Algemene subsidieverordening Den Haag 2020

Geldend van 24-07-2021 t/m 30-06-2023

Intitulé

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020

De raad van de gemeente Den Haag,

gezien het voorstel van het college van 10 juli 2020,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de navolgende Algemene subsidieverordening Den Haag 2020.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

- accountant:

onafhankelijke registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

- college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- de-minimissteun:

steun die wordt verstrekt op basis van een verordening van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun;

- Europees steunkader:

een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of verordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

- subsidieregeling:

krachtens deze verordening door het college vastgestelde algemeen verbindende voorschriften;

- Verdrag:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47).

- verstrekking:

verlening, dan wel ingeval de subsidie direct wordt vastgesteld, vaststelling.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen, en subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag is vereist als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Verstrekking door het college

Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.

Artikel 4 Verstrekking aan rechtspersonen of natuurlijke personen

Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen. Het college kan subsidie verstrekken aan natuurlijke personen wanneer de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verstrekking zich hiertegen niet verzetten.

Artikel 5 Subsidieregelingen

Het college kan bij subsidieregeling nadere regels vaststellen met betrekking tot de activiteiten en doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, het doel van de subsidie, de wijze van berekening, de aan de subsidie te verbinden voorschriften, de wijze van verantwoorden en de vergoeding voor vermogensvorming met subsidie.

Artikel 6 Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Het college verwijst in subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, naar het toepasselijk steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst het college in de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijk steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het toepasselijk steunkader.

Artikel 7 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betreffende subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Het college wijst bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4. Subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd verleent het college onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

Artikel 8 De aanvraag subsidie

  • 1. De aanvrager dient de aanvraag voor een subsidie schriftelijk in bij het college. Als het college hiervoor een aanvraagformulier heeft vastgesteld, gebruikt de aanvrager dat formulier.

  • 2. De aanvraag om subsidie bevat de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      zo concreet mogelijk de doelen en de resultaten die met de te subsidiëren activiteiten worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan die doelen bijdragen;

    • c.

      de mate waarin de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • d.

      een begroting inclusief een dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van alle bij bestuursorganen, private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • e.

      als de aanvrager een onderneming is tevens een verklaring over ontvangen de-minimissteun (de-minimisverklaring); en

    • f.

      het bankrekeningnummer waarnaar de subsidie kan worden overgemaakt.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer een subsidie aanvraagt die per boekjaar wordt verstrekt, voegt aan de aanvraag tevens toe: een kopie van de meest actuele statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar.

  • 4. Bij subsidieregeling kan het college van de voorgaande leden afwijken.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

  • 1. Aanvragen om subsidie die het college per boekjaar verstrekt, worden ingediend uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 12 weken voor aanvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen stellen.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 9, tweede en derde lid, binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen stellen.

  • 4. Als het college een voorgenomen subsidieverstrekking overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag aanmeldt bij de Europese Commissie, wordt de beslistermijn opgeschort met ingang van de dag waarop het voornemen is aangemeld tot de dag waarop de Europese Commissie de beslissing omtrent het steunkarakter van de aanvraag aan het college heeft bekendgemaakt.

Hoofdstuk 3 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Artikel 11 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      als tegen de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd is met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      de aanvrager een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader; of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden weigert het college de subsidie in ieder geval als voldoende aannemelijk is dat de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd.

  • 4. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als de aanvrager doelstellingen beoogt, activiteiten zal ontplooien of boodschappen uitdraagt die in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de openbare orde;

    • c.

      als de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende middelen – uit eigen middelen of uit middelen van derden – kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • d.

      als subsidieverlening anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • e.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen;

    • f.

      als de aanvrager of een persoon wiens gedraging aan hem kan worden toegerekend handelt in strijd met de krachtens wettelijk voorschrift geregelde verplichting om aanwijzingen van een toezichthouder in acht te nemen of in strijd met artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • g.

      als de subsidieverstrekking in strijd is met een wettelijk voorschrift;

    • h.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • i.

      als de subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen.

  • 5. Onverminderd artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college een eenmaal verleende subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de onder de voorgaande leden bedoelde gevallen.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

Artikel 12 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen worden verricht, of dat hij niet of niet geheel zal voldoen aan de geldende verplichtingen.

  • 2. De ontvanger van een subsidie per boekjaar informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de verleningsbeschikking verbonden verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet zal kunnen nakomen; en

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) of het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De ontvanger van een subsidie per boekjaar heeft toestemming nodig van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. De subsidieontvanger van een subsidie per boekjaar stelt het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar, tenzij de subsidieregeling of verleningsbeschikking anders bepaalt.

