Verordening van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent subisidie (Subsidieregeling spoor 1 Regio Deal Foodvalley)

Geldend van 24-07-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent subisidie (Subsidieregeling spoor 1 Regio Deal Foodvalley)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van 30 juni 2020;

gelet op de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste lid, 6, vijfde lid, 7, vierde lid, 8, derde lid, 9, derde lid, onder h, en 15, zesde lid, van de Algemene subsidieverordening Ede 2017;

besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Algemene en inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

L andbouw de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352/9).

Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L327/1).

penvoerder: de door het samenwerkingsverband aangewezen penvoerende organisatie die deelneemt aan het samenwerkingsverband en die gemachtigd is de betrokken organisaties in het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen in het kader van de subsidieaanvraag;

Proeftuin: het geheel praktijkbedrijven of onderdelen daarvan en van labonderzoek bij een kennisinstelling of partner uit het bedrijfsleven waar maatregelen worden getest of succesvolle maatregelen worden gedemonstreerd.

p roject: samenhangend geheel van activiteiten waarmee dezelfde doelstellingen worden nagestreefd.

Regio D eal: De Regio Deal Foodvalley, bijlage bij Kamerstukken II 2018/2019, 29697, nr. 68, een overeenkomst waarin is bepaald om binnen drie sporen kernactiviteiten uit te voeren op gebied van transitie van de landbouwsector (Spoor 1), gezonde voeding (Spoor 2) en investering in initiatieven die kennisdeling van het voorgaande stimuleren (Spoor 3).

Regio Foodvalley: het grondgebied van de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen en aangrenzende of complementaire gebieden in de provincies Utrecht en Gelderland.

Samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Foodvalley: de tussen de regionale partijen en regionale samenwerkingspartners bij de Regio Deal gesloten overeenkomst waarbij onder meer afspraken zijn gemaakt over het waarborgen van een succesvolle realisatie van de programma’s/projecten die vallen onder de Regio Deal.

samenwerkingsverband: het totaal van alle subsidieontvangers op basis van deze subsidieregeling die samen een consortium vormen op basis van de consortium agreement bedoeld in artikel 4 en die tenminste de in deze subsidieregeling onder tabel 1 opgenomen organisaties omvat.

subsidieontvanger: de organisaties die onderdeel uitmaken van het samenwerkingsverband en subsidie ontvangen voor de uitvoering van de in deze regeling beschreven activiteiten.

start van de werkzaamheden in het kader van het project: hetgeen hieronder wordt verstaan in de Landbouwvrijstellingsverordening.

werkpakket: door de subsidieaanvragers geclusteerde groep van activiteiten die onderdeel uitmaken van een project.

Artikel 2. Bevoegdheid subsidieverlening en afbakening gebied

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor de in deze subsidieregeling opgenomen activiteiten.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verleend voor activiteiten die plaatsvinden in de Regio Foodvalley en bijdragen aan spoor 1 van de Regio Deal.

  • 3.

    De activiteiten worden uitgevoerd in de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen. Daarnaast mogen activiteiten worden uitgevoerd in de gemeenten Utrechtse Heuvelrug, Leusden, Woudenberg, Amersfoort en Bunschoten voor zover het gaat om deelname van agrarische bedrijven aan de Proeftuin. In de subsidiebeschikking kan worden bepaald dat activiteiten in andere gemeenten uitgevoerd mogen worden.

Artikel 3. Doelgroep en penvoerderschap

  • 1.

    Subsidie voor activiteiten in spoor 1 kan uitsluitend worden aangevraagd door een penvoerder die optreedt namens één samenwerkingsverband, dat minimaal bestaat uit de in tabel 1 opgenomen organisaties.

  • 2.

    Een subsidie die wordt aangevraagd door een penvoerder, wordt verantwoord door de penvoerder op basis van de verantwoordingen van alle subsidieontvangers.

  • 3.

    De penvoerder is verantwoordelijk voor sturing en het organiseren van rapportages en deugdelijke verantwoording van de subsidie voor het betreffende spoor.

  • 4.

    Alle organisaties in het betreffende samenwerkingsverband zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor de naleving van de subsidievoorwaarden en de juiste uitvoering van hun werkzaamheden.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders vorderen onverschuldigd betaalde subsidies of voorschotten in principe terug van de subsidieontvanger(s). Zij zijn bevoegd onverschuldigd betaalde subsidies of voorschotten terug te vorderen van de penvoerder indien activiteiten niet, onvolledig of in strijd met de geldende voorschriften zijn uitgevoerd en niet kan worden vastgesteld welke subsidieontvanger(s) hiervoor verantwoordelijk zijn.

  • 6.

    In geval van surseance van betaling of faillissement van een subsidieontvanger zijn burgemeester en wethouders uitsluitend bevoegd om voorschotten terug te vorderen van de betreffende subsidieontvanger.

Tabel 1 Organisaties minimaal vertegenwoordigd in samenwerkingsverband

Spoor 1

Stichting Wageningen Research

Universiteit Utrecht

Stichting Aeres Group, Poultry Expertise Center

Waterschap Vallei en Veluwe

Land- en Tuinbouworganisatie Noord

Provincie Gelderland

Stichting voor Christelijk Hoger Beroepsonderwijs op Gereformeerde Grondslag (Christelijke Hogeschool Ede)

Artikel 4. Consortium agreement uitvoering project

  • 1.

    De deelnemers aan het samenwerkingsverband sluiten ten behoeve van de uitvoering van het project een consortium agreement waarin in ieder geval wordt geregeld:

    • a.

      de wijze waarop wordt omgegaan met de bijdrage in de projectkosten en wederzijdse aansprakelijkheid tot ten minste het bedrag dat de deelnemers ontvangen uit hoofde van deze subsidieregeling;

    • b.

      de wijze waarop de deelnemers het project uitvoeren en de verantwoording ervan;

    • c.

      afspraken met betrekking tot gebruiksrechten op door deelnemers ingebrachte achtergrondkennis voor de uitvoering van het project en voor de duur daarvan.

    • d.

      afspraken omtrent toegankelijkheid en intellectuele eigendom van project resultaten en publicatie procedure.

    • e.

      het gebruik van de uitkomsten van het project, de verspreiding van de resultaten en de toegang tot en de regels voor de toewijzing van intellectuele eigendomsrechten, een en ander in overeenstemming met de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie randnummers 28 en 29;

    • f.

      de monitoring van de voortgang en het aanleveren van de gegevens voor de voortgangs- en eindrapportage;

    • g.

      de bevoegdheden van de penvoerder in relatie tot de verantwoordelijkheden van de penvoerder op basis van de subsidieregeling.

    • h.

      de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Spoorleider en de Projectleiders in het uitvoeren van de Regio Deal.

    • i.

      De door hen beoogde samenwerking tussen de Regio Deal Manager en de penvoerder en Spoorleider van spoor 1.

  • 2.

    De penvoerder is verplicht om binnen drie maanden na subsidieverlening een kopie van de overeenkomst aan burgemeester en wethouders te overleggen.

Artikel 5. Toetreding tot het samenwerkingsverband

  • 1.

    Organisaties die willen toetreden tot het samenwerkingsverband kunnen zich richten tot burgemeester en wethouders of de penvoerder.

  • 2.

    Voor toetreding tot het samenwerkingsverband is instemming vereist van zowel burgemeester en wethouders als de penvoerder. In de in artikel 4 bedoelde consortium agreement leggen de subsidieontvangers op welke wijze zij hierover in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen aan de penvoerder.

Artikel 6. Aanvraag

Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 legt de penvoerder bij de aanvraag over:

  • a.

    een begroting die is opgesteld in het door burgemeester en wethouders vastgestelde begrotingsformat Regio Deal Foodvalley;

  • b.

    een overzicht van de uit te voeren activiteiten per project;

  • c.

    een overzicht van de te uit te voeren tussentijdse activiteiten per jaar of per half jaar gedurende het subsidietijdvak (planning).

Artikel 7. Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 kan een aanvraag op grond van deze regeling tevens worden ingediend voor activiteiten die zijn gestart, voor zover wordt voldaan aan het vereiste van stimulerend effect als bedoeld in artikel 6 van de Landbouwvrijstellingsverordening.

Paragraaf 1.2 Subsidiabele kosten, plafond verdeling en tranches

Artikel 8. Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen alleen in aanmerking de daadwerkelijk gemaakte kosten die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de activiteiten opgenomen die zijn opgenomen in deze subsidieregeling.

  • 2.

    De subsidie betreft het maximaal te verlenen bedrag en is inclusief eventuele niet-verrekenbare of niet-compensabele btw.

  • 3.

    De subsidiabele kosten worden berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.

  • 4.

    Vergoedingen die worden verstrekt aan agrarische bedrijven zijn subsidiabel indien zij voldoen aan artikel 19.

Artikel 9. Maximale hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie die op grond van deze subsidieregeling wordt verstrekt bedraagt maximaal €14.000.000.

  • 2.

    De maximale subsidie wordt uitsluitend verleend indien voor het voor het gehele bedrag financiële bijdragen zijn toegezegd op grond van de Samenwerkingsovereenkomst Regio Deal. Bij lagere toegezegde bijdragen wordt de maximaal te verlenen subsidie naar rato verlaagd.

Artikel 10. Looptijd subsidie en bevoorschotting

  • 1.

    De subsidie wordt verleend op basis van jaarlijkse voorschotten per boekjaar of kalenderjaar.

  • 2.

    De subsidieontvanger heeft recht op uitbetaling van het volgende voorschot indien de activiteiten over het afgelopen jaar zijn uitgevoerd:

    • a.

      met in achtneming van de geldende subsidieverplichtingen;

    • b.

      conform de in de aanvraag opgenomen planning.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen burgemeester en wethouders bij het niet voldoen aan het tweede lid een lager voorschot toekennen voor het volgende jaar. De verlaging van het voorschot heeft alleen betrekking op de projecten die niet voldoen aan het tweede lid. Burgemeester en wethouders houden rekening met de mate waarin de activiteiten zijn verricht.

  • 4.

    Indien aannemelijk is dat activiteiten later dan gepland dan wel geheel of gedeeltelijk niet zullen worden uitgevoerd melden de subsidieontvangers dit zo spoedig mogelijk via de penvoerder aan burgemeester en wethouders. Zij kunnen daarbij een verzoek doen om wijziging van de subsidiebeschikking.

Paragraaf 1.3 Algemene voorwaarden voor subsidieverlening

Artikel 11. Begrotingsvoorbehoud, opschortende en ontbindende voorwaarden

  • 1.

    De subsidie kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat de provincies en gemeenten die een bijdrage hebben toegezegd op grond van de Samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Foodvalley hiervoor subsidie verlenen aan de gemeente Ede.

  • 2.

    Subsidie wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de vastgestelde of - indien van toepassing - goedgekeurde begroting. Deze voorwaarde kan worden ingeroepen indien het Rijk besluit niet de volledige Rijksbijdrage van € 20 miljoen ter beschikking te stellen aan de gemeente Ede.

  • 3.

    Indien het Rijk besluit de volgende tranche uit de Rijksbijdrage van € 20 miljoen niet ter beschikking te stellen aan de gemeente Ede vormt dat een ontbindende voorwaarde voor de subsidieverlening. De ontbinding gaat in zes maanden nadat burgemeester en wethouders de penvoerder over het intreden van deze omstandigheid hebben geïnformeerd.

  • 4.

    Subsidie wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de gesubsidieerde activiteiten binnen zes maanden na het besluit tot subsidieverlening zijn gestart.

Artikel 12. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, derde lid, onder a van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 en onverminderd het bepaalde in de rest van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag weigeren indien de activiteiten niet in overwegende mate ten goede komen aan de Regio Foodvalley en haar ingezetenen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieaanvraag weigeren indien gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten onvoldoende bijdragen aan het realiseren van de Regio Deal.

Paragraaf 1.4 Verantwoording

Artikel 13. Voortgangsrapportage

  • 1.

    De subsidieontvangers leveren ten minste tweemaal per jaar een gezamenlijke voortgangsrapportage in bij burgemeester en wethouders via de penvoerder.

  • 2.

    De voortgangsrapportage bevat de volgende informatie:

    • a.

      de behaalde resultaten, gelet op de benoemde beoogde resultaten en indicatoren in de Regio Deal;

    • b.

      de voortgang van het doelbereik van de Regio Deal in relatie tot de beoogde resultaten, waaronder inhoudelijke realisatie van concrete projecten;

    • c.

      de uitputting en verdeling van de financiële bijdragen op het niveau van de projecten en daarbinnen vallende werkpakketten;

    • d.

      de programmatische en/of projectmatige aanpak van het spoor; en

    • e.

      de meerjarige projectenplanning op het niveau van de projecten en daarbinnen vallende werkpakketten.

  • 3.

    De voortgangsrapportage heeft een informatief karakter en is bedoeld om de voortgang van de Regio Deal te monitoren. De voortgangsrapportage wordt gebruikt voor informatie uitwisseling volgens artikel 7 van de Regio Deal. De inhoud van de voortgangsrapportage kan na subsidieverlening nader worden uitgewerkt.

Artikel 14. Aanvraag tot vaststelling

  • 1.

    De subsidieontvangers leveren vóór 1 januari 2025 via de penvoerder een aanvraag tot subsidievaststelling in. Onderdeel van de aanvraag zijn een gezamenlijk financieel en inhoudelijk eindverslag.

  • 2.

    Het financieel en inhoudelijk eindverslag bevat de volgende informatie:

    • a.

      de inhoudelijke realisatie van concrete projecten binnen de projecten en daarbinnen vallende werkpakketten;

    • b.

      de behaalde resultaten, gelet op de benoemde beoogde resultaten en indicatoren in de Regio Deal;

    • c.

      de uitputting en verdeling van de financiële bijdragen op het niveau van de projecten en daarbinnen vallende werkpakketten;

    • d.

      een financiële verantwoording van de baten en lasten, inclusief een vergelijking en toelichting op afwijkingen ten opzichte van de begroting;

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen een format vast voor het financieel eindverslag. Zij kunnen een format opstellen voor het inhoudelijk eindverslag. Indien een format is opgesteld is gebruik hiervan verplicht.

  • 4.

    Het financieel eindverslag wordt per subsidieontvanger voorzien van een controleverklaring van getrouwheid en rechtmatigheid, opgesteld door een onafhankelijk accountant. De accountant verricht de controle op basis van het Verantwoordings- en accountantsprotocol Gemeente Ede 2018. Voor de verantwoording van de toegezegde ‘in kind’ bijdragen aan de Regiodeal van de Wageningen University en de Universiteit Utrecht volstaat een verklaring van het bestuur waaruit blijkt dat de toegezegde bijdragen zijn geleverd.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid mag de controleverklaring van de onafhankelijk accountant worden ingediend vóór 1 juli 2025.

Artikel 15. Vaststelling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders baseren de subsidievaststelling op de in artikel 12, tweede lid, onder a, c en d genoemde informatie. De onder b opgenomen informatie wordt uitsluitend gebruikt om het effect van de Regio Deal te monitoren.

  • 2.

    De totale subsidie op basis van deze subsidieregeling is nooit hoger dan het oorspronkelijk verleende bedrag. Bij lagere kosten wordt de subsidie verlaagd met de niet-verantwoorde kosten.

Hoofdstuk 2. Subsidiabele activiteiten

Artikel 16. Subsidiabele activiteiten

Subsidie voor spoor 1 van de Regio Deal kan worden verleend de in tabel 2 opgenomen activiteiten.

Tabel 2 Subsidiabele activiteiten

Project 1: Emissiereducerende maatregelen

Het in de praktijk op veehouderijen uittesten en onderzoeken van effecten van maatregelen die de potentie hebben om uitstoot van emissies in de Regio FoodValley substantieel terug te brengen. Deze maatregelen zijn in ieder geval gericht op reductie van fijnstof, geur en ammoniak. De maatregelen moeten haalbaar en betaalbaar zijn om toe te passen in de Regio Foodvalley.

Onderdeel van dit project zijn onder meer de volgende activiteiten:

  • a.

    het inrichten van monitoring en sensoring voor de maatregelen die worden onderzocht in dit project;

  • b.

    het ontsluiten van gegevens die inzicht geven in effecten van de maatregelen op emissies;

  • c.

    het inventariseren van knelpunten in wet- en regelgeving;

  • d.

    het selecteren van agrarische bedrijven en het inrichten en bemensen van een kennisloket over het project;

  • e.

    het verwerken en analyseren van de bovenstaande data en het opstellen van rapportages over de maatregelen die worden onderzocht in dit project;

  • f.

    het via internet ontsluiten van real-time monitoringsgegevens voor agrariërs waardoor zij meer grip krijgen op hun bedrijfsvoering;

Project 2: Circulair veevoer

Het in de praktijk op veehouderijen uittesten en onderzoeken van effecten van vernieuwende circulaire veevoerconcepten. Het betreft hier veevoer dat zoveel mogelijk afkomstig is van regionale alternatieve eiwitbronnen en reststromen, die niet (direct) geschikt zijn voor humane consumptie. Het is van belang gestreefd wordt naar minimale milieuimpact, zonder concessies te doen aan diergezondheid en -welzijn.

Onderdeel van dit project zijn onder meer de volgende activiteiten:

  • a.

    het inrichten van monitoring en sensoring voor de maatregelen die worden onderzocht in dit project;

  • b.

    het ontsluiten van gegevens die inzicht geven in effecten van de maatregelen uit dit project op emissies, dierwelzijn en -gezondheid;

  • c.

    het inventariseren van knelpunten in wet- en regelgeving en het aanvragen van minimaal één experimentele vergunning;

  • d.

    het selecteren van agrarische bedrijven en het inrichten en bemensen van een kennisloket over het project;

  • e.

    het verwerken en analyseren van de bovenstaande data en het opstellen van rapportages over de maatregelen die worden onderzocht in dit project;

  • f.

    het via internet ontsluiten van real-time monitoringsgegevens voor agrariërs waardoor zij meer grip krijgen op hun bedrijfsvoering;

Project 3: Bodembeheerconcepten

Het in de praktijk op agrarische bedrijven uittesten en onderzoeken van effecten van maatregelen op het gebied van bodem- en waterbeheer (bodembeheerconcepten). Het gaat hierbij om de effectiviteit van specifieke maatregelen, inpasbaarheid in de bedrijfsvoering, effect op kosten en baten (en daarmee het verdienmodel van de boer) én naar eventueel knellende wet- en regelgeving. In minimaal twee stroomgebieden worden duurzame bodembeheerconcepten geïntroduceerd.

Onderdeel van dit project zijn onder meer de volgende activiteiten:

  • a.

    het inrichten van monitoring en sensoring voor de maatregelen die worden onderzocht in dit project;

  • b.

    het ontsluiten van gegevens die inzicht geven in de effecten van duurzaam bodembeheer;

  • c.

    het inventariseren van knelpunten in wet- en regelgeving;

  • d.

    het selecteren van agrarische bedrijven en het inrichten en bemensen van een kennisloket over het project;

  • e.

    het verwerken en analyseren van de bovenstaande data en het opstellen van rapportages over de maatregelen die worden onderzocht in dit project;

  • f.

    het via internet ontsluiten van real-time monitoringsgegevens voor agrariërs waardoor zij meer grip krijgen op hun bedrijfsvoering;

Project 4: Implementatie en communicatie

Het doel van dit project is om kennis over de positief geteste maatregelen uit de onder 1 tot en met 3 geteste projecten breed beschikbaar te stellen en te implementeren binnen de regio. Door een samenhangende aanpak kunnen daarbij kosten- en synergievoordelen worden behaald. Binnen dit project worden in ieder geval de volgende activiteiten uitgevoerd:

  • a.

    het geven van opleidingen aan agrariërs over succesvol geteste maatregelen uit de projecten 1 tot en met 3 en de inpasbaarheid binnen het eigen verdienmodel;

  • b.

    het geven van opleidingen aan agrariërs hoe gebruik kan worden gemaakt van korte, circulaire ketens waarbij maatschappelijke meerwaarde ontstaat in bijvoorbeeld biodiversiteit, bodem-, water- of luchtkwaliteit;

  • c.

    het breed beschikbaar stellen van de ontwikkelde kennis uit projecten 1 tot en met 3 en het zodanig ontsluiten van succesvol geteste maatregelen dat zij binnen de Regio Foodvalley kunnen worden uitgerold;

  • d.

    het geven van voorlichting waardoor het maatschappelijk draagvlak voor duurzame, circulaire veehouderij in de regio wordt vergroot.

Artikel 17. Algemene voorwaarden subsidieverlening

Activiteiten op grond van deze paragraaf komen alleen voor subsidie in aanmerking indien voor onderzoek wordt gebruik gemaakt van voldoende betrouwbare meetinstrumenten / meetmethodes.

Artikel 18. Voorwaarden voor deelname door agrarische bedrijven

  • 1.

    Alle agrarische bedrijven die zijn gelegen in de Regio Foodvalley kunnen zich aanmelden voor deelname aan de Proeftuin via de website www.boeraanhetroer.nl, met uitzondering van:

    • a.

      agrarische bedrijven die deelnemen aan een regeling gericht op bedrijfsbeëindiging, tenzij

      • het bedrijf ten minste tot en met 31 december 2023 wordt voortgezet; en

      • het perceel waarop het bedrijf is gevestigd ook na bedrijfsbeëindiging een bestemming houdt op grond waarvan uitoefening van een agrarisch bedrijf mogelijk is.

    • b.

      agrarische bedrijven die subsidie ontvangen op basis van een landelijke subsidieregeling gericht op sanering;

    • c.

      agrarische bedrijven die een inrichting in werking hebben in strijd met de geldende wet- en regelgeving op het gebied van milieu.

  • 2.

    De te selecteren bedrijven worden zodanig gekozen dat er een gelijkwaardige spreiding is tussen de provincies Utrecht en Gelderland.

  • 3.

    Met inachtneming van het tweede lid is de selectie van bedrijven zodanig dat sprake is van een representatieve afspiegeling over de verschillende sectoren en waarbij er deelname is van bedrijven met een verschillende omvang. Het zwaartepunt ligt per project bij de volgende sectoren:

    • a.

      voor emissie reducerende maatregelen (project 1): pluimvee, vleeskalveren en geitenhouderij.

    • b.

      voor circulair voerspoor op reststromen (project 2): pluimvee, vleeskalveren geiten- en varkenshouderij;

    • c.

      voor bodembeheerconcepten (project 3) pluimvee, vleeskalveren, geiten- en varkenshouderij en akkerbouwbedrijven.

  • 4.

    Bij gelijke geschiktheid hebben bedrijven die zijn gelegen nabij Natura 2000 gebieden en/of sterk verstedelijkte gebieden voorrang.

Artikel 19. Vergoeding voor deelname aan agrarische bedrijven

  • 1.

    Kosten die worden gemaakt voor vergoedingen aan agrarische bedrijven komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking als zij voldoen aan het bepaalde in dit artikel.

  • 2.

    De subsidieontvangers mogen agrarische bedrijven een algemene tegemoetkoming verstrekken van €1000,- exclusief BTW voor deelname in de Proeftuin indien is voldaan aan de voorwaarden van de landbouw de-minimisverordening. De tegemoetkoming wordt verleend op basis van het in bijlage 1 opgenomen model.

  • 3.

    Voordat een tegemoetkoming wordt verstrekt vult het agrarisch bedrijf de verklaring in die is opgenomen in bijlage 2.

  • 4.

    De subsidieontvangers mogen dieren of dierlijke producten die door deelname van een agrarisch bedrijf aan de Proeftuin niet meer geschikt zijn voor menselijke consumptie opkopen tegen normale marktprijzen.

Hoofdstuk 3. Staatssteun

Artikel 20. Toetsing aan staatssteunregels

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen subsidie op grond van deze subsidieregeling op basis van:

    • a.

      Landbouw de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352/9).

    • b.

      Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L327/1).

  • 2.

    Artikelen 21 tot en met 29 zijn van toepassing op subsidieverlening op basis van de Landbouwvrijstellingsverordening.

Artikel 21. Toepassing Landbouwvrijstellingsverordening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts subsidie op basis van Verordening (EU) nr. 2022/2472 indien wordt voldaan aan de voorwaarden in Hoofdstuk I en:

    • a.

      artikel 21 (Steun voor kennisuitwisselings- en voorlichtingsacties); of

    • b.

      artikel 38 (Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector).

  • 2.

    Voor steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting komen alleen activiteiten in aanmerking waarbij de eindbegunstigde een kleine, middelgrote of micro-onderneming is (artikel 1, sub a) van de Verordening (EU) nr. 2022/2472).

Artikel 22. Uitgesloten ondernemingen

  • 1.

    Conform artikel 1, vierde lid, sub a) en sub b) van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Conform artikel 1, vijfde lid, sub a) van de Verordening (EU) Nr. 2022/2472 wordt geen steun toegekend aan ondernemingen in moeilijkheden, met uitzondering van steun voor voorlichtingsacties in de landbouwsector overeenkomstig artikel 21.

Artikel 23. Aanmeldingsdrempel

Conform artikel 4, eerste lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 wordt per steunproject geen steun verleend die de drempel overschrijdt van € 7,5 miljoen voor steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector, als bedoeld in artikel 38.

Artikel 24. Stimulerend effect

  • 1.

    Conform artikel 6 van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 wordt enkel steun uitgekeerd indien deze een stimulerend effect heeft.

  • 2.

    Bij steunprojecten voor voorlichtingsacties wordt hieraan voldaan als wordt voldaan aan het vijfde lid, sub b), inhoudende dat de informatie beschikbaar wordt gesteld aan een onbeperkt aantal begunstigden.

  • 3.

    Bij steunprojecten voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector wordt hieraan voldaan indien de steun voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 38 van Verordening (EU) Nr. 2022/2472.

Artikel 25. Cumulatie

Bij subsidieverstrekking worden de cumulatiebepalingen uit artikel 8 van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 in acht genomen. Dit houdt in dat alle voor een bepaald project verleende staatssteun bij elkaar opgeteld dient te worden opgeteld om zo het totale steunbedrag te bepalen (cumulatie). Hierdoor kan nagegaan worden of voldaan is aan de maximale steunintensiteiten en –bedragen uit artikel 7 en 21 of 38 van Verordening (EU) Nr. 2022/2472.

Artikel 26. Publicatie en informatie

  • 1.

    Uiterlijk twintig werkdagen na de datum van inwerkingtreding van deze steunregeling wordt voldaan aan de verplichting om beknopte informatie te zenden via de webaanmeldingstoepassing van de Europese Commissie volgens het in bijlage II bij Verordening (EU) Nr. 2022/2472 vastgestelde gestandaardiseerde formaat.

  • 2.

    Conform artikel 9 van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 worden de publicatieverplichtingen nageleefd. Bij individuele steunverleningen van meer dan:

    • a.

      €10.000 voor begunstigden die actief zijn in de sector van de primaire landbouwproductie;

    • b.

      €100.000 voor begunstigden die actief zijn in de sector verwerking van landbouwproducten, de sector afzet van landbouwproducten of de bosbouwsector, of voor activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag vallen;

      worden de benodigde gegevens binnen zes maanden vanaf de datum van de toekenning van de steun gepubliceerd via de State Aid Transparency Award Module (TAM). Vanaf de datum van steunverlening blijven de gegevens tien jaar beschikbaar (artikel 9, vierde lid, van de Verordening (EU) Nr. 2022/2472).

Artikel 27. Steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting

  • 1.

    Steun wordt enkel verleend voor kennisuitwisselings- en voorlichtingsacties die zijn genoemd in artikel 21, tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472.

  • 2.

    Steun wordt uitsluitend verleend voor volgens artikel 21, derde en vierde lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 in aanmerking komende kosten en tot de in het achtste lid genoemde maximale steunintensiteit. De hoogte van de subsidie wordt na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend. Indien sprake is van overcompensatie, wordt de subsidie lager vastgesteld en gaan burgemeester en wethouders over tot terugvordering op grond van artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    De in het artikel 21, vijfde lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 bedoelde steun wordt betaald aan de organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding. De betreffende steun wordt niet toegekend in de vorm van rechtstreekse betalingen aan de begunstigden.

  • 4.

    Conform artikel 21, zesde lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 beschikken de organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding die kennisuitwisselings- en voorlichtingsacties, over hiertoe gekwalifi­ceerd en geregeld opgeleid personeel.

  • 5.

    Conform artikel 21, zevende lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 is de steun onder objectief vastgestelde voorwaarden toegankelijk voor alle ondernemingen die daarvoor in het betrokken gebied in aanmerking komen. Als de in lid 2 van deze verordening bedoelde activiteiten door producentengroeperingen en -organisaties worden verricht, mag lidmaatschap van die groeperingen of organisaties geen voorwaarde zijn om toegang tot die activiteiten te krijgen. Eventuele bijdragen van niet-leden in de administratieve kosten van de betrokken producentengroepering of -organisatie zijn beperkt tot de kosten van de in lid 2 van deze verordening bedoelde activiteiten.

Artikel 28. Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector

  • 1.

    Conform artikel 38, tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 wordt uitsluitend steun verleend indien het gesteunde project van belang is voor alle ondernemingen die in de betrokken specifieke landbouw- of bosbouwsector of -subsector actief zijn.

  • 2.

    Conform artikel 38, derde lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 wordt vóór de begindatum van het gesteunde project op het internet de volgende informatie bekendgemaakt:

    • a.

      dat het gesteunde project wordt uitgevoerd;

    • b.

      de doelstellingen van het gesteunde project;

    • c.

      de vermoedelijke datum van de publicatie van de resultaten die van het gesteunde project worden verwacht;

    • d.

      de plaats waar de van het gesteunde project verwachte resultaten op het internet zullen worden bekendgemaakt;

    • e.

      de vermelding dat de resultaten van het gesteunde project gratis beschikbaar zijn voor alle ondernemingen die in de betrokken specifieke landbouw- of bosbouwsector of -subsector actief zijn.

  • 3.

    Conform artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 worden de resultaten van het gesteunde project op internet beschikbaar gesteld vanaf de einddatum van het gesteunde project of vanaf de datum waarop informatie over die resultaten wordt gegeven aan leden van specifieke orga­nisaties, afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt. De resultaten blijven via een vrij toegankelijke website op internet beschikbaar gedurende ten minste vijf jaar vanaf de einddatum van het gesteunde project. De resultaten worden met inachtneming van de privacywetgeving niet per bedrijf gerapporteerd.

  • 4.

    Conform artikel 38, vijfde lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 wordt de steun rechtstreeks aan de organisatie voor onderzoek en/of kennisverspreiding toegekend.

  • 5.

    Conform artikel 38, zesde lid, wordt de steun niet toegekend in de vorm van op de prijs van de landbouwproducten gebaseerde betalingen aan onder­nemingen die actief zijn in de landbouwsector.

  • 6.

    Steun wordt uitsluitend verleend voor volgens artikel 38, zevende lid, van Verordening (EU) Nr. 2022/2472 in aanmerking komende kosten en tot de in het tiende lid genoemde maximale steunintensiteit. De hoogte van de subsidie wordt na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend. Indien sprake is van overcompensatie, wordt de subsidie lager vastgesteld en gaan burgemeester en wethouders over tot terugvordering op grond van artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 7.

    Conform artikel 38, achtste lid, wordt wanneer een organisatie voor onderzoek en/of kennisverspreiding ook economische activiteiten uitoefent, met betrekking tot de financiering, de kosten en de inkomsten van die economische activiteiten een gescheiden boekhouding worden gevoerd

  • 8.

    Conform artikel 38, negende lid, mogen ondernemingen die invloed op de organisatie voor onderzoek en/of kennisverspreiding kunnen uitoefenen in hun hoedanigheid van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van de organisatie of tot de door haar gegenereerde onderzoeksresultaten genieten.

Artikel 29. Geldigheidsduur

  • 1.

    Verordening (EU) Nr. 1408/2013 is van toepassing tot en met 31 december 2023. Burgemeester en wethouders verlenen na deze datum geen subsidie op grond van deze subsidieregeling.

  • 2.

    Verordening (EU) Nr. 2022/2472 is van toepassing tot en met 31 december 2029. Burgemeester en wethouders verlenen na deze datum geen subsidie op grond van deze subsidieregeling.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 30. Inwerkingtreding en vervaldatum

1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de elfde werkdag na die van bekendmaking en vervalt wanneer de Regio Deal Foodvalley eindigt.

2. Deze subsidieregeling blijft van toepassing op de afwikkeling van subsidies die voor de vervaldatum op basis van deze regeling zijn verleend en op bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van die subsidies. Deze regeling blijft eveneens van toepassing op aanvragen om subsidies waarop voor de vervaldatum nog niet is beslist.

Artikel 31. Citeertitel

Deze subsidieregeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling spoor 1 Regio Deal Foodvalley.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 30 juni 2020, zaaknummer 151311,

Burgemeester en wethouders voornoemd,

drs. R.F. Groen MPA

de secretaris,

mr. L.J. Verhulst

de burgemeester

Bijlage 1. Model tegemoetkoming agrarische bedrijven

Model tegemoetkoming agrarische bedrijven

Geachte heer / mevrouw,

Wij zijn blij dat u mee wil werken aan het onderzoek in de Proeftuin. Samen met u hopen wij snel een overgang te kunnen maken naar een duurzame en toekomstbestendige landbouwsector. Voor de kosten die u maakt ontvangt u een algemene tegemoetkoming van €1000,- exclusief BTW.

Deze tegemoetkoming wordt betaald uit overheidsmiddelen. Deze geldt als de-minimissteun in de zin van Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352/9).

Met vriendelijke groet,

[naam / functie ondertekenaar]

Bijlage 2. Model de-minimisverklaring

Modelverklaring de-minimissteun

Aanbevolen wordt om voor het invullen van deze verklaring eerst de toelichting in de bijlage bij de modelverklaring te lezen.

Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming, evenals aan het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort,

○ geen de-minimissteun is verleend.

Over de periode van het huidige belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft uw onderneming niet eerder de-minimissteun ontvangen.

○ wel de-minimissteun is verleend maar voor andere kosten dan die waarvoor u nu steun vraagt.

Over de periode van het huidige belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft uw onderneming eerder de-minimissteun ontvangen voor andere kosten tot een totaal bedrag van € ...............

Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:

………………………………………….. (Bedrijfsnaam)

………………………………………….. (KvK nummer)

………………………………………….. (Naam en functie ondertekenaar)

………………………………………….. (Datum)

………………………………………….. (Handtekening)

Toelichting

Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring.

De-minimisverordening en staatssteun

De staatssteunregels stellen beperkingen aan overheden als zij steun willen verlenen aan ondernemingen. Deze de-minimisverklaring is nodig om na te gaan of de tegemoetkoming voor deelname aan de Proeftuin past binnen de voorwaarden die de Europese staatssteunregels stellen.

Voor ondernemingen in de landbouwsector geldt een drempel van €20.000 per drie belastingjaren. Steun die dit drempelbedrag niet overschrijdt, wordt aangemerkt als ‘de-minimissteun’.

Eén onderneming

Het de-minimisplafond geldt voor één onderneming. Het kan namelijk voorkomen dat twee (of meer) ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden en onder deze Europese de-minimisverordening als één onderneming worden gezien. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het hebben van de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders van een andere onderneming, het recht om onder meer bestuursleden van een andere onderneming te benoemen/ontslaan en het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen.

Bedrag van de-minimissteun

Door middel van deze verklaring geeft u aan dat met de huidige steunverlening voor uw onderneming de de-minimisdrempel niet wordt overschreden. U moet daarom nagaan of gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren enige vorm van de-minimissteun door een overheidsinstantie aan uw onderneming is verstrekt. Indien dit het geval is bent u hierover door de overheidsinstantie in kennis gesteld. Bij overschrijding van de drempel kan geen beroep meer worden gedaan op de de-minimisverordening.

De bedragen die dienen te worden gebruikt bij het invullen van de verklaring, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen. Behalve om subsidieverlening kan het daarbij gaan om leningen tegen gunstige voorwaarden, de verkoop van grond tegen een lagere prijs dan de marktwaarde, vrijstellingen, verlagingen of kwijtschelding van directe of indirecte belastingen, etc. De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop uw onderneming een wettelijke aanspraak op de steun verwerft, ongeacht de datum waarop de de-minimissteun aan de onderneming wordt betaald. Dit betekent concreet de datum waarop het besluit tot subsidieverlening (of verlening van een voordeel) aan uw onderneming is genomen.

Toelichting

Rijk en regio hebben samen een regio deal gesloten voor het gebied FoodValley. Deze Regio Deal is in zijn geheel gericht op het versnellen van de overgang naar een gezond en duurzaam voedselsysteem. Om daar te komen worden activiteiten uitgevoerd in drie zogenaamde sporen. Deze subsidieregeling heeft betrekking op het eerste spoor dat is gericht op de versnelling van de overgang van de transitie (agrarische) sector. Partijen streven ernaar samen de volgende doeleinden te bereiken in dit spoor:

Spoor 1. Versnelde transitie van de primaire sector

De Regio Deal Foodvalley zet in op de versnelling van de transitie van de huidige landbouw naar een toekomstbestendige, duurzame, circulaire landbouw. Het doel van dit spoor is dat nieuwe, haalbare en betaalbare maatregelen ten behoeve van emissiereductie, waarbij gezondheid van mens en dier, dierenwelzijn en gezonde voedselproductie geborgd zijn, breed zijn ontwikkeld en in de regio en daarbuiten worden toegepast. In de regio Foodvalley worden circulaire kringlopen verder gesloten, waarbij dierlijke en plantaardige reststromen beter aan elkaar zijn verbonden. In die kringlopen wordt gebruik gemaakt van regionale alternatieve eiwitbronnen en zijn emissie, diergezondheid en welzijn integraal in kaart gebracht. De biodiversiteit is verbeterd, de bodemkwaliteit is toegenomen en er is geëxperimenteerd met de inzet van andere gewassen. Er zijn duurzame verdienmodellen ontwikkeld die de transitie aantrekkelijk maken voor de agrariërs. Het maatschappelijk draagvlak voor de primaire sector in het gebied is verder versterkt, doordat er een sterkere verbinding tussen boeren en inwoners in het gebied is gerealiseerd. Door proactieve kennisdeling is de opgedane integrale kennis beschikbaar voor toepassing in andere regio’s in Nederland en daarbuiten.

Op basis van deze subsidieregeling kunnen financiële middelen worden verstrekt aan partners die deze transitie tot uitvoering willen brengen. Burgemeester en wethouders treden daarbij in formeel-juridische zin op als subsidieverstrekker. De Regio Deal is echter een opgave die de gehele regio aangaat. De inbreng van financiële middelen is van verschillende partijen en daarbij hoort ook dat sprake is van gedeelde zeggenschap. Hierover zijn afspraken gemaakt in een Samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Foodvalley (hierna: de SOK).

Een centrale rol is daarbij weggelegd voor de Regionale Stuurgroep waarin de belangrijkste financiers vertegenwoordigd zijn. In de dagelijkse praktijk zorgt de Regio Deal Manager - de algemeen programmamanager - voor het bewaken van de voortgang en de integraliteit van de Regio Deal. Hierover legt de Regio Deal Manager verantwoording af aan de Regionale Stuurgroep. Naar zowel de Regionale Stuurgroep als de Regio Deal Manager wordt daarom veelvuldig verwezen in deze toelichting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Definities

Begrip Regio Foodvalley

De Regio Foodvalley (GR) bestaat als zodanig uit de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen. Bij de aanvraag in 2018 is een voorstel voor een Regiodeal gedaan door de Regio Foodvalley en de provincies Gelderland en Utrecht, de Wageningen University and Research (WUR) en de Universiteit Utrecht (UU), LTO Gelderse Vallei en VNO-NCW afdeling Midden.

Bij het opstellen van de Regio Deal is vervolgens geformuleerd dat activiteiten ook kunnen plaatsvinden in aangrenzende of complementaire gebieden ten opzichte van de Regio Foodvalley (GR). Hierbij wordt gedacht aan gebieden waar gelijksoortige vraagstukken spelen als in de Regio Foodvalley. Een uitgangspunt daarbij is een redelijke verdeling van activiteiten tussen de provincies Gelderland en Utrecht. Dit is een reden geweest voor het hanteren van een breder regiobegrip Foodvalley. Hiermee kan de gelijkwaardige verdeling in de praktijk worden verwezenlijkt. Voor dit punt wordt verder verwezen naar artikel 2 en de toelichting daarop.

Artikel 2. Bevoegdheid subsidieverlening en afbakening gebied

Deze subsidieregeling wordt opgesteld met het doel om uitvoering te geven aan spoor 1 van de Regio Deal. Subsidieverlening is mogelijk binnen de regio Foodvalley. Voor toepassing van deze subsidieregeling omvat dit een groter gebied dan het grondgebied van de Gemeenschappelijke Regeling Regio Foodvalley (GR Foodvalley - acht gemeenten). Gelet op de bijdragen vanuit zowel Regio Foodvalley, provincie Utrecht en provincie Gelderland is het uitgangspunt een redelijke verdeling voor de activiteiten uit spoor 1 over de provincies Gelderland en Utrecht. De meeste agrarische bedrijven binnen de regio liggen in de provincie Gelderland. Het is daarom voorzienbaar dat - om daar een redelijke spreiding te realiseren - ook agrarische bedrijven van buiten het grondgebied van de GR Foodvalley in de gelegenheid gesteld moeten worden deel te nemen.

De subsidieontvangers mogen in ieder geval alle activiteiten op grond van deze subsidieregeling uitvoeren in de acht GR Foodvalley gemeenten die in dit artikel zijn genoemd. Daarnaast mogen agrarische bedrijven uit de vijf aangrenzende Utrechtse gemeenten deelnemen aan de Proeftuin. Zo kan de redelijke verdeling tussen de provincies Utrecht en Gelderland worden verwezenlijkt. Over uitvoering van andere activiteiten buiten het grondgebied van de acht GR Foodvalley gemeenten besluit conform de regionale governance de Regionale Stuurgroep. Burgemeester en wethouders geven uitvoering aan de besluiten van de Regionale Stuurgroep via eventuele wijziging van de beschikking tot subsidieverlening. Daarnaast is denkbaar dat - in overeenstemming met de Regionale Stuurgroep - de Regio Deal Manager een bepaald mandaat krijgt om zelf te beslissen over toetreding van bedrijven tot de Proeftuin. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan toeleveranciers of erfbetreders.

De uitbreiding van activiteiten buiten het grondgebied van de acht GR Foodvalley gemeenten kan gepaard gaan met het toetreden van nieuwe partners tot de samenwerking. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een gemeente die wil meefinancieren als daar dan ook activiteiten worden uitgevoerd. Hiervoor geldt dan de procedure voor toetreding die is opgenomen in artikel 22 van de SOK. Meebetalen is volgens de SOK geen verplichting. Wel moet de partij die om toetreding verzoekt omschrijven óf en welke bijdrage in geld of in natura wordt aangeboden. De Regionale Stuurgroep besluit vervolgens over toetreding. Hierbij wordt ook de procedure voor het aanbieden van financiële middelen vastgelegd en of deze middelen beschikbaar worden gesteld als subsidie via de kassier gemeente Ede.

Het is aan de Regionale Stuurgroep om te bepalen of de procedure uit artikel 22 van de SOK ook (volledig) van toepassing is bij betrokkenheid van bijvoorbeeld agrarische bedrijven of toeleveranciers binnen de Proeftuin. Individuele bedrijven worden in beginsel geen partner bij de samenwerking onder de SOK en treden niet toe tot het Regionaal Partneroverleg.

Bevoegdheid gemeentebestuur

Het uitgangspunt in zowel de Grondwet als de Gemeentewet (bijvoorbeeld artikel 149) is de gemeentelijke huishouding. Normaliter betekent dit dat burgemeester en wethouders alleen subsidie verlenen voor activiteiten die plaatsvinden binnen de gemeente Ede zelf. Deze subsidieregeling heeft betrekking op de Regio Foodvalley waarvan de gemeente Ede deel uitmaakt. Dit wordt toelaatbaar geacht omdat voor elk van de activiteiten geldt dat deze (mede) ten goede komen aan de gemeente Ede. Bijvoorbeeld een innovatie in de landbouw of gezondheidszorg die in Utrecht succesvol wordt getest, is bruikbaar voor Ede. Hierbij wordt er tevens rekening mee gehouden dat Ede in de Regio Deal en samenwerkingsovereenkomst is aangewezen als kassier, waarbij afspraken zijn gemaakt over de subsidieverlening binnen het gebied. Daarmee hebben alle betrokken overheden ingestemd met subsidieverlening voor activiteiten die plaatsvinden op hun grondgebied.

Bij de uitvoering van deze Regio Deal doet zich de bijzondere omstandigheid voor dat er geen enkel bestaand bestuursorgaan is dat het hele grondgebied omvat waar activiteiten plaatsvinden. Dit komt in de eerste plaats doordat de Regio Foodvalley niet binnen één provincie is gelegen. Daarnaast is voorzien in activiteiten die plaatsvinden buiten het gebied waarvoor de Gemeenschappelijke Regeling Foodvalley in het leven is geroepen (zoals in dit artikel nader omschreven).

Artikel 3. Doelgroep en penvoerderschap

Subsidie op basis van deze regeling wordt verleend aan de deelnemers van een samenwerkingsverband. In deze regeling (en het bijzonder dit artikel) wordt de basis gelegd voor de formeel-juridische relatie tussen burgemeester en wethouders (als subsidieverstrekker) en de penvoerder respectievelijk subsidieontvangers. Tegelijkertijd is de doelstelling van alle partijen om in het kader van de Regio Deal op een andere wijze samen te werken dan louter in de relatie subsidieverstrekker - subsidieontvanger. Centraal staat het vanuit een gezamenlijke opgave uitvoeren van activiteiten om resultaten te bereiken die ten goede komen aan inwoners en bedrijven in de regio en daarbuiten.

Eerste en tweede lid

Binnen het samenwerkingsverband geldt elke organisatie zelfstandig als subsidieontvanger. Om de administratieve lasten aan beide zijden te beperken treedt één van de organisaties op als penvoerder voor het samenwerkingsverband. De penvoerder vertegenwoordigt de organisaties in het samenwerkingsverband in en buiten rechte. Dat wil zeggen dat de subsidieaanvraag namens alle partijen wordt ingediend door de penvoerder. Op de penvoerder rust de verplichting om relevante informatie door te geven aan burgemeester en wethouders. Hiertoe behoort onder meer het indienen van voortgangs- en eindrapportage. De penvoerder ontvangt hiervoor informatie van de subsidieontvangers. Een en ander wordt door hen nader uitgewerkt in een samenwerkingsovereenkomst (zie artikel 4 en de toelichting daarop).

Derde, vierde en vijfde lid

De subsidieontvangers zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van activiteiten waarvoor zij subsidie ontvangen. Als activiteiten niet, onvolledig of in strijd met geldende voorschriften worden uitgevoerd kan dat aanleiding zijn om subsidie te verlagen of in te trekken en eventuele voorschotten terug te vorderen. Als dit herleidbaar is naar één of meer specifieke subsidieontvanger(s) ligt het in de rede om in die relatie over te gaan tot verlaging of terugvordering. De juridische grondslag hiervoor ligt in artikel 4:57 van de Awb.

Uitgangspunt is dat eventueel onverschuldigd betaalde subsidies of voorschotten rechtstreeks bij de desbetreffende subsidieontvanger worden teruggevorderd. Er kan echter sprake zijn van een situatie waarin niet duidelijk is aan wie ligt dat activiteiten niet, onvolledig of onjuist zijn uitgevoerd. In deze situatie is het tevens mogelijk om subsidie terug te vorderen via de penvoerder. Om de financiële risico’s voor de penvoerder te beperken wordt van het samenwerkingsverband gevraagd de onderlinge aansprakelijkheid te regelen in een samenwerkingsovereenkomst (zie artikel 4 en de toelichting daarop).

Motivering beperking mededingingsruimte

In zijn algemeenheid geldt als uitgangspunt dat bij de verdeling van schaarse subsidies mededingingsruimte wordt geboden. Bij de Regio Deal Foodvalley is de beschikbare mededingingsruimte beperkt. Burgemeester en wethouders achten dat in deze specifieke situatie gerechtvaardigd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in een Kamerbrief van 8 juni 2018 (kenmerk: DGAN-RP / 18047581) de voorwaarden uiteen gezet om in aanmerking te komen voor een Regio Deal. De doelstelling van de Regio Deals is als volgt geformuleerd:

“Het kabinet wil samen met (publieke en private) partners regionaal een geïntegreerde aanpak bewerkstelligen van economische, sociale en ecologische opgaven die dáár spelen. Partijen verplichten zich aan elkaar om de komende jaren gezamenlijk aan nieuwe, concrete oplossingen te werken.” (p. 1).

Een randvoorwaarde om in aanmerking te komen voor een Regio Deal luidt als volgt:

“Publiek-private samenwerking (PPS): in de deal leveren zowel publieke als private partijen bijdragen. Bij voorkeur is sprake van een triple helix -overheid, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen- insteek. Uitgangspunt is actief commitment en (SMART) inzet van alle partijen. Dit geldt ook voor deelnemende vakdepartementen.” (p. 4).

Zoals hierboven is beschreven heeft een Regio Deal dus altijd het karakter van een publiek-private samenwerking. Dit is ook voor de Regio Deal Foodvalley het geval. Zo is LTO Noord partij bij de Regio Deal Foodvalley en gelden onder meer de universiteiten Wageningen en Utrecht en VNO-NCW Midden als samenwerkingspartners. LTO en de beide universiteiten leveren tevens een financiële bijdrage aan de realisatie van de Regio Deal Foodvalley (in cash / in kind).

Burgemeester en wethouders constateren daarom dat zonder de publiek-private samenwerking deze Regio Deal niet zou hebben bestaan. Betrokken organisaties hebben samen met de betrokken overheden al vanaf begin 2018 samengewerkt van het indienen van een voorstel bij het Rijk, tot aan uitwerking in een concrete Regio Deal tot aan het vormgeven van plannen voor de concrete realisatie via een uitvoeringsprogramma. In de fase waarin werd gewerkt aan het opstellen en indienen van een voorstel is een uitnodiging gedaan aan een groot aantal organisaties om daarbij te participeren. Gedurende het traject zijn deze partijen bereid gebleken om mee te werken aan de realisatie. Vanwege hun specifieke kennis, bestaande lokale infrastructuur en/of regionaal netwerk achten burgemeester en wethouders de uitvoering van de Regio Deal zonder een samenwerking van deze partijen niet haalbaar. Deze omstandigheden rechtvaardigen de keuze om in dit geval mededeling maar in beperkte mate toe te staan. Dit komt tot uitdrukking in dit artikel.

De partijen die zijn opgenomen in het artikel zijn nauw betrokken geweest bij de uitwerking van plannen voor concrete realisatie van de Regio Deal Foodvalley. Burgemeester en wethouders achten het daarom passend dat zij in ieder geval betrokken zijn als subsidieontvangers (vertegenwoordigd door een penvoerder die uit hun midden wordt aangewezen). Andere organisaties kunnen in overleg toetreden tot het samenwerkingsverband. Verwezen wordt naar artikel 5 en de toelichting daarop. Het is zeker denkbaar dat dit in de toekomst gaat gebeuren: een doelstelling van de Regio Deal is immers ook dat de positieve effecten zich als een olievlek verspreiden over een groter gebied. Door deze constructie is er wel een vorm van mededingingsruimte.

Mededingingsruimte zit er verder in dat de subsidieontvangers zelf ook gebruik maken van andere organisaties om uitvoering te geven aan de Regio Deal. Zo komen de subsidiemiddelen ook beschikbaar voor deze organisaties via de ‘kosten derden’ of ‘materiaalkosten’. Subsidieontvangers die kwalificeren als aanbestedende dienst passen daarbij - vanaf bepaalde drempels - een selectieprocedure toe. Verder wordt op het niveau van toetreding van agrarische bedrijven in de Proeftuin ook volledige mededingingsruimte geboden. Verwezen wordt naar artikel 18.

Artikel 4. Samenwerkingsovereenkomst uitvoering project

Om de doelen van de Regio Deal te kunnen bereiken is een nieuwe samenwerking nodig tussen penvoerder en subsidieontvangers. Voorwaarde voor de subsidie is daarom dat zij een overeenkomst sluiten waarin zij hun onderlinge rechten en verplichtingen regelen. Hierbij kan de model samenwerkingsovereenkomst van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland als voorbeeld dienen. De uitwerking in de samenwerkingsovereenkomst zal moeten voldoen aan wet- en regelgeving. In het bijzonder aan subsidieregeling, subsidiebeschikking en de toepasselijke staatssteunregels.

Artikel 5. Toetreding tot het samenwerkingsverband

Zoals hiervoor aan de orde is gekomen achten burgemeester en wethouders het van belang dat ten minste de in tabel 1 opgenomen organisaties vertegenwoordigd zijn in het samenwerkingsverband. Het is mogelijk dat andere organisaties toetreden gedurende de looptijd van het project. Zij kunnen zich hiervoor richten tot burgemeester en wethouders of de penvoerder. Binnen de projecten is sprake van verschillende onderdelen, de zogenaamde werkpakketen. Het is daarom tevens denkbaar dat organisaties die willen toetreden zich richten tot de subsidieontvanger die optreedt als uitvoerder van een werkpakket of project.

In de samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Foodvalley is een procedure beschreven voor toetreding op werkpakketniveau (artikel 22). Met instemming van de penvoerder c.q. werkpakketleiders kunnen nieuwe organisaties - na goedkeuring door burgemeester en wethouders - toetreden. Binnen de regionale governance op basis van de SOK wordt dit voorgelegd voor goedkeuring aan de Regionale Stuurgroep. Het is zeker denkbaar dat dit in de toekomst gaat gebeuren: een doelstelling van de Regio Deal is immers ook dat de positieve effecten zich als een olievlek verspreiden over een groter gebied. Door deze constructie is er wel een vorm van mededingingsruimte. Voor het slagen van de Regio Deal is een goede samenwerking tussen de subsidieontvangers van essentieel belang. Burgemeester en wethouders achten daarom het vragen van instemming van de andere subsidieontvangers proportioneel.

Met dit artikel wordt op transparante en voor derden kenbare wijze invulling gegeven aan de mogelijkheid om toe te treden tot de Regio Deal volgens artikel 22 van de SOK. Van nieuwe toetreders wordt verwacht dat zij kenbaar óf en in welke mate zij een bijdrage leveren aan de Regio Deal (in cash / in kind). Voor een subsidieontvanger kan dit bijvoorbeeld de vorm hebben van cofinanciering voor eigen activiteiten.

Artikel 6. Aanvraag

Dit artikel stelt enkele aanvullende voorwaarden over de inhoud van de subsidieaanvraag. De subsidieaanvraag moet worden opgesteld in een uniform begrotingsformat om de inzichtelijkheid en onderlinge vergelijkbaarheid te waarborgen. In de subsidieregeling is voorzien in een verlening over meerdere jaren. Vanuit Rijk en Regio wordt er belang aan gehecht om regelmatig vinger aan de pols te kunnen houden op de voortgang. Daarom is een planning met daarin een overzicht van wanneer activiteiten worden uitgevoerd verplicht. In beginsel bestaat alleen recht op een voorschot voor het volgende jaar als de activiteiten conform geldende verplichtingen én opgegeven planning worden uitgevoerd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel 10.

Naast deze bijzondere bepalingen gelden ook de reguliere indieningsverplichtingen uit artikel 6 van de Asv Ede 2017. Dit betreft:

  • a.

    een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    de gemeentelijke doelstellingen en de daarvan afgeleide resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

  • c.

    een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten;

  • d.

    een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

Voor de aanvraagtermijn is aansluiting gezocht bij de toepasselijke staatssteunkaders. Voor toekenning van de aanvraag is van belang dat wordt voldaan aan het vereiste van stimulerend effect. In de regel brengt dit met zich mee dat een aanvraag wordt ingediend voordat sprake is van een start van de werkzaamheden (zie artikel 6, tweede lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening). De definitie in de Landbouwvrijstellingsverordening van de start van de werkzaamheden luidt als volgt:

start van de werkzaamheden in het kader van het project of de activiteit”: afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt, hetzij de start van de activiteiten of de bouwwerkzaamheden met betrekking tot de investering, hetzij de eerste juri disch bindende toezegging om uitrusting te bestellen of een beroep op diensten te doen, hetzij een andere toezeg ging die het project of de activiteit onomkeerbaar maakt; de aankoop van gronden en voorbereidende werkzaam heden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van haalbaarheidsstudies worden niet als start van de werkzaamheden of activiteiten beschouwd;

Steun die valt onder het toepassingsbereik van artikel 31 van de Landbouwvrijstellingsverordening wordt altijd geacht een stimulerend effect te hebben (artikel 6, vijfde lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening).

Artikel 8. Subsidiabele kosten

De basis voor de berekening van de subsidiabele kosten is dat alleen daadwerkelijk gemaakte kosten worden vergoed die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de activiteiten in deze subsidieregeling. De hoogte van de subsidie wordt op basis van dit principe achteraf bepaald bij de subsidievaststelling.

Er wordt rekening mee gehouden dat de activiteiten op basis van deze subsidieregeling op onderdelen kunnen leiden tot staatssteun. Om ervoor te zorgen dat rechtmatig steun wordt verleend wordt gebruik gemaakt van de Landbouwvrijstellingsverordening (zie hoofdstuk 3 van deze subsidieregeling). Voor zover hier beperkingen uit voortvloeien op bijvoorbeeld het gebied van de subsidiabele kosten gelden deze voor de subsidieverstrekking. Voor dit punt wordt verder verwezen naar artikel 4 van de Asv Ede 2017.

De subsidieverlening betreft het maximaal te verlenen bedrag. De subsidie kan nooit hoger wordenvastgesteld zijn wijziging van de beschikking tot subsidieverlening. De subsidieverlening is inclusiefniet-verrekenbare of niet-compensabele btw. De subsidieontvanger is verder zelf verantwoordelijkvoor het afdragen van btw en het waar mogelijk verrekenen of compenseren.

De subsidiabele kosten worden verder berekend op een de voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode. Dit kan bijvoorbeeld zijn op basis van de integrale kostensystematiek (IKS) of kostencomponenten zoals vaste loonkosten met een opslag. Dit is in deze subsidieregeling niet nader ingevuld: het beschikbare budget en de te verrichten activiteiten zijn hierbijverder maatgevend. De berekening van de subsidiabele kosten moet wel zijn gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaarworden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast. Dit wordt getoetst door deaccountant bij de controle van de financiële verantwoording (zie verder artikel 14 en de toelichting daarop)

Artikel 10. Looptijd subsidie en bevoorschotting

De Regio Deal heeft een looptijd van meerdere jaren. Voor het hele spoor wordt in één keer subsidie verleend die in jaarlijkse tranches beschikbaar wordt gesteld. Om voldoende zicht te houden op het uitvoeren van de activiteiten) wordt tussentijds verantwoording afgelegd. Daarnaast hebben de subsidieontvangers een meldingsplicht indien zij de planning niet dreigen te halen. Zij kunnen daarbij een voorstel doen tot wijziging van de subsidiebeschikking: dit is het aanknopingspunt voor een wederzijds gesprek hoe alsnog de doelstellingen van de Regio Deal bereikt kunnen worden. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur gelden als juridisch kader voor besluiten over wijziging van de subsidiebeschikking.

Recht op een voorschot voor het volgende jaar bestaat als de activiteiten binnen de planning en conform geldende verplichtingen worden uitgevoerd. In andere gevallen is dit afhankelijk van de uitkomst van het hierboven beschreven gesprek tussen de Regionale Stuurgroep en de penvoerder en betrokken subsidieontvanger(s). Voor de projecten waar wel op juiste wijze en conform planning activiteiten zijn uitgevoerd blijft de subsidie en bevoorschotting in ieder geval ongewijzigd. Overigens wordt rekening gehouden met de mate waarin de activiteiten wel zijn verricht. En of het aannemelijk is dat dat in het volgende jaar het project - al dan niet met aanpassingen - alsnog volgens planning worden gerealiseerd. In het gesprek worden de penvoerder en subsidieontvanger(s) daarbij vertegenwoordigd door spoor- en projectleiders die feitelijk trekker zijn van een spoor dan wel een project. De tenuitvoerlegging van dit besluit vindt plaats door burgemeester en wethouders van Ede als kassier van de Regio Deal. Feitelijk zal dit worden uitgevoerd door de Regio Deal Manager die daarbij uitvoering geeft aan de instructies van de Regionale Stuurgroep.

Wanneer activiteiten niet zijn uitgevoerd of wanneer aannemelijk is dat uitvoering achterwege zal blijven kan subsidie worden verlaagd (artikel 4:48 van de Awb). De Regio Deal vraagt echter om innovatieve samenwerking met activiteiten die mogelijk niet op voorhand volledig te plannen zijn. Als dat leidt tot vertragingen of een noodzaak tot wijziging behoort daar op redelijke wijze mee omgegaan te worden. Het uitgangspunt is daarbij vooral om te onderzoeken of met een wijziging de doelstellingen wel (binnen afzienbare termijn) bereikt kunnen worden, boven het een besluit over verlaging en terugvordering van subsidie. Een eventuele verlaging van de subsidie wordt zoveel mogelijk verrekend met het voorschot over het volgende jaar.

Artikel 11. Begrotingsvoorbehoud, opschortende en ontbindende voorwaarden

De Regio Deal wordt gefinancierd door een aantal verschillende overheden. De gemeente Ede treedt op als kassier voor de bijdragen van de provincies Gelderland en Utrecht en de gemeenten Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel, Renswoude, Rhenen, Wageningen. Dit wil zeggen dat subsidieverlening vanuit Ede aan de subsidieontvangers kan plaatsvinden onder de opschortende voorwaarde dat ook de andere overheden aan Ede hiervoor subsidie verlenen. Dit is nodig indien Ede op het moment van subsidieverlening zelf nog niet van alle financiers een subsidiebeschikking heeft ontvangen.

De subsidie die wordt verleend voor de Regio Deal heeft een meerjaarlijks karakter. Dit betekent dat de subsidie wordt verleend over een aantal jaren waarvoor de begroting nog niet definitief is vastgesteld c.q. goedgekeurd. Het begrotingsvoorbehoud is bedoeld voor de situatie dat dekking voor de Regio Deal komt te vervallen. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan het voorwaardelijk karakter van de Rijksbijdrage voor de Regio Deal. Met het Rijk zijn in de Regio Deal afspraken gemaakt over toekenning van een Rijksbijdrage van 20 miljoen euro in tranches. Het Rijk kan besluiten dat één of meer tranches niet worden toegekend. De regionale partners begrijpen de intentie van het Rijk wel zo dat bij het goed uitvoeren van de Regio Deal recht bestaat op een volgende tranche. Echter bij een eventueel niet toekennen van een volgende tranche achter burgemeester en wethouders het noodzakelijk dat de subsidieverlening voor de toekomst kan worden beëindigd. Hiervoor zijn in dit artikel twee verschillende mogelijkheden opgenomen. Met beide is hetzelfde effect beoogd, te weten dat de subsidieverlening eindigt na een periode van zes maanden nadat de penvoerder is geïnformeerd over het niet beschikbaar stellen van de Rijksbijdrage.

De eerste mogelijkheid is het inroepen van een begrotingsvoorbehoud, nu de subsidie gedeeltelijk wordt verleend voor jaren waarvoor de begroting nog niet is vastgesteld. Deze geschiedt in deze situatie volgens artikel 4:34 van de Awb met toepassing van artikel 4:50 van de Awb. Burgemeester en wethouders begrijpen deze verwijzing aldus dat bij het inroepen van het begrotingsvoorbehoud de subsidie moet worden beëindigd met inachtneming van een redelijke termijn. In dit kader wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 juli 2002, AB 2003, 136. Burgemeester en wethouders gaan ervan uit dat de in het derde lid opgenomen termijn van zes maanden geldt als een redelijke termijn in de zin van artikel 4:50 van de Awb.

In het derde lid is het vervallen van de Rijksbijdrage opgenomen tevens opgenomen als ontbindende voorwaarde. Deze ontbinding heeft geen terugwerkende kracht (zie artikel 3:38, tweede lid, in combinatie met artikel 3:59 BW). Daarnaast is bepaald dat de ontbinding ingaat zes maanden na mededeling van het intreden van de ontbindende voorwaarde door burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders hebben hierbij rekening gehouden met de geldende jurisprudentie omtrent beëindiging van subsidies waarbij een termijn van zes maanden in de regel als redelijke termijn wordt beschouwd. Met de meer specifieke ontbindingsmogelijkheid uit het tweede lid is beoogd om de gevolgen van het wegvallen van de Rijksbijdrage voor alle partijen helder vast te leggen.

Beide mogelijkheden worden in deze subsidieregeling opgenomen omdat jurisprudentie ontbreekt over de verhouding tussen enerzijds de bepalingen uit de Awb over het begrotingsvoorbehoud bij meerjaarlijkse subsidies en anderzijds de meer algemene mogelijkheid om ontbindende voorwaarden te verbinden aan de subsidieverlening.

Artikel 12. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In artikel 9, derde lid, onder a van de Asv Ede 2017 is opgenomen dat burgemeester en wethouders de subsidieaanvraag weigeren als de activiteiten niet in overwegende mate ten goede komen aan de gemeente Ede en haar ingezetenen. Dat is voor deze subsidie niet passend, gezien het regionale bereik. Verwezen wordt naar artikel 1 en de toelichting daarop.

Deze subsidieregeling heeft als doel de uitvoering van spoor 1 van de Regio Deal Foodvalley. Er is daarom opgenomen dat burgemeester en wethouders de subsidieaanvraag kunnen weigeren indien deze onvoldoende bijdraagt aan het realiseren van de Regio Deal.

Artikel 13. Voortgangsrapportage

Voor de monitoring van de resultaten van de Regio Deal is een Monitoringsplan opgesteld. De inhoud van dit artikel is ontleend aan dat Monitoringsplan. In het Monitoringsplan is bepaald dat tweemaal per jaar een voortgangsrapportage wordt uitgebracht. De voortgangsrapportage uit spoor 1 is een belangrijke bron van input voor de gemeente Ede als kassier voor de Regio Deal. De gemeente Ede levert namens de regionale samenwerkingspartners één keer per jaar een voortgangsrapportage in bij het Rijk, conform artikel 7, vierde lid, van de Regio Deal.

De voortgangsrapportage biedt daarnaast inzicht over de realisatie van de planning van het spoor. De voortgangsrapportage heeft vooral een informatief karakter en is bedoeld voor monitoringsdoeleinden. Daarom is een mogelijkheid opgenomen om de inhoud van de rapportage nader uit te werken. Zo kan flexibel worden ingespeeld op een veranderende informatiebehoefte. Uit de voortgangsrapportage kan blijken dat bepaalde activiteiten niet of niet volgens planning zijn uitgevoerd. Normaliter blijkt dat niet pas bij de voortgangsrapportage maar is dat eerder gemeld door de subsidieontvangers en heeft daarop een gesprek (en eventueel bijstelling) plaatsgevonden. Dit doet daarom niet af aan het informatieve karakter.

Er wordt één gezamenlijke voortgangsrapportage opgesteld door de subsidieontvangers. De penvoerder levert deze aan bij burgemeester en wethouders. De voortgangsrapportage bevat informatie over de stand van zaken in de projecten van alle subsidieontvangers. De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat deze informatie wordt samengevoegd in één rapportage die tijdig wordt aangeleverd bij burgemeester en wethouders (feitelijk namens hen: de Regio Deal Manager).

Artikel 14. Aanvraag tot vaststelling

In de subsidiebeschikking wordt het subsidietijdvak bepaald: dit is de periode waarin de activiteiten worden gesubsidieerd. Binnen zes maanden na afloop van het tijdvak moet het samenwerkingsverband (de subsidieontvangers) een aanvraag tot subsidievaststelling indienen. Zij worden daarbij vertegenwoordigd door de penvoerder.

De aanvraag tot vaststelling bevat zowel een financieel als inhoudelijk eindverslag. Deze bevat de in het tweede lid opgenomen informatie. Het betreffende verslag dient enerzijds om de subsidie vast te stellen en anderzijds als input voor de kassier om eindverantwoording af te leggen aan het Rijk als bedoeld in artikel 6, zevende lid, van de Regio Deal. Burgemeester en wethouders zijn voornemens in ieder geval voor het financieel eindverslag een uniform format op te stellen. Voor het inhoudelijk eindverslag wordt dat later bepaald.

Het financieel eindverslag wordt voorzien van een controleverklaring. Deze wordt opgesteld per subsidieontvanger vastgesteld door de eigen accountant. Deze accountant verricht de controle op basis van het Verantwoordings- en accountantsprotocol gemeente Ede 2018. De accountant controleert in principe alleen de financiële verantwoording. Inhoudelijke stukken worden niet gecontroleerd: wel gaat de accountant na of het inhoudelijk eindverslag overeenkomt met de financiële verantwoording (of daar geen tegenstrijdigheden in zitten). De accountant controleert of de opgestelde financiële verantwoording juist en rechtmatig is en of de subsidieontvangers hebben voldaan aan de verplichtingen opgelegd in de verleningsbeschikking. We beschouwen deze toelichting als onderdeel van de normstelling voor de accountant:

• Bij de eindverantwoording wordt door de accountant getoetst of het opgestelde financiële verslag juist en rechtmatig is en voldoet aan de verplichtingen opgelegd in de beschikking. De beschikking bepaalt de voorwaarden; er worden geen extra eisen of voorwaarden gesteld.

• De accountant checkt of datgene dat opgenomen is in het activiteitenverslag enigszins overeenkomt met gedane uitgaven en financiële verantwoording. Het is zeker niet de bedoeling dat de accountant alle ooit inhoudelijke opgeleverde stukken gaat controleren.

De Wageningen University en de Universiteit Utrecht hebben elk een ‘in kind’ bijdrage toegezegd voor onder meer de sporen 1 en 2 van de Regio Deal. Voor de verantwoording van deze bijdragen volstaat een verklaring van het bestuur dat de toegezegde inzet is geleverd. Hiervoor is geen urenverantwoording vereist en deze ‘in kind’ bijdragen vallen buiten de controle van de accountant.

Artikel 17. Algemene voorwaarden subsidieverlening

Binnen spoor 1 wordt onderzoek verricht om het effect van innovatieve maatregelen en concepten te testen. Bijvoorbeeld rond emissiereductie. Dit onderzoek moet op met voldoende betrouwbare meetmethoden / instrumenten worden uitgevoerd. Wetenschappelijk verantwoorde onderzoekmethoden voldoen hier in ieder geval aan. Ook gevalideerde onderzoeksmethoden / instrumenten zoals die gebruikt worden door het waterschap worden als voldoende betrouwbaar beschouwd. Het doel van deze bepaling is om te waarborgen dat er voldoende zekerheid is over het effect van de maatregelen en concepten die getest worden in de Proeftuin.

Artikel 19. Vergoeding voor deelname agrarische bedrijven

Binnen spoor 1 wordt voorzien dat deelnemende agrarische bedrijven een vergoeding zullen ontvangen. Dit betreft een forfaitaire vergoeding van €1000,- per bedrijf. Om zeker te stellen dat dit bedrag niet kan worden aangemerkt als staatssteun wordt dit verleend met toepassing van de landbouw de-minimisverordening. Van staatssteun zou anders sprake kunnen zijn omdat de forfaitaire vergoeding met steun van de overheid wordt bekostigd.

Daarnaast is voorzien in de mogelijkheid voor subsidieontvangers om dieren of dierlijke producten op te kopen van deelnemers aan de Proeftuin. Van deze mogelijkheid mag gebruik worden gemaakt als door de deelname de betreffende producten niet meer geschikt zijn voor menselijke consumptie. Dit is met name goed denkbaar voor de activiteiten in project 2 circulair veevoer. Doordat de betreffende producten worden opgekocht tegen normale marktprijzen levert dit geen voordeel op voor de betrokken bedrijven. Dit kwalificeert daarom niet als staatssteun.