Regeling vervallen per 01-07-2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de subsidie voor activiteiten in de sociale basis (Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021)

Geldend van 01-08-2020 t/m 09-03-2021

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de subsidie voor activiteiten in de sociale basis (Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op Gemeentewet, art 160 eerste lid , Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, artikel 3, gezien het stedelijk kader 2020-2023, Samen Vooruit: ‘Op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam’, zoals vastgesteld in de Raadsvergadering van 29 mei 2019,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2013: Algemene subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b.

    aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling: medewerker die binnen een organisatie zorg draagt voor de borging van procedures voor het handelen bij huiselijk geweld en kindermishandeling (De Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2019) en optreedt als expert bij een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    collegeprioriteiten voor de sociale basis: de beleidsprioriteiten van het college ter uitvoering van het beleidskader Samen Vooruit;

  • e.

    ervaringsdeskundige: iemand die opgeleid is om eigen ervaringen te benutten om anderen te ondersteunen;

  • f.

    gebiedsgerichte opgave: de opgave met betrekking tot de sociale basis per gebied die jaarlijks in een plan per stadsdeel, de gebiedsgerichte uitwerking, wordt vastgelegd en voorafgaand aan het subsidiejaar door het dagelijks bestuur wordt vastgesteld;

  • g.

    mantelzorger: geeft langdurig, intensief en onbetaald zorg en ondersteuning aan iemand met wie hij/zij een persoonlijke band heeft;

  • h.

    preventie: voorkomen en vroegtijdig ingrijpen bij problemen;

  • i.

    “Samen vooruit”: beleidskader 2020-2023 voor de sociale basis zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 29 mei 2019;

  • j.

    sociale accommodatie: laagdrempelige en toegankelijke plek voor en door wijkbewoners; bedoeld als een knooppunt om elkaar te ‘vinden’ (ontmoeten) en om te ‘verbinden’ (participeren en activeren). Bewoners (zowel volwassenen als jeugd) van de wijk worden er gefaciliteerd om initiatieven te ontplooien en kunnen in sociale accommodaties deelnemen aan activiteiten;

  • k.

    sociale basis: breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk, om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad;

  • l.

    vrijwillige inzet: onbetaalde inzet voor een ander of groep met een ondersteuningsbehoefte of voor activiteiten (in de buurt);

  • m.

    vrijwilliger: iemand die zich onbetaald en belangeloos inzet voor anderen die hulp of zorg nodig hebben, of bijdraagt aan activiteiten (in de buurt);

  • n.

    zelfredzaamheid: het vermogen om dagelijkse activiteiten zelfstandig te kunnen doen.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling

  • 1. Deze regeling is van toepassing op het beleidskader Samen Vooruit, op weg naar een stevige Sociale Basis in Amsterdam 2020-2023 zoals op 29 mei 2019 vastgesteld door de gemeenteraad, en nader uitgewerkt in de collegeprioriteiten voor de sociale basis;

  • 2. Het doel van deze regeling is het versterken van een breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Deze regeling voorziet in voorschriften voor de verstrekking van eenmalige of periodieke subsidies betreffende:

    • a.

      stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen;

    • b.

      activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen volwassenen;

    • c.

      activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen jeugd.

  • 2. In hoofdstuk 2 zijn per activiteitengroep bedoeld in lid 1. onder a., b. en c. in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 1 voorschriften opgenomen.

Artikel 1.5 Subsidieplafond

  • 1. Het college stelt jaarlijks een stedelijk subsidieplafond vast voor de activiteiten bedoeld in artikel 1.4, lid 1, onder a. die voor periodieke subsidie in aanmerking komen.

  • 2. Het college stelt jaarlijks per stadsdeel subsidieplafonds vast voor de afzonderlijke activiteiten bedoeld in artikel 1.4, lid 1, onder b. en c. waarbinnen tevens een onderscheid kan worden gemaakt wordt tussen periodieke en eenmalige subsidies.

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd al is gestart of heeft plaatsgevonden.

  • 2. In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASA 2013 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

    • a.

      de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling en/of niet in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid;

    • b.

      de activiteiten naar oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan de prioriteiten die het college voor de sociale basis heeft;

    • c.

      de activiteiten naar het oordeel van het college niet passen binnen de subsidiabele activiteiten zoals in deze regeling omschreven;

    • d.

      de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende aansluiten bij de gebiedsgerichte opgave(n) sociale basis;

    • e.

      er naar het oordeel van het college in het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet;

    • f.

      de aanvrager naar het oordeel van het college niet of onvoldoende beschikt over verbinding met het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • g.

      naar de mening van het college sprake is van een activiteit waarin al op andere wijze wordt voorzien of waarvoor financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is;

    • h.

      de activiteiten naar het oordeel van het college te grote risico’s met zich mee brengen voor de ontwikkeling, gelijke behandeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of andere betrokkenen;

    • i.

      er voor uitvoering van de activiteiten meer uren, of een hogere prijs per uur wordt gerekend dan die door het college redelijk wordt geacht.

Artikel 1.7 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1. Aanvragen om éénmalige subsidie worden behandeld in volgorde van binnenkomst.

  • 2. Indien het van toepassing zijnde subsidieplafond voor een periodieke subsidie als bedoeld in artikel 1.5 ontoereikend is om alle niet op grond van artikel 1.6 geweigerde aanvragen te honoreren, rangschikt het college deze aanvragen op een prioriteitenlijst.

  • 3. De rangschikking wordt bepaald door het aantal punten dat wordt behaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteiten bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling;

    • b.

      de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de collegeprioriteiten voor de sociale basis;

    • c.

      de mate waarin de aanvraag aansluit bij de gebiedsgerichte opgave(n) sociale basis.

    • d.

      de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft over verbinding met (organisaties in) de wijk en de buurt te beschikken en voldoende kennis heeft over de verhoudingen en omstandigheden in de wijk of de buurt;

    • e.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van het in samenhang organiseren van activiteiten;

    • f.

      de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners en/of ervaringsdeskundigen is geborgd;

    • g.

      aantoonbare samenwerking met partners rondom de brede sociale opgave;

    • h.

      gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit;

    • i.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis en expertise met betrekking tot (het werken met) kwetsbare groepen;

    • j.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis over emanciperende krachten in de stad en/of groepen die te maken hebben met uitsluiting of achterstelling;

    • k.

      de mate van continuïteit van dienstverlening aan de Amsterdammer;

    • l.

      de prijs-kwaliteitsverhouding;

    • m.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken.

  • 4. Het maximale aantal punten dat op grond van lid 3 kan worden behaald is:

    • a.

      Voor de criteria onder a., b., en c. 75 punten. Per afzonderlijk criterium kan maximaal 25 punten worden gescoord;

    • b.

      Voor de criteria onder d. tot en met m. 55 punten. Daarbij kan voor het criterium genoemd onder d. maximaal 10 punten worden gescoord en voor het criterium onder m. maximaal 1 punt. Voor de tussenliggende criteria geldt dat het maximaal te behalen punten telkens met een punt verminderd wordt ten opzicht van het voorafgaande criterium.

  • 5. De aanvragen worden binnen het van toepassing zijnde subsidieplafond gehonoreerd naar de volgorde van de rangschikking.

Artikel 1.8 De aanvrager in geval van een samenwerkingsverband

Als sprake is van een samenwerkingsverband dient één van de betrokken partijen als penvoerder de aanvraag in namens het samenwerkingsverband en draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de beschikking.