  • 5. De subsidieontvanger werkt mee aan onderzoek door of in opdracht van het college voor de evaluatie van de subsidieverstrekking, subsidieregeling of de ontwikkeling van het beleid, onder meer door het verschaffen van informatie en stukken.

Artikel 13 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Het college kan de subsidieontvanger verplichten om tussentijds rekening en verantwoording af te leggen over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven.

  • 3. Het college kan aan de subsidieontvanger ook andere subsidieverplichtingen opleggen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze verplichtingen strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4. Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen ter bevordering van:

    • a.

      social return bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      duurzaamheid bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      inclusie;

    • d.

      diversiteit;

    • e.

      de toegankelijkheid van de gesubsidieerde activiteiten voor mensen met een beperking.

  • 5. Naast de verplichtingen uit het vorige lid, kan het college bij subsidieregeling ook andere verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze voorschriften betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 14 Kostensoorten

Als het college in de verleningsbeschikking de subsidie heeft verdeeld over verschillende kostensoorten, mag de subsidieontvanger subsidie niet overhevelen van de ene kostensoort naar de andere kostensoort, tenzij de subsidieregeling dit mogelijk maakt of het college hier uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend.

Artikel 15 Bevoorschotting

Als het college besluit voorschot te verstrekken op een subsidie, vermeldt de verleningsbeschikking de hoogte en de termijnen van de voorschotten.

Artikel 16 Verrekening

Het college kan subsidies die op grond van deze verordening zijn verstrekt, verrekenen met:

  • a.

    andere op grond van deze verordening aan subsidieontvanger verleende of vastgestelde subsidies die het college terugvordert; en

  • b.

    overige jegens het college in te lossen bestuursrechtelijke geldschulden van de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening

Artikel 17 Wijze van verantwoorden

  • 1. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk op 30 april van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waar de subsidieverlening op ziet.

  • 2. Indien de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling de jaarstukken moet indienen en voor de subsidieontvanger door het rijk bij wettelijk voorschrift een sectorspecifieke verantwoordingsdatum voor het aanleveren van de jaarstukken is vastgesteld, dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk op de door het rijk vastgestelde datum.

  • 3. Bij subsidieregeling en in bijzondere gevallen bij de verleningsbeschikking kan het college een andere termijn stellen. Deze termijn eindigt niet eerder dan 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 4. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag met:

    • a.

      een beknopte beschrijving van de gesubsidieerde activiteiten, waaruit blijkt in hoeverre:

      • 1°.

        de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht;

      • aan de verplichtingen is voldaan; en

      • de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd; en

    • b.

      een toelichting op de gerealiseerde verschillen ten opzichte van de verleningsbeschikking.

  • 5. Indien de subsidieregeling of verleningsbeschikking dit voorschrijft bevat de aanvraag tot vaststelling tevens een financieel verslag. Het financieel verslag is op dezelfde wijze ingericht als de bij de aanvraag om subsidie overgelegde begroting en bevat:

    • a.

      een gespecificeerd overzicht van de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven; en

    • c.

      een toelichting op de gerealiseerde verschillen ten opzichte van de verleningsbeschikking.

  • 6. Bij subsidieregeling en in bijzondere gevallen per subsidiebesluit kan het college afwijken van het vierde en vijfde lid.

Artikel 18 Aanvullende verantwoording subsidies van meer dan € 100.000

  • 1. In aanvulling op artikel 17, bevat de aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie van meer dan € 100.000 het volgend accountantsproduct:

    • a.

      indien de subsidie alleen met een inhoudelijk verslag wordt verantwoord: een assurance-rapport over het inhoudelijk verslag; of

    • b.

      indien een financieel verslag onderdeel uitmaakt van de verantwoording: een controleverklaring over het financieel verslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.

  • 2. Indien het assurance-rapport of de controleverklaring niet goedkeurend is kan het college aanvullende informatie opvragen bij de subsidieontvanger.

  • 3. Bij subsidieregeling en in bijzondere gevallen bij de verleningsbeschikking kan het college afwijken van het eerste lid.

  • 4. Het college kan een model voor het assurance-rapport en de controleverklaring vaststellen.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen over de reikwijdte en intensiteit van de controle die aan het assurance-rapport of de controleverklaring ten grondslag ligt.

Artikel 19 Kenbaarheid wijze van verantwoorden

De verleningsbeschikking vermeldt de wijze van verantwoording van de te ontvangen subsidie.

Artikel 20 Termijn vaststelling subsidies

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen 20 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling. Het college kan deze termijn eenmaal met maximaal 8 weken verlengen.

  • 2. Als het college de aanvraag tot subsidievaststelling niet of niet compleet heeft ontvangen voor het in artikel 17, eerste tot en met derde lid, bedoelde tijdstip, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvrager de aanvraag niet indient binnen de nieuwe termijn, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 21 Vorming reserve of voorziening

  • 1. Als het college een subsidie vaststelt voor een lager bedrag dan het bedrag van de verlening, vordert het college het overschot terug.

  • 2. Bij een per boekjaar verstrekte subsidie kan het college in afwijking van het eerste lid, op aanvraag van de subsidieontvanger, bij het besluit tot vaststelling bepalen dat de subsidieontvanger het overschot geheel of gedeeltelijk aan een reserve of voorziening mag toevoegen.

  • 3. Bij subsidieregeling en bij een besluit als bedoeld in het tweede lid kan het college nadere eisen stellen aan het toevoegen van subsidie aan een reserve of voorziening.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 22 Wijze van opstellen aanvragen

De aanvrager stelt de aanvraag en de bijbehorende bijlagen zoveel mogelijk zo op dat deze geschikt zijn voor openbaarmaking en toegankelijk zijn voor het algemeen publiek.

Artikel 23 Administratie van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger zorgt ervoor dat de administratie op overzichtelijke wijze wordt gevoerd. Uit de administratie moet het college op elk moment de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen kunnen nagegaan.

  • 2. Als de subsidieontvanger de subsidie financieel moet verantwoorden, bevat de administratie van alle relevante uitgaven en inkomsten bewijsstukken waaruit de aard en de omvang van de geleverde prestaties duidelijk blijkt.

    De subsidieontvanger dient de bewijsstukken van de uitgaven en inkomsten niet in bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie, tenzij in de subsidieregeling of bij de verleningsbeschikking anders is bepaald.

  • 3. Rechtspersonen zijn verplicht alle schriftelijke stukken met betrekking tot het vaststellen van de subsidie, in aansluiting op artikel 10 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, zeven jaar te bewaren.

  • 4. De subsidieontvanger die geen rechtspersoon is als bedoeld in het vorige lid, is verplicht alle schriftelijke stukken met betrekking tot het vaststellen van de subsidie 5 jaar te bewaren, tenzij de subsidieregeling of verleningsbeschikking anders bepaalt.

  • 5. Gedurende de termijn als bedoeld in het derde en vierde lid, kan het college alle schriftelijke stukken met betrekking tot het vaststellen van de subsidie opvragen.

Artikel 24 Review accountant

Het college kan een review laten uitvoeren op de door de accountant van subsidieontvanger verrichte werkzaamheden inzake het assurance-rapport of de controleverklaring.

Artikel 25 Vergoeding vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarde verschuldigd.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding gaat het college uit van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt. Bij verlies of beschadiging van eigendommen gaat het college uit van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerend goed betreft, wordt de waarde bepaald door één of drie onafhankelijke deskundigen.

  • 4. Als de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het tweede lid geen vergoeding verschuldigd.

Artikel 26 Standaardberekeningswijzen van tarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1. Het college kan een standaard berekeningswijze en een maximum van de tarieven voorschrijven voor het bepalen van de subsidiabele kosten.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van tarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijk steunkader.

Artikel 27 Toezicht op naleving

  • 1. Het college kan ambtenaren of derden-deskundigen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening vastgestelde voorschriften.

  • 2. Een ieder is verplicht om de door de in het eerste lid bedoelde toezichthouder gegeven aanwijzingen na te leven.

Artikel 28 Hardheidsclausule

  • 1. In bijzondere gevallen kan het college een of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 7, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

  • 2. In een subsidieregeling of andere nadere regeling op basis van deze verordening kan het college bepalen dat het in bijzondere gevallen van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan afwijken als daaraan vasthouden, gelet op het belang of de belangen die met deze bepalingen worden gediend, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 september 2020.

Artikel 30 Wijziging Algemene subsidieverordening Den Haag 2014

De Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 wordt gewijzigd als volgt.

A. Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op:

  • a.

    de verstrekking van subsidies die op basis van deze verordening zijn aangevraagd vóór 1 september 2020;

  • b.

    subsidieverstrekking op basis van subsidieregelingen die het college vóór 1 september 2020 heeft vastgesteld op basis van deze verordening, en

  • c.

    overige aanvragen om subsidie waarop is beslist vóór 1 september 2020 en waarop deze verordening van toepassing is verklaard.

B. Artikel 5 vervalt.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening Den Haag 2020.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 14 juli 2020.

De griffier, Lilianne Blankwaard-Rombouts en de voorzitter, Jan van Zanen.