Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Maasdriel 2020

Geldend van 07-07-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 10-06-2020

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Maasdriel 2020

INLEIDING

De verordening Jeugdhulp 2020 geeft uitvoering aan de Jeugdwet. De wet, de verordening en de beleidsregels vormen een onlosmakelijk samenhangend geheel, waarbij de één voortborduurt op de ander en nader concretiseert. De wet staat boven de verordening die op haar beurt boven de beleidsregels staat.

Ten behoeve van een logische opbouw en een goed begrip van het afwegingskader, valt er niet te ontkomen aan enige herhaling van bepalingen uit de wet en de verordening. Formeel zijn deze herhalingen overbodig omdat ze reeds in een 'hoger' document geregeld zijn, maar anders dreigen deze beleidsregels tot 'losse onleesbare brokken' uiteen te vallen.

De artikelnummers, zoals vermeld in deze beleidsregels, verwijzen naar de artikelnummers van de verordening Jeugdhulp Maasdriel 2020.

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In aanvulling op begripsbepalingen zoals deze in de Jeugdwet en de Verordening Jeugd gemeente Maasdriel 2019 worden gebruikt en/of als bekend worden verondersteld, wordt in deze beleidsregels verstaan onder:

  • 1.

    Verleningsbeschikking: een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht afgegeven door de gemeente aan een jeugdige of zijn ouders;

  • 2.

    Gecertificeerde instelling (GI): een instelling die jeugdbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering uitvoert. Dit zijn onder andere Jeugdbescherming Gelderland, William Schrikker Groep (WSG), Leger Des Heils en het NIDOS;

  • 3.

    Integrale Vroeghulp: het vroegtijdig onderkennen van ontwikkelingsproblematiek en/of gedragsproblematiek bij kinderen van 0-7 jaar en in een zo vroeg mogelijk stadium ondersteuning verlenen aan kind en ouder(s);

  • 4.

    Jeugdhulp:

    • 1)

      ondersteuning en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

    • 2)

      het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem;

    • 3)

      het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of psychiatrische aandoening of beperking.

  • 5.

    Jeugdige is een persoon die:

    • 1)

      de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,

    • 2)

      de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of

    • 3)

      de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.

  • 6.

    Melding: het bericht waarin aangegeven wordt dat de jeugdige en/of ouder(s) behoefte aan ondersteuning heeft.

  • 7.

    Ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt.

  • 8.

    Professional: beroepskracht met (middels diploma of ervaringscertificaat) aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aanzien van de opgroei-, opvoed- en ontwikkelingsproblematiek van de jeugdige en/of ouder(s) en de benodigde individuele maatwerkvoorziening, die kan aantonen dat hij voldoet aan de in de branche geldende (kwaliteits)eisen én een gericht op de individuele maatwerkvoorziening passende registratie heeft bij de KvK of in het beroepsregister of in loondienst is bij een formele zorgaanbieder.

  • 9.

    Sociaal netwerk: alle personen uit de omgeving van de jeugdige en/of ouder(s) die van betekenis (kunnen) zijn, zoals een partner, ouders, kinderen, familieleden, vrienden, kennissen en buren.

HOOFDSTUK 2. VORMEN VAN HULPVERLENING

Ter aanvulling op artikel 2.1.1 lid a van de Verordening Jeugdhulp Maasdriel 2019: de benoemde overige voorzieningen geven deels het huidige aanbod weer. Het geeft enkel weer welk aanbod vanuit het gebiedsteam wordt aangeboden. Buiten het aanbod van het gebiedsteam zijn er meerdere overige voorzieningen. Om deze inzichtelijk te maken worden ze verder beschreven in dit hoofdstuk

Artikel 2.1.1. Overige voorziening

Een overige voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, vrij toegankelijk is. Overige voorzieningen zijn gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp. Een overige voorziening is beschikbaar voor alle inwoners. Er vindt dus geen toets plaats of jeugdigen en/of hun ouders hiervoor in aanmerking komen en er is geen verwijzing of verleningsbeschikking nodig.

Voorbeelden van overige voorzieningen:

  • Schoolmaatschappelijk werk;

  • Kinderopvang, buitenschoolse opvang;

  • Jeugdwelzijnswerk en jongerenwerk;

  • Consultatiebureau;

  • Opvoedondersteuning; Initiatieven van particulieren; vrijwilligers en sport- en culturele verenigingen leveren ook een belangrijke bijdrage aan het aanbod van algemene voorzieningen.

Preventieve voorzieningen

Een preventieve voorziening wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling, die een snelle en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een jeugdige en of zijn ouder(s) ondervindt. De voorziening heeft een preventief karakter. Een preventieve voorziening is een voorliggende voorziening op tweedelijnsvoorzieningen waarvan gebruik moet worden gemaakt als deze voorhanden is en in redelijkheid een oplossing biedt voor de hulpvraag van de jeugdige.

Voorbeelden van eerstelijns individuele voorzieningen1:

  • Kopp training

  • Kiestraining

  • Rots en Water

  • Impulsklas

  • Triple P

  • Integrale vroeghulp

Artikel 2.1.2 lid a Toegang ernstige enkelvoudige dyslexie (EED)

Bij dyslexie is sprake van een afwijkende procedure en doet de school in samenspraak met de jeugdige en de ouders melding bij het dyslexieteam van het Samenwerkingsverband Primair Onderwijs de Meierij. De school zorgt voor een leerling dossier waaruit blijkt dat voldaan is aan het protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling. Het dyslexieteam beoordeelt of aan de voorwaarden van het protocol is voldaan en/of welke ondersteuning passend is. Het Gebiedsteam neemt in het geval van een positief advies van het dyslexieteam voor toeleiding naar diagnostiek voor dyslexie (eventueel gevolgd door dyslexiebehandeling) het advies van het dyslexieteam over.

De gemeente is alleen verantwoordelijk voor de diagnose en behandeling van EED van kinderen in de leeftijd tussen 7 en 12 jaar die basisonderwijs volgen.

HOOFDSTUK 3. PROCEDUREREGELS

Ter aanvulling op artikel 3.2: in de verordening staat beschreven wie een hulpvraag kan indienen. Om duidelijkheid te geven op welke wijze een hulpvraag ingediend moet worden en hoe deze verwerkt dient te worden, is het proces in de beleidsregels opgenomen.

Artikel 3.2 Indiening hulpvraag

  • 1. Een melding kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan en wordt vastgelegd. Een melding geeft aan dat de jeugdige/ouder een probleem ervaart. De melding wordt doorgeleid naar het gebiedsteam.

  • 2. Het gebiedsteam agendeert een gesprek met de jeugdige en ouder, bij voorkeur bij de jeugdige/ouder thuis.

  • 3. Slechts wanneer de medewerker Gebiedsteam voldoende op de hoogte is van de actuele situatie bij een melding, door recente eerdere contacten, kan overwogen worden om een gesprek achterwege te laten. Het is dan noodzakelijk dat de medewerker Gebiedsteam die de melding oppakt dezelfde persoon is als die de eerdere contacten heeft gehad.

  • 4. Wanneer de melding wordt gedaan door een belanghebbende over de jeugdige en of het gezin, neemt het gebiedsteam contact op met de melder voor aanvullende informatie. Blijkt hieruit dat er feitelijk geen melding is, dan stopt het contact. Er is wel sprake van een melding als:

    • a.

      De betreffende jeugdige/ouder op de hoogte is van de melding. In overleg met jeugdige/ouder wordt de melder hierbij al dan niet betrokken;

    • b.

      Als de betreffende jeugdige/ouder niet op de hoogte is van de melding dient de melder alsnog de jeugdige/ouder op de hoogte te stellen. Als dit is gebeurd is er sprake van een melding;

    • c.

      Wil of kan de melder dit niet doen, dan dient de melder zich te wenden tot Veilig Thuis Gelderland-Zuid bij gevaar en of huiselijk geweld. Bij psychosociale problematiek wendt de melder zich tot Farent. Er is dan geen sprake van een melding.

Artikel 3.3 Het vooronderzoek

Gegevens voortkomend uit het vooronderzoek worden geregistreerd in de groene suite.

Artikel 3.3.3 Benodigde toestemming van jeugdige/ouder voor opvragen informatie

  • 1. Voor het opvragen van noodzakelijke bijzondere persoonsgegevens bij derden is toestemming nodig, bij voorkeur schriftelijk:

    • a.

      Voor de jeugdige tot 16 jaar dient de ouder toestemming te verlenen;

    • b.

      Voor de jeugdige van 12 tot 16 jaar dient ook – evt. naast zijn ouders – de jeugdige zelf toestemming te geven voor het verstrekken van gegevens aan derden. Dit uiteraard voor zover de 12 tot 16-jarige in staat is zijn belangen voldoende te behartigen (wilsbekwaam is).

    • c.

      Vanaf 16 jaar is toestemming van de jeugdige zelf en niet van zijn/haar ouders vereist, tenzij de jeugdige niet wilsbekwaam is.

  • 2. Voor het verlenen van toestemming ondertekent de jeugdige /ouder een toestemmingsformulier. Dit formulier stuurt het Gebiedsteam voor het eerste gesprek toe of verstrekt het in het eerste gesprek. Tijdens het eerste gesprek zal dit formulier worden besproken met de jeugdige/ouder en ter ondertekening worden voorgelegd.

Artikel 3.4 Gesprek

  • 1. Het gebiedsteam maakt bij het eerste contact (telefonisch en of schriftelijk) met de hulpvrager / aanmelder een inschatting of er crisogene factoren aanwezig zijn. Bij aanwezigheid van crisogene factoren wordt de hulpvraag direct door het gebiedsteam opgepakt. Mocht dit niet het geval zijn dan wordt er met de inwoner overlegd wanneer het gebiedsteam kan starten.

  • 2. Het gesprek vindt in principe bij de jeugdige/ouder thuis plaats. Het kan relevant zijn om de leefomgeving van de jeugdige/ouder te zien en de jeugdige/ouder in de vertrouwde omgeving te observeren. Indien nodig, bijvoorbeeld om redenen van veiligheid, kan het gesprek ook elders of in het gemeentehuis plaatsvinden.

  • 3. Het resultaat van het gesprek is dat de ondersteuningsbehoefte in kaart is gebracht en dat inzicht is verkregen in de mogelijkheden van de jeugdige/ouder en zijn/haar sociale omgeving om zelf bij te dragen aan een oplossing. Ook is duidelijk welke doelen zijn gesteld en wat het resultaat dient te zijn van het ondersteuningstraject.

  • 4. Er kunnen meerdere gesprekken nodig zijn om een duidelijk inzicht te krijgen in de situatie. Door de medewerker Gebiedsteam worden deze gesprekken met de jeugdige/ouder gevoerd om de situatie in beeld te krijgen en te komen tot een ondersteuningsplan. In sommige gevallen kan het zijn dat door het voeren van deze gesprekken, de jeugdige/ouder voldoende duidelijkheid heeft gekregen over de eigen situatie en op weg is geholpen om de eigen situatie, eventueel samen met het sociale netwerk, weer zelf aan te kunnen.

Beleidsregel: Het gesprek met een medewerker van het gebiedsteam vindt uiterlijk binnen 6 weken na de melding van de hulpvraag plaats. De termijn van het gesprek kan met maximaal 8 weken worden verlengd. Mocht het eerste gesprek niet binnen 6 weken kunnen plaatsvinden dan neemt het gebiedsteam tijdig telefonisch contact op met de hulpaanvrager om ze hiervan op de hoogte te stellen.

Artikel 3.4 lid d Richtlijnen gebruikelijke zorg

De Jeugdwet bepaalt dat het college geen voorziening voor jeugdhulp hoeft toe te kennen voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend zijn. De eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen omvatten onder andere gebruikelijke hulp.

Bij gebruikelijke hulp wordt dezelfde beleidslijn gevolgd zoals deze onder de AWBZ door het Centrum voor Indicatiestelling (CIZ) werd gehanteerd:

Gebruikelijke hulp is hulp en zorg die naar algemeen aanvaardbare maatstaven van ouders mag worden verwacht. Er mag daarbij echter geen sprake zijn van (dreigende) overbelasting van de huisgeno(o)t(en). Overbelasting of dreigende overbelasting moet objectief worden vastgesteld, bijvoorbeeld door medisch onderzoek. Aan de hand van onderstaande richtlijnen wordt in elke individuele situatie een zorgvuldige afweging gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van de jeugdige en/of zijn ouders. De mogelijkheden van de jeugdige en de sociale omgeving worden beoordeeld tegen de achtergrond van de specifieke problematiek van de jeugdige.

  • 1.

    Bij de beoordeling of sprake is van gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met:

    • A.

      de leeftijd van de jeugdige;

    • B.

      de aard van de te verrichten handeling;

    • C.

      de frequentie van de te verrichten handeling;

    • D.

      de tijd die met het verrichten van de handeling is gemoeid;

    • E.

      de duur van de situatie.

  • 2.

    De criteria genoemd in het vorige lid worden in samenhang beoordeeld, waarbij wordt gelet op de omstandigheden van de jeugdige en rekening wordt gehouden met handelingen die de jeugdige zelf kan uitvoeren.

    • -

      Ook als de ouders van de jeugdige niet bij elkaar wonen, kan bij de afweging of sprake is van gebruikelijke hulp rekening worden gehouden met de hulp die door beide ouders kan worden geboden.

  • 3.

    De ouders van de jeugdige worden in ieder geval niet in staat geacht gebruikelijke hulp te bieden voor zover:

    • A.

      zij daardoor overbelast zijn of dreigen te worden;

    • B.

      zij daartoe de kennis en vaardigheden missen.

Bij de toepassing van punt 3 gelden de volgende richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling in verschillende levensfasen van het kind: Zie bijlage 1 + 2.

Beleidsregel: Alleen wanneer sprake is van een langdurige situatie (langer dan 3 maanden) waarbij de intensiteit en omvang van de benodigde hulp, in vergelijking tot een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen, wezenlijk (zie bijlage 1 + 2) wordt overschreden is er sprake van boven gebruikelijke hulp en kan een individuele voorziening worden ingezet

Artikel 3.5 Het verslag

In de verordening wordt gesproken over een verslag. In het verslag worden naast de beschrijving van de hulpvraag en situatie ook doelen gesteld. Hierom gebruikt de gemeente Maasdriel liever de term ondersteuningsplan.

De bevindingen uit het gesprek en vooronderzoek worden vastgelegd in een ondersteuningsplan.

Het ondersteuningsplan moet als volgt onderbouwd worden:

  • 1.

    geformuleerde hulpvraag;

  • 2.

    vervolgens beschrijft de gemeente de opgroei- en opvoedingsproblemen en/of psychische problemen en stoornissen en zullen deze in kaart moeten worden gebracht;

  • 3.

    in overleg met de aanvrager worden doelen en resultaten gesteld;

  • 4.

    samen met de aanvrager wordt geïnventariseerd in welke mate het eigen netwerk ingezet kan worden;

  • 5.

    wanneer de problemen zijn vastgesteld moet de gemeente bezien welke hulp naar aard en omvang nodig is om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

  • 6.

    De wijze van evalueren om de voortgang te bewaken;

  • 7.

    tot slot moet de gemeente onderzoeken welke hulp er vanuit ouders en/of het sociale netwerk geboden kan worden.

Om tot een goede beoordeling te komen van de aanvraag, kan de medewerker gebiedsteam een extern advies vragen bij een (medisch-) adviesinstantie.

Voor medische adviezen is een overeenkomst afgesloten met Stichting SAP te Bavel.

Beleidsregel: De aanvrager tekent het ondersteuningsplan voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar uiterlijk binnen zeven werkdagen wordt geretourneerd aan het college. Als de aanvrager tekent voor gezien, kan hij/zij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij/zij niet akkoord is. Het getekende ondersteuningsplan dient als aanvraag. De aanvrager ontvangt een besluit op de aanvraag. Tegen het besluit kan een aanvrager een bezwaar indienen.

Beleidsregel: Extern advies wordt aangevraagd nadat een jeugdige en/of ouder een aanvraag heeft ingediend.

Artikel 3.8 Verleningsbeschikking

De totale beoordeling van de maatwerkvoorziening leidt, als de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordigers ervoor kiezen om een aanvraag in te dienen, tot een verleningsbeschikking.

Beleidsregel: de inwoner ontvangt binnen acht weken (zonder extern advies) na de aanvraag een verleningsbeschikking op grond van de wet. Deze termijn kan met nogmaals maximaal 8 weken verlengd worden. Het college stelt de inwoner hiervan schriftelijk op de hoogte.

Beleidsregel: De duur van een verleningsbeschikking is maximaal een jaar, tenzij de vorm van de voorziening anders behoeft.

Beleidsregel: De verleningsbeschikking moet binnen een half jaar verzilverd worden, anders vervalt de beschikking.

Artikel 3.8.2 lid b Ingangsdatum jeugdhulp

De voorziening wordt toegekend vanaf de datum dat de jeugdhulp in de toekomst zal starten of zo vroeg als de datum van de aanvraag, indien de voorziening feitelijk al in gang is gezet.

Bij een verlenging van een beschikking ligt de verantwoordelijkheid van het agenderen van een verlenging van hulpverlening (met eventuele ondersteuning van de hulpverlener) bij de inwoner. Hierbij dient het college instaat gesteld te worden om een gedegen onderzoek naar de verlenging te doen. Het college hanteert hiervoor een periode van 8 weken voor afloop van de beschikking. De inwoner en betrokken hulpverlening wordt hiervan op de hoogte gesteld bij start van de hulpverlening en tijdens (tussen) evaluaties.

Beleidsregel: Een verleningsbeschikking kan niet worden afgegeven voor de datum van de melding. De ingangsdatum van de verleningsbeschikking kan met terugwerkende kracht ingaan, maar niet voor de datum van de melding.

Artikel 3.8.2 Vervoer

  • 1. Vervoer van jeugdigen naar en van een locatie waar jeugdhulp geboden wordt, valt onder de Jeugdwet (artikel 2.3, lid 2, Jeugdwet). De verantwoordelijkheid van de gemeente voor vervoer op grond van de Jeugdwet geldt alleen voor vervoer van de jeugdige naar de jeugdhulplocatie en terug. Vervoer naar andere locaties of vervoer van de ouders van de jeugdige valt niet onder de jeugdhulpplicht. Bij het bepalen of een vervoersvoorziening naar een individuele voorziening jeugdhulp noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, hanteert het college het volgende afwegingskader:

    • indien dit het geval is, wordt vervolgens nagegaan of en in hoeverre de ouders het vervoer van de jeugdige naar de voorziening voor jeugdhulp zelf kunnen regelen (eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid);

    • als ouders het vervoer naar de jeugdhulpvoorziening zelf niet of niet volledig kunnen regelen, wordt nagegaan of er iemand uit het sociale netwerk is die wat kan betekenen in het vervoer van de jeugdige naar de voorziening voor jeugdhulp;

    • wanneer ouders en het sociaal netwerk het vervoer niet zelf kunnen regelen en de jeugdige niet zelfstandig kan reizen is een vergoeding voor vervoer mogelijk in natura of een PGB. De hoogte van het PGB is op basis van het laagste toepasselijke tarief per dag dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder.

HOOFDSTUK 4. INZET SOCIAAL NETWERK

Artikel 4.1 lid 4 Inzet sociaal netwerk

In het gemotiveerde plan van de jeugdige en zijn ouder(s) kan hij/zij de wens uitspreken om zijn sociaal netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. De gemeente beperkt het toekennen van een PGB voor hulp uit het sociale netwerk tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura van een gecontracteerde zorgaanbieder. De gemeente beoordeelt aan de hand van de criteria uit de Jeugdwet en hoofdstuk 4 van de verordening of inzet vanuit het sociale netwerk uit een PGB wordt gehonoreerd. Bij de ondersteuning door het sociaal netwerk is geen VOG-verklaring van toepassing.

Beleidsregel: Indien een jeugdhulpverlener (zowel jeugdhulporganisaties als solistisch werkend jeugdhulpverlener) niet voldoet aan de kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 4 van de Jeugdwet dan is er sprake van ondersteuning uit het sociaal netwerk. Ouders die jeugdhulp bieden aan hun eigen kind en tevens solistisch werkend jeugdhulpverlener zijn vallen onder het sociaal netwerk.

HOOFDSTUK 5. OVERGANG 18+

In de verordening is geen artikel opgenomen over de verlengde jeugdhulp. In de jeugdwet (artikel 1.1 – jeugdige) staat de definitie van een jeugdige en verlengde jeugdwet beschreven. Om verduidelijking te geven op artikel 1.1 is dit hoofdstuk opgenomen in de beleidsregels.

Artikel 5.1 Jeugdhulp na 18e levensjaar

Jeugdhulp is ondersteuning van en zorg aan jeugdigen en hun ouders. Een jeugdige is iemand die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. Daarnaast wordt de persoon die de leeftijd van 18 jaar, maar niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, als jeugdige aangemerkt, wanneer:

  • sprake is van een behandeling die reeds aangevangen is voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt;

  • voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar een ondersteuningsplan is vastgesteld;

  • toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dit ook blijkt uit het ondersteuningsplan, en

  • de gesloten jeugdhulp niet langer duurt dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.