Artikel 1.9 Aanvraagtermijn

  • 1. In afwijking van artikel 6 van de ASA 2013 kunnen aanvragen om een éénmalige subsidie vanaf 1 november voorafgaand aan het subsidiejaar waarop ze betrekking hebben, worden ingediend.

  • 2. Aanvragen om een periodieke subsidie dienen overeenkomstig de ASA 2013 te worden ingediend voor 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 1.10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • a.

    een activiteitenplan waarin naast het omschrijven van de activiteiten wordt uitgewerkt:

    • -

      op welk gebied of gebieden de aangevraagde subsidie betrekking heeft;

    • -

      de criteria uit artikel 1.7;

    • -

      de doelgroep(en) op wie de activiteiten zijn gericht;

  • b.

    een begroting uitgesplitst naar activiteit, gebied en mate van co-financiering. Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van het begrotingsformat zoals op de website van de gemeente Amsterdam beschikbaar is;

  • c.

    het formulier sociale basis, inclusief de uitvraag met betrekking tot aanvullende verplichtingen.

Artikel 1.11 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, worden aan de subsidieverlening de volgende verplichtingen verbonden tenzij in de verlening anders bepaald:

  • a.

    bij de uitvoering van de activiteiten wordt rekening gehouden met de collegeprioriteiten en het vastgestelde beleid daaromtrent;

  • b.

    accommodaties waar de publieksgerichte activiteiten plaatsvinden zijn goed bereikbaar, fysiek toegankelijk, bruikbaar en veilig en de activiteiten zijn sociaal toegankelijk en inclusief voor alle Amsterdammers;

  • c.

    in communicatie over activiteiten dient er rekening te worden gehouden met Amsterdammers die laaggeletterd zijn of visuele of auditieve beperkingen hebben;

  • d.

    de subsidieontvanger die rechtstreeks werkt met de Amsterdammer, heeft een geïmplementeerde Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en wijst een aandachtsfunctionaris binnen de organisatie aan. Kleine informele partijen bij wie dit niet haalbaar is, maken samenwerkingsafspraken met een aandachtsfunctionaris bij een andere organisatie;

  • e.

    er wordt voor zover van toepassing gewerkt binnen stedelijke uitvoeringsafspraken tussen subsidieontvangers en gemeente;

  • f.

    het voor zover mogelijk, gelet op de aard van de werkzaamheden, hebben van een vastgesteld vrijwilligersbeleid;

  • g.

    professionals en vrijwilligers die rechtstreeks werken met jeugdigen, kwetsbare volwassenen, ouderen, en/of Amsterdammers met regieverlies, zijn in het bezit van een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG);

  • h.

    het hanteren van gedragsregels met betrekking tot het voorkomen van en omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Artikel 1.12 Bij verantwoording in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 wordt bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een financiële verantwoording met een gelijke indeling als het bij de aanvraag verlening ingediende begrotingsformat overgelegd.

Hoofdstuk 2 Aanvullende voorschriften activiteiten sociale basis

Paragraaf 2.1: Voorschriften voor de stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen

Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteiten:

Het college kan een periodieke subsidie verstrekken voor de uitvoering van de stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen. Deze inzet moet zich richten op:

  • a.

    Activiteiten op het gebied van de Amsterdamse ondersteuningsstructuur ter voorkoming en vermindering van inactiviteit bij jeugdigen, met name gericht op vermindering van overgewicht door inactiviteit, terugdringen van motorische achterstand en tekort aan beweegparticipatie;

  • b.

    Coördinatie van en ondersteuning aan lokale initiatieven naar aanleiding van grootstedelijke sportevenementen die opgenomen zijn op de Amsterdamse Sportkalender;

  • c.

    Activiteiten op het gebied van de Amsterdamse ondersteuningsstructuur voor gehandicaptensport, gericht op (waar mogelijk zelfstandig en structureel) sporten of bewegen van Amsterdammers met een handicap, met name jeugdigen;

  • d.

    Activiteiten gericht op de vitaliteit van sportaanbieders en daarbij specifiek gericht op het creëren van een sociaal veilige, inclusieve en pedagogisch sterk sportklimaat, zoals ‘basis op orde’, ‘kwaliteit technisch kader’, ‘clubkadercoaching’; ‘vergroten ledenbetrokkenheid’, ’nieuw aanbod / nieuwe doelgroepen’;

  • e.

    Ondersteuning van een sportaanbieder om een maatschappelijk betrokken sportvereniging te worden, door een bredere oriëntatie en programmering, gericht op de maatschappelijke opgave in het bedieningsgebied van de aanbieder.

Artikel 2.1.2 Aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder artikel 2.1 kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon.

Paragraaf 2.2: Voorschriften voor zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen Volwassen

Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteiten:

Het college kan een eenmalige of periodieke subsidie verlenen voor een of meerdere uit te voeren activiteiten gericht op het vergroten van zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen voor volwassenen waaronder vallen:

  • a.

    beheer en exploitatie van sociale accommodaties of tenminste ondersteuning aan hen die dit uitvoeren;

  • b.

    coördinatie van programmering van sociale accommodaties of tenminste ondersteuning aan hen die dit uitvoeren;

  • c.

    ontvangen, verwijzen, begeleiden en toeleiden van Amsterdammers, waaronder mantelzorgers, naar passende activiteiten en/of voorzieningen;

  • d.

    stimuleren van een verbonden stad en een kansrijke omgeving waarin iedereen in gelijke mate meedoet en zichzelf kan zijn door elkaar te ontmoeten, van en over elkaar te leren en netwerken te vormen;

  • e.

    ondersteunen en faciliteren van zelforganisaties en bewoners(groepen) bij het organiseren van activiteiten waarin een divers, samenhangend aanbod met voldoende spreiding binnen de sociale basis het uitgangspunt is;

  • f.

    het stimuleren van vrijwillige inzet en het werven, matchen, toerusten en begeleiden van vrijwilligers;

  • g.

    preventie en vroegsignalering;

  • h.

    bevorderen van de inclusiviteit van de samenleving, onder andere door het verbeteren van de positie en vergroten van de acceptatie en zichtbaarheid van Amsterdammers die door herkomst, religie, beperking, seksuele oriëntatie of gender te maken hebben met achterstelling en/of uitsluiting;

  • i.

    herdenken en vieren van de gedeelde geschiedenis van Amsterdammers;

  • j.

    een (groepsgericht)aanbod gericht op het bieden van praktische hulp en steun en het vergroten en onderhouden van vaardigheden die nodig zijn voor zelfredzaamheid, in het bijzonder gericht op de collegeprioriteiten in de sociale basis.

Artikel 2.2.2 Aanvullende verplichtingen:

Aanvullend op artikel 1.11 wordt aan de subsidie voor activiteiten onder 2.2.1 onder punt a. de verplichting verbonden dat de aanvrager er zorg voor draagt dat er binnen de sociale accommodatie voldoende ruimte beschikbaar is voor activiteiten voor en door bewoners.

Paragraaf 2.3: Voorschriften voor zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen Jeugd

Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan een eenmalige of periodieke subsidie verlenen voor een of meerdere uit te voeren activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.2.1 aanhef en onder a. t/m i., gericht op het vergroten van zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen van de Amsterdamse jeugd.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan het college tevens een eenmalige of periodieke subsidie verlenen voor:

    • a.

      spelinloop waarbij het gaat om laagdrempelige activiteiten gericht op samen spelen, ontmoeten en bewegen voor ouders en kinderen in combinatie met ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen;

    • b.

      activiteiten, (veelal) buiten schooltijd voor en door jeugdigen op gebied van de thema's sport en gezondheid, kunst en cultuur, natuur en techniek, media en communicatie en burgerschapsvorming en beroepsoriëntatie in het kader van brede talentontwikkeling;

    • c.

      informatie, advies en voorlichting voor jeugdigen over relevante thema’s, of om een hulp- of informatievraag te verhelderen, en daarover eventueel het gesprek te voeren (met ouders) om de weg naar hulp of ondersteuning te vinden;

    • d.

      laagdrempelige begeleiding of coaching voor jeugdigen die extra aandacht nodig hebben of kunnen gebruiken bij hun persoonlijke en cognitieve ontwikkeling;

    • e.

      professioneel kinder- en jongerenwerk;

    • f.

      veldwerk voor (kwetsbare) jeugdigen waarbij het gaat om het signaleren van jeugdigen die ondersteuning nodig hebben, het in kaart brengen van problematiek en het toeleiden naar activiteiten en/ of hulpverlening;

    • g.

      activiteiten gericht op het versterken van de eigen identiteit, (online) veerkracht, weerbaarheid, zelfvertrouwen en emancipatie.

Artikel 2.3.2 Aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder 2.3 kan worden aangevraagd door een professionele aanvrager die gekwalificeerd is, of beschikt over gekwalificeerd personeel, voor de uitvoering van de betreffende werksoort. Niet professionele aanvragers kunnen uitsluitend een aanvraag doen als zij aantoonbaar samenwerken met één of meerdere professionele organisaties, en aantoonbaar beschikken over voldoende pedagogische kwaliteiten.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Vervallen subsidie regeling sociale basis

De Subsidieregeling sociale basis zoals vastgesteld in de collegevergadering van 19 juni 2019 en gewijzigd in de collegevergadering van 8 oktober 2019 vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld, maar in ieder geval op 1 juli 2022.

Artikel 3.2 Overgangsbepaling

  • 1. Een aanvraag om verlening van subsidie op grond van de Subsidieregeling sociale basis voor het kalenderjaar 2020, waarop bij de inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, wordt afgedaan volgens de bepalingen van die regeling.

  • 2. Een subsidie die is verleend op grond van de Subsidieregeling sociale basis, wordt tussentijds gewijzigd en vastgesteld volgens de bepalingen van die regeling.

Artikel 3.3 Looptijd regeling

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2020 en vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld maar in ieder geval op 1 juli 2025.

Artikel 3.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 23 juni 2020.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting bij de subsidieregeling

Deze toelichting maakt integraal onderdeel uit van de Subsidieregeling Sociale Basis Amsterdam 2021 (verder de Subsidieregeling). Deze toelichting valt uiteen in twee delen:

In het Algemene deel van de Toelichting wordt ingegaan op:

  • de relatie met de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) alsmede

  • op de sociale basis en de plek die zij heeft in het sociale stelsel in Amsterdam.

In het tweede deel van de Toelichting, wordt aandacht besteed aan verschillende artikelen van deze regeling en hoe deze geïnterpreteerd moeten worden. Daarbij zal specifiek aandacht worden besteed aan de vraag waarom er in een bepaald artikel sprake is van aanvulling op of afwijking van een bepaling in de ASA

Algemene toelichting

Relatie met de ASA

Het subsidierecht is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemeente Amsterdam heeft dit nader geregeld in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) waarin onder andere staat dat het college binnen de kaders van de gemeentebegroting nadere subsidieregelingen kan vaststellen.

De grondslag voor deze Subsidieregeling is derhalve gelegen in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.

In deze subsidieregeling worden bepalingen uit de ASA niet herhaald. Er wordt alleen aangegeven waar van de ASA wordt afgeweken of waar wordt aangevuld op hetgeen in de ASA is bepaald.

De Amsterdamse sociale basis.

Binnen de uitvoering van de sociale basis komen een flink aantal beleidsterreinen bij elkaar. Om te duiden hoe dit in de praktijk werkt, zijn bij de vaststelling van het kader sociale basis, ook de college-prioriteiten vastgesteld die hun uitvoering in de sociale basis hebben. Deze prioriteiten kunnen twee-jaarlijks worden bijgesteld als het college daar aanleiding toe ziet. De sociale basis bestaat uit een breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk, om zelfredzaam te zijn, samenredzaamheid te stimuleren, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad. De subsidiabele activiteiten zijn erop gericht om Amsterdammers die verminderd zelfredzaam of kwetsbaar zijn of te maken hebben met uitsluiting, te ondersteunen om hun zelfredzaamheid te vergroten en te voorkomen dat er zwaardere ondersteuning nodig is. Dat kan alleen met de hulp van Amsterdammers die wel zelfredzaam zijn en zich willen inzetten voor anderen. Bovendien zorgen we zo voor verbinding tussen bewoners in onze stad .

Zoals de terminologie al doet vermoeden, is de sociale basis, de basis van het Amsterdamse sociale stelsel. Dit stelsel wordt doorontwikkeld. Als uitgangspunt geldt dat de ondersteuning zo dicht mogelijk bij de Amsterdammer wordt georganiseerd; door Amsterdammers zelf, met behulp van hun netwerk of vanuit de Sociale Basis. Pas wanneer dit niet voldoende is om de Amsterdammer in zijn/haar ondersteuningsbehoefte te voorzien, komen zwaardere vormen van zorg en ondersteuning in beeld. Vanaf 2021 zullen de buurteams hierin een centrale rol in krijgen. Zij zullen Amsterdammers intensief wijzen op de laagdrempelige activiteiten in de sociale basis en indien nodig zelf Amsterdammers ondersteunen, of de juiste ondersteuning voor Amsterdammers inschakelen.

Activiteiten in de sociale basis zijn veelvormig en houden zich niet aan gemeentelijke indelingen.

Ze richten zich veelal op meerdere doelen en vinden soms plaats in meerdere stadsdelen of juist in een buurt op de grens tussen twee gebieden. Dit vraagt om een brede inhoudelijke afweging van alle subsidieaanvragen. Om die afweging te kunnen maken is gekozen voor grofmazige plafonds, waardoor budgetten niet vastzitten op thema, en financiering op integrale aanvragen eenvoudiger wordt.

De opgave met betrekking tot de sociale basis ziet er niet in alle gebieden hetzelfde uit. In het ene gebied kan bijvoorbeeld armoede een groter obstakel vormen, terwijl in het andere gebieden problematiek rondom jongeren om extra focus vraagt. Om de opgave per gebied in beeld te brengen worden jaarlijks door de dagelijks besturen in de stadsdelen gebiedsgerichte uitwerkingen vastgesteld. Dit zijn plannen per stadsdeel waarin op gebiedsniveau de opgaven met betrekking tot de sociale basis worden vastgelegd.

Op basis van de opgave en de beoordelingsgronden uit artikel 1.7 worden afwegingen gemaakt om tot de meest passende mix van activiteiten te komen die optimaal bijdraagt aan de vastgestelde opgave, binnen het beschikbare budget.

Artikelsgewijze toelichting:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen:

Artikel 1.1 Begripsomschrijving

1.1 d: collegeprioriteiten voor de sociale basis. De beleidsprioriteiten van het college ter uitvoering van het beleidskader Samen Vooruit. Deze prioriteiten kunnen twee jaarlijks door het college worden bijgesteld. Zie ook onder toelichting op het doel van deze subsidieregeling.

1.1 i: “Samen vooruit”: “Op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam”. Stedelijk kader 2020-2023. Dit stedelijk kader geeft de richting en uitgangspunten weer van het raamwerk waarbinnen de sociale basis in Amsterdam wordt vormgegeven. Het kader vormt samen met het tweejaarlijkse overzicht van collegeprioriteiten in de sociale basis, de jaarlijkse gebiedsgerichte uitwerking in de stadsdelen en deze subsidieregeling, de basis voor het verstrekken van subsidies.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken. In de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 zijn de spelregels met betrekking tot subsidieverlening voor activiteiten op de beleidsterreinen die in de begroting zijn opgenomen vastgelegd. In deze subsidieregeling worden bepalingen uit de ASA 2013 niet herhaald, er wordt alleen aangegeven waar van de ASA wordt afgeweken of waar wordt aangevuld op hetgeen in de ASA is bepaald.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling

1e lid: Deze regeling is van toepassing op het beleidskader Samen Vooruit, op weg naar een stevige Sociale Basis in Amsterdam 2020-2023 zoals op 29 mei 2019 vastgesteld door de gemeenteraad, en nader uitgewerkt in de collegeprioriteiten voor de sociale basis:

Een flink aantal beleidsterreinen heeft een deel van haar uitvoering in de sociale basis. Bij het kader Samen Vooruit, op weg naar een stevige Sociale Basis in Amsterdam 2020- 2023, is vastgelegd welke prioriteiten het college ziet op deze terreinen binnen de sociale basis, en wat er vanuit de sociale basis op deze prioriteiten aan bijdrage wordt verwacht. Op de website van de gemeente Amsterdam kunt u de collegeprioriteiten en het daarbij behorende beleid terugvinden: https://www.amsterdam.nl/socialebasis

Voor de volledigheid hieronder het overzicht van de prioriteiten:

  • Jongerenwerk

  • Preventie jeugd criminaliteit

  • Dementie

  • Eenzaamheid

  • Gezondheid, bewegen en gezonde leefstijl

  • Kansengelijkheid

  • Armoede

  • Taal/Digitaal (volwasseneneducatie)

  • Werk & Participatie

  • Diversiteit

  • Democratisering

  • Vluchtelingen

  • Ontwikkelbuurten

2e lid: Het doel van deze regeling is het versterken van een breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad;

Amsterdammers hebben baat bij een breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk. Dit helpt om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad. Dat aanbod, of dat nou op initiatief van Amsterdammers, professionele organisaties, vrijwilligersorganisaties of de gemeente wordt georganiseerd, noemen we de sociale basis. Die basis is er voor alle Amsterdammers; jong en oud, kansarm en kansrijk. Zij vergroot de burgerkracht, zorgt dat Amsterdammers mee kunnen doen en voorkomt dat Amsterdammers met een kleine zorg- of ondersteuningsvraag in een zwaar traject terechtkomen. De gemeente Amsterdam wil dat dit aanbod stevig staat en overal in de stad beschikbaar is.

In bijlage 5 bij het stedelijk kader “Samen Vooruit” staan de doelen uit het kader voor zover ze betrekking hebben op deze subsidieregeling uitgeschreven:

  • Stimuleren dat Amsterdammers zich inzetten voor elkaar, hun buurt of omgeving daar waar hulp en ondersteuning nodig is en een bijdrage geleverd kan worden aan een kansrijke en gezonde omgeving voor alle Amsterdammers;

  • Stimuleren van een inclusieve, democratische en positieve (pedagogische) omgeving voor jeugdigen en volwassenen;

  • Voorkomen van (verergering) van problemen onder andere op het gebied van eenzaamheid, armoede, huiselijk geweld en kindermishandeling, criminaliteit en radicalisering;

  • Ondersteuning aan Amsterdammers die dit nodig hebben, enerzijds gericht op het behouden / vergroten van de zelfredzaamheid van Amsterdammers, anderzijds gericht op het stimuleren, ondersteunen en faciliteren van mantel¬zorgers en vrijwilligers;

  • Jeugd kan zich maximaal ontwikkelen en veilig, gezond en kansrijk opgroeien

  • Verkleinen van (psychosociale) gezondheidsverschillen en stimuleren van positieve gezondheid;

  • Benutten van talent van Amsterdammers zodat ze zich kunnen ontplooien om - ongeacht hun achtergrond, over¬tuiging of geaardheid - volwaardig te kunnen participeren en meedoen in de maatschappij;

  • Vergroten en behouden van zelfredzaamheid en veerkracht zodat Amsterdammers zo lang mogelijk thuis kunnen wonen en volwaardig kunnen participeren in de maatschappij

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Conform de inrichting van het bestuurlijk stelsel is het college bevoegd. In de verordening lokaal bestuur is geregeld dat Dagelijks Besturen in stadsdelen in mandaat mogen beslissen op aanvragen (of delen van aanvragen) die betrekking hebben op hun stadsdeel.

1e lid: deze regeling voorziet in voorschriften voor de verstrekking van eenmalige of periodieke subsidies betreffende:

  • a.

    stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen;

  • b.

    activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen volwassenen;

  • c.

    activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen jeugd.

Er zijn drie hoofdcategorieën van subsidiabele activiteiten te onderscheiden, deze zijn onder a,b en c benoemd. Op dit niveau komen ook subsidieplafonds tot stand.

2e lid: In hoofdstuk 2 zijn per activiteitengroep bedoeld in lid 1. onder a., b. en c. in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 1 voorschriften opgenomen. In hoofdstuk twee van deze regeling worden de hoofdcategorieën uitgewerkt: daar staat onder andere welke sub-activiteiten worden onderscheiden.

Artikel 1.5 Subsidieplafonds

1e lid: Het college stelt jaarlijks een stedelijk subsidieplafond vast voor de activiteiten bedoeld in artikel 1.4, lid 1, onder a. die voor periodieke subsidie in aanmerking komen. Een deel van de beschikbare middelen wordt door gezamenlijke stadsdelen bijeen gebracht. Deze middelen landen in een gezamenlijk subsidieplafond dat door het college wordt vastgesteld, en zijn beschikbaar voor stadsbrede activiteiten zoals benoemd onder artikel 1.4 lid 1 onder a: stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen. Voor deze activiteiten kan alleen periodieke subsidie worden aangevraagd.

2e lid: Het college stelt jaarlijks per stadsdeel subsidieplafonds vast voor de afzonderlijke activiteiten bedoeld in artikel 1.4, lid 1, onder b. en c. waarbinnen tevens een onderscheid kan worden gemaakt wordt tussen periodieke en eenmalige subsidies. Conform de inrichting van het bestuurlijk stelsel is het college bevoegd. In de verordening lokaal bestuur is geregeld dat Dagelijkse Besturen in stadsdelen in mandaat subsidieplafonds mogen vaststellen die betrekking hebben op subsidie die voor activiteiten in het eigen stadsdeel beschikbaar wordt gesteld. Dagelijks besturen doen dit voor de activiteiten onder artikel 1.4 lid 1 onder

  • a.

    activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen volwassenen;

  • b.

    activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen jeugd.

Het kan gaan om plafonds voor éénmalige en/of periodieke subsidie.

Subsidieplafonds worden zo vroeg mogelijk bekend gemaakt, onder voorbehoud van vaststelling van de begroting van het jaar waarvoor subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Het subsidieplafond moet definitief bekend zijn gemaakt voordat de periode ingaat waarop het betrekking heeft (zie ook de toelichting bij artikel 4 van de ASA 2013). Over verlening van de subsidie wordt besloten nadat de begroting voor het betreffende jaar is vastgesteld. De hoogte van de subsidieplafonds kan onder meer worden aangepast met een positief of negatief accrés als gevolg van prijsontwikkelingen of als gevolg van bezuinigingen.

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

1e lid: In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als: de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd al is gestart of heeft plaatsgevonden. We gaan er vanuit dat aanvragers geen activiteiten uitvoeren waarvoor financiering niet voor aanvang is geregeld.

2e lid:

  • a.

    de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling en/of niet in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid. Toelichting op het doel van deze subsidieregeling is te vinden in de artikelsgewijze toelichting onder artikel 1.3 het 2e lid. Met gemeentelijk beleid wordt hier gedoeld op gemeentelijk beleid in de volle breedte; een subsidieaanvraag mag niet strijdig zijn met gemeentelijk beleid dat op andere terreinen geldt.

  • b.

    de activiteiten naar oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan de prioriteiten die het college voor de sociale basis heeft. Toelichting op de collegeprioriteiten bij de sociale basis is terug te vinden in de artikelsgewijze toelichting onder artikel 1.3 het 1e lid.

  • c.

    de activiteiten naar het oordeel van het college niet passen binnen de subsidiabele activiteiten zoals in deze regeling omschreven. Onder artikel 1.4 van deze subsidieregeling worden de hoofdactiviteiten van deze regeling benoemd. In de artikelen in het tweede hoofdstuk wordt per hoofdcategorie nader gespecificeerd aan welke sub-activiteiten wordt gedacht.

  • d.

    de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende aansluiten bij de gebiedsgerichte opgave(n) sociale basis. Amsterdam is onderverdeeld in 23 gebieden. Voor die 23 gebieden geldt dat de opgave op het gebied van de sociale basis er niet overal hetzelfde uitziet. De gebiedsgerichte opgave wordt jaarlijks vastgelegd in een gebiedsgerichte uitwerking. Deze uitwerking laat zien wat er in welk gebied nodig is. De gebiedsgerichte uitwerking is een belangrijk handvat voor subsidieaanvragers om te bezien of de activiteiten die zij van plan zijn uit te voeren, ook passen bij de inzet die het college noodzakelijk acht in de verschillende gebieden.

  • g.

    sprake is van een activiteit waarin al op andere wijze wordt voorzien of waarvoor financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:

    • aanvullende ondersteuning Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): maatwerkvoorzieningen - die betrekking hebben op aanvullende individuele ondersteuning, dagbesteding, hulp bij huishouden, logeeropvang, ondersteuning en opvang van slachtoffers bij huiselijk geweld en maatschappelijk opvang/beschermd wonen in het kader van de Wmo

    • volwasseneneducatie; waaronder het professioneel taalaanbod zoals stedelijk aanbesteed in het kader van volwasseneneducatie

    • activiteiten gericht op re-integratie volgens de Participatiewet.

    • de regeling mantelzorg en vrijwillige inzet waaruit de stedelijke ondersteuningsstructuur voor mantelzorgondersteuning en vrijwillige inzet wordt gesubsidieerd.

    • activiteiten in het kader van de Verordening op het Lokaal Onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VLOA): de gemeente verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging aan schoolbesturen voorzieningen in de vorm van subsidie of in natura voor de uitvoering van activiteiten die passen binnen het Amsterdamse lokaal onderwijsbeleid. Dit betekent dat voor de meeste extra activiteiten die op scholen onder schooltijd worden uitgevoerd schoolbesturen subsidie aan kunnen vragen via de VLOA. Met die subsidie kunnen scholen in voorkomende gevallen voor de uitvoering van deze activiteiten derden inschakelen. In uitzonderlijke gevallen kan er sprake zijn van een activiteit onder schooltijd die wel valt onder de subsidieregeling sociale basis. Bijvoorbeeld als het een activiteit is die buurtbewoners voor een school in de wijk willen organiseren, zoals het aanleggen van geveltuintjes of het organiseren van een gezamenlijke maaltijd. Het is raadzaam dit altijd na te vragen voordat een aanvraag wordt ingediend.

  • h.

    de activiteiten naar het oordeel van het college te grote risico’s met zich mee brengen voor de ontwikkeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of andere betrokkenen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om activiteiten waarvan uitvoering bij vrijwilligers wordt neergelegd en die het college voorbehouden acht aan professionals, maar ook aan activiteiten waarvan de beoogde omgeving of locatie niet veilig wordt geacht.

  • i.

    er voor uitvoering van de activiteiten meer uren, of een hogere prijs per uur wordt gerekend dan die door het college redelijk wordt geacht. De totale kosten voor de activiteiten zijn om te rekenen naar een totale prijs per uur/ integrale kostprijs. Als deze prijs per uur niet in verhouding staat tot de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, kan dit aanleiding zijn om de aanvraag (gedeeltelijk) te weigeren.

Artikel 1.7 Verdeelsleutel subsidieplafond

1e lid:

Aanvragen om éénmalige subsidie worden behandeld in volgorde van binnenkomst. In de beoordeling worden aanvragen niet vergeleken, maar individueel beoordeeld langs de criteria zoals in het vierde en vijfde lid beschreven.

2e lid:

Indien het van toepassing zijnde subsidieplafond voor een periodieke subsidie als bedoeld in artikel 1.5 ontoereikend is om alle niet op grond van artikel 1.9 geweigerde aanvragen te honoreren, rangschikt het college deze aanvragen op een prioriteitenlijst. Aanvragen voor periodieke subsidie worden eerst langs de weigeringsgronden gehouden. Aanvragen die worden geweigerd, vallen direct af. Als er binnen het beschikbare subsidieplafond voldoende ruimte is om de overige aanvragen te kunnen honoreren, worden de aanvragen individueel beoordeeld langs de criteria zoals opgenomen onder lid 3. Als het beschikbare subsidieplafond onvoldoende ruimte biedt om alle aanvragen die niet worden geweigerd te honoreren, worden die aanvragen gerangschikt op een prioriteitenlijst. De manier waarop dat vorm krijgt wordt in lid 3 tot en met lid 5 van dit artikel verder toegelicht.

3e lid:

  • a.

    de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van deze subsidieregeling. De doelen die met het versterken van de sociale basis worden nagestreefd zijn beschreven in het stedelijk kader “Samen Vooruit”. Die doelen waaraan met deze regeling wordt bijgedragen zijn in bijlage 5 uitgeschreven. In de toelichting op artikel 1.3 hierboven staat het rijtje opgesomd.

  • b.

    de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de collegeprioriteiten voor de sociale basis. Een flink aantal beleidsterreinen heeft een deel van haar uitvoering in de sociale basis. Bij het kader Samen Vooruit is vastgelegd welke prioriteiten het college heeft voor deze terreinen binnen de sociale basis, en wat er vanuit de sociale basis op deze prioriteiten aan bijdrage wordt verwacht. In het formulier sociale basis bij de aanvraag wordt uitgevraagd aan welke prioriteiten wordt bijgedragen en op welke manier. Toelichting op de collegeprioriteiten bij de sociale basis is terug te vinden in de artikelsgewijze toelichting onder artikel 1.3 het 1e lid.

  • c.

    de mate waarin de aanvraag aansluit bij de gebiedsgerichte opgave(n) sociale basis. Amsterdam is onderverdeeld in 23 gebieden. Voor die 23 gebieden geldt dat de opgave op het gebied van de sociale basis er niet overal hetzelfde uitziet. De gebiedsgerichte opgave wordt jaarlijks vastgelegd in een gebiedsgerichte uitwerking. De gebiedsgerichte uitwerking is een belangrijk handvat voor subsidieaanvragers om te bezien of de activiteiten die zij van plan zijn uit te voeren, ook passen bij de inzet die het college noodzakelijk acht in de verschillende gebieden.

