Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie voor aardgasvrij vastgoed (Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam)

Geldend van 10-07-2020 t/m 17-12-2021

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie voor aardgasvrij vastgoed (Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel 4:23, derde lid, onder d, van Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, gezien de adviezen van verschillende partners binnen het samenwerkingsverband City Deal “Naar een Stad zonder Aardgas” en gezien het besluit van de gemeenteraad van Amsterdam van 19 december 2019 met het onderwerp “Instemmen met het verlenen van de financiële dekking uit het Klimaatfonds voor de uitvoering van een stadsbreed hoofdstuk en een op de Wildemanbuurt gericht hoofdstuk van de Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam”,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aardgasvrij: een gebouw waar de aardgasaansluiting op het door de netbeheerder beheerde aardgasnet verwijderd is, waar de aanwezige gebouwgebonden gasverbrandingsinstallaties uitsluitend gebruik maken van groen gas en waar gekookt wordt zonder fossiele brandstof op een manier die niet meer fijnstofuitstoot veroorzaakt dan aardgas;

  • b.

    aardgasvrij datum: de beoogde datum waarop vastgoed binnen een gebied aardgasvrij zal zijn;

  • c.

    afsluiting: het door de netbeheerder (laten) verwijderen van de aardgasaansluiting waardoor een verblijfsobject of gebouw geen gebruik meer kan maken van aardgas;

  • d.

    ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • e.

    bestaand: een gebouw dat niet als nieuwbouw wordt aangemerkt;

  • f.

    collectieve gasaansluiting: de door de netbeheerder beheerde aansluiting op het aardgasnet die de collectieve installatie van aardgas voorziet.

  • g.

    collectieve installatie: een installatie de meerdere verblijfsobjecten binnen één complex of meerdere aan elkaar verbonden complexen voorziet van ruimtewarming of warm tapwater;

  • h.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • i.

    Complex: meerdere verblijfsobjecten binnen hetzelfde gebouw;

  • j.

    DAEB-vrijstellingsbesluit: het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011, betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor openbare dienst, verleend aan bepaalde, met beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU C9380)), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • k.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB EU L 352 van 24.12. 2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • l.

    dochtermaatschappij; een maatschappij is een dochtermaatschappij van een andere rechtspersoon, als die andere rechtspersoon (de moeder) meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering kan uitoefenen, of als de moeder meer dan de helft van de bestuurders of commissarissen kan benoemen of ontslaan;

  • m.

    fysieke gebouwgebonden voorziening: voorziening die op of aan een gebouw of op de bijbehorende gronden worden getroffen;

  • n.

    gebied: Een door denkbeeldige lijnen begrensd deel van grondgebied van de gemeente Amsterdam;

  • o.

    goedkeuringsverplichting: De huurrechtelijke verplichtingen van de huurder op grond van artikel 7:220, derde lid, BW;

  • p.

    groen gas: voor inpandige verbranding bedoeld gas dat niet gewonnen of opgewekt is uit fossiele brandstoffen, tenzij de bij die winning of opwek vrijkomende koolstofdioxide en koolstofmonooxide duurzaam opgeslagen zijn;

  • q.

    individuele installatie: een installatie die een enkel verblijfsobject binnen één complex of meerdere aan elkaar verbonden complexen voorziet van ruimtewarming of warm tapwater;

  • r.

    kleinschalige transformatie: het realiseren van maximaal 25 woningen in een gebouw dat eerst geen woning was;

  • s.

    kookvoorziening: een toestel waarop een pan geplaatst kan worden om via verwarming van de pan de inhoud van de pan op te warmen, te koken of te bakken zoals een kookplaat, comfort of fornuis;

  • t.

    netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 2 van de Gaswet door de minister is aangewezen is om een wettelijke taak omtrent de gasdistributie uit te voeren;

  • u.

    nieuwbouw; een bouwwerk waarvoor nog geen melding of kennisgeving van de gereedkoming van bouw, zoals genoemd in artikel 7, lid g van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen en vereist volgens artikel 1.25, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 is gedaan;

  • v.

    onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening, uitgezonderd woningcorporaties;

  • w.

    ruimteverwarmingsinstallatie: technisch bouwsysteem waarin warmte wordt opgewekt, gedistribueerd of afgegeven of een combinatie daarvan, zoals bedoeld in de omschrijving van een verwarmingssysteem in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012;

  • x.

    tapwaterinstallatie: technisch bouwsysteem waarin warmtapwater wordt opgewekt, gedistribueerd of afgegeven of een combinatie daarvan, zoals bedoeld in de omschrijving van een warmtapwatersysteem in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012;

  • y.

    verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is, zoals bedoeld in artikel 1, lid m van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

  • z.

    woning: een gebouw dat voor bewoning is bestemd met de daarbij horende grond of een afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is bestemd, dat als een zelfstandige woning zoals bedoeld in artikel 7:234 BW wordt aangemerkt, of een woonboot;

  • aa.

    woningcorporatie: Toegelaten instellingen zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

  • bb.

    woonboot: een woonboot met een ligplaatsvergunning, zoals bedoeld in Hoofdstuk 2, paragraaf 3, van de Verordening op het binnenwater 2010 of een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • cc.

    wooncomplex: meerdere verblijfsobjecten bestemd voor bewoning binnen hetzelfde gebouw;

Artikel 1.2 Toepasselijkheid ASA 2013

De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk van wordt afgeweken.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling

Deze subsidieregeling heeft tot doel het gebiedsgericht terugdringen van het gebruik van aardgas van bestaande gebouwen door stimulering van de transitie naar een aardgasvrij en klimaatneutraal Amsterdam.

Artikel 1.4 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

Voor zover een woningcorporatie activiteiten uitvoert die op grond van deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, betreffen het Diensten van Algemeen Economisch belang als bedoeld in artikel 47 van de Woningwet. Het betreft een additionele, specifieke vergoeding in aanvulling op de compensatie die is genoemd in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Artikel 1.5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag, in het kader van deze regeling de volgende gegevens en stukken overgelegd:

    • a.

      overzicht van de te treffen voorzieningen inclusief een kostenraming;

    • b.

      offertes voor uitvoering van de subsidiabele activiteiten, waarop het deel van de kosten die subsidiabel zijn voldoende duidelijk uitgesplitst en aangemerkt zijn;

    • c.

      bewijs dat de bankrekening, waarop de aangevraagde subsidie ontvangen wordt, op naam staat van de aanvrager;

    • d.

      een overzicht van eventuele andere aangevraagde of verleende subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten;

    • e.

      een schriftelijke, door de eigenaar of tekenbevoegde natuurlijke persoon getekende, intentieverklaring waaruit blijkt dat de eigenaar van het vastgoed waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft al zijn of haar vastgoed in het vastgestelde gebied vóór de vastgestelde datum aardgasvrij zal maken;

    • f.

      voor de ondernemers en ondernemingen, niet zijnde de woningcorporatie, een volledig ingevulde verklaring De-minimissteun;

    • g.

      voor verhuurders, bewijs dat er voldaan is aan geldende goedkeuringsverplichtingen.

  • 2. Indien de aanvrager niet de eigenaar is van het vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft bevat het aanvraagformulier naast de genoemde eisen uit het eerste lid van dit artikel:

    • a.

      een ondertekende toestemmingsverklaring van de eigenaar dat de bedoelde aanvrager de binnen deze regeling als subsidiabel aangemerkte activiteiten in het betreffende gebouw mag gaan uitvoeren of een vonnis van de kantonrechter dat de verhuurder op grond van artikel 7:243BW of artikel 7:215BW medewerking met de voorgestelde voorzieningen oplegt. In het geval van een toestemmingsverklaring dient de eigenaar tevens te verklaren dat hij:

      • i.

        de verwijdering van de gasaansluiting niet ongedaan zal maken;

      • ii.

        zal borgen dat het, zonder voorafgaande instemming van het college van burgemeester en wethouders, in de toekomst niet mogelijk is om het vastgoed alsnog van aardgas te voorzien;

      • iii.

        een door de gemeente aangestelde inspecteur op verzoek van die inspecteur in de gelegenheid stelt om de uitgevoerde werkzaamheden ter plaatse te inspecteren;

    • b.

      de huur- of gebruiksovereenkomst voor het vastgoed waar de subsidiabele activiteit plaatsvindt waaruit blijkt dat de aanvrager belang heeft bij de uit te voeren activiteiten.

