Nadere regel subsidie vrijwillige inzet voor elkaar

Geldend van 01-07-2021 t/m 12-06-2022

Intitulé

Nadere regel subsidie vrijwillige inzet voor elkaar

Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;

- gelet op artikel 3 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Utrecht;

- en gelet op:

De gecombineerde Voortgangsrapportage en Uitvoeringsagenda Wmo 2019-2020

Samen verder werken aan een zorgzame en toegankelijke stad: Transformatieagenda Meedoen naar Vermogen, oktober 2016

De gecombineerde Voortgangsrapportage en Uitvoeringsagenda Jeugd 2019-2020

De visie versterken sociale basis (2018)

De Sportnota sportief en gezond 2017-2020

Maatschappelijke Initiatief Onder Dak (2016)

Visie en uitvoeringskader Welzijnsaccommodaties in zelfbeheer (2013)

Utrechtse Regenboogagenda 2019-2022

Actieagenda Utrechters schuldenvrij 2019

Meerjarenplan (digi)Taal is de Basis (2019)

Agenda en uitvoeringsprogramma ‘Utrecht voor iedereen toegankelijk’ (2020)

Besluit vast te stellen de Nadere regel subsidie vrijwillige inzet voor elkaar.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regel wordt verstaan onder:

  • a.

    Basisinfrastructuur: algemene sociale voorzieningen.

  • b.

    Brugfunctie: het tijdelijk ondersteunen en zo nodig verbinden van inwoners met een kwetsbare situatie aan partijen in de basisinfrastructuur of in de (aanvullende) zorg. Het gaat uitsluitend over inwoners over een (zeer) kwetsbare situatie die onvoldoende in beeld zijn bij de reguliere partijen.

  • c.

    Buurtnetwerk: een groep buurtbewoners die door verbondenheid, actieve inzet en samenwerking vrijwillig en onbetaald activiteiten uitvoert voor elkaar, de buurt of de wijk.

  • d.

    digiTaalhuis: in een vijftal vestigingen van de bibliotheek worden laagdrempelige activiteiten georganiseerd om taal- en digitale vaardigheden te verhogen. Er is ook een spreekuur voor advies en informatie om de persoonlijke vraag en bestaand aanbod bij elkaar te brengen.

  • e.

    Een kwetsbare situatie: (persoonlijke) omstandigheden die maken dat iemand minder kansen heeft om mee te kunnen doen en/of over onvoldoende (digi)tale en sociale vaardigheden beschikt.

  • f.

    Gemeenschapskracht: inwoners nemen verantwoordelijkheid met en voor elkaar.

  • g.

    Laaggeletterde inwoners: mensen die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen (onder het wettelijk gewenste niveau van 2F).

  • h.

    Natuurlijke personen: individuen zonder rechtspersoonlijkheid zoals een stichting, een vereniging of vennootschap.

  • i.

    Onvoldoende digitale vaardigheden: inwoners zijn onvoldoende zelfredzaam in het gebruik van digitale toepassingen (onder het wettelijk gewenste niveau van Basisvaardigheid 2).

  • j.

    Sociale basis: de sociale basis bestaat uit wat inwoners zelf met en voor elkaar doen, (vrijwilligers)organisaties, organisaties die een brugfunctie vervullen en algemene sociale voorzieningen die toegankelijk en bereikbaar zijn voor iedereen, zoals onderwijs, sport en welzijn.

  • k.

    Utrechts model voor zorg en ondersteuning: model gebaseerd op drie ‘sporen’; een sterke sociale basis, basiszorg (onder andere door de buurtteams) en aanvullende zorg. De zorg en ondersteuning sluit aan bij wat gezinnen, jeugdigen en volwassenen nodig hebben.

    afbeelding binnen de regeling

  • l.

    Utrechts sturingsmodel: sturingsmodel gebaseerd op het model Simons waarbij we sturen op: waarden van waaruit we werken (leidende principes, co-creatie), kaders (budget of wettelijke kaders), monitoringinformatie (aantallen, ervaringen) en de dialoog die plaatsvindt om steeds te kunnen leren.