  • f.

    de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners en/of ervaringsdeskundigen is geborgd. Zonder inzet van bewoners is er geen sociale basis. We vinden het belangrijk dat zij maximaal worden betrokken bij het vormgeven en uitvoeren van activiteiten. Dit geldt ook voor het inzetten van ervaringsdeskundigen.

  • g.

    aantoonbare samenwerking met partners rondom de brede sociale opgave. Veel activiteiten staan niet op zich, maar maken onderdeel uit van een keten. Deze ketens zijn veelal zo ingericht dat er in de samenwerking makkelijk geschakeld kan worden van lichtere vormen van ondersteuning naar zwaardere vormen van ondersteuning, maar bijvoorbeeld ook om een samenhangende pedagogische aanpak tot stand te brengen. Als subsidie wordt gevraagd voor activiteiten die deel uit zouden moeten maken van een dergelijke keten, is het belangrijk dat aantoonbaar wordt samengewerkt met partners binnen die keten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de samenwerking rondom jeugd, ketens van participatie naar werk of ketens rondom kwetsbare volwassenen. In 2021 worden er Buurtteams opgericht die daar een belangrijke rol in zullen vervullen.

  • h.

    gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit. Bij preventie gaat het om het voorkomen van zwaardere problematiek, waardoor ook wordt voorkomen dat zwaardere vormen van zorg en ondersteuning ingezet moeten worden. Bij inclusie gaat het om gerichtheid op het betrekken en mee laten doen van alle Amsterdammers, waardoor een verbonden stad ontstaat. In het ene geval kan dat betekenen dat een activiteit breder toegankelijk moet worden gemaakt, dan alleen voor de “eigen” achterban. Dit creëert wederzijds begrip voor elkaar, waardoor mensen zich veilig en prettig voelen in hun eigen straat, portiek of woongalerij. In het andere geval betekent dit dat een activiteit juist gericht moet zijn op een specifieke doelgroep, om die groep tot haar recht te laten komen, zich geaccepteerd te laten voelen, de vrijheid te geven om zichzelf te kunnen zijn, en ervoor te zorgen dat die specifieke groep mee kan blijven doen in de samenleving. Om ook inclusiviteit van Amsterdammers met een migratie-achtergrond te stimuleren, is culturele sensitiviteit van belang. Soms vraagt een specifieke groep om een specifieke benadering of aanpak passend bij de culturele achtergrond.

  • i.

    de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis met betrekking tot (het werken met) kwetsbare groepen. Voor sommige groepen Amsterdammers geldt dat zij extra kwetsbaar zijn. Om activiteiten gericht op deze groepen Amsterdammers uit te voeren geldt dat het belangrijk is dat de aanvrager over voldoende kennis en expertise beschikt om deze activiteiten goed uit te kunnen voeren. Groepen Amsterdammers voor wie dit geldt zijn onder andere Amsterdammers met een (licht)verstandelijke beperking, een psychische kwetsbaarheid of verslavingsproblematiek, of kwetsbare jeugdigen.

  • j.

    de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis over emanciperende krachten in de stad en/of groepen die te maken hebben met uitsluiting of achterstelling. Verschillende vormen van marginalisering overlappen en versterken elkaar. Er zijn flink wat Amsterdammers die met combinaties van uitsluitingsmechanismen te maken hebben. Het is daarom wenselijk om deze uitsluitingsmechanismen in samenhang aan te pakken.

  • k.

    de mate van continuïteit van dienstverlening aan de Amsterdammer. Als het gaat om herkenbaarheid en laagdrempeligheid, is het belangrijk dat een zekere mate van continuïteit van dienstverlening wordt geborgd.

  • l.

    de prijs-kwaliteitsverhouding. Naast de kwaliteit van de inhoud van de aanvraag, wordt ook gekeken naar de verhouding tussen de kwaliteit en het gevraagde bedrag. Daarin wordt onder andere gekeken naar de opbouw van het gevraagde bedrag: hierin worden de geraamde uurprijs en ureninzet beoordeeld op redelijkheid.

  • m.

    de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken. Vooral als activiteiten eerder al zijn uitgevoerd en geëvalueerd, moet blijken hoe verbeterpunten worden meegenomen. Ook is het van belang dat uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager ontwikkelingen signaleert en die vertaalt naar innovatie van zijn of haar aanbod. Op een aantal thema’s is innovatie als speerpunt benoemd in de focus voor de komende jaren. Dat is onder andere het geval voor het jongerenwerk.

Artikel 1.10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • b.

    een begroting uitgesplitst naar activiteit, gebied en mate van co-financiering . Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van het begrotingsformat zoals op de website van de gemeente Amsterdam beschikbaar is. Hier wordt bedoeld dat in de begroting zichtbaar wordt welk bedrag op welk plafond wordt aangevraagd en dat naast de verschillende activiteiten ook verschillende gebieden waarop de aanvraag betrekking heeft zichtbaar worden gemaakt en de begroting sluitend is, waarin zowel geraamde subsidie-inkomsten als inkomsten van derden zichtbaar worden gemaakt. Als er bijdragen van deelnemers worden gevraagd dienen deze afzonderlijk inzichtelijk gemaakt te worden. Voor het indienen van de begroting moet gebruik worden gemaakt van de beschikbare formats op de website.

  • c.

    het formulier sociale basis, inclusief de uitvraag met betrekking tot aanvullende verplichtingen. Op de website van de gemeente Amsterdam kunt u alle informatie vinden over het aanvragen van subsidie voor de sociale basis: https://amsterdam.nl/subsidies/subsidies-onderwerp/regelingen/sociale-basis/. Het formulier sociale basis maakt onderdeel uit van het proces met betrekking tot het aanvragen van subsidie voor de sociale basis. Om aanvragen goed te kunnen vergelijken is het verplicht om bij de aanvraag dit formulier in te vullen. Onderdeel van dit formulier is een uitvraag waarin u aangeeft of, en op welke manier u kunt voldoen aan de aanvullende verplichtingen uit artikel 1.11. Als u niet aan een verplichting kunt voldoen, bijvoorbeeld omdat u een klein informeel initiatief uitvoert, licht u dit hier toe.

Artikel 1.11 Aanvullende verplichtingen

  • a.

    bij de uitvoering van de activiteiten wordt rekening gehouden met de collegeprioriteiten en het vastgestelde beleid daaromtrent. Een flink aantal beleidsterreinen heeft een deel van haar uitvoering in de sociale basis. Bij het kader Samen Vooruit is vastgelegd welke prioriteiten het college ziet op deze terreinen binnen de sociale basis, en wat er vanuit de sociale basis op deze prioriteiten aan bijdrage wordt verwacht. Als activiteiten worden uitgevoerd die deze prioriteiten raken, wordt er vanuit gegaan dat de aanvrager kennis heeft van vigerend beleid op deze prioriteiten en zich houdt aan de richtlijnen die in dat beleid zijn meegegeven. Op de website van de gemeente Amsterdam kunt u de collegeprioriteiten en het daarbij behorende beleid terugvinden: www.amsterdam.nl/socialebasis

    Voor de volledigheid hieronder het overzicht van de prioriteiten:

    • Jongerenwerk

    • Preventie jeugd criminaliteit

    • Dementie

    • Eenzaamheid

    • Gezondheid, bewegen en gezonde leefstijl

    • Kansengelijkheid

    • Armoede

    • Taal/Digitaal (volwasseneneducatie)

    • Werk & Participatie

    • Diversiteit

    • Democratisering

    • Vluchtelingen

    • Ontwikkelbuurten

  • b.

    accommodaties waar de activiteiten plaatsvinden zijn goed bereikbaar, fysiek toegankelijk en bruikbaar en de activiteiten zijn sociaal toegankelijk voor alle Amsterdammers. Om te zorgen dat iedereen kan meedoen in Amsterdam, is bij de activiteiten een goede sociale, fysieke en digitale toegankelijkheid nodig. Die toegankelijkheid geldt voor activiteiten, diensten en fysieke ruimten van voorzieningen en maatschappelijke ondersteuning, evenals voor de communicatie over al deze voorzieningen.

  • Bij fysieke toegankelijkheid gaat het erom dat ruimten te bereiken en bruikbaar moeten zijn. Bij sociale toegankelijkheid gaat het om welkom zijn en je welkom voelen, ongeacht geaardheid, achtergrond of beperkingen. Professionals en vrijwilligers hebben competenties die nodig zijn om de sociale toegankelijkheid te borgen.

  • e.

    er wordt gewerkt binnen stedelijke uitvoeringsafspraken tussen uitvoerders en gemeente. Een belangrijke doelstelling bij het versterken van de sociale basis is om herkenbaarheid en éénduidigheid te vergroten. Om hiertoe te komen is het belangrijk dat we afspraken maken, bijvoorbeeld over hoe we deskundigheidsbevordering met elkaar organiseren en hoe we aanbod inzichtelijk maken zodat voor alle betrokkenen duidelijk is welk aanbod beschikbaar is.

  • Ook kan het zo zijn dat op bepaalde werksoorten afspraken zijn gemaakt bijvoorbeeld over hoe wordt gemonitord of hoe er in de keten wordt samengewerkt.

  • g.

    professionals en vrijwilligers die rechtstreeks werken met jeugdigen, kwetsbare volwassenen, ouderen, en/of Amsterdammers met regieverlies, zijn in het bezit van een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG). Daar waar een VOG niet haalbaar of wenselijk is, wordt contact gezocht met de subsidieverlener om tot maatwerk te komen.

Hoofdstuk 2 Aanvullende voorschriften activiteiten sociale basis

Paragraaf 2.1: Voorschriften voor de stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen

Voor de inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur op het gebied van sport en bewegen geldt dat deze deels gebiedsgericht is ingericht, en deels stadsbreed. Binnen het stadsbrede deel van deze ondersteuningsstructuur gaat het veelal om specifieke expertise, die zich niet gebiedsgericht laat organiseren. Inzet beweegt mee met de vraag waardoor het knippen naar vaststaande volumes per stadsdeel niet wenselijk is. In deze paragraaf wordt beschreven op welke activiteiten het stadsbrede deel van de inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur betrekking heeft.

Paragraaf 2.2: Voorschriften voor zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen Volwassen.

Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteiten:

Het college kan een eenmalige of periodieke subsidie verlenen voor een of meerdere uit te voeren activiteiten gericht op het vergroten van zelfredzaamheid , ontplooiing en gelijke kansen voor volwassenen waaronder vallen:

  • c.

    ontvangen , verwijzen, begeleiden en toeleiden van Amsterdammers, waaronder mantelzorgers, naar passende activiteiten en/of voorzieningen. Voor individuele advisering, vraagverheldering en toeleiding voor Amsterdammers die zoeken naar professionele ondersteuning bij hun zelfredzaamheid of mantelzorg worden Amsterdammers doorgeleidt naar de toekomstige buurtteams of de onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit type activiteiten kan alleen vanuit deze regeling worden gesubsidieerd als het om een samenwerking met de toekomstige buurtteamorganisaties gaat of het activiteiten van een zelforganisatie en/of vrijwilligersorganisatie betreft.

  • j.

    een (groepsgericht)aanbod gericht op het bieden van praktische hulp en steun en het vergroten en onderhouden van vaardigheden die nodig zijn voor zelfredzaamheid, in het bijzonder gericht op de collegeprioriteiten in de sociale basis.

    We denken hierbij onder andere aan thema’s zoals:

    • gezonde leefstijl, sporten en bewegen en voeding;

    • financiële zelfredzaamheid;

    • stimuleren van vaardigheden op het sociale - en cognitieve vlak;

    • het verwerven van basisvaardigheden taal, rekenen en digitaal;

    • omgaan met tegenslagen of ingrijpende levensgebeurtenissen en verleiding;

    • vergroten van weerbaarheid/ empowerment/ emancipatie

    • vergroten van kansen op werk (door middel van activering/participatie)

    • het op peil houden zelfredzaamheid en langer zelfstandig kunnen blijven wonen

    • het vergroten bespreekbaarheid huiselijk geweld en kindermishandeling

Paragraaf 2.3: Voorschriften voor zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen Jeugd.

Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteiten

1e lid: Het college kan een eenmalige of periodieke subsidie verlenen voor een of meerdere uit te voeren activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3 aanhef en onder a. t/m i, voor zover deze gericht zijn op het vergroten van zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen van de Amsterdamse jeugd:

  • a.

    beheer en exploitatie van sociale accommodaties of tenminste ondersteuning aan hen die dit uitvoeren. Hier worden die sociale accommodaties bedoeld waarin activiteiten voor jeugdigen worden georganiseerd, zoals jongerencentra.

  • d.

    stimuleren van een verbonden stad en een kansrijke omgeving waarin iedereen in gelijke mate meedoet en zichzelf kan zijn door elkaar te ontmoeten, van en over elkaar te leren en netwerken te vormen. Met betrekking tot jeugdigen denken we in dit kader onder andere aan vrijwillig jeugdwerk en vrijwillig speeltuinwerk. Ouderbetrokkenheid maakt hier een belangrijk onderdeel vanuit.

2e lid: In aanvulling op het eerste lid kan het college tevens een eenmalige of een periodieke subsidie verlenen voor:

  • a.

    spelinloop waarbij het gaat om laagdrempelige activiteiten gericht op samen spelen, ontmoeten en bewegen voor ouders en kinderen in combinatie met ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen. De spelinloop is algemeen toegankelijk voor ouders met jonge kinderen en in het bijzonder voor kinderen met het risico op achterstanden (de doelgroep voorschoolse educatie). Daarnaast werft de aanbieder actief kwetsbare ouders/ kinderen in samenwerking met de jeugdgezondheidszorg, volgens gemaakte afspraken. Voor deze kwetsbare groep wordt het aanbod samen met deskundigen uit of rond het Ouderkindteam (OKT) uitgevoerd. Denk hierbij aan deskundigheid vanuit de jeugdgezondheidszorg, MEE of Cordaan. De aanbieder van de spelinloop leidt kinderen actief door naar de voorschool.

  • b.

    activiteiten , (veelal) buiten schooltijd voor en door jeugdigen op gebied van de thema's sport en gezondheid, kunst en cultuur, natuur en techniek, media en communicatie en burgerschapsvorming en beroepsoriëntatie in het kader van brede talentontwikkeling. Deze activiteiten vinden vooral plaats op of rond scholen en zullen daarom in samenspraak met onderwijs worden uitgevoerd. Brede talentontwikkeling stimuleert de ontwikkeling van andere dan cognitieve vaardigheden die op school worden geleerd, zoals creatieve, sportieve, communicatie vaardigheden. Hiermee komen kinderen met nieuwe onderwerpen in aanraking, worden ze op een andere manier uitgedaagd en wordt hun horizon verbreed.