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten in deze regeling, indien:

    • a.

      reeds begonnen is met het uitvoeren van de fysieke gebouwgebonden voorzieningen voordat een aanvraag voor subsidieverlening is ingediend.

  • 2. In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASA 2013 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten in deze regeling als:

    • a.

      De kosten voor de uitvoering van de voorzieningen waarvoor een subsidieaanvraag wordt gedaan naar het oordeel van het college niet in redelijke verhouding staan tot het beoogde resultaat;

    • b.

      De subsidieaanvraag de maximale subsidiehoogte overschrijdt;

    • c.

      Gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de eigenaar niet de intentie heeft om al zijn of haar vastgoed in het vastgestelde gebied voor de aardgasvrijdatum aardgasvrij te maken;

    • d.

      Gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de eigenaar van het vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft zich aan verplichtingen uit deze regeling, zoals bedoeld in artikel 1.5, eerste lid en artikel 1.7 onttrekt door dochtermaatschappijen, huurders of gebruikers te stimuleren om in zijn plaats de subsidie aan te vragen;

    • e.

      De activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet bijdragen aan de realisatie van het doel van de regeling;

    • f.

      Met betrekking tot het onderhavige vastgoed al eerder subsidie is verleend door middel van een incidentele subsidie of op basis één van de volgende subsidieregelingen:

      • i.

        Subsidieregeling Nul op de meter

      • ii.

        Subsidieregeling Amsterdam aardgasloos

      • iii.

        Subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij

      • iv.

        Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam

    • g.

      de ondernemer, niet zijnde de woningcorporatie, niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet.

Artikel 1.7 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikelen 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • 1.

    De voorzieningen dienen binnen één jaar na verleningsbeschikking volledig te zijn getroffen, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een passende verklaring, binnen de gestelde termijn ontvangt.

  • 2.

    De subsidieontvanger zal de afsluiting van de gasaansluiting niet ongedaan maken.

  • 3.

    Een door de gemeente aangestelde inspecteur wordt op verzoek van die inspecteur in de gelegenheid gesteld de uitgevoerde werkzaamheden ter plaatse te inspecteren.

  • 4.

    voor zover vereist, het verkrijgen van de vergunningen voor de subsidiabele activiteiten.

  • 5.

    De woningcorporatie administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het DAEB-vrijstellingsbesluit, die zijn verbonden met de activiteiten bedoeld in artikel 5, op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie.

  • 6.

    In geval van gehuurd vastgoed, dient de verhuurder te borgen dat het voor huurders niet mogelijk is om de woning in de toekomst van aardgas te voorzien.

Artikel 1.8 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling:

  • 1.

    De betaalde facturen voor de voorzieningen, waarop het deel van de kosten die subsidiabel zijn voldoende duidelijk uitgesplitst en aangemerkt zijn; inclusief betaalbewijzen;

  • 2.

    Een overzicht van eventuele andere aangevraagde of verleende subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten.

Hoofdstuk 2 Stadsbrede subsidie

Artikel 2.1 Gebieds- en aardgasvrij datum bepaling

  • 1. Het gebied waarbinnen subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk, zoals bedoeld in artikel 2.3, plaats dienen te vinden is gelijk aan de gemeentegrenzen van de gemeente Amsterdam met uitzondering van gebieden die in de andere hoofdstukken zijn aangewezen.

  • 2. De beoogde datum waarop al het vastgoed binnen het onder het eerste lid bepaalde gebied aardgasvrij zal zijn is 31 december 2040.

Artikel 2.2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor de in dit hoofdstuk genoemde activiteiten is vastgesteld op €3.000.000.

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het, binnen het in artikel 2.1 bepaalde gebied, treffen van de volgende fysieke gebouwgebonden voorzieningen:

  • 1.

    In een bestaande woning, wooncomplex of woonboot, welke daardoor aardgasvrij wordt:

    • a.

      De gasgestookte ruimteverwarmingsinstallatie omzetten naar een aardgasvrije ruimteverwarmingsinstallatie;

    • b.

      De gasgestookte tapwaterinstallatie omzetten naar een aardgasvrije tapwaterinstallatie;

    • c.

      De gasgestookte kookvoorziening omzetten naar aardgasvrije kookvoorziening;

    • d.

      Het laten afsluiten van het aardgasnet.

  • 2.

    Bij een kleinschalige transformatie, waardoor de bij de transformatie gerealiseerde woningen aardgasvrij worden:

    • a.

      Realiseren van een aardgasvrije ruimteverwarmingsinstallatie;

    • b.

      Realiseren van een aardgasvrije tapwaterinstallatie;

    • c.

      Realiseren van een aardgasvrije kookvoorziening.

  • 3.

    In een wooncomplex, welke daardoor ten dele aardgasvrij wordt:

    • a.

      Een collectieve gasgestookte ruimteverwarmingsinstallatie omzetten naar een aardgasvrije;

    • b.

      Een collectieve gasgestookte tapwaterinstallatie omzetten naar een aardgasvrije;

    • c.

      Het laten afsluiten van een collectieve aansluiting aan het aardgasnet.

Artikel 2.4 Subsidiabele kosten

In aanmerking voor subsidie komen de gemaakte kosten voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk bepaalde activiteiten met uitzondering van:

  • 1.

    de kosten voor zelf verrichte arbeid, indien de voorzieningen door de aanvrager zelf worden getroffen;

  • 2.

    de kosten voor isolatievoorziening;

  • 3.

    de kosten voor zonnepanelen;

  • 4.

    de kosten voor biomassaverbrandingsketels, hout- of pelletkachels;

  • 5.

    de kosten voor installaties of fornuizen op fossiele brandstoffen als kolen, olie, butaangas of andere brandstoffen die bij verbranding meer fijnstof produceren dan aardgas;

  • 6.

    de kosten voor pannen en ander keukengerei;

  • 7.

    de kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan wettelijke verplichtingen;

  • 8.

    De kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan de gangbare minimum kwaliteitseisen.

Artikel 2.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.3, onder 1, geldt dat:

    • a.

      Voor activiteiten onder a de subsidie maximaal €2000,- per woning bedraagt;

    • b.

      Voor activiteiten onder b de subsidie maximaal €500,- per woning bedraagt;

    • c.

      Voor activiteiten onder c de subsidie maximaal €500,- per woning bedraagt;

    • d.

      Voor activiteiten onder d de subsidie alle door de netbeheerder in rekening gebrachte kosten voor de afsluiting bedraagt.

  • 2. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.3, onder 2, geldt dat:

    • a.

      Voor activiteiten onder a de subsidie maximaal €2000,- per woning bedraagt;

    • b.

      Voor activiteiten onder b de subsidie maximaal €500,- per woning bedraagt;

    • c.

      Voor activiteiten onder c de subsidie maximaal €500,- per woning bedraagt.

  • 3. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.3, onder 3, geldt dat:

    • a.

      Voor activiteiten onder a de subsidie bedraagt de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 2.4, vermenigvuldigd met het aantal aardgasvrije woningen in het wooncomplex na het treffen van de voorzieningen, gedeeld door het aantal woningen in het wooncomplex dat vóór het treffen van de voorzieningen gebruik maakt van de gasgestookte verwarmingsinstallatie, met een maximum van €2000,- per aardgasvrije woning;

    • b.

      Voor activiteiten onder b de subsidie bedraagt de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 2.4, vermenigvuldigd met het aantal aardgasvrije woningen in het wooncomplex na het treffen van de voorzieningen, gedeeld door het aantal woningen in het wooncomplex dat vóór het treffen van de voorzieningen gebruik maakt van de gasgestookte tapwaterinstallatie met een maximum van €500,- per aardgasvrije woning;

    • c.

      Voor activiteiten onder c de subsidie alle door de netbeheerder in rekening gebrachte kosten voor de afsluiting bedraagt.

