heeft een lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke of psychische beperking waardoor andere kinderen in het gezin beter af zijn met kinderopvang.

  • Het gezin is in een sociale of medische crisissituatie beland waardoor de ouders niet in staat zijn de verzorging van het kind op zich te nemen.

  • Als kinderopvang in het belang is van de goede en gezonde ontwikkeling van het kind.

Artikel 2 Doelgroep

ad e. Het gaat ook om ouders die geen sociaal netwerk hebben dat de opvang van het kind kan organiseren. Onder ‘andere passende voorziening’ valt o.a. opvang in het eigen netwerk of een peuterspeelzaal.

Artikel 3, sub c Aanvraag tegemoetkoming / plan van aanpak

De tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie is een tijdelijke vangnetregeling voor bijzondere gevallen. Het is nodig aan te geven in een plan hoe de aanvrager denkt te komen tot een situatie waarin geen beroep meer hoeft te worden gedaan op deze tegemoetkoming. Dat kan zijn omdat:

  • e.

    kinderopvang niet meer nodig is of

  • f.

    dat een regulier beroep op kinderopvangtoeslag mogelijk wordt.

Het plan is geen uitgebreid plan maar een alinea waar inzicht wordt gegeven in het perspectief, een doorkijkje naar mogelijke termijn van uitstroom. Hulpvragen bij het opstellen van het plan zijn; aan welke optie wordt gewerkt (a/b)? Wat is nodig? Hoe wordt daar aan gewerkt? Wanneer worden bepaalde acties afgerond? Hulp bij de aanvraag en het formuleren van een plan van aanpak is mogelijk in buurtvoorzieningen welzijn (sterke sociale basis) en indien nodig bij SWT/JGT. Mocht in het gezin een 1gezin1plan zijn dan is het logisch daarbij aan te sluiten.

Artikel 5

ad c. de termijn van de geldigheid van de beschikking is maximaal 12 maanden. Voor de termijn kan aangesloten worden bij de termijnen genoemd in het plan van aanpak om te komen tot een situatie waarin ondersteuning via een tegemoetkoming niet meer nodig is of bij het bereiken van de leeftijd van 4 jaar van het kind.

Artikel 7 Hoogte van de eigen bijdrage

De eigen bijdrage kan via de Bijzondere Bijstand vergoed worden, mits de ouder aan de voorwaarden voor Bijzondere Bijstand voldoet.