Verlengde jeugdhulp is in bovengenoemde gevallen mogelijk, wanneer er geen andere wet is die in de betreffende hulp voorziet.

Daarnaast kan een persoon die ouder is dan 18 jaar op grond van de Jeugdwet jeugdhulp ontvangen, wanneer de jeugdhulp nodig is in het kader van het jeugdstrafrecht of jeugdreclassering.

Artikel 5.2 Procedure jeugdhulp na 18e levensjaar

  • 1. De zorgaanbieder en of de gebiedsteammedewerker die de ondersteuning voor het 18e jaar levert stelt vroegtijdig (minimaal 6 maanden voor de 18e verjaardag) een plan op waarin de doorloop van ondersteuning na het 18e levensjaar centraal staat. Het opstellen van het plan gebeurt in samenspraak met de jeugdige en/of ouders en samen met een eventuele aanbieder die na het 18e levensjaar wordt ingezet. In het plan is expliciet aandacht voor veranderingen in:

    • benodigde ondersteuning en indien van toepassing een zorgvuldige en geleidelijke overdracht naar een andere zorgverlener/behandelaar (NB: uitdrukkelijke wens is om hier zo min mogelijk in te wisselen);

    • huisvesting;

    • financiën;

    • school/werk/dagbesteding.

    Wanneer een jeugdige 18 jaar wordt, is het mogelijk dat zijn woonplaats verandert en dat een andere gemeente verantwoordelijk is voor de jeugdhulp. De reden hiervoor is dat de woonplaats van een jeugdige jonger dan 18 jaar wordt afgeleid van de woonplaats van de ouder met gezag, terwijl na de 18e verjaardag de werkelijke verblijfplaats als woonplaats geldt. Er moet dus altijd worden gecontroleerd of de woonplaats van de jeugdige is gewijzigd.

  • 2. In het plan wordt bekeken of ondersteuning die na het 18e levensjaar wordt ingezet gefinancierd kan worden uit de Wmo, ZVW of WLZ.

Beleidsregel: de zorgaanbieder en of het gebiedsteam (stelt 6 maanden voor de 18e verjaardag) samen met de jeugdige en diens ouders / verzorgers een toekomstplan op.

Artikel 5.3 Verlengde pleegzorg

  • 1. Een pleegzorgrelatie kan alleen eindigen voor het 21e jaar wanneer pleegkinderen dit zelf willen of de jeugdige onrechtmatig in Nederland verblijft;

  • 2. Pleegzorg als vorm van verlengde jeugdhulp, zoals beschreven in de wet, blijft mogelijk vanaf 21 jaar tot 23 jaar, mits de jeugdige rechtmatig in Nederland verblijft. Pleegkinderen kunnen tot een half jaar na hun 21e verjaardag een beroep doen op verlengde jeugdhulp;

  • 3. Verlengde jeugdhulp eindigt als de pleegzorg niet meer noodzakelijk is, als het pleegkind geen hulp meer wil, of als het pleegkind 23 jaar is.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Deze beleidsregels worden aangehaald als:

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Maasdriel 2020 en treden in werking met ingang van 10 juni 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel in zijn vergadering van 9 juni 2020.

Het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,

De secretaris,

de burgemeester,

Bijlage 1

  • a.

    Kinderen van 0 tot 3 jaar

    • -

      hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

    • -

      ouderlijke toezicht is zeer nabij nodig;

    • -

      zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

    • -

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

    • -

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

    • -

      hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • b.

    Kinderen van 3 tot 5 jaar

    • -

      kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand, de ouder kan bijvoorbeeld de was ophangen in een andere kamer;

    • -

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

    • -

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

    • -

      kunnen zelf zitten en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

    • -

      kinderen vanaf 4 jaar hebben een reguliere dagbesteding van 22-25 uur per week;

    • -

      hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, toiletgang en zindelijkheidstraining, dag- en nachtritme en dagindeling;

    • -

      hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

    • -

      zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

    • -

      hebben een beschermde woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • c.

    Kinderen van 5 tot 7 jaar

    • -

      hebben een reguliere dagbesteding op school van 22 tot 25 uur per week;

    • -

      kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand, het kind kan bijvoorbeeld buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is;

    • -

      hebben toezicht, stimulans en controle nodig bij de persoonlijke verzorging zoals het wassen en tanden poetsen;

    • -

      hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

    • -

      zijn overdag zindelijk en ’s nachts merendeels ook, maar ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders;

    • -

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

    • -

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid, zelfredzaamheid en ontplooiing, zoals begeleiding en gelegenheid bieden bij omgang met leeftijdsgenoten en begeleiding en waardering voor schoolwerk als thuis lezen;

    • -

      hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school gaan, naar activiteiten ter vervanging van school of naar vrijetijdsbesteding;

    • -

      hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • d.

    Kinderen van 7 tot 10 jaar

    • -

      hebben een reguliere dagbesteding op school van 22 tot 25 uur per week;

    • -

      kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand, het kind kan bijvoorbeeld buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is;

    • -

      hebben steeds minder toezicht, stimulans en controle nodig bij de persoonlijke verzorging als het wassen en tanden poetsen;

    • -

      hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

    • -

      zijn overdag en ’s nachts zindelijk, maar ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders;

    • -

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

    • -

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid, zelfredzaamheid en ontplooiing, zoals hulp bij bijvoorbeeld huiswerk;

    • -

      hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school gaan, naar activiteiten ter vervanging van school of naar vrijetijdsbesteding;

    • -

      hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • e.

    Kinderen van 10 tot 12 jaar

    • -

      hebben een reguliere dagbesteding op school van 22 tot 25 uur per week;

    • -

      zijn overdag en ’s nachts zindelijk;

    • -

      kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand, het kind kan bijvoorbeeld buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is;

    • -

      hebben enig toezicht, stimulans en controle nodig bij de persoonlijke verzorging als het wassen en tanden poetsen;

    • -

      hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

    • -

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid, zelfredzaamheid en ontplooiing, zoals hulp bij bijvoorbeeld huiswerk;

    • -

      hebben nog enige begeleiding en controle van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, naar activiteiten ter vervanging van school of naar vrijetijdsbesteding gaan;

    • -

      hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • f.

    Kinderen van 12 tot 18 jaar

    • -

      hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

    • -

      kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

    • -

      kunnen vanaf 16 jaar een dag of een nacht alleen gelaten worden;

    • -

      hebben bij persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

    • -

      hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

    • -

      hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school;

    • -

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid, zelfredzaamheid en ontplooiing (zoals hulp bij het zelfstandig gaan wonen of huiswerk);

    • -

      hebben tot 17 jaar een beschermde woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden;

    • -

      hebben vanaf 17 jaar een beschermde woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd;

    • -

      zijn vanaf 18 jaar jongvolwassene en kunnen zelfstandig wonen.

Bijlage 2

Bij de toepassing van artikel 3 gelden de volgende richtlijnen ten aanzien van de gemiddelde tijdsbesteding aan gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling in verschillende levensfasen van het kind:

Leeftijd

Gemiddelde tijd per etmaal aan begeleiding

Gemiddelde tijd per etmaal aan persoonlijke verzorging

Handeling

Gemiddelde tijd voor handeling

0 tot 4 jaar

6-10 uur

(afhankelijk van aantal uur slaap)

3 uur en 45 minuten

Alle handelingen aangaande persoonlijke verzorging.

4 tot 7 jaar

6-7 uur

1 uur en 15 minuten overname

1 uur en 15 minuten aansturing/toezicht

Wassen

Kleden

Toiletgang

Tanden/haren/nagels/huid

Eten en drinken

10 minuten 1x per dag

10 minuten 2 x per dag

5 minuten 6 x per dag

ong. 15 minuten per dag

1 uur en 15 minuten per dag

7 tot 10 jaar

4-5 uur

15 minuten overname

30 minuten aansturing/toezicht

Wassen

Kleden

Toiletgang

Tanden/haren/nagels/huid

Eten en drinken

10 minuten 1x per dag

10 minuten 2 x per dag

5 minuten 6 x per dag

ong. 15 minuten per dag

1 uur en 15 minuten per dag

10 tot 12 jaar

3-4 uur

15 minuten aansturing/toezicht

12 tot 15 jaar

2-3 uur

-

15 tot 18 jaar

1 uur

-


Noot
1

Beschikbare voorzieningen 2020