  • c.

    informatie , advies en voorlichting voor jeugdigen over relevante thema’s, of om een hulp- of informatievraag te verhelderen, en daarover eventueel het gesprek te voeren (met ouders) om de weg naar hulp of ondersteuning te vinden. Denk hierbij onder andere aan thema’s als pesten, de overgang naar volwassenheid, geldzaken, seksualiteit en middelengebruik

  • d.

    laagdrempelige begeleiding of coaching voor jeugdigen die extra aandacht nodig hebben of kunnen gebruiken bij hun persoonlijke en cognitieve ontwikkeling.

  • Denk hierbij aan individuele of groepsmentoraten, huiswerkbegeleiding, studiebegeleiding en het aanleren van stage-vaardigheden zoals het maken van een CV en sollicitatietraining. Deze vormen van ondersteuning zijn vaak nodig in de overgang van school naar school, dagbesteding of werk. Activiteiten worden altijd uitgevoerd in samenspraak met de onderwijsinstelling waar de betreffende jeugdige deelneemt. Ook is het betrekken van de ouders van betreffende jeugdige een voorwaarde.

  • e.

    professioneel kinder- en jongerenwerk. Voor het jongerenwerk is een opdrachtformulering gemaakt waarin de opdracht omtrent het jongerenwerk verder is uitgewerkt. De versterking van het jongerenwerk is onderdeel van het beleid ‘Positief Perspectief’. Innovatie (bijvoorbeeld het ontwikkelen van online jongerenwerk en jongerenwerk op school) maakt daar een belangrijk onderdeel van uit.

  • Voor alle werkers binnen het kinder- en jongerenwerk geldt dat zij samenwerken met partners in onder andere het onderwijs, de kinderopvang, de jeugdhulp, Jeugd en Veiligheidsteams en –partners, sociale wijkteams en informele partijen in de wijk.

  • Het kinderwerk (4-12 jaar) richt zich op het begeleiden van kinderen bij het opgroeien in de samenleving, met extra aandacht voor kwetsbare kinderen. Kinderwerkers stimuleren de talentontwikkeling van kinderen tijdens leuke en leerzame activiteiten op veilige plekken in de wijk. Dit gebeurd zo veel mogelijk in samenhang met het aanbod voor brede talentontwikkeling op en rond scholen. Ook signaleren zij problemen van kinderen en zorgen ervoor dat die worden opgepakt.

  • Het jongerenwerk biedt begeleiding aan jongeren (10-23, met mogelijke uitloop tot 27 jaar) bij het volwassen worden in de samenleving. Het biedt jongeren een veilige, leuke plek waar zij deel kunnen nemen aan groepsactiviteiten en terecht kunnen voor praktische hulp of individuele begeleiding. Jongerenwerkers signaleren, motiveren, voeden op, activeren en leiden toe naar hulp, werk of opleiding. Daarbij werken ze samen met ouders, school, jeugdhulp (waaronder OKT) en Jeugd en veiligheidsteams en –partners (zoals politie). Het jongerenwerk vindt plaats in buurthuizen of jongerencentra, op straat, in sport- of culturele accommodaties, soms op scholen en/of online.

  • f.

    veldwerk voor (kwetsbare) jeugdigen waarbij het gaat om het signaleren van jeugdigen die ondersteuning nodig hebben, het in kaart brengen van problematiek en het toeleiden naar activiteiten en/ of hulpverlening. Het straathoekwerk/veldwerk (12-30 jaar) richt zich op de zelfredzaamheid en psychosociale ontwikkeling van jongeren en jongvolwassenen. Het richt zich op jongeren die vanwege een veelvoud aan sociale en individuele problemen de relatie met de samenleving kwijt zijn geraakt of dreigen te verliezen. Veldwerk legt actief contact met deze doelgroep en begeleidt en ondersteunt hen met passende hulp.

  • Voor veldwerk is een opdrachtformulering gemaakt. Daarin is uitgewerkt wat er met het veldwerk wordt beoogd. Daarnaast is de versterking van het veldwerk onderdeel van de versterking van het jongerenwerk en het verstevigen van het netwerk rondom risicojongeren in het beleid Positief Perspectief.

Artikel 2.3.2 Aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder 2.3 kan worden aangevraagd door een professionele aanvrager die gekwalificeerd is, of beschikt over gekwalificeerd personeel, voor de uitvoering van de betreffende werksoort. Niet professionele aanvragers kunnen uitsluitend een aanvraag doen als zij aantoonbaar samenwerken met één of meerdere professionele organisaties, en aantoonbaar beschikken over voldoende pedagogische kwaliteiten.

We weten uit ervaring dat ook informele initiatieven een positieve bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van jeugdigen, en willen deze initiatieven niet bij voorbaat uitsluiten van de mogelijkheid om voor hun activiteiten subsidie aan te vragen. Tegelijkertijd willen we voorkomen dat activiteiten voor (kwetsbare) jeugdigen worden uitgevoerd zonder dat uitvoerders beschikken over de kwalificaties die, en het netwerk dat we noodzakelijk achten om voor deze doelgroep de juiste inzet te plegen.

Als aanvragers niet zijn gecertificeerd voor het werken met deze doelgroep en de genoemde werksoorten, dient middels referenties, diploma’s en werkervaring te worden aangetoond dat men voldoende gekwalificeerd is voor het uitvoeren van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Met kwalificatie wordt in dit kader gedoeld op het aantoonbaar beschikken over benodigde pedagogische en didactische kennis en vaardigheden (opleiding en ervaring), de mate waarin de aanvrager blijk geeft van bestendigheid/stabiliteit, de mate waarin gebruik wordt gemaakt van specifieke methodieken die effectief zijn binnen de werksoort die wordt uitgevoerd. Ook dient inzichtelijk te worden gemaakt dat, en op welke wijze wordt samengewerkt met professionele partners in de keten, met name als het gaat om het betrekken van benodigde expertise en het op-en afschalen in de keten.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Vervallen Subsidieregeling sociale basis

De Subsidieregeling sociale basis zoals vastgesteld in de collegevergadering van 19 juni 2019 en gewijzigd in de collegevergadering van 8 oktober 2019 vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld, maar in ieder geval op 1 juli 2022. De regeling sociale basis zoals die voor 2020 is vastgesteld, is aangepast. Bij een wijzigingsbesluit moeten de wijzigingen ordentelijk kunnen worden opgesomd zodat de bestaande regeling daarop kan worden aangepast. Dat was gezien het grote aantal wijzigingen, geen optie. Er is dan ook voor gekozen de regeling van 2020 per 1 januari 2021 te vervangen door deze regeling: Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021. De regeling voor 2020 blijft in werking tot en met 31 december 2020 voor het indienen van aanvragen voor het kalenderjaar 2020. Voor het vervolg geldt de overgangsbepaling uit deze regeling.

Artikel 3.3 Looptijd regeling

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2020 en vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld maar in ieder geval op 1 juli 2025. De regeling treedt in werking per 1 augustus 2020. Tijdige inwerkingtreding is noodzakelijk aangezien een regeling al in werking moet zijn vanaf het moment dat aanvragen kunnen worden ingediend. Subsidie voor activiteiten vanaf 2021 wordt op deze subsidieregeling aangevraagd. De looptijd van deze subsidieregeling loopt parallel aan de looptijd van het bijbehorende beleidskader Samen Vooruit, namelijk tot en met het kalenderjaar 2023. Daarna blijft de subsidieregeling in werking tot de laatste subsidies die op de regeling zijn verleend, ook zijn vastgesteld, met als uiterste datum daarvoor 1 juli 2025.