  • 4. Indien de aanvrager of de eigenaar van het vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft voor dezelfde activiteiten een andere subsidie ontvangt wordt de hoogte van de subsidie zodanig berekend dat de totale subsidie niet meer bedraagt dan 100% van de werkelijke kosten.

  • 5. [vervallen]

Artikel 2.6 De aanvrager

Subsidie voor activiteiten genoemd in artikel 2.3, onder 3, kan uitsluitend worden aangevraagd door de volgende personen;

  • 1.

    Eigenaren; en

  • 2.

    Verenigingen van Eigenaren, een coöperatieve flatvereniging en ander rechtspersoon met leden waarbij de leden binnen een gebouw van die rechtspersoon gebruik maken van een verblijfsobject.

Artikel 2.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op artikel 1.5 worden bij de subsidieaanvraag voor activiteiten met betrekking tot collectieve installaties, zoals bedoeld in artikel 2.3, onder 3, de volgende gegevens en stukken overlegd:

    • a.

      een overzicht van de aan de collectieve installatie verbonden verblijfsobjecten;

    • b.

      een overzicht van de aanwezigheid van gasaansluitingen in de verblijfsobjecten;

    • c.

      een overzicht waaruit blijkt welk van de verschillende eigenaren en huurders de intentie heeft om de individuele woning gebonden gasaansluiting, zoals bedoeld onder b, binnen 1 jaar af te sluiten;

    • d.

      bewijs dat de aanvrager gemachtigd is de aanvraag te doen.

  • 2. In afwijking van artikel 1.5, eerste lid onder e, is het voor subsidieaanvragers die geen eigenaar zijn en die subsidie aanvragen voor activiteiten in dit hoofdstuk niet verplicht een intentieverklaring met betrekking tot het vastgoed van de eigenaar in te dienen.

Artikel 2.8 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op de in artikel 1.6 genoemde weigeringsgronden weigert het college subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.3 te verlenen indien de aanvraag na 31 december 2022 is ingediend.

  • 2. In aanvulling op de in artikel 1.6 genoemde weigeringsgronden weigert het college subsidie te verlenen voor een woning die onderdeel is van een complex voor activiteiten aan individuele installaties, zoals bedoeld in artikel 2.3, onder 1a en 1b, indien er een functionerende collectieve installatie voor het complex bestaat.

  • 3. In afwijking van artikel 1.6, eerste lid, onder a, kan het college subsidie verlenen voor de subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, onder 1, 2 en 3, voor voorzieningen die getroffen zijn tussen 9 mei 2019 en de inwerkingtredingsdatum van de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij waarvoor de aanvraag is ingediend binnen 60 dagen na de inwerkingtredingsdatum van de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij.

Artikel 2.9 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

In aanvulling op artikel 1.8 wordt bij de aanvraag tot vaststelling voor activiteiten met betrekking tot collectieve installaties, zoals bedoeld in artikel 2.3, derde lid, een overzicht inclusief bewijzen overlegd, waaruit blijkt welk van de verschillende eigenaren en huurders de aanwezige individuele woning gebonden gasaansluiting heeft afgesloten.

Hoofdstuk 3 Wildemanbuurt

Artikel 3.1 Gebieds- en aardgasvrij datum bepaling

  • 1. Het gebied waarbinnen subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.3, plaats dienen te vinden wordt als volgt begrensd:

    • a.

      Aan de Westzijde, tussen de Ookmeerweg en de Osdorpergracht, door de Hoekenesgracht;

    • b.

      Aan de Westzijde, tussen de Osdorpergracht en de winkelstraat binnen het Osdorpplein ten zuiden van bouwblokken GH15 en GH64, de westzijde van het Osdorpplein;

    • c.

      Aan de zuidzijde, tussen de Hoekenesgracht en de westzijde van het Osdorpplein, door de Osdorpergracht;

    • d.

      Aan de zuidzijde, tussen de westzijde van het Osdorpplein en de Meer en Vaart, door de winkelstraat binnen het Osdorpplein ten zuiden van bouwblokken GH15 en GH64;

    • e.

      Aan de oostzijde, tussen de winkelstraat binnen het Osdorpplein ten zuiden van bouwblokken GH15 en GH 64 en de Osdorperban, de Meer en Vaart;

    • f.

      Aan de oostzijde, tussen de Osdorperban en de Ookmeerweg, de Geer Ban;

    • g.

      Aan de noordzijde, tussen de Meer en Vaart en de Geer ban, de Osdorperban;

    • h.

      Aan de noordzijde, tussen de Geer Ban en de Hoekenesgracht, de Ookmeerweg.

  • 2. De beoogde datum waarop al het vastgoed binnen het onder het eerste lid bepaalde gebied aardgasvrij zal zijn is 31 december 2030.

Artikel 3.2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor de in artikel 3.3 genoemde activiteiten is vastgesteld op €2.823.000.

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het treffen van de volgende fysieke gebouwgebonden voorzieningen in het in artikel 3.1 bepaalde gebied in een bestaande woning of wooncomplex:

  • 1.

    De gasgestookte ruimteverwarmingsinstallatie en tapwaterinstallatie omzetten naar aardgasvrije installaties;

  • 2.

    De gasgestookte kookvoorziening omzetten naar aardgasvrije kookvoorziening en het laten afsluiten van het aardgasnet, zodat de woning aardgasvrij wordt.

Artikel 3.4 Subsidiabele kosten

  • 1. In aanmerking voor subsidie komen de gemaakte kosten voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk bepaalde activiteiten met uitzondering van:

    • a.

      de kosten voor zelf verrichte arbeid, indien de voorzieningen door de aanvrager zelf worden getroffen;

    • b.

      de kosten voor isolatievoorziening;

    • c.

      de kosten voor zonnepanelen;

    • d.

      de kosten voor biomassaverbrandingsketels, hout- of pelletkachels;

    • e.

      de kosten voor installaties of fornuizen op fossiele brandstoffen als kolen, olie, butaangas of andere brandstoffen die bij verbranding meer fijnstof produceren dan aardgas;

    • f.

      de kosten voor pannen en ander keukengerei;

    • g.

      de kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan wettelijke verplichtingen;

    • h.

      De kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan de gangbare minimum kwaliteitseisen.

  • 2. In aanvulling op de in het eerste lid genoemde subsidiabele kosten komen de subsidiabele kosten voor de uitvoering van subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.3, in andere woningen of complexen van dezelfde eigenaar, in aanmerking voor subsidie, voor zo ver:

    • a.

      die andere woningen of complexen ook aardgasvrij worden;

    • b.

      die kosten hoger zijn dan het maximum subsidiebedrag dat voor die activiteit geldt.

Artikel 3.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3.3, onder 1 geldt dat de subsidie maximaal €3000,- bedraagt;

  • 2. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3.3, onder 2 geldt dat de subsidie maximaal €500,- bedraagt;

  • 3. Indien de aanvrager of de eigenaar van het vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft voor dezelfde activiteiten een andere subsidie ontvangt wordt de hoogte van de subsidie zodanig berekend dat de totale subsidie niet meer bedraagt dan 100% van de werkelijke kosten.

  • 4. [vervallen]

Artikel 3.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In afwijking van artikel 1.5, eerste, lid onder e is het voor subsidieaanvragers die geen eigenaar zijn en die subsidie aanvragen voor activiteiten, zoals bedoeld artikel 3.3, niet verplicht om een schriftelijke, door de eigenaar of een namens de eigenaar gemachtigde natuurlijke persoon getekende, intentieverklaring waaruit blijkt dat de eigenaar al zijn of haar vastgoed in het vastgestelde gebied voor de vastgestelde datum aardgasvrij zal proberen te maken te overleggen.

Artikel 3.7 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op de in artikel 1.6 genoemde weigeringsgronden weigert het college subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3.3 te verlenen indien de aanvraag na 31 december 2024 is ingediend.

  • 2. In afwijking van artikel 1.6, eerste lid, onder a kan het college subsidie verlenen voor:

    • a.

      De subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.3, onder 1 voor voorzieningen die zijn getroffen in de periode tussen 1 januari 2020 en de inwerkingstredingsdatum van de Subsidieregeling Wildemanbuurt aardgasvrij waarvoor de aanvraag is ingediend binnen 60 dagen na de inwerkingtreding van de Subsidieregeling Wildemanbuurt aardgasvrij.