  • m.

    Vrijwillige inzet: iets doen voor een ander of de omgeving, al dan niet in georganiseerd verband, zonder dat men daarvoor betaald wordt.

  • n.

    Wijkinformatiepunten: activiteiten van inwoners voor buurt- en wijkgerichte informatievoorziening op het brede terrein van zorg en welzijn. Hierbij zo nodig gericht kunnen doorverwijzen naar de juiste organisaties.

  • o.

    Inclusieve samenleving: een samenleving waarin iedereen meetelt.

Artikel 2 Beleidsdoelstelling

De gemeente streeft naar een sterke sociale basis in de stad. Dat raakt aan alle aspecten van het dagelijks leven: ontmoeting, onderwijs, opvoeding, werk en inkomen, gezondheid, zorg en welzijn, wonen enzovoort. Een sterke sociale basis bestaat uit actieve inwoners die zich vrijwillig inzetten voor elkaar, de buurt en de stad plus een basisinfrastructuur die daarop aansluit. Daarnaast is zorg (bijvoorbeeld van het buurtteams of de aanvullende zorg) beschikbaar voor wie dat nodig heeft. Dit samenspel tussen de zorg, de basisinfrastructuur en wat inwoners en (vrijwilligers)organisaties bijdragen, willen we verder versterken en verbeteren.

Deze nadere regel faciliteert activiteiten die bijdragen aan de volgende doelen:

  • veerkrachtige buurtgemeenschap waarin iedereen zich thuis voelt en prettig samenleeft door een stevige (pedagogische) en inclusieve samenleving;

  • veerkrachtige gezinnen en een gezond opvoedklimaat in de wijk/buurt;

  • inwoners in een kwetsbare situatie kunnen meedoen.

Deze nadere regel richt zich specifiek op het ondersteunen en mogelijk maken van vrijwillige inzet voor elkaar, het versterken van gemeenschapskracht en het faciliteren van organisaties met een sterk netwerk in de leefwereld van kwetsbare inwoners. We kunnen bovengenoemde doelen alleen bereiken met de actieve betrokkenheid van vrijwilligers en inwoners.

Artikel 3 Eisen aan de aanvrager subsidie

De subsidie kan worden aangevraagd door:

  • een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;

  • een groep inwoners (meerdere natuurlijke personen) uitsluitend voor subsidiabele activiteiten a.2 en a.3.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast door middel van de subsidiestaat.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

De gemeente subsidieert activiteiten die grotendeels tot stand komen door vrijwillige inzet en die zich richten op:

  • A.

    Zorg voor elkaar door middel van:

  • 1.

    Het ondersteunen van inwoners in een kwetsbare situatie waardoor zij zelfredzamer worden of beter kunnen meedoen. Hierbij geven we prioriteit aan vrijwillige hulp en ondersteuning die gericht is op één of meer van de volgende gebieden:

    • voorkomen en bestrijden van eenzaamheid;

    • voorkomen en bestrijden van armoede en schulden, waaronder hulp bij financiën en administratie;

    • praktische ondersteuning (boodschappen, klussen in en om huis);

    • inzet in en rond het gezin ten behoeve van de opvoeding en het gezond opgroeien;

    • het ondersteunen van (jonge) mantelzorgers.

  • 2.

    Buurtnetwerken voor het organiseren van;

    • a.

      onderling contact en bouwen aan een sterkere community, waar de onderlinge betrokkenheid groeit, de onderlinge relaties hechter worden en de samenredzaamheid toeneemt.

    • b.

      praktische hulp, matchen van vraag en aanbod en helpen van inwoners in een kwetsbare situatie om gewoon mee te kunnen doen.

  • 3.

    het organiseren van wijkinformatiepunten;

  • B.

    Het vinden van inwoners die nog niet zelfstandig hun weg weten te vinden in de samenleving, hen tijdelijk ondersteunen en hen zo nodig verbinden aan een organisatie uit de (aanvullende) zorg, of uit de basiszorg of de sociale basisinfrastructuur (brugfunctie).

  • C.

    Het beheren en onderhouden van een welzijnsaccommodatie in zelfbeheer.

  • D.

    Het ondersteunen van inwoners bij het verbeteren van hun taal- en digitale vaardigheden.

Subsidieaanvragen voor activiteiten met raakvlakken met meerdere bovenstaande subsidiabele activiteiten worden ook in behandeling genomen, zolang deze passen binnen de doelstellingen van deze Nadere regel subsidie vrijwillige inzet voor elkaar.

In Utrecht werken alle organisaties volgens onze leidende principes. U hanteert bij het uitvoeren van de activiteiten deze leidende principes.

  • Leefwereld centraal: de inwoner in het dagelijks leven staat centraal

  • Samen doen wat nodig is: maatwerk bieden aan de hand van de vraag en in aanvulling van het eigen netwerk van mensen.

  • Streven naar eenvoud: de inhoud is leidend, niet het systeem.

  • Uitgaan van mogelijkheden: aansluiten bij wat inwoners en zijn/haar omgeving zelf kunnen.

  • Zo nabij mogelijk: ondersteuning beschikbaar in de eigen buurt en in aansluiting bij de inwoners en de omgeving daar omheen.

Verplichting aan de uitvoering van de activiteiten:

  • 1.

    Het uitvoerende werk wordt grotendeels met vrijwilligers gedaan.

  • 2.

    De inzet van betaalde krachten moet ondersteunend zijn aan de inzet van vrijwilligers: coördineren, trainen, begeleiden, werven.

  • 3.

    Ad 5b: voor activiteiten waarmee een brugfunctie wordt vervuld richting (aanvullende) zorg of sociale basisinfrastructuur kan naast de coördinatie van inzet van vrijwilligers door een betaalde kracht ook professionele inzet in de uitvoering gefinancierd worden. Als vrijwillige inzet in de uitvoering helemaal ontbreekt, verwachten wij cofinanciering.

Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag

Aan de subsidieaanvraag worden een aantal eisen gesteld.

  • 1.

    Aanvragen kan uitsluitend digitaal middels een aanvraagformulier op www.utrecht.nl/subsidie.

  • 2.

    De subsidieaanvraag bestaat uit:

A) Een activiteitenplan waarin u de volgende vragen beantwoordt:

Voor welke subsidiabele activiteit(en) (zie artikel 5 a t/m d) u subsidie aanvraagt:

  • 1.

    Wat gaat u precies doen en waarom?

  • 2.

    Wat is uw ervaring met de uitvoering van deze activiteiten en waaruit bestaat uw betrokkenheid, kennis en netwerk in de buurt, wijk of stad?

  • 3.

    Hoe weet u dat er behoefte is aan uw activiteiten? Hoe vult het aan op wat er al is?

  • 4.

    Wat wilt u bereiken, wat levert het op?

  • 5.

    Op welke manier dragen de activiteiten bij aan de subsidiedoelen? (zie artikel 2)

  • 6.

    Op welke manier past u de leidende principes toe? (zie artikel 5)

  • 7.

    Op welke manier brengt u de resultaten in kaart en evalueert u hoe bewoners, vrijwilligers en samenwerkingspartijen de geboden activiteiten waarderen?

Welke inwoners u met de activiteit(en) wilt bereiken:

8. Hoeveel inwoners wilt u bereiken en hoe bereikt u hen?

9. Voert u de activiteiten uit in een bepaalde buurt of wijk?

10. Richt u zich op een specifieke doelgroep en zo ja, waarom?

Met wie en hoe u samenwerkt:

11. Met welke organisaties of bewonersgroepen werkt u samen?

12. Hoe werkt u samen?

13. Met welke samenwerkingspartners heeft u uw subsidieaanvraag afgestemd?

Met hoeveel vrijwilligers u de activiteiten gaat uitvoeren en hoe u hen daarbij ondersteunt:

14. Hoeveel vrijwilligersuren denkt u te realiseren?

15. Hoe ondersteunt u de vrijwilligers die de activiteiten uitvoeren?

16. Hoe borgt u de veiligheid van vrijwilligers en hulpvragers? (bijvoorbeeld een VOG, deze is bij het werken met kinderen verplicht)

B) Een sluitende begroting, met de kosten en inkomsten per activiteit. In uw begroting maakt u inzichtelijk hoe iedere activiteit is opgebouwd. U geeft in elk geval inzicht in:

  • 1.

    personeelskosten;

  • 2.

    algemene kosten/organisatiekosten;

  • 3.

    huisvestingskosten (mits uit de aanvraag blijkt dat deze kosten aannemelijk en noodzakelijk zijn);

  • 4.

    activiteitenkosten;

  • 5.

    inkomsten: gesplitst in subsidie gemeente en overige inkomsten (bv inkomsten uit (ver)huur, deelnemersbijdragen, fondsen).

Het beschikbare budget voor jaarsubsidies kan eventueel voor meerdere jaren worden verleend. Als u voor meerjarige subsidie in aanmerking wilt komen, moet u dat duidelijk in uw subsidieaanvraag aangeven. Dit kan voor maximaal 3 jaar. Bij uw subsidieaanvraag voegt u voor elk jaar een begroting toe.

Alleen als u subsidie vraagt voor activiteit 5 A2 (Buurtnetwerk)

  • 1.

    U omschrijft in uw aanvraag hoe u samenwerkt met sociaal makelorganisatie DOCK.

Alleen als u subsidie vraagt voor activiteit 5 A3 (Wijkinformatiepunt)

  • 1.

    U omschrijft in uw aanvraag hoe u samenwerkt met U Centraal.

Alleen als u subsidie vraagt voor activiteit 5b (brugfunctie):

  • 1.

    Een intentieverklaring tot samenwerking met ten minste één organisatie van de (aanvullende) zorg of uit de sociale basisinfrastructuur. In deze verklaring is vastgelegd hoe u uw kennis en expertise overdraagt en met elkaar samenwerkt om de kloof tussen uw doelgroep en de organisatie uit de (aanvullende) zorg en de sociale basisinfrastructuur te verkleinen.

Alleen als u subsidie vraagt voor activiteit 5c (welzijnsaccommodatie in zelfbeheer):

  • 1.

    Inzicht in de te verwachten bezettingsgraad van de accommodatie. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie welzijnsaccommodaties wordt hiervoor een rekenmodel ontwikkeld en ingevoerd (najaar 2020).

  • 2.

    U bent als aanvrager aantoonbaar huurder of eigenaar van de gehele accommodatie.

Alleen als u subsidie vraagt voor activiteit 5d (digi)tale vaardigheden verbeteren:

  • 1.

    De activiteiten zijn met name gericht op niet-inburgeringsplichtige volwassenen en in beperkte mate aanvullend op regulier onderwijs in de leerplichtleeftijd of in de Voor- en Vroegschoolse Educatie.

  • 2.

    Aanvragers voldoen aan de kwaliteitseisen die vanuit het ministerie van OCW aan het non-formeel aanbod, worden gesteld, waaronder de certificering van Taalhuizen.

  • 3.

    Aanvragers hebben aantoonbare ervaring met en kennis van methodieken, materialen, ondersteuning van vrijwilligers in dergelijke activiteiten.

  • 4.

    Aanvragers hebben aantoonbare inzet in relevante samenwerkingsverbanden en zijn gericht op samenwerking in het Utrechtse Taalnetwerk en in de wijken.

Artikel 7 Indieningstermijn subsidieaanvraag

1. Er zijn twee termijnen voor het indienen van een subsidieaanvraag:

  • a.

    Subsidieaanvragen voor activiteiten die starten tussen 1 januari en 30 juni dienen uiterlijk 1 oktober van het voorafgaande jaar te zijn ingediend.

  • b.

    Voor activiteiten die vanaf 1 juli van een kalenderjaar van start gaan is er de mogelijkheid subsidie aan te vragen voor activiteiten die vallen onder artikel 5a. Deze aanvragen dienen uiterlijk 1 april van dat kalenderjaar te zijn ingediend.

  • c.

    Als u vragen heeft over het doen van de aanvraag kunt u contact opnemen met uw accounthouder of via subsidie@utrecht.nl.

  • 2. Op het onderdeel welzijnsaccommodaties in zelfbeheer (5C) kunnen gedurende het jaar subsidieaanvragen ingediend worden indien het gaat om startende initiatieven en/of voor incidentele onvoorziene investeringen in de accommodatie.

Artikel 8 Maximaal subsidiebedrag per aanvraag/aanvrager

Alleen voor de activiteit noodzakelijke kosten komen in aanmerking voor subsidie.

Wanneer een groep van inwoners (meerdere natuurlijke personen) de aanvraag indient, kan geen subsidie worden aangevraagd voor loonkosten.

Voor de activiteit zelfbeheerinitiatieven (artikel 5, onderdeel c) wordt het maximale subsidiebedrag per aanvraag mede bepaald door een aantal factoren. Dit zijn: de grootte en ligging van de accommodatie en de bezetting daarvan, doelgroep, mate van vrijwillige inzet en de verhouding tot de totale huisvestingkosten.

Artikel 9 Beoordeling subsidieaanvraag

De aanvragen die tijdig en volledig zijn ontvangen worden beoordeeld op grond van de maatschappelijke waarde. We hanteren hierbij de publieke waardendriehoek:

  • legitimiteit (mag het?);

  • betrokkenheid (is er draagvlak?);

  • rendement (wat levert het op?).

Vergelijking van de subsidieaanvragen gebeurt tussen aanvragen binnen eenzelfde categorie zoals beschreven in artikel 5 (a t/m d). Om de maatschappelijke waarde te kunnen beoordelen worden de aanvragen op basis van de volgende criteria beoordeeld en met elkaar vergeleken:

  • 1.

    Legitimiteit:

  • de mate waarin uw aanvraag bijdraagt aan de subsidiedoelen en subsidiabele activiteiten;

  • de mate waarin uw aanvraag en uw activiteiten zijn afgestemd op de activiteiten van zorg- en welzijnsorganisaties en (andere) bewonersinitiatieven en elkaar versterken;

  • de mate waarin uw organisatie aantoonbare ervaring heeft met de uitvoering van deze activiteiten;

  • de mate waarin u samenwerkt en samen leert met organisaties en initiatieven in het sociaal domein.

  • 2.

    Betrokkenheid:

  • de mate waarin u de behoefte aan uw activiteiten onderbouwt en het aanvullend is op wat er al is;

  • de mate van inclusiviteit van de activiteit;

  • de mate van continuïteit in de uitvoering. Het voortzetten van en voortbouwen op bestaande waardevolle activiteiten krijgt in principe voorrang boven nieuwe aanvragen. Dit vraagt van betreffende organisaties en initiatieven om met hun activiteiten in te blijven spelen op nieuwe ontwikkelingen en trends, Ook is er ruimte voor nieuwe initiatieven die mogelijk ook een vernieuwend karakter hebben en goed aansluiten bij de vraag uit de stad;

  • mate van kennis van en betrokkenheid bij de buurt/wijk/stad;

  • de spreiding van de aanvragen over de stad in relatie tot de behoefte in de buurt en in de stad (we willen geen dubbelingen).

  • 3.

    Rendement:

  • de prijs/kwaliteit-verhouding: we hanteren hierbij geen vaste normen, maar bekijken hoe de omvang, aard en het bereik van de activiteiten zich verhouden tot de opgevoerde kosten;

  • de mate waarin de activiteiten ook uit andere bronnen gefinancierd worden;

  • de verhouding tussen vrijwillige inzet en betaalde inzet.

  • 4.

    Daarnaast kijken we bij de beoordeling naar de spreiding van de aanvragen over de verschillende subsidiabele activiteiten. Het budget wordt verdeeld op basis van de subsidieplafonds van de vier onderdelen (zie artikel 5 A t/m D). De subsidieplafonds worden gepubliceerd op de subsidiestaat. Van deze verdeling kan worden afgeweken als er onvoldoende aanvragen zijn op een bepaald onderdeel. Het budget wordt dan doorgeschoven naar de hoogst scorende aanvraag van de andere onderdelen. Voor onderdeel 5A wordt 5% van het totaal beschikbare deelbudget gereserveerd voor aanvragen voor de tweede termijn (voor activiteiten vanaf 1 juli).

  • 5. Aanvragen voor meerjarige subsidies worden aanvullend beoordeeld op:

    • 1.

      Het aantal jaar dat de activiteiten al uitgevoerd worden in de gemeente Utrecht (hoe langer de activiteiten al uitgevoerd worden, hoe beter de beoordeling);

    • 2.

      De mate waarin aannemelijk is gemaakt dat de aangevraagde activiteiten relevant blijven in de aangevraagde periode;

    • 3.

      De organisatorische en financiële stabiliteit van de organisatie.

Artikel 10 Besluitvorming

Bij de besluitvorming wordt de volgende procedure gehanteerd:

De tijdig en volledig ontvangen aanvragen worden op basis van de in artikel 9 benoemde criteria beoordeeld en vervolgens met elkaar vergeleken. Subsidietoekenning gebeurt op basis van de waardering van de aanvraag, een goede spreiding over de stad en een goede spreiding over de inhoudelijke thema’s.

De beoordeling van de aanvragen gebeurt ambtelijk. Daarbij kan informatie worden opgevraagd bij vrijwilligers, (buurt)bewoners en experts.

Op basis van deze beoordeling besluit het college van b en w binnen 13 weken na de ontvangst van de complete aanvraag.

Artikel 11 Evaluatie

Het beleid voor deze Nadere regel subsidie vrijwillige inzet voor elkaar wordt periodiek geëvalueerd. Door tijdens de uitvoering van deze nadere regel te blijven reflecteren en leren zullen inzichten ontstaan die helpen om nog meer effect te bereiken. Jaarlijks wordt op basis van een eindrapportage en kwalitatieve gesprekken getoetst of de inzet bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen en wat nodig is om de activiteiten door te ontwikkelen. Dit doen wij in co-creatie met de subsidieontvangers, bewoners en betrokken partners. Wij maken gebruik van het Utrechts sturingsmodel om de sturing en verantwoording dynamisch en betekenisvol in te richten. Wij geven hier samen met onze partners invulling aan. We organiseren dialoogsessies om te reflecteren op de praktijk en daar samen van te leren. De evaluatie kan leiden tot budgettaire wijzigingen of aanpassing van het beleid en deze nadere regel

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze nadere regel treedt in werking op datum van bekendmaking en wordt aangehaald als ‘Nadere regel subsidie vrijwillige inzet voor elkaar’. De ‘beleidsregel Informele zorg 2019-2020‘ (vastgesteld op 11 juli 2018), de ‘beleidsregel Buurtnetwerken en wijkinformatiepunten’ (vastgesteld op 1 oktober 2019) en de ‘beleidsregel Welzijnsaccommodaties in zelfbeheer’ (vastgesteld op 15 juli 2014) worden gelijktijdig ingetrokken.

Aldus is vastgesteld door burgemeesters en wethouders van Utrecht in hun vergadering van 16 juni 2020.

Ondertekening

De secretaris, De burgemeester,

Drs. G.G.H.M. Haanen Mr. J.H.C. van Zanen