Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland houdende regels omtrent de terug- en invordering (Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 Gemeente Westland 2020)

Geldend van 23-07-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland houdende regels omtrent de terug- en invordering (Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 Gemeente Westland 2020)

Het college van gemeente Westland;

gelet op

het besluit van 18 september 2019 tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 Staatsblad 2019, 306),

artikel 53 a en artikelen 58 tot en met 60 c van de Participatiewet,

besluit:

de Beleidsregels terug- en invordering Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 Gemeente Westland 2020 vast te stellen ten einde de invordering van vorderingen op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 vast te leggen.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a)

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • b)

    Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

  • c)

    De wet: Participatiewet (PW).

  • d)

    Bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder c, van de PW.

  • e)

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland.

  • f)

    Inlichtingenplicht: de verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid, van de PW, artikel 38 Bbz 2004.

  • g)

    Bijstand: de als renteloze lening verstrekte algemene bijstand en bijzondere bijstand op grond van de PW en het Bbz 2004 die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag om niet en de door het college in bijstand “om niet” omgezette bijstand.

  • h)

    Bedrijfskapitaal: bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening of direct “om niet” verstrekt op grond van de artikel 20, 22, 24 en 26 Bbz 2004.

  • i)

    Beleidsregels terug- en invordering, herziening, intrekking en verhaal Gemeente Westland 2015.

HOOFDSTUK 2. TERUGVORDERING

Artikel 2. Algemeen

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a)

    Het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 van de wet.

  • b)

    Het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand of uitkering zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de wet.

  • c)

    Het terugvorderen van bijstand of bedrijfskapitaal zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de wet.

Artikel 3. Terugvordering (ook van gezinsleden)

Bijstand of bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels. Terugvordering van bijstand en bedrijfskapitaal verstrekt op grond van het Bbz 2004 vindt plaats op grond van artikel 58 en 59 PW en de artikel 12 lid 2 sub c en de artikel 39 en de artikelen 41 en 43 Bbz 2004. De kosten van bijstand en bedrijfskapitaal, indien de bijstand aan een gezin had moeten worden verleend, worden van de meerderjarige gezinsleden teruggevorderd.

Artikel 4. Ten onrechte verleende bijstand

  • 1. Het college vordert de kosten van bijstand terug van de belanghebbende voor zover deze bijstand:

    • a)

      Ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

    • b)

      in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen

    • c)

      Ingevolge artikel 52 van de wet bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat.

    • d)

      Anderszins onverschuldigd is betaald en voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of

    • e)

      Anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:

      • 1.

        De belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet beschikt of kan beschikken.

      • 2.

        Bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

  • 2. Op een terugvordering als bedoeld onder het eerste lid onder e van dit artikel, zijn de artikelen 58 lid 6 en 59 van de wet van toepassing.

Artikel 5. Terugvordering van verstrekt bedrijfskapitaal (ook in de vorm van borgtocht)

Het college stelt het bedrijfskapitaal opeisbaar en kan dit terugvorderen indien:

  • a)

    Bedrijfskapitaal niet overeenkomstig de bestemming is besteed (art. 39 lid 2 sub a Bbz 2004).

  • b)

    Er sprake is van bedrijfsbeëindiging of overdracht van het bedrijf (art. 39 lid 2 sub b Bbz 2004).

  • c)

    Er sprake is van faillissement of surseance (art. 39 lid 2 sub c Bbz 2004).

  • d)

    Er niet voldaan wordt aan de overige verplichtingen die worden opgelegd.

Het college kan het bedrijfskapitaal of de achterstanden in betaling aflossing en rente terugvorderen indien:

  • e)

    De termijn van uitstel van aflossing en betaling van rente zoals genoemd in artikel 41 lid 2 is verlopen, zoals bepaald in artikel 41 lid 4. De termijn van uitstel betreft een maximumtermijn. Het college kan eerder tot terugvordering overgaan.

  • f)

    De financiële omstandigheden van de zelfstandige zodanig blijken te zijn dat deze geacht kan worden aan de verplichtingen te kunnen voldoen, dan kunnen de vanaf de vervaldatum achterstallige rente- en aflossingsbedragen terstond worden teruggevorderd. Indien hierbij sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming, is over de achterstallige rente en aflossingsbedragen de wettelijke rente verschuldigd.

  • g)

    Betrokkene ook na twee aanmaningen niet aan zijn betalingsverplichting voldoet.

Terugvordering vindt plaats bij alle partijen aan wie het bedrijfskapitaal is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling van de hoofdsom en de rente.

Artikel 6. Afzien van terugvordering in verband met dringende redenen

Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

HOOFDSTUK 3. INVORDERING

Artikel 7. Wijze van invordering Bbz-vorderingen nadat er teruggevorderd is

Bbz-vorderingen hebben een duidelijk ander karakter dan vorderingen op grond van de PW, IOAW en IOAZ omdat de bijstand is verstrekt in de vorm van een (renteloze) geldlening ten behoeve van inkomstenverwerving in het eigen bedrijf en bedrijfskapitaal ten behoeve van de onderneming. Ook zijn er andere vermogensvrijstellingen welke bij het hebben van middelen ter inlossing van de schuld een rol kunnen spelen. Bij bedrijfskapitaal kunnen er bijvoorbeeld materiële activa zijn aangekocht.

  • 1.

    Uitgangspunt is dat de belanghebbende de vordering ineens binnen de gestelde termijn van 6 weken, zoals gesteld in 4:87 Awb moet voldoen.

  • 2.

    Op schriftelijk verzoek van belanghebbende kan de vordering in termijnen worden voldaan.

  • 3.

    Bij de invordering van vorderingen op grond van het Bbz 2004 worden allereerst de gestelde zekerheden volledig uitgewonnen. In beginsel wordt er een minnelijk aflossingstraject met belanghebbende overeengekomen.

  • 4.

    Een onderzoek naar mogelijk gewijzigde financiële omstandigheden wordt periodiek signaal gestuurd uitgevoerd. Indien er sprake is van een bestaand bedrijf/zelfstandig beroep bij de zelfstandige is deze periode een termijn van 12 maanden.

  • 5.

    De kosten van bijstand worden ingevorderd bij dwangbevel als niet aan de vastgestelde betalingsverplichting wordt voldaan. De invordering wordt dan overgedragen aan de deurwaarder.

  • 6.

    In geval van beslaglegging en/of het inschakelen van een deurwaarder zoals vermeld in dit artikel, wordt de vordering verhoogd met de invorderingskosten en met de wettelijke rente. De invorderingskosten worden vastgesteld op maximaal 15% van de openstaande vordering.

Artikel 8. Afzien van invordering in verband met gering bedrag

Het college ziet af van (verdere) terugvordering, indien het nog terug te vorderen bedrag minder bedraagt dan €100,00. Indien het college meer vorderingen heeft op de belanghebbende, dan geldt het minimumbedrag van € 100,00 voor het (rest)saldo van alle vorderingen tezamen.

HOOFDSTUK 4. KWIJTSCHELDING

Artikel 9. Ambtshalve kwijtschelding bijstand

  • 1. Het college besluit ambtshalve tot kwijtschelding indien de belanghebbende:

    • a)

      Gedurende 60 maanden zijn aflossingsverplichting voor de teruggevorderde bijstand onafgebroken en naar draagkracht is nagekomen;

    • b)

      Gedurende een periode van twee jaar niet of zeer onregelmatig heeft afgelost op een vordering en de nog openstaande vorderingen minder bedragen dan € 100,00.

    • c)

      Gedurende vijf jaar geen aflossingen aan een niet-verwijtbare vordering heeft gedaan en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment alsnog gaat verrichten.

    • d)

      Ingeval artikel 13 Bbz 2004 bij de toekenning van toepassing was bedraagt de terugbetalingsperiode maximaal 10 jaar na beëindiging van de uitkering op grond van het Bbz 2004. Deze termijn kan na schriftelijk verzoek met maximaal 3 jaar worden verlengd. Na het voldoen aan de afgesproken aflossingsbedragen kan het restant worden kwijtgescholden.

Het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.

Artikel 10. Ambtshalve kwijtschelding bedrijfskapitaal

  • 1. Het college besluit ambtshalve tot kwijtschelding in de volgende gevallen:

    • a)

      Geheel of gedeeltelijke kwijtschelding van bedrijfskapitaal is wettelijk mogelijk in die gevallen zoals beschreven in artikel 42, 43 en 43 a t/m d Bbz 2004. Indien dit niet mogelijk is, zijn de beleidsregels van toepassing.

    • b)

      Bij toepassing van artikel 43 lid 2 Bbz 2004 kan besloten worden de termijn van 5 jaar aflossen, alvorens tot kwijtschelding overgegaan kan worden, met 5 jaar te verlengen indien er sprake is van verplichtingen aan bijvoorbeeld andere schuldeisers. Na het voldoen aan de verplichtingen kan tot kwijtschelding worden overgegaan.

Het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.

Artikel 11. Hardheidsclausule

  • 1. Door of namens het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan leidt tot onredelijk zwaarwegende gevolgen.

  • 2. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 Gemeente Westland 2020”.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag volgend op die van de bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2020.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Westland

De secretaris,

A.C. Spindler

De burgemeester,

B.R. Arends

TOELICHTING OP BELEIDSREGELS TERUG- EN INVORDERING BBZ 2004 GEMEENTE WESTLAND 2020

Algemene toelichting

Vanaf 1 januari 2020 wordt de terug- en invordering van Bbz-vorderingen met de invoering van het “Besluit tot wijziging van het Bbz 2004” een bevoegdheid, met uitzonderingen van het terugvorderen van o.a. fraudevorderingen.

Vorderingen op grond van het Bbz 2004 hebben een ander karakter dan vorderingen op grond van de PW, IOAW en IOAZ. Zo is er bij het verlenen van bijstand op grond van de PW, IOAW en IOAZ reeds bij de toekenning vastgesteld dat er op dat moment te weinig middelen waren of dat er te weinig inkomen was om volgens de bestaande regelgeving in het levensonderhoud te voorzien. Bij het Bbz 2004 wordt de bijstand toegekend in de vorm van een geldlening, hetgeen een periodieke uitkering (algemene en bijzondere bijstand) en/of bedrijfskapitaal kan betreffen. De bijstand is gericht op het verwerven van inkomen in het eigen bedrijf. Op dat moment is namelijk nog niet bekend of er daadwerkelijk sprake zal zijn van inkomen en wat de hoogte hiervan zal zijn. De toekenning is immers gebaseerd op prognoses. Tevens kan er sprake zijn van vermogen, dat niet eerst te gelde hoeft te worden gemaakt, omdat het bijvoorbeeld voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Bij invordering van Bbz-vorderingen kan dit vermogen wel een rol gaan spelen. Het karakter van de Bbz-vorderingen is de reden tot het vaststellen van deze beleidsregels.

Artikel 3. Terugvordering (ook van gezinsleden)

Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichtingen bedoeld in artikel 17 van de wet, of artikel 30c, tweede of derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI), niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden. Bij fraude is deze terugvordering verplicht.

Indien de bijstand terecht als gezinsbijstand aan gehuwden is verleend, maar de belanghebbende toch de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, of artikel 30c, tweede of derde lid, van de Wetstructuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van de bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4, bij de verlening van de bijstand rekening had moeten worden gehouden.

De in dit artikel genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.

Artikel 4. Ten onrechte verleende bijstand

De in artikel 4 lid 1 omschreven gevallen waarin bijstand wordt teruggevorderd komen overeen met de gevallen die worden beschreven in artikel 58 lid 2 van de wet.

Artikel 5. Terugvordering van verstrekt bedrijfskapitaal (ook in de vorm van borgtocht)

De meeste gronden tot terugvordering bedrijfskapitaal zijn geregeld in artikel 39 en 41 tot en met 43 Bbz 2004. Indien de zelfstandige ook na twee aanmaningen niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, kan het geleende bedrag worden teruggevorderd.

Hieronder een niet limitatieve lijst wanneer belanghebbende de lening, verhoogd met de lopende rente, eventuele achterstallige rente en kosten, direct en in zijn geheel moet terugbetalen als:

  • -

    de lening niet volgens het aangegeven doel is gebruikt (lid 1);

  • -

    de rente en aflossing niet (geheel) of niet stipt op de vervaldatum voldaan wordt;

  • -

    de onderneming is of wordt beëindigd (lid 2);

  • -

    de juridische bedrijfsvorm wordt gewijzigd;

  • -

    er sprak is van faillissement of surseance van betaling van belanghebbende of één van de (eventueel) toekomstige medevennoten (lid 3);

  • -

    op u en / of medevennoten de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) van toepassing wordt verklaard;

  • -

    door derden beslag wordt gelegd op roerende en / of onroerende zaken;

  • -

    u wordt vervolgd in verband met crimineel gedrag;

  • -

    de voor belanghebbende en de onderneming gebruikelijke verzekeringen een einde nemen, zonder direct daarna door nieuwe verzekeringsovereenkomsten te worden gevolgd;

  • -

    belanghebbende zich in het buitenland vestigt.

Opeisbaar stellen indien de bijstand niet overeenkomstig bestemming is besteed, bij faillissement en bij bedrijfsbeëindiging is geregeld in artikel 39 Bbz 2004.

Indien bijstand “om niet” niet mogelijk is vanwege het vermogen moet direct na beëindiging van de periodieke bijstandsverlening een betalingsregeling getroffen worden voor terugbetaling bedrijfskapitaal. Wordt niet aan deze betalingsregeling voldaan kan worden overgegaan tot terugvordering.

Artikel 6. Afzien van terugvordering in verband met dringende redenen

Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat sprake is van dringende redenen als terugvordering te ernstige gevolgen voor de betrokkene of de gezinssituatie heeft. Het moet dan gaan om iets bijzonders of uitzonderlijks van immateriële aard en wel zodanig dat terugvordering voor de betrokkene(n) tot onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties leidt.

Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de belanghebbende(n) moet worden beoordeeld.

Artikel 7. Wijze van invordering Bbz-vorderingen nadat er teruggevorderd is

Invordering van Bbz-terugvorderingen zijn direct opeisbare vorderingen waarbij in principe de regels van invordering van toepassing zijn zoals vastgesteld in de “Beleidsregels terug- en invordering, herziening, intrekking en verhaal Gemeente Westland 2015”. Wanneer er, vanwege het specifieke karakter van de Bbz-vordering, van deze regels moet worden afgeweken, zijn de Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 Gemeente Westland 2020” van toepassing.

Artikel 8. Afzien van invordering in verband met gering bedrag

Doelmatigheidsoverwegingen kunnen reden zijn om in het geheel niet tot terugvordering over te gaan. Dit doet zich voor in de gevallen waarin het bedrag van ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zullen zijn dan de vordering. Het bedrag waaronder niet tot terugvordering wordt overgegaan is gesteld op € 100,00.

Artikel 9. Ambtshalve kwijtschelding bijstand

Als gedurende 5 jaar inspanningen zijn verricht om in te vorderen en belanghebbende geen enkele aflossing (meer) heeft verricht, en ook niet te verwachten valt dat in de toekomst nog aflossing gaat plaatsvinden, dan kan van (verdere) invordering worden afgezien. Hierbij valt te denken aan de situatie dat de verblijfplaats van een persoon onbekend is of dat een persoon zich definitief heeft gevestigd in een ander land waardoor inning onevenredig hoge kosten met zich mee zal brengen.

Voordat tot kwijtschelding kan worden overgegaan moet de afweging worden gemaakt of de belanghebbende zijn schuld op enig moment zal kunnen afbetalen. Hiervan kan sprake zijn als op andere schulden wordt afgelost of in de toekomst aanspraken ontstaan op inkomen of uitkering, waarmee het vooruit zicht bestaat dat aan de betalingsverplichting kan worden voldaan.

Tevens moet deze afweging worden gemaakt wanneer in de toekomst verwacht wordt dat er vermogen te gelde kan worden gemaakt.

Indien er sprake is van een verwijtbare vordering kan de gemeente van de periode van 5 jaar afwijken en deze verlengen naar 10 jaar.

Artikel 10. Ambtshalve kwijtschelding bedrijfskapitaal

Zie artikel 9 voor toelichting

Artikel 11. Hardheidsclausule

In gevallen waarin strikte toepassing van deze beleidsregels tot onredelijk zwaarwegende gevolgen voor de belanghebbende leidt, kan het college in afwijking van deze beleidsregels besluiten. Hieronder worden in ieder geval niet verstaan financiële omstandigheden, aangezien de belanghebbende te allen tijde de bescherming van de beslagvrije voet geniet.

In voorkomende niet in deze beleidsregels beschreven situaties, neemt het college een besluit. Het college probeert dan zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij hetgeen in deze beleidsregels is bepaald met inachtneming van de individuele situatie van de belanghebbende