    • b.

      de subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.3, onder 2 voor voorzieningen die niet langer dan 16 maanden voor de aanvraagdatum en niet eerder dan de inwerkingtredingsdatum van de Subsidieregeling Wildemanbuurt aardgasvrij zijn getroffen, mits de aanvraag betrekking heeft meerdere woningen.

Hoofdstuk 3a Bernard Loderbuurt

Artikel 3a.1 Gebied en datumbepaling

  • 1. Het gebied waarbinnen subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3a.3, plaats dienen te vinden wordt als volgt begrensd:

    • a.

      Aan de noordzijde door de Antony Moddermanstraat, tussen de Jan de Louterstraat en de Burgemeester de Vlughtlaan;

    • b.

      Aan de noord- en oostzijde door de Slotermeerlaan, tussen aan de westzijde de burgemeester de Vlughtlaan en aan de zuidzijde de burgemeester Vening Meineszlaan;

    • c.

      Aan de noordzijde door de Burgemeester Vening Meineszlaan, tussen de Slotermeerlaan en de Jacob Melkmanstraat;

    • d.

      Aan de oostzijde door de Jacob Melkmanstraat, tussen de Burgemeester Vening Meineszlaan en de David Vosstraat;

    • e.

      Aan de zuidzijde door een lijn die zowel het noordelijke uiteinde van de David Vosstraat en het oostelijke uiteinde van de Nieuwenhuysenstraat raakt, tussen de Slotermeerlaan en Jacob Melkmanstraat;

    • f.

      Aan de oostzijde door de Slotermeerlaan, tussen de Nieuwenhuysenstraat en Jan de Louterstraat;

    • g.

      Aan de zuid- en westzijde door de Jan de Louterstraat.

  • 2. De beoogde datum waarop al het vastgoed binnen het onder het eerste lid bepaalde gebied aardgasvrij zal zijn, is 31 december 2030.

Artikel 3a.2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor verlening van subsidie voor de in artikel 3a.3 genoemde activiteiten voor het tijdvak lopende van 2 juni 2020 tot en met 31 december 2025 bedraagt €1.450.000.

Artikel 3a.3 Subsidiabele activiteiten

Mits de woning hiermee aardgasvrij wordt kan het college een eenmalige subsidie verlenen voor het treffen van de volgende fysieke gebouwgebonden voorzieningen in het in artikel 3a.1 bepaalde gebied in een bestaande woning of wooncomplex:

  • 1.

    Omzetting van een gasgestookte ruimteverwarmings- en tapwaterinstallatie naar een aardgasvrije;

  • 2.

    Omzetting van een gasgestookte kookvoorziening van een woning naar een aardgasvrije;

  • 3.

    Verwijderen van de gasaansluiting door de netbeheerder.

Artikel 3a.4 Subsidiabele kosten

In aanmerking voor subsidie komen de gemaakte kosten voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk bepaalde activiteiten met uitzondering van:

  • 1.

    de kosten voor zelf verrichte arbeid, indien de voorzieningen door de aanvrager zelf worden getroffen;

  • 2.

    de kosten voor isolatievoorziening;

  • 3.

    de kosten voor zonnepanelen;

  • 4.

    de kosten voor biomassaverbrandingsketels, hout- of pelletkachels;

  • 5.

    de kosten voor installaties of fornuizen op fossiele brandstoffen als kolen, olie, butaangas of andere brandstoffen die bij verbranding meer fijnstof produceren dan aardgas;

  • 6.

    de kosten voor pannen en ander keukengerei;

  • 7.

    de kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan wettelijke verplichtingen;

  • 8.

    De kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan de gangbare minimum kwaliteitseisen.

Artikel 3a.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3a.3, onder 1, worden voor het bepalen van de hoogte van de subsidie de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 3a.4, verminderd met €2500 per woning. Van het resterende bedrag komt 50% in aanmerking voor subsidie. Deze subsidie bedraagt maximaal €4500,- per woning.

  • 2. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3a.3, onder 2, worden voor het bepalen van de hoogte van de subsidie in aanmerking genomen 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 3a.4. Deze subsidie bedraagt maximaal €500,- per woning.

  • 3. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3a.3, onder 3, geldt dat de hoogte van de subsidie gelijk is aan de kosten die door de netbeheerder in rekening worden gebracht voor het verwijderen van de gasaansluiting.

  • 4. Indien de aanvrager of de eigenaar van het vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft voor dezelfde activiteiten een andere subsidie ontvangt, wordt de hoogte van de subsidie zo berekend dat de totale subsidie niet meer bedraagt dan 100% van de werkelijke kosten.

Artikel 3a.6 Weigeringsgronden

In aanvulling op de in artikel 1.6 genoemde weigeringsgronden weigert het college subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3a.3 te verlenen indien de aanvraag na 31 december 2024 is ingediend.

Artikel 3a.7 Reeds gestarte of uitgevoerde activiteiten

In afwijking van artikel 1.6, eerste lid, onder a kan het college subsidie verlenen voor subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3a.3, voor voorzieningen die zijn getroffen in de periode tussen 20 april 2020 en de datum van inwerkingtreding van de Subsidieregeling Bernard Loder- en Reimerswaalbuurt aardgasvrij Amsterdam waarvoor de aanvraag is ingediend binnen 60 dagen na de inwerkingtreding van de Subsidieregeling Bernard Loder- en Reimerswaalbuurt aardgasvrij Amsterdam.

Hoofdstuk 3b Reimerswaalbuurt

Artikel 3b.1 Gebied en datumbepaling

  • 1. Het gebied waarbinnen subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3b.3, plaats dienen te vinden, wordt als volgt begrensd:

    • a.

      aan de noordzijde door de Ookmeerweg;

    • b.

      aan de oostzijde door het Wevelswalepad;

    • c.

      aan de zuidzijde door de Osdorperban; en

    • d.

      aan de Westzijde door de Baden Powellweg.

  • 2. De beoogde datum waarop al het vastgoed binnen het onder het eerste lid bepaalde gebied aardgasvrij zal zijn is 31 december 2030.

Artikel 3b.2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor verlening van subsidie voor de in artikel 3b.3 genoemde activiteiten voor het tijdvak lopende van 2 juni 2020 tot en met 31 december 2025 bedraagt €2.077.000.

Artikel 3b.3 Subsidiabele activiteiten

Mits de woning hiermee aardgasvrij wordt, kan het college een eenmalige subsidie verlenen voor het treffen van de volgende fysieke gebouwgebonden voorzieningen in het in artikel 3a.1 bepaalde gebied in een bestaande woning of wooncomplex:

  • 1.

    Omzetting van een gasgestookte ruimteverwarmings- en tapwaterinstallatie naar een aardgasvrije;

  • 2.

    Omzetting van een gasgestookte kookvoorziening van een woning naar een aardgasvrije;

  • 3.

    Verwijderen van de gasaansluiting door de netbeheerder.

Artikel 3b.4 Subsidiabele kosten

In aanmerking voor subsidie komen de gemaakte kosten voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk bepaalde activiteiten met uitzondering van:

  • 1.

    de kosten voor zelf verrichte arbeid, indien de voorzieningen door de aanvrager zelf worden getroffen;

  • 2.

    de kosten voor isolatievoorziening;

  • 3.

    de kosten voor zonnepanelen;

  • 4.

    de kosten voor biomassaverbrandingsketels, hout- of pelletkachels;

  • 5.

    de kosten voor installaties of fornuizen op fossiele brandstoffen als kolen, olie, butaangas of andere brandstoffen die bij verbranding meer fijnstof produceren dan aardgas;

  • 6.

    de kosten voor pannen en ander keukengerei;

  • 7.

    de kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan wettelijke verplichtingen;

  • 8.

    De kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan de gangbare minimum kwaliteitseisen.

Artikel 3b.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3b.3, onder 1, worden voor het bepalen van de hoogte van de subsidie de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 3b.4, verminderd met €2500 per woning. Van het resterende bedrag komt 50% in aanmerking voor subsidie. Deze subsidie bedraagt maximaal €4500,- per woning.

  • 2. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3b.3, onder 2, worden voor het bepalen van de hoogte van de subsidie in aanmerking genomen 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 3b.4. Deze subsidie bedraagt verder maximaal €500,- per woning.

  • 3. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3b.3, onder 3, geldt dat de hoogte van de subsidie gelijk is aan de kosten die door de netbeheerder in rekening worden gebracht voor het verwijderen van de gasaansluiting.

  • 4. Indien de aanvrager of de eigenaar van het vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft voor dezelfde activiteiten een andere subsidie ontvangt, wordt de hoogte van de subsidie zodanig berekend dat de totale subsidie niet meer bedraagt dan 100% van de werkelijke kosten.

Artikel 3b.6 Weigeringsgronden

In aanvulling op de in artikel 1.6 genoemde weigeringsgronden weigert het college subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3b.3 te verlenen indien de aanvraag na 31 december 2024 is ingediend.

Artikel 3b.7 Reeds gestarte of uitgevoerde werkzaamheden

In afwijking van artikel 1.6, eerste lid, onder a kan het college subsidie verlenen voor subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3b.3, voor voorzieningen die zijn getroffen in de periode tussen 5 maart 2020 en de datum van inwerkingtreding van de Subsidieregeling Bernard Loder- en Reimerswaalbuurt aardgasvrij Amsterdam waarvoor de aanvraag is ingediend binnen 60 dagen na de inwerkingtreding van de Subsidieregeling Bernard Loder- en Reimerswaalbuurt aardgasvrij Amsterdam.

Hoofdstuk 4 - Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 november 2019.

De voorzitter

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Inleiding

De gemeente Amsterdam wil de verduurzaming van de stad versnellen. Met de strategie ‘Naar een stad zonder aardgas' wordt hieraan invulling gegeven. Beoogd is het terugdringen van de CO2‐uitstoot door het aardgasverbruik te verminderen. Samen met partners in de stad en samen met bewoners is de gemeente op zoek naar duurzame alternatieven. Stip op de horizon was een stad zonder aardgas in 2050. Met het coalitieakkoord een ‘Een nieuwe lente, een nieuw geluid’ is die stip verplaatst naar 2040.

De coalitie streeft ernaar om gedurende de coalitieperiode 2018 – 2022 drie wijken op een onomkeerbaar pad naar een aardgasvrije gebouwde omgeving te brengen. Dit is ook in lijn met het op 28 juni 2019 door het kabinet gepubliceerde Klimaatakkoord[1] dat op haar eigen wijze aanstuurt op die gebiedsgerichte aanpak. Het klimaatakkoord vraagt gemeentes om een transitievisie Warmte op te stellen waarin zij duidelijkheid scheppen welke buurten (gebieden) op welk moment aan de beurt zijn om aardgasvrij te worden en welk alternatief voor aardgas daarbij de voorkeur geniet. In wijkplannen zullen die voorkeuren bestendigd worden. Deze ambitie vraagt om een andere aanpak dan binnen de bestaande subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij mogelijk was. Daarbij komt dat het plafond van het op woningen gerichte deel van de Subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij op 9 mei 2019 is bereikt, waardoor op basis van deze regeling geen nieuwe subsidies voor woningen meer verleend konden worden. Bovendien komt het op maatschappelijk vastgoed gerichte deel van de Subsideregeling Amsterdam aardgasvrij op 31 december 2019 te vervallen.

Om te zorgen dat er wel weer subsidie beschikbaar is voor het aardgasvrij maken van woningen en om tegelijkertijd voor te sorteren op een gebiedsgerichte aanpak, heeft het college van B&W op 19 november 2019 deze Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam vastgesteld. Deze subsdieregeling is te beschouwen als een voortzetting van de Subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij met een uitbreiding voor gebiedsgerichte uitwerkingen. De voortzetting van de Subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij is beschreven in Hoofdstuk 2 Stadsbrede subsidie. De eerste gebiedsgerichte uitwerking betreft de Wildemanbuurt. Deze is beschreven in het gebiedsgerichte Hoofdstuk 3 Wildemanbuurt. Naarmate de wijkgerichte aanpak van het programma aardgasvrij vordert zullen meer gebiedsgerichte hoofdstukken worden toegevoegd aan deze regeling.

Voortzetting

Dat er sprake is van een voortzetting van de oude subsidieregeling in het stadsbrede hoofdstuk 2 van de nieuwe subsidie blijkt wel uit de wijzigingen. De belangrijkste wijzigingen in het stadsbrede hoofdstuk 2 van deze nieuwe subsidieregeling ten opzichte van de voorgaande regeling zijn:

  • Verlaging van de subsidie per woning met €2000,-.

  • Afschaffing van bijzondere subsidie voor Nul op de Meter.

  • Afschaffing van subsidie voor zonnepanelen en isolatie.

  • Afschaffing van subsidie voor maatschappelijk vastgoed.

  • De introductie van een verplichting voor vastgoedeigenaren die subsidie aanvragen om een intentieovereenkomst op te stellen en te tekenen waaruit blijkt dat ze al hun vastgoed binnen het subsidiegebied vóór 31 december 2040 aardgasvrij zullen maken.

  • De introductie van een afzonderlijke subsidiabele activiteit voor het aardgasvrij maken van collectieve verwarmingsinstallaties die het bijvoorbeeld voor VvE’s eenvoudiger maakt een subsidie te krijgen voor investeringen in installaties, zonder dat zij verantwoordelijk worden voor het treffen van voorzieningen in de individuele woningen binnen de VvE.

  • De introductie van een mogelijkheid voor huurders om een rechterlijk oordeel in de plaats te stellen van een bewijs van instemming van de verhuurder.

  • Een herdefiniëring van het begrip “aardgasvrij” zodat rekening wordt gehouden met groen gas en gasinstallaties die niet aan het gasnet aangesloten zijn, zoals propaangastanks.

  • De herintroductie van de mogelijkheid om een voorschot te verlenen.

  • De mogelijkheid voor het college om tot 60 dagen na de inwerkingtreding van de regeling toch subsidie te verlenen voor voorzieningen die zijn getroffen tijdens de periode dat de subsidieregeling Amsterdam Aardgasvrij uitgeput was en de nieuwe regeling in werking is getreden.

Uitbreiding voor gebiedsgerichte uitwerkingen

Deze regeling voorziet in de ambitie om specifieke uitwerkingen van de regeling mogelijk te maken voor nader te bepalen gebieden in Amsterdam. De eerste uitwerking is opgenomen in hoofdstuk 3 Wildemanbuurt. Zodra er een gebiedsgerichte uitwerking voor een gebied bestaat, is het voor eigenaren en gebruikers van vastgoed in dat gebied niet meer mogelijk om subsidie aan te vragen voor dat vastgoed op basis van de stadsbrede regeling in hoofdstuk 2. Als vanzelfsprekend is het ook niet mogelijk om subsidie aan te vragen op basis van de voorwaarden die voor een ander gebied gelden.

Binnen een gebiedsgerichte uitwerking kunnen afwijkende subsidievoorwaarden voor een gebied bepaald worden. Het bepalen van die afwijkende subsidievoorwaarden gebeurt op basis van de uitkomsten van de voor dat gebied bepaalde wijkaanpak. In de wijkaanpak wordt samen met de eigenaren, gebruikers en partners in de City Deal gezocht naar de beste oplossing voor de hele wijk om de stap (en eventuele tussenstappen) naar aardgasvrij te maken. Dit vraagt een complexe belangenafweging met betrekking tot de volgende zaken:

  • De breed gedragen voorkeuren van eigenaren en gebruikers in een gebied voor een specifiek alternatief;

  • De isolatiegraad van bestaand vastgoed;

  • Het beschermde of monumentale karakter van het bestaand vastgoed;

  • Renovatieplannen van vastgoedeigenaren;

  • De geschiktheid van inpandige installaties in bestaand vastgoed voor bepaalde aardgas alternatieven;

  • De geschiktheid van bestaande bouwkundige constructies voor bepaalde aardgas alternatieven;

  • De mate van afschrijving die gedaan is op de aanwezige aardgasverbrandingsinstallaties;

  • De mate waarin het eigendom van bestaande gebouwen is gefragmenteerd;

  • De investeringsbereidheid en -gereedheid van eigenaren van de bestaande gebouwen;

  • De mate waarin verhuurders instemming van huurders nodig hebben en kunnen krijgen voor alternatieven voor aardgas;

  • De uitvoeringscapaciteit van installatiebedrijven;

  • De ligging en nabijheid van potentiële alternatieve warmtebronnen;

  • De beperkte beschikbaarheid van potentiële alternatieve warmtebronnen;

  • De ontwikkeling en stimulering van alternatieve warmtebronnen;

  • De ligging en nabijheid van potentiële alternatieve energieinfrastructuur;

  • De geschiktheid van bestaande energieinfrastructuur voor de implementatie van alternatieven;

  • De hoeveelheid vastgoed of het percentage van vastgoed dat minimaal moet kiezen voor een collectieve oplossing om de aanleg ervan rendabel en betaalbaar te maken.

  • De mate van afschrijving op de bestaande energieinfrastructuur;

  • De investeringsbereidheid en -gereedheid van partijen die energieinfrastructuur aanleggen en beheren;

  • De uitvoeringscapaciteit bij de partijen die de energieinfrastructuur aanleggen en beheren;

  • De onderhoudsplanning voor bestaande ondergrondse infrastructuur;

  • De mate waarin de bestaande inrichting van de openbare ruimte is afgeschreven;

  • De onderhoudsplanning voor de openbare ruimte in het gebied;

  • De hoeveelheid beschikbare ruimte in de ondergrond voor de aanleg van alternatieve of supplementaire energieinfrastructuur;

  • De ontwikkelingsplannen van de gemeente in nabijgelegen gebieden;

  • De verkeerkundige consequenties van de aanleg van alternatieve infrastructuur;

  • De bedrijfsvoeringsconsequenties voor bestaande ondernemers van de aanleg van alternatieve infrastructuur.

Er zijn ook zaken die niet specifiek zijn voor ieder gebied, maar met het verstrijken van tijd kunnen veranderen en kunnen leiden tot aanzienlijke verschillen tussen gebieden.

  • Het wettelijke kader en de beschikbare juridische instrumenten die betrekking hebben op de energietransitie;

  • De algemene stand van de techniek voor alternatieve warmtebronnen.

Veel van de voorgenoemde zaken treffen belangen die aanmerkelijk breder zijn dan het belang van de eigenaar of gebruiker van het vastgoed die subsidie kan aanvragen op basis van een gebiedsgerichte uitwerking. Deze belangen in overweging nemende, is het te rechtvaardigen dat verschillende voorwaarden worden bepaald in verschillende gebieden. Voorbeelden van voorwaarden waarin gebiedsspecifieke uitwerkingen gevariëerd kunnen worden, zijn:

  • De hoogte van het subsidieplafond voor een gebied, zodat dat aansluit bij het aantal gebouwen in het gebied en de te verwachten te verlenen subsidie per gebouw. Dit is ter voorkoming van reservering van grote hoeveelheden gemeentemiddelen voor gebouwen in (delen van) gebieden waarvan de uitvoering niet binnen afzienbare tijd zal beginnen of waar subsidieaanvragen niet mogelijk zijn.

  • De activiteiten waarvoor subsidie aangevraagd kan worden, zodat gericht voorkeursalternatieven kunnen worden gestimuleerd en het subsidiëren van tussenoplossingen en deeloplossingen mogelijk wordt.

  • De hoogte van de subsidie, zodat deze beter aansluit bij de te verwachten kosten voor de installatie van het voorkeursalternatief in het vastgoed in het gebied of zodat een vast subsidiebedrag in plaats van een maximaal subsidiebedrag bepaald kan worden.

  • De functies van de gebouwen waarvoor subsidie beschikbaar gesteld kan worden, zodat naast woningen ook bestaande maatschappelijke organisaties of kleine ondernemingen in een bepaald gebied gestimuleerd kunnen worden om de transitie te maken.

  • De aanvragers, zodat bijvoorbeeld uitgesloten kan worden dat aanvragers een winstoogmerk hebben of zodat verzekerd kan worden dat aanvragen uitsluitend vanuit VvE verband gedaan kunnen worden om de besturen van de in het gebied aanwezige VvE’s in een stevigere positie te brengen ten opzichte van de deeleigenaren.

  • De in te dienen gegevens, zodat deze aansluiten bij de afwijkende activiteiten.

  • De weigeringsgronden, zodat deze beter aansluiten bij de concrete plannen en afspraken die uit de wijkaanpak volgen.

  • De termijn waarbinnen de subsidie kan worden aangevraagd, zodat eigenaren en bewoners in een gebied gestimuleerd worden om snel de overstap naar het alternatief te maken en de kosten die gemoeid zijn met een functionerend maar deels gebruikte alternatieve verwarmingsinstallatie worden vermeden.

  • De aanvullende verplichtingen, zodat deze beter aansluiten bij eventuele andere activiteiten en de concrete afspraken die uit de wijkaanpak volgen.

De Wildemanbuurt

Op 19 november 2019 heeft het college van B&W met het oog op de concrete plannen en afspraken die voorlagen voor het aardgasvrij maken van grote delen van het vastgoed in de Wildemanbuurt, besloten om een specifieke (i.e. op die buurt gerichte) uitwerking vast te stellen. Deze subsidie is opgenomen in hoofdstuk 3 van deze regeling.

De in hoofdstuk 3 voor de Wildemanbuurt bepaalde subsidiabele activiteiten wijken af van die in hoofdstuk 2. Door deze afwijking ontstaat de mogelijkheid om de verwarmings- en warmwaterinstallatie van een woning met subsidie aan te passen naar een aardgasvrije, zonder dat ook de direct de gasgestookte kookvoorziening omgezet moet worden.

De omzetting van de gasgestookte kookvoorziening is ook subsidiabel, maar die subsidie kan onafhankelijk van de subsidie voor de verwarmingsinstallatie worden aangevraagd door huurders en eigenaren. In de wijkaanpak voor de Wildemanbuurt is afgesproken dat huurders van de bewoonde sociale huurwoningen gestimuleerd worden om deze omzetting zelf te doen. Als huurders dat niet doen, dan zet de verhuurder deze kookvoorzieningen om als een nieuwe huurder de woning betrekt (mutatie). Om te voorkomen dat verhuurders bij iedere afzonderlijke mutatie een subsidieaanvraag in moeten dienen is in deze gebiedsgerichte uitwerking voorzien in een afwijking van de weigeringsgronden, zodat verhuurders (en andere partijen) ook achteraf subsidie aan kunnen vragen als ze meerdere kookgasmutaties hebben uitgevoerd.

Het subsidieplafond voor de Wildemanbuurt sluit aan bij de som van de op basis van de afspraken en concrete plannen voor deze buurt verwachte aanvragen gedurende de beperkte periode dat het mogelijk is om de subsidie aan te vragen.

Bernard Loderbuurt

Op 2 juni 2020 heeft het college van B&W met het oog op de concrete plannen en afspraken die mede vanuit het City Deal “Naar een Stad zonder Aardgas” samenwerkingsverband voorlagen voor het aardgasvrij maken van grote delen van het vastgoed in de Bernard Loderbuurt, besloten om een specifieke (i.e. op die buurt gerichte) uitwerking vast te stellen. Deze subsidie is opgenomen in hoofdstuk 3a van deze regeling.

Het subsidieplafond voor de Bernard Loderbuurt sluit aan bij de op basis van de afspraken en concrete plannen voor deze buurt verwachte aanvragen gedurende de beperkte periode dat het mogelijk is om de subsidie aan te vragen.

Reimerswaalbuurt

Op 2 juni 2020 heeft het college van B&W met het oog op de concrete plannen en afspraken die vanuit het City Deal “Naar een Stad zonder Aardgas” samenwerkingsverband voorlagen voor het aardgasvrij maken van grote delen van het vastgoed in de Reimerswaalbuurt, besloten om een specifieke (i.e. op die buurt gerichte) uitwerking vast te stellen. Deze subsidie is opgenomen in hoofdstuk 3b van deze regeling.

Het subsidieplafond voor de Reimerswaalbuurt sluit aan bij de op basis van de afspraken en concrete plannen voor deze buurt verwachte aanvragen gedurende de beperkte periode dat het mogelijk is om de subsidie aan te vragen.

Subsidies tot en met €5000,-

Op grond van artikel 13 van de ASA2013 dienen subsidies tot en met €5000,- direct vastgesteld te worden. Hiervan wordt in deze regeling niet afgeweken. De maximale subsidiebedragen in deze regeling hebben als consequentie dat alle aanvragen die uitsluitend betrekking hebben op één woning direct vastgesteld moeten worden. Deze directe vaststelling heeft als gevolg dat er geen moment is waarop de bij vaststelling in te dienen gegevens, zoals genoemd in artikelen 1.8 en 2.9 van deze regeling, formeel van aanvragers kan worden gevraagd.

Om toch de verantwoorde besteding van overheidsmiddelen te borgen, wordt aanvragers van subsidies tot en met €5000,- in de vaststellingsbeschikking gevraagd om vrijwillig een bewijs van afsluiting van het aardgas te sturen. Dit vrijwillig bewijs van afsluiting heeft bij voorkeur de vorm van een factuur van de netbeheerder waaruit blijkt dat de gasaansluiting uit het vastgoed verwijderd is. Als de aanvrager het bewijs van afsluiting verstuurd heeft, is de afsluiting van het aardgas gerealiseerd en worden de middelen geacht verantwoord te zijn besteed. Als de aanvrager niet vrijwillig een bewijs van afsluiting aan de gemeente heeft verzonden wordt na het verstrijken van de in de vaststellingsbeschikking genoemde uitvoeringstermijn van maximaal 1 jaar, wordt het risicoprofiel voor deze aanvrager verhoogd.

Een verhoogd risicoprofiel kan een aanleiding zijn voor een telefoongesprek en zo nodig een bezoek door een inspecteur. De aanvrager is als gevolg van artikel 1.7, onder 3 van deze regeling verplicht om mee te werken met een dergelijke inspectie. Als die meewerking met inspectie niet wordt verleend, kan op grond van artikel 4:49, eerste lid, onder c AWB, de subsidie worden teruggevorderd, omdat niet voldaan is aan de subsidievoorwaarden. Als er wel medewerking wordt verleend en tijdens de inspectie blijkt dat de woning aardgasvrij is, dan zijn de overheidsmiddelen verantwoord besteed. Als tijdens de inspectie blijkt dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd, heeft de subsidieontvanger niet voldaan aan de aanvullende voorwaarden uit artikel 1.7, onder 1 of 2. In dat geval kan wederom op grond van artikel 4:49, eerste lid, onder c AWB, de subsidie worden teruggevorderd.

Mocht er in de toekomst, als gevolg van veranderde inzichten, een wijziging in de ASA2013 worden gedaan die het mogelijk maakt om subsidies tot en met €5000,- niet direct vast te stellen, dan zal het niet direct vaststellen in de meeste gevallen de voorkeur genieten.

De-minimisverklaring en staatssteun

Op 2 juni 2020 heeft het college van B&W met het oog op grotere aanvragen van vastgoedbezitters besloten om minder dwingend te zijn met betrekking tot de de-minimisverklaring. Als gevolg daarvan is de de-minimisverklaring geen gedwongen weigeringsgrond meer. Het voldoen aan de de-minimisvereisten is een ‘kan’ bepaling geworden. De bedoeling hiervan is dat het college aanvragers van subsidie, geen toegelaten instellingen zijnde, die subsidie aanvragen voor meerdere woningen, waardoor er meer dan €200.000,- gemoeid zou zijn, niet direct meer weigert. In de plaats daarvan onderzoekt en bepaalt het college in die individuele gevallen of er vanuit de artikel 107 of 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (of daarop gebaseerde regelgeving en richtlijnen) beperkingen worden opgelegd. Het college zal bij de verlening rekening houden met deze beperkingen en daardoor de subsidie mogelijk lager of zelfs op nihil verlenen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofstuk 1 Algemene bepalingen

De artikelen in dit hoofdstuk zijn algemeen van aard en zijn van algemene toepassing binnen deze regeling. De artikelen in de daaropvolgende hoofdstukken hebben betrekking op het in het eerste artikel van dat hoofdstuk bepaalde gebied.

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn definities opgenomen van begrippen die in de regeling gebruikt worden. Een aantal begrippen dient nader te worden toegelicht.

Aardgasvrij:

De definitie van een “aardgasvrij” maakt het mogelijk om subsidie te krijgen voor het installeren van groen gas in een gebouw. Ook is er ruimte voor verschillende soorten kookoplossingen, zolang deze minder fijnstof produceren dan aardgas. Reden daartoe is dat fijnstofproductie een zorg is voor de gemeente Amsterdam. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om aan te tonen dat de voorgestelde oplossing minder fijnstof produceert. De begrippen groen gas, verwijderen aardgas aansluiting, bestaand gebouw zijn later gedefinieerd. Het begrip gebouwgebonden verwijst naar de later gedefinieerde fysieke gebouwgebonden voorziening. Met fossiele brandstoffen wordt gedoeld op exotherm oxideerbare koolwaterstoffen die uit de aardkorst worden gewonnen, zoals o.a. kolen, aardolie en aardgas.

Indien een verblijfseenheid (bijv. een appartement), onderdeel is van een complex of een groter gebouw en aangesloten is op een collectieve complex- of gebouwgebonden warmte of warm water installatie (bijv. gasgestookte blokverwarming), dan worden deze installaties ook aan de verblijfseenheid gebonden geacht.

Afsluiting: het verwijderen van de aardgasaansluiting wordt gedaan door de netbeheerder. De kosten hiervoor vallen onder de subsidiabele voorzieningen. De netbeheerder levert de aanvrager een schriftelijk bewijs van afsluiting bijvoorbeeld in de vorm van een voldane factuur.

Fysieke gebouwgebonden voorzieningen: Met het begrip fysiek wordt gedoeld op het materiele en tastbare aspect van voorzieningen. Immateriële zaken als bijvoorbeeld rechten, vergoedingen of afspraken vallen er dus niet onder. Met gebouwgebonden wordt gedoeld op het duurzaam schoef- of nagelvast met het gebouw of de bijbehorende gronden verbonden zijn. Een andere mogelijke indicator van het gebouwgebonden karakter van een voorziening is of deze bij beëindiging van verhuring in de woning aanwezig blijft en dus als onderdeel van het gehuurde aangemerkt wordt.

Gebied: Gebieden in deze regeling komen niet noodzakelijkerwijs overeen met de gebieden, zoals die gedefinieerd worden in artikel 1 van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam.

Kleinschalige transformatie: Het is aan de aanvrager die een onderneming (in de zin van de de-minimisverordening) is, om bij kleinschalige transformatie erop te letten dat de-minimisgrens niet wordt overschreden indien subsidie wordt aangevraagd op grond van deze regeling. Op grond van de de-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- (het huidige belastingjaar en de twee voorafgaande) steunen zonder dat dit staatssteun oplevert.

Artikel 1.2 Algemene subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA 2013) is te vinden op www.overheid.nl.

Artikel 1.3 Doel

Zie ook de inleiding hiervoor. Om in 2040 een stad zonder aardgas te zijn, moet het aantal aardgasvrije bestaande woningen en nieuwe woningen binnen kleinschalige transformatie in Amsterdam fors stijgen. Door in plaats van aardgas te verwarmen met en te koken op een duurzaam alternatief wordt de CO2-uitstoot in de gemeente Amsterdam teruggedrongen.

De subsidieregeling is gericht op de gebouwde omgeving. Het aardgasvrij bouwen van nieuwbouw is dus uitgesloten van deze regeling.

Het doel van de regeling is daarom het stimuleren van het treffen van voorzieningen die het gebruik van aardgas gebiedsgericht terugdringen. Met een robuuste en laagdrempelige subsidieregeling wordt een zo groot mogelijk aantal eigenaren of gebruikers gestimuleerd om over te gaan tot het treffen van voorzieningen.

Artikel 1.4 Europees kader

De Subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij is getoetst aan de staatssteunregels. Onderscheid kan worden gemaakt tussen subsidie die wordt verstrekt aan i) woningcorporaties, ii) ondernemers, niet zijnde woningcorporaties en iii) niet-ondernemers.

Ten aanzien van steun die aan woningcorporaties wordt verleend ten behoeve van hun taak op het gebied van sociale huurwoningen geldt het DAEB-vrijstellingsbesluit. Ingevolge de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015zijn woningcorporaties onder andere belast met het in stand houden van en treffen van voorzieningen aan haar woongelegenheden; het treffen van energiebesparende voorzieningen valt hier onder. Op grond van artikel 5, tweede lid, van het DAEB-vrijstellingsbesluit mag voor de uitvoering van deze taak maximaal tien jaar compensatie worden verleend, mits het compensatiebedrag niet hoger is dan nodig ter dekking van de nettokosten daarvan.

Het DAEB-vrijstellingsbesluit stelt ten aanzien van de compensatie in artikel 5, negende lid, wel de eis dat als activiteiten worden verricht, die zowel diensten van algemeen economisch belang (DAEB) als andere activiteiten betreffen, de met het treffen van energiebesparende voorzieningen verband houdende kosten gescheiden in de boekhouding worden opgenomen. Dit is geregeld in artikel 7, tweede lid. Dit betreft dus een verplichting die vanuit Europees recht wordt opgelegd.

Artikel 1.5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In principe zijn er drie mogelijke plaatsen waar de aanvrager de informatie over de in te dienen gegevens kan vinden:

  • 1.

    Artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013,

  • 2.

    Artikel 1.5 van de Subsidieregeling Gebiedsgericht Aardgasvrij,

  • 3.

    Een hoofdstuk specifiek artikel

Eerste lid

Onderdeel a - Overzicht van de te nemen voorzieningen inclusief een kostenraming

Met deze gegevens maakt de aanvrager duidelijk welke voorzieningen zij van plan is te gaan treffen. Dat betekent dat voldoende duidelijk is aan welke gebouwen of verblijfsobjecten de voorzieningen getroffen worden. Verder moet elke voorziening die getroffen wordt duidelijk omschreven worden en moet de kosten die daaraan verbonden zijn worden genoemd inclusief een verwijzing naar de offerte waar de kosten voor die voorziening genoemd staan.

Onderdeel b - offertes voor uitvoering van de subsidiabele activiteiten, waarop het deel van de kosten die subsidiabel zijn voldoende duidelijk uitgesplitst en aangemerkt zijn;

Gevraagd wordt om kopieën van de offertes. De offertes dienen van een dusdanige kwaliteit te zijn dat hieruit de juistheid en betrouwbaarheid van de geraamde kosten kan worden afgeleid. Indicatoren van een kwalitatief goede offerte zijn als de vermelding van de volgende gegevens:

  • De volledige naam van de leverancier en die van de aanvrager De juridische naam is vermeld. De handelsnaam kan ook, als die in combinatie met het adres en woonplaats bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd.

  • Het volledige adres van de leverancier en dat van de aanvrager Het adres waar de leverancier feitelijk is gevestigd is vermeld. Vermelding van alleen een postbusnummer is niet voldoende.

  • Het volledige btw-nummer van de leverancier

  • Het KvK-nummer van de leverancier

  • De datum dat de offerte is uitgereikt

  • de aard van de goederen of diensten die de leverancier zal leveren

  • de hoeveelheid van de goederen of de omvang van de diensten die de leverancier zal leveren

  • de beoogde datum waarop de goederen of diensten worden geleverd

  • het bedrag dat de leverancier in rekening brengt, exclusief btw het btw-tarief dat de leverancier in rekening brengt

  • het btw bedrag

Verzameloffertes waarvan slechts een deel van de kosten subsidiabel zijn dienen voldoende duidelijk uitgesplitst te zijn, zodat beoordeeld kan worden welk deel van de kosten subsidiabel is. De aanvrager dient er zorg voor te dragen dat de subsidiabele kosten op de offerte voldoende duidelijk aangemerkt zijn. De gegevens op de offertes dienen aan de sluiten bij de gegevens in de kostenraming en het dient eenvoudig te herleiden te zijn welke kosten bij de beoogde voorzieningen horen.

Indien de werkzaamheden door aanvrager zelf uitgevoerd worden dienen offertes voor de aanschaf van de benodigde materialen geleverd te worden.

Onderdeel c - Bewijs bankrekening op naam van aanvrager

Als bewijs kan een recent bankrekeningafschift of een kopie van een bankpas overlegd worden, waaruit duidelijk moet blijken dat het bankrekeningnummer op naam staat van de aanvrager.

Onderdeel d - Een overzicht van eventuele andere subsidies

Als de aanvrager nog andere subsidies ontvangt voor de activiteiten, dan dient de aanvrager daar vermelding van te maken. Deze gegevens worden gebruikt bij het bepalen van de hoogte van de subsidie.

Onderdeel e - Intentieverklaring

De verwachting is dat medio 2022 bevoegdheden aan de gemeente gegeven zullen worden om gebieden aan te wijzen waar zij op een nader te bepalen datum de levering van aardgas kunnen verbieden. In afwezigheid van die bevoegdheid voor de gemeente is het van belang om draagvlak voor de gebiedsgerichte aanpak bij vastgoedbezitters te borgen.

Het is van belang dat de juiste persoon de intentieverklaring namens de eigenaar van het vastgoed tekent. Het is aan de aanvrager om de intentieverklaring gepaard te doen gaan met voldoende gegevens waaruit blijkt dat deze ondertekende partij bevoegd of gemachtigd was tot de ondertekening. De intentieverklaring bevat in ieder geval een overzicht van de volgende gegevens:

  • het andere vastgoed van de vastgoedbezitter in het gebied;

  • de beoogde datum voor het aardgasvrij maken van het andere vastgoed van de vastgoedbezitter in het gebied;

  • de beoogde techniek om het vastgoed aardgasvrij te maken.

Vervreemding van het vastgoed ontslaat de eigenaar niet van de intentie om het vastgoed aardgasvrij te maken. Vervreemding aan een nieuwe eigenaar waarvan de oorspronkelijke eigenaar redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat hij of zij zal weigeren het vastgoed tijdig aardgasvrij te maken kan aangemerkt worden als een handeling in strijd met de intentieovereenkomst. Het ligt voor de hand dat de eigenaar er bij vervreemding voor zorgt dat de nieuwe eigenaar de intentie om het vastgoed aardgasvrij te maken deelt.

Vastgoed in het gebied dat verworven wordt na de verlening van de subsidie maakt geen onderdeel uit van de intentieverklaring.

Het gebied en de uiterste datum waarop het vastgoed in dat gebied aardgasvrij dient te zijn worden bepaald in het eerste artikel van ieder hoofdstuk.

Indien de intentieverklaring niet door de eigenaar, maar namens de eigenaar wordt getekend dient de intentieverklaring vergezeld te worden door bewijs dat de ondertekenende natuurlijke persoon bevoegd of gemachtigd is om deze intentieverklaring te tekenen.

Als de intentieverklaring niet van voldoende kwaliteit is kan het college op basis van de weigeringsgrond in artikel 1.6, onder 2c de subsidie lager vaststellen of zelfs weigeren.

Onderdeel f - Verklaring de-minimissteun

Het bedrag van € 200.000 komt overeen met het drempelbedrag dat de Europese Commissie heeft vastgesteld ten aanzien van de-minimissteun. Kort samengevat komt het erop neer dat de onderneming van de subsidieaanvrager in de voorgaande drie belastingjaren (bij indiening op 10 februari 2018 gaat dit om de jaren 2016, 2017 en 2018) niet meer dan € 200.000 aan de-minimissteun (dat wil zeggen subsidies verleend onder de de-minimisverordening) vermeerderd met de aangevraagde subsidies voor dit project mag hebben ontvangen. Steun onder deze drempel valt onder de de-minimisverordening, wat betekent dat de steun niet behoