Regeling van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter van Waterschap Limburg houdende regels omtrent uitvoering waterschapstaken (Gemeenschappelijke regeling Waterschapsbedrijf Limburg)

Geldend van 15-12-2003 t/m heden

Intitulé

Regeling van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter van Waterschap Limburg houdende regels omtrent uitvoering waterschapstaken (Gemeenschappelijke regeling Waterschapsbedrijf Limburg)

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het waterschap Limburg, zijnde bestuursorganen van de rechtsopvolger van Waterschap Peel en Maasvallei, Waterschap Roer en Overmaas en het Zuiveringschap Limburg, ieder bestuursorgaan voor zover het hen aangaat, maken bekend, dat de Gemeenschappelijke regeling Waterschapsbedrijf Limburg, in oktober 2003 is vastgesteld en laatstelijk gewijzigd op 2 maart 2011.

In de wettenbank is vermeld, dat de regeling per 1 januari 2004 in werking is getreden en per 1 januari 2018 uitwerking is getreden. De vermelding is een kennelijke omissie. De regeling die op 15 december 2003 in werking is getreden is nimmer uit werking getreden. De regeling luidt onverkort en ongewijzigd als volgt.

Roermond, 22 juli 2020

De bestuursorganen voornoemd,

ir. E.J.M. Keulers, secretaris-directeur

drs. ing. P.F.C.W. van der Broeck, dijkgraaf

Gemeenschappelijk regeling Waterschapsbedrijf Limburg

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze Gemeenschappelijke Regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: de Gemeenschappelijke Regeling Waterschapsbedrijf Limburg;

  • b.

    waterschappen: het Waterschap Peel en Maasvallei te Venlo en het Waterschap Roer en Overmaas te Sittard-Geleen dan wel hun rechtsopvolgers;

  • c.

    een deelnemer: een aan deze regeling deelnemend waterschap als hiervoor bedoeld onder b.;

  • d.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Limburg;

  • e.

    Waterbesluit (Stb. 2009 548 en zoals nadien gewijzigd);

  • f.

    WGR: Wet gemeenschappelijke regelingen (Stb. 1984 667 en zoals nadien gewijzigd);

  • g.

    bedrijfsbudget: de vastgestelde bijdrage van de deelnemers.

Hoofdstuk II: Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam

Artikel 2: Openbaar Lichaam

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd 'Gemeenschappelijke Regeling Waterschapsbedrijf Limburg', hierna te noemen 'de regeling'.

  • 2. De regeling is gevestigd te Roermond.

  • 3. Het rechtsgebied waarvoor deze regeling geldt omvat de beheersgebieden van de deelnemers.

Hoofdstuk III: Te behartigen belangen, taken en bevoegdheden

Artikel 3: Te behartigen belangen

De regeling wordt getroffen in het belang van een zo doelmatig mogelijke uitvoering van enige wettelijke bepaling of beleidsregel betreffende de volgende waterschapstaken:

  • 1.

    de bouw, de exploitatie, het onderhoud en het beheer van alle zuiveringstechnische werken met toebehoren;

  • 2.

    het contractbeheer van de waterkwaliteitslaboratoriumactiviteiten.

Artikel 4: Taken

  • 1. Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen is de regeling ten behoeve van de deelnemers belast met de uitvoering van enige wettelijke bepaling of beleidsregel betreffende de in dat artikel genoemde belangen.

  • 2. Een deelnemer kan bij afzonderlijk besluit andere taken aan de regeling opdragen.

  • 3. De regeling dient bij de uitoefening van de taken als bedoeld in het eerste en tweede lid uitvoering te geven aan de door de deelnemers vastgestelde integrale waterbeheersplannen en eventuele andere ter zake van de uitoefening van bevoegdheid gegeven beleidsregels.

  • 4. Overheden, anders dan de deelnemers, kunnen – na bereikte overeenstemming daarover met het bestuur van de regeling – bij afzonderlijk besluit andere taken op het gebied van water(keten)beheer aan de regeling opdragen of overdragen.

  • 5. De regeling kan – met instemming van de deelnemers - samenwerkingsverbanden aangaan met andere rechtspersonen die taken uitoefenen op het gebied van water(keten)beheer.

Artikel 5: Uitvoering wettelijke bevoegdheden

Voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de in artikel 3 genoemde belangen, treedt het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van de regeling in de plaats van de respectievelijke bestuursorganen van de deelnemers, ieder voor zover het hen aangaat.

Artikel 6: Overdracht wettelijke bevoegdheden

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van de deelnemers dragen de uitvoering van de in bijlage 1 opgenomen wettelijke bepalingen betreffende de in artikel 3 genoemde belangen over aan de respectievelijke bestuursorganen van de regeling, ieder voor zover het hen aangaat.

Hoofdstuk IV: Bestuursorganen

Artikel 7: Bestuursorganen

Het bestuur van de regeling bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Hoofdstuk V: Het algemeen bestuur

Artikel 8: Samenstelling

  • 1. Aan het hoofd van de regeling staat het algemeen bestuur van de regeling.

  • 2. Het algemeen bestuur van de regeling bestaat uit veertien (14) leden, te weten de voorzitter van elk van de deelnemers (qualitate qua), alsmede zes (6) leden van elk van de deelnemers aan te wijzen door en uit het algemeen bestuur van een deelnemer waarbij per deelnemer twee (2) leden uit het dagelijks bestuur van de deelnemer worden aangewezen.

  • 3. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur van de regeling eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur van de deelnemer afloopt of de voorzitter van een deelnemer ophoudt als zodanig te functioneren.

  • 4. Indien tussentijds een vacature ontstaat in het algemeen bestuur van de regeling – anders dan een van de voorzitters van de deelnemers - wijst het algemeen bestuur van de deelnemer die het aangaat ten spoedigste een nieuw lid aan.

  • 5. Een lid van het algemeen bestuur van de regeling kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan het algemeen bestuur van de deelnemer die het aangaat. Het lid houdt zitting in het algemeen bestuur van de regeling totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 9: Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur van de regeling vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur van de regeling dat nodig oordeelt.

  • 2. De vergaderingen van het algemeen bestuur van de regeling zijn openbaar.

  • 3. De deuren worden gesloten wanneer de voorzitter van de regeling het nodig oordeelt of twee of meer van de aanwezige leden daarom verzoeken.

  • 4. Het algemeen bestuur van de regeling beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 5. Het algemeen bestuur van de regeling stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast, dat aan de deelnemers wordt medegedeeld. Daarbij kan geen wijziging worden gebracht in hetgeen bij deze regeling is bepaald.

Artikel 10: De taak en de bevoegdheden

Onverminderd het bepaalde in artikel 6 behoren tot de taak en de bevoegdheden van het algemeen bestuur van de regeling:

  • a.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de bijdragen van de deelnemers in de kosten van de regeling;

  • c.

    het vaststellen van de rekening;

  • d.

    het vaststellen van de hoofdlijnen van de organisatiestructuur;

  • e.

    het aangaan van geldleningen en van rekening-courant overeenkomsten;

  • f.

    het uitlenen van gelden;

  • g.

    de uitvoering van opgedragen of overgedragen taken als bedoeld in Hoofdstuk III van de regeling;

  • h.

    het vaststellen van verordeningen die noodzakelijk zijn ter behartiging van de taken van de regeling;

  • i.

    het vaststellen van een treasurystatuut.

Artikel 11: Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur van de regeling verstrekt het bestuur dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door een of meer leden van dat bestuur worden gevraagd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur van de regeling kan door het bestuur dat hem heeft aangewezen te allen tijde ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur van de regeling gevoerde beleid.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur van de regeling dat niet langer het vertrouwen geniet van het bestuur dat hem heeft aangewezen, kan door dat bestuur worden ontslagen. In dat geval draagt dat bestuur er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid van de regeling wordt aangewezen.

  • 4. Het algemeen bestuur van de regeling verstrekt de algemene besturen van de deelnemers alle inlichtingen die door een of meer leden van die besturen worden gevraagd.

Hoofdstuk VI: Het dagelijks bestuur

Artikel 12: Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur van de regeling bestaat uit zes (6) leden, te weten de voorzitter van elk van de deelnemers (qualitate qua), alsmede twee (2) bestuursleden van elk van de deelnemers aan te wijzen door en uit het algemeen bestuur van de regeling, waarbij per deelnemer twee (2) leden uit het dagelijks bestuur van de deelnemer worden aangewezen.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur treden af met ingang van de dag waarop zij krachtens het bepaalde in artikel 8, derde lid, aftreden uit het algemeen bestuur van de regeling.

  • 3. Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur van de regeling brengt terstond verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur van de regeling kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan het algemeen bestuur van de regeling en het algemeen bestuur van de deelnemer die het aangaat. Het lid houdt zitting in het dagelijks bestuur van de regeling totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 13: Werkwijze

Het dagelijks bestuur van de regeling vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt of één van de leden van het dagelijks bestuur van de regeling daarom verzoekt.

Artikel 14: De taak en de bevoegdheden

Tot de taak en de bevoegdheden van het dagelijks bestuur van de regeling behoren:

  • a.

    de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur van de regeling ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

  • b.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur van de regeling;

  • c.

    de uitvoering van opgedragen of overgedragen taken als bedoeld in Hoofdstuk III van de regeling.

Artikel 15: Informatie en verantwoordingsplicht

  • 1. Het dagelijks bestuur van de regeling en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur van de regeling de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen.

  • 2. Het dagelijks bestuur van de regeling en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur van de regeling verantwoording af over het door het dagelijks bestuur van de regeling of een der leden gevoerde bestuur.

  • 3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur van de regeling houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop de leden van het dagelijks bestuur van de regeling de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 4. Het algemeen bestuur van de regeling kan een lid van het dagelijks bestuur van de regeling ontslaan als deze het vertrouwen van het algemeen bestuur van de regeling niet meer bezit.

  • 5. Het dagelijks bestuur van de regeling biedt het algemeen bestuur van de regeling jaarlijks ter vaststelling een verslag aan over de werkzaamheden van de regeling over het afgelopen jaar.

  • 6. Het dagelijks bestuur van de regeling zendt het verslag na de vaststelling door het algemeen bestuur van de regeling toe aan de algemene besturen van de deelnemers en aan Gedeputeerde Staten.

Hoofdstuk VII: De voorzitter

Artikel 16: Voorzitter

  • 1. De voorzitters van de deelnemers zijn qualitate qua voorzitter en de vice-voorzitter van de regeling. Het algemeen bestuur van de regeling bepaalt wie voorzitter respectievelijk vice-voorzitter is van de regeling.

  • 2. Tenzij het algemeen bestuur van de regeling een andersluidende afspraak maakt wisselen de voorzitter en de vice-voorzitter van de regeling na een zittingsduur van het algemeen bestuur van de regeling van twee (2) jaar van plaats.

  • 3. De voorzitter van de regeling treedt af op de dag waarop de deelnemers hebben voorzien in de vacatures van lid van het algemeen bestuur van de regeling als gevolg van afloop van de

  • 4. zittingsperiode van het algemeen bestuur van de deelnemer.

Artikel 17: De taak en de bevoegdheden

  • 1. De voorzitter van de regeling is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van de regeling.

  • 2. Hij tekent de stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur van de regeling uitgaan.

  • 3. De voorzitter van de regeling vertegenwoordigt de regeling in en buiten rechte.

  • 4. De voorzitter van de regeling is voorts belast met de uitvoering van opgedragen of overgedragen taken als bedoeld in Hoofdstuk III van de regeling.

  • 5. Vanaf het tijdstip van aftreden van leden van het dagelijks bestuur als gevolg van afloop van de zittingsperiode van het algemeen bestuur van de deelnemer tot het tijdstip waarop de deelnemers hebben voorzien in de vacatures in het algemeen bestuur van de regeling, treedt de voorzitter van de regeling op in plaats van het dagelijks bestuur van de regeling.

Hoofdstuk VIII: Ambtelijk apparaat

Artikel 18: Ambtelijk apparaat

  • 1. De regeling heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een directeur staat.

  • 2. Het algemeen bestuur van de regeling stelt voor het personeel de rechtspositieregeling vast, waarbij de bindende regelen van de Sectorale Arbeidsvoorwaarden Waterschappen worden gevolgd.

  • 3. Het algemeen bestuur van de regeling beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur. Voor elke benoeming doet het dagelijks bestuur van de regeling een voordracht.

  • 4. Het algemeen bestuur van de regeling regelt de bezoldiging van de directeur.

  • 5. Het dagelijks bestuur van de regeling regelt de vervanging van de directeur.

  • 6. De overige ambtenaren, alsmede het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden benoemd door het dagelijks bestuur van de regeling. Het dagelijks bestuur van de regeling stelt de bezoldiging vast.

  • 7. De directeur staat, tevens als secretaris, de bestuursorganen van de regeling bij in de vervulling van hun taak. De directeur is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 8. Alle uitgaande stukken van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van de regeling worden door de directeur mede ondertekend.

Hoofdstuk IX: Financiën

Artikel 19: Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur van de regeling zendt de ontwerp-begroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur van de regeling wordt aangeboden, toe aan de algemene besturen van de deelnemers.

  • 2. De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 3. De algemene besturen van de deelnemers kunnen bij het dagelijks bestuur van de regeling hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur van de regeling voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur van de regeling wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur van de regeling stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. Hierbij wordt rekening gehouden met de door het algemeen bestuur van de deelnemers uitgebrachte zienswijze.

  • 5. Nadat deze is vastgesteld door het algemeen bestuur van de regeling, zendt het algemeen bestuur van de regeling, zo nodig, de begroting aan de algemene besturen van de deelnemers, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6. Het dagelijks bestuur van de regeling zendt de begroting binnen vier weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 20: Begrotingswijziging

  • 1. Het bepaalde in artikel 19, eerste, derde, vierde lid, tweede volzin en vijfde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 2. Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op wijzigingen van de begroting, die niet leiden tot een overschrijding van het bedrijfsbudget.

Artikel 21: Rekening

  • 1. Het algemeen bestuur van de regeling stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Het dagelijks bestuur van de regeling zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten alsook het algemeen bestuur van de deelnemers.

Artikel 22: Vergoedingen

De leden van het bestuur van de regeling ontvangen geen vergoeding voor hun werkzaamheden noch een tegemoetkoming in de kosten.

Hoofdstuk X: Duur, wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 23: Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 24: Wijziging

Voor wijziging van de regeling is de instemming van de deelnemers vereist.

Artikel 25: Toetreding

Voor toetreding tot de regeling is de instemming van de deelnemers vereist.

Artikel 26: Uittreding

  • 1. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van tenminste vijf jaar in acht genomen. Gedurende vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de regeling is opzegging niet mogelijk.

  • 2. Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende kennisgeving aan de voorzitter van het algemeen bestuur van de regeling meegedeeld.

  • 3. Na ontvangst van de in het tweede lid vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de regeling besloten. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur van de regeling en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend. Artikel 29 is niet van toepassing.

  • 4. Nadat het liquidatieplan is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

  • 5. De kosten van het in het derde lid bedoelde plan komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

Artikel 27: Opheffing

  • 1. Instemming van de deelnemers is vereist voor opheffing van de regeling.

  • 2. Bij opheffing van de regeling wordt een plan opgesteld als bedoeld in artikel 26, derde lid van de regeling. Het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid van dat artikel is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Opheffing is niet mogelijk gedurende de eerste tien jaren na de datum van inwerkingtreding van de regeling.

Artikel 28 : Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur van de regeling draagt zorg voor de archiefbescheiden van de regeling overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wettelijke voorschriften daaromtrent.

  • 2. De directeur van de regeling is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden.

Artikel 29 : Geschillen

Van een geschil als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de WGR is sprake als tenminste één van de deelnemers of het bestuur van de regeling een zodanige mening is toegedaan.

Artikel 30: Goedkeuring

Het dagelijks bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas draagt zorg voor de toezending van de regeling ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 31: Inwerkingtreding; citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de goedkeuring van dit besluit door Gedeputeerde Staten is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27 van de WGR, maar uiterlijk 15 december 2003.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als: 'Gemeenschappelijke Regeling Waterschapsbedrijf Limburg'.

Ondertekening

Bijlage 1: Overdracht wettelijke bevoegdheden

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van de deelnemers dragen de uitvoering van de volgende wettelijke bepalingen betreffende de in artikel 3 van de regeling genoemde belangen over aan de respectievelijke bestuursorganen van de regeling, ieder voor zover het hen aangaat.

Op het terrein van zuiveringsbeheer:

  • het beheer van de zuiveringstechnische werken in het beheersgebied van de waterschappen.

  • bemonstering en analyse als bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, Waterbesluit;

  • de opstelling van een rapportage als bedoeld in artikel 6.7, tweede lid, Waterbesluit;

  • inbreng bij de voorbereiding van een gemeentelijke rioleringsplan als bedoeld in artikel 4.23 Wetmilieubeheer.

Goedkeuring

Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg bij besluit van 23 december 2003, kenmerk 2003/58021 respectievelijk 10 december 2008, kenmerk 2008/48145.

Bij brief van 23 maart 2011, kenmerk 201102074,heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Roer en Overmaas, het besluit tot 2e wijziging van de gemeenschappelijke regeling Waterschapsbedrijf Limburg ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten van Limburg voorgelegd. Het besluit is door tijdsverloop van rechtswege goedgekeurd.