Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Achtkarspelen houdende regels omtrent de aanpak van woonoverlast (Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Achtkarspelen)

Geldend van 29-07-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Achtkarspelen houdende regels omtrent de aanpak van woonoverlast (Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Achtkarspelen)

Doel:

Deze beleidsregel heeft als doel regels te stellen met betrekking tot het opleggen van een gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet, juncto artikel 2:79 Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Achtkarspelen.

De burgemeester van de gemeente Achtkarspelen:

gelet op artikel 151d Gemeentewet;

gelet op artikel 2:79 Algemene plaatselijke verordening gemeente Achtkarspelen;

Besluit:

Vast te stellen de:

Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Achtkarspelen

luidende als volgt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. ernstige en herhaaldelijke hinder: overlast, in welke vorm dan ook, die naar algemene maatstaven in het maatschappelijk verkeer als ernstig valt te kwalificeren, zo mogelijk gestaafd met feitelijke gegevens op basis van waarnemingen, al dan niet in combinatie met metingen, en die herhaaldelijk wordt veroorzaakt.

  • 2. omwonenden: personen die woonachtig zijn in de directe nabijheid van de woning of het erf van waaruit de overlast plaatsvindt en die belanghebbend zijn.

  • 3. een andere geschikte wijze: bemiddeling, hulpverlening, handhaving of een andere maatregel die als doel heeft de beëindiging van de overlast.

  • 4. BRP: Basis Registratie Personen.

  • 5. gedragsaanwijzing: een aanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of bestuursdwang, waarin staat welke hinderlijke gedragingen moeten worden beëindigd en binnen welke termijn.

  • 6. begunstigingstermijn: de termijn die in de last onder bestuursdwang of dwangsom wordt gesteld waarbinnen het veroorzaken van hinder moet worden gestopt.

Hoofdstuk 2 Meldingen

Artikel 2. Wijze van melden van overlast

  • 1. De omwonenden dan wel diegenen die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente.

  • 2. Indien het een woning betreft van een woningcorporatie, kan de overlast worden gemeld aan de woningcorporatie.

Artikel 3. Procedure huurwoningen woningcorporaties en particuliere verhuur

  • 1. Daar waar sprake is van overlast vanuit een huurwoning van een woningcorporatie, zal de woningcorporatie in eerste instantie zelf alles doen wat in haar macht ligt om de overlast te beëindigen (o.a. d.m.v. (buurt)bemiddeling, rechterlijke gedragsaanwijzing, ontbinding van de huurovereenkomst).

  • 2. Een melding die bij de gemeente binnenkomt maar ziet op overlast vanuit een huurwoning van een woningcorporatie, wordt doorgestuurd naar desbetreffende woningcorporatie.

  • 3. Indien een woningcorporatie al datgene wat in hun macht ligt heeft ingezet om de overlast te beëindigen en er is nog steeds sprake van overlast, of er ontstaat een urgente situatie, dat wil zeggen dat haast is geboden, dan kan de burgemeester besluiten om gebruik te maken van zijn bevoegdheid neergelegd in art.151d Gemeentewet.

Hoofdstuk 3 Procesbeschrijving

Artikel 4. Aanpak overlastsituatie

  • 1. De burgemeester bekijkt welke aanpak mogelijk is om een einde te maken aan de overlast. Hierbij wordt altijd eerst gekeken of een voorliggende voorziening zoals buurtbemiddeling, ingezet kan worden of dat de melding wordt doorgezet naar een hulpverleningsinstantie. Mediation of hulpverlening in combinatie met handhaving is ook een mogelijke aanpak.

  • 2. Bij het beoordelen van de situatie geldt een voorkeursvolgorde, waarbij een volgende interventie pas aan de orde is indien de aanpak van de overlastsituatie met toepassing van andere wettelijke instrumenten niet mogelijk is of niet effectief is gebleken én een eerdere, minder ingrijpende interventiemaatregel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.

    • Op hoofdlijnen geldt hierbij een opbouw van licht naar zwaar:

      • a.

        een “gesprek” met overtreder (bijvoorbeeld met de wijkagent, via buurtbemiddeling/dorpenteam of via een vorm van mediation).

      • b.

        een op schrift gestelde vooraankondiging van de burgemeester, waarbij wordt gewezen op de mogelijkheid tot het opleggen van een (met een dwangsom versterkte) gedragsaanwijzing of het opleggen van een last onder bestuursdwang.

      • c.

        het daadwerkelijk opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een bestuursrechtelijke herstelsanctie of het toepassen van bestuursdwang. Binnen deze stap wordt een prioritering toegepast waarbij aansluiting wordt gezocht bij het handhavingsbeleid van de gemeente.

Artikel 5. Psychische en/of psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

  • 1. Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de overlastgever(s) kamp(t)(en) met een psychische of psychiatrische aandoening.

  • 2. Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er altijd een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

Artikel 6. Toepassing van art.151d Gemeentewet

  • 1. Als er geen einde komt aan de overlast door hulpverlening, bemiddeling of handhaving, dan weegt de burgemeester af of de casus in aanmerking komt voor de toepassing van art.151d Gemeentewet.

  • 2. Het belangrijkste criterium is of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden. Of aan dat criterium wordt voldaan, wordt vastgesteld aan de hand van feitelijke informatie (objectivering).

  • 3. Naast ernstige en herhaaldelijke hinder neemt de burgemeester in elk geval de volgende indicatoren mee:

    • a.

      De frequentie waarmee de hinder zich voordoet ofwel het aantal meldingen dat is gedaan;

    • b.

      De mate waarin de hinder door een toezichthouder en/of politieambtenaar is geconstateerd;

    • c.

      De mate van gevaar of de mate van risico;

    • d.

      De mate waarin de leefbaarheid en/of openbare orde wordt verstoord;

    • e.

      De aard van de hinder.

Hoofdstuk 4 Gebodsbepaling en maatregelen

Artikel 7. Vooraankondiging

  • 1. Als het dossier – als bedoeld in artikel 6 - een beroep op art.151d Gemeentewet rechtvaardigt, dan stuurt de burgemeester een vooraankondiging last onder dwangsom of bestuursdwang aan de veroorzaker(s).

  • 2. De burgemeester zal degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de BRP is ingeschreven, in eerste instantie sommeren er voor zorg te dragen dat door de gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden meer wordt veroorzaakt.

  • 3. In de vooraankondiging staat welke gedragingen moeten worden beëindigd en/of niet mogen worden herhaald. In de vooraankondiging wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld indien het hinderlijke gedrag niet stopt of wordt herhaald.

Artikel 8. Gedragsaanwijzing burgemeester in de vorm van besluit last onder dwangsom of besluit bestuursdwang

  • 1. Indien de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte wijze kon worden tegengegaan, dan kan de burgemeester een met dwangsom versterkte gedragsaanwijzing opleggen.

  • 2. Indien de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte wijze kon worden tegengegaan en het in de lijn der verwachting ligt dat een last onder dwangsom niet effectief zal zijn, kan de burgemeester toepassing geven aan gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang.

  • 3. De burgemeester zal in de gedragsaanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid omschrijven welke gedragingen moeten stoppen en binnen welke termijn.

Artikel 9. Gedragsaanwijzing inhoudende aanwezigheidsverbod

  • 1. De in artikel 8 bedoelde last kan eveneens inhouden een verbod om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf voor de duur van tien dagen.

  • 2. Het verbod om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf zal pas worden uitgevaardigd wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing (dwangsom/bestuursdwang) niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat (beëindiging van de hinder) zal leiden.

  • 3. De burgemeester vaardigt een verbod uit om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf, voor een periode van tien dagen. Bij ernstige vrees voor verdere overtreding wordt het verbod verlengd tot maximaal vier weken.

  • 4. Op het opleggen van een dergelijk verbod is de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

Artikel 10. Afwijkingsbevoegdheid

Conform de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Algemene Wet Bestuursrecht kan van dit beleid worden afgeweken.

Artikel 11. Begunstigingtermijn en rechtsbescherming

  • 1. Voor de gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 8, indien nodig, een begunstigingstermijn. Deze wordt per geval apart vastgesteld.

  • 2. De aangeschrevene geniet rechtsbescherming in de vorm van het indienen van een zienswijze, dan wel het aantekenen van bezwaar en beroep.

Hoofdstuk 5. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 29 juli 2020.

Artikel 13. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Achtkarspelen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Achtkarspelen

21 juli 2020

de burgemeester,

Toelichting behorende bij Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Achtkarspelen 2020.

1.Inleiding

Woonoverlast komt overal in het land voor en is een hardnekkig maatschappelijk probleem. Op 1 juli 2017 werd artikel 151d Gemeentewet van kracht. Deze aanvulling van de Gemeentewet was het resultaat van een initiatief-wetsvoorstel van de Tweede Kamer.

Het nieuwe wetsartikel bepaalt dat de gemeenteraad in een verordening aan de burgemeester de bevoegdheid kan geven om een gedragsaanwijzing te geven aan veroorzakers van overlast, in de vorm van een last onder dwangsom/bestuursdwang. De toekenning van de bevoegdheid zal leiden tot een extra mogelijkheid om woonoverlast effectief aan te pakken.

2.Huidige bevoegdheden voor de aanpak van woonoverlast

Waar het gaat om overlast als gevolg van of in combinatie met een overtreding van de wet- en regelgeving op het gebied, kan de gemeente overgaan tot handhaving. De beëindiging van de overtreding maakt dan een einde aan de woonoverlast. Daarnaast heeft de gemeente nog andere mogelijkheden om op te treden tegen woonoverlast. Hieronder zetten we die kort uiteen.

Artikel 174a Gemeentewet verleent de bevoegdheid om een woning te sluiten bij verstoring van de openbare orde rond de woning. In artikel 1a van de Woningwet staat de verplichting voor de eigenaar of gebruiker van een woning om ervoor te zorgen (zorgplicht) dat de staat van de woning geen gevaar oplevert voor de gezondheid of veiligheid. De Wet Victor werd in 2002 van kracht. Die wet maakte het gemakkelijker om een huurcontract te ontbinden bij woningsluiting (art.7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek), verplicht de eigenaar van een gesloten pand om de woning in beheer te geven aan een instantie naar keuze van het bevoegde gezag (art.14 Woningwet) en leidde tot een wijziging van de regels omtrent de onteigening van een woning (art.77 Onteigeningswet). Artikel 17 Woningwet verleent de gemeente de bevoegdheid om een woning te sluiten indien de staat of het gebruik ervan dusdanig is dat het een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid tot gevolg heeft. Tot slot artikel 13b Opiumwet, dat bepaalt dat de burgemeester een woning kan sluiten als daarin sprake is van drugshandel.

De vorige alinea laat zien dat er al diverse wettelijke mogelijkheden zijn om woonoverlast aan te pakken. Het instrumentarium is in de afgelopen jaren uitgebreid, maar desalniettemin bleek in de praktijk dat de gemeenten behoefte hebben aan een extra bevoegdheid, een verfijnder instrument. Dat was de aanleiding voor het initiatiefwetsvoorstel.

3.Artikel 151d Gemeentewet

Het artikel 151d Gemeentewet geeft de gemeenteraad de mogelijkheid om aan de burgemeester de bevoegdheid te verlenen om aan iemand die woonoverlast veroorzaakt een gedragsaanwijzing te geven in de vorm van een last onder bestuursdwang. De gedragsaanwijzing is een besluit in de zin van de Awb. Titel 5.3 van de Awb is van toepassing. Vanwege de bevoegdheidstoedeling om een last onder bestuursdwang op te leggen, is de burgemeester op grond van artikel 5:32 van de Awb tevens bevoegd een last onder dwangsom op te leggen.

De tekst van artikel 151d Gemeentewet is als volgt:

Lid 1. De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de BRP is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

Lid 2. De in artikel 125 (Gemeentewet), eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

Lid 3. Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5,6,8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

De problemen met betrekking tot woonoverlast in de gemeente Achtkarspelen rechtvaardigen het gebruik van artikel 151d Gemeentewet. Het artikel biedt een uitstekende gelegenheid om aan de burgemeester een extra bevoegdheid te geven in de strijd tegen woonoverlast. De bevoegdheid geldt voor alle woningen in de gemeente, dus ook voor de corporatiewoningen. Dat betekent dat een corporatie in zeer urgente gevallen, en nadat zij al datgene wat in hun macht ligt heeft ingezet om de overlast te beëindigen, een beroep kan doen op de burgemeester. Bovendien biedt de bevoegdheid meer mogelijkheden om op te treden tegen particuliere huiseigenaren/bewoners die overlast veroorzaken.

4.Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Met “ernstig hinder” wordt gedoeld op ernstige hinder voor de omwonenden. Een vergelijking kan worden gemaakt met artikel 37 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, waar onder “hinder” gedragingen worden verstaan zoals het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht. Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet kan tevens onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat is geen vereiste. En andersom zal niet elke onrechtmatige burenhinder ook automatisch kunnen worden aangemerkt als ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet. De burgemeester komt beleidsvrijheid toe in de afweging of hij de hinder ernstig genoeg acht om bestuursrechtelijk optreden te rechtvaardigen. De hinder dient door omwonenden duidelijk te worden aangegeven en door de toezichthouders en/of politiemedewerkers te worden beaamd. Het zal in ieder geval moeten gaan om hinder die groter is dan wat in het normale maatschappelijke verkeer tussen buren als gebruikelijk en aanvaardbaar wordt gezien.

“Herhaaldelijk” betekent bij herhaling en binnen een kort tijdsbestek. De weging en beoordeling van de ernst en de frequentie zullen afhangen van de specifieke overlastsituatie.

In zijn beoordeling of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder neemt de burgemeester, in elk geval, de volgende indicatoren mee:

  • a.

    De frequentie waarmee de hinder zich voordoet;

  • b.

    De mate en de frequentie waarin de hinder door een toezichthouder en/of politieambtenaar is geconstateerd;

  • c.

    Het aantal verschillende omwonende dat een melding heeft gedaan van de hinder;

  • d.

    De mate van escalatie van de hinder;

  • e.

    De mate van gevaar of risico voor omwonenden;

  • f.

    De mate van gevaar of risico voor degene die de hinder veroorzaakt;

  • g.

    De mate waarin de leefbaarheid en/of openbare orde wordt verstoord;

  • h.

    De mate waarin degene die de hinder veroorzaakt in het verleden al hinder heeft veroorzaakt;

  • i.

    De aard van de hinder: indien de hinder bestaat uit feiten die strafbaar zijn gesteld, wordt daaraan een zwaarder gewicht gesteld.

Met “omwonenden” wordt bedoeld mensen die in de directe nabijheid wonen van de woning waarvandaan de overlast plaatsvindt. Het begrip “directe nabijheid” wordt niet nader gedefinieerd middels een maximaal aantal meters van de perceelsgrens. Het dient echter te gaan personen die, in het normale maatschappelijk verkeer, als omwonend en belanghebbend gezien worden.

Met “andere geschikte wijze” wordt bedoeld dat de andere manieren die er zijn, zoals de bestuursrechtelijke aanpak (handhaving), bemiddeling, hulpverlening en de huurrechtelijke aanpak (privaatrecht) niet succesvol zijn gebleken ofwel dat de verwachting is dat deze niet succesvol zullen zijn.

Artikel 2.Wijze van melden van overlast

Degene die overlast meldt dient duidelijk aan te geven waaruit de overlast bestaat, hoe vaak deze voorkomt en hoe ernstig dit voor melder is. Of er sprake is van overlastgevend gedrag beoordeelt de gemeente aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.

Artikel 3. Procedure woningcorporaties

Wanneer er sprake is van overlast vanuit een huurwoning van een woningbouwvereniging, meldt degene die de overlast ondervindt dit bij de woningcorporatie. De verhuurder heeft de mogelijkheid om gebruik te maken van de mogelijkheden die het huurrecht biedt. Zij kan in het huurcontract bepalingen opnemen die de huurders ervan weerhouden om overlast te veroorzaken. Als uiterste middel kan zij aan de rechter ontbinding van het huurcontract vragen. De woningcorporaties hebben de mogelijkheid een gedragsaanwijzing via de rechter af te dwingen. Een dergelijke aanwijzing is in feite een gebod om overlast te beëindigen en kan deel uitmaken van een juridische procedure, gericht op huurontbinding, met als gevolg uitzetting.

Artikel 4.Aanpak overlastsituatie

Meldingen van overlast komen op diverse plaatsen binnen. Uitgangspunt is dat de meldingen worden geverifieerd, bijvoorbeeld door een toezichthouder of een politieambtenaar.

Van iedere casus wordt een dossier opgesteld bestaande uit relevante informatie vanuit alle betrokken organisaties. Dit dossier vormt de basis voor het door de burgemeester al dan niet te nemen besluit. Uitgangspunt is dat een gedragsaanwijzing als laatste middel wordt ingezet.

Bij de beoordeling van de situatie en de eventueel te nemen maatregelen, wordt aansluiting gezocht met het handhavingsbeleid van de gemeente. Dit houdt in dat er wordt gewerkt met een interventiematrix en een prioritering. Iedere casus wordt beoordeeld met deze prioritering in gedachten.

Daarnaast zal de aanpak van een overlastsituatie in de regel plaatsvinden volgens een voorkeursvolgorde. Uitgangspunt hierbij is dat het opleggen van een gedragsaanwijzing slechts wordt overwogen indien alle andere beschikbare interventiemogelijkheden zijn uitgeput en niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Bij het vaststellen van deze voorkeursvolgorde is ervoor gekozen om het gesprek tussen overtreder en melder(s) te stimuleren. Ervaring leert dat melder(s) veelal nalaten het contact op te zoeken met degene die de hinder veroorzaakt. De gemeente beoogt hier juist tot aan te sporen.

Artikel 5.Psychische en/of psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de overlastgever kampt met een psychische of psychiatrische aandoening. Het moet immers in het vermogen van de overlastgever liggen om zijn hinderlijke gedragingen te staken. Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er altijd een centrale rol weggelegd voor de hulpverlening. Tegelijkertijd verliest de gemeente niet de belangen van de omwonenden uit het oog. Het kan daarom voorkomen dat de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de burgemeester er ondanks problematiek bij de overlastgever voor kiest om een gedragsaanwijzing op te leggen.

Artikel 6.Toepassing van art.151d Gemeentewet

Als er geen einde komt aan de overlast door hulpverlening, bemiddeling of handhaving, dan weegt de burgemeester af of de casus in aanmerking komt voor de toepassing van art.151d Gemeentewet. Het belangrijkste criterium is dan of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden. Of aan dat criterium wordt voldaan, wordt vastgesteld aan de hand van feitelijke informatie (objectivering). Alle informatie, van onder andere toezichthouders, politie, woningcorporatie, hulpverlening, wordt vastgelegd in een dossier.

Artikel 7. Vooraankondiging

De burgemeester stuurt, alvorens een besluit tot het opleggen van een gedragsaanwijzing te nemen, eerst een vooraankondiging. Hier in staat welke hinder binnen welk tijdsbestek moet worden beëindigd en wordt de gedragsaanwijzing als mogelijke, volgende stap aangekondigd.

De burgemeester richt de vooraankondiging aan degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt. De gebruiker hoeft geen huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie tot de woning te hebben en hoeft niet de rechtmatige bewoner van de woning te zijn. Ook een regelmatige gast, een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt onder dit bestanddeel. De burgemeester kan de vooraankondiging ook richten aan degene die een woning of een bij die woning behorend erf tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de BRP is ingeschreven.

Artikel 8.Gedragsaanwijzing burgemeester in de vorm van een besluit last onder dwangsom of besluitbestuursdwang

Wanneer de vooraankondiging niet het gewenste effect heeft gehad, kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of bestuursdwang. In de gedragsaanwijzing staat omschreven welke gedragingen moeten stoppen en binnen welke termijn. Deze gedragsaanwijzing is een besluit in zin van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Het tweede lid van artikel 151d geeft aan dat, alvorens de burgemeester gebruik kan maken van de bevoegdheid, duidelijk moet zijn geworden dat de hinder niet op “een andere geschikte wijze” kan worden tegengegaan. De bevoegdheid is het sluitstuk van de aanpak.

De nieuwe bevoegdheid zal alleen worden gehanteerd na een zorgvuldige belangenafweging. Het gaat daarbij om de belangen van zowel de veroorzaker(s) als degenen die hinder ondervinden. Als uitgangspunt geldt dat degenen die aantoonbaar ernstige en herhaaldelijke hinder ondervinden, bescherming verdienen.

De keuze tussen een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom wordt bepaald door de specifieke omstandigheden van het geval. Beide zijn bestuursrechtelijke dwangmiddelen en voor beiden geldt dat er een bezwaar – en beroepsmogelijkheid open staat voor degenen die de gedragsaanwijzing opgelegd krijgt. In de regel wordt gekozen voor bestuursdwang als de verwachting is dat een dwangsom niet effectief zal zijn. De kosten van het toepassen van bestuursdwang komen voor rekening van de overtreder.

Er zijn situaties denkbaar waarin de gemeente bestuursrechtelijk kan optreden, terwijl er ook een strafrechtelijke aanpak mogelijk is of reeds is opgestart. Beide trajecten kunnen naast elkaar bestaan.

Artikel 9.Gedragsaanwijzing inhoudende aanwezigheidsverbod.

Wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing (dwangsom/bestuursdwang) niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat (beëindiging van de hinder) zal leiden, dan vaardigt de burgemeester een verbod uit om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf, voor een periode van tien dagen. Bij ernstige vrees voor verdere overtreding wordt het verbod verlengd tot maximaal vier weken. Op het opleggen van een dergelijk verbod is de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

Artikel 10.Afwijkingsbevoegdheid

In iedere situatie wordt getracht, binnen de grenzen van wet -en regelgeving, maatwerk te leveren. De specifieke omstandigheden van het geval kunnen ertoe leiden dat van dit beleid wordt afgeweken.

Artikel 11.Begunstigingtermijn en rechtsbescherming

Voor de gedragsaanwijzing geldt een begunstigingstermijn. Hier wordt geen minimum of maximum aan gesteld nu de beoordeling van de begunstigingstermijn plaatsvindt na zorgvuldige afweging van alle feiten en omstandigheden.

De aangeschrevene geniet rechtsbescherming in de vorm van het indienen van een zienswijze, bezwaar en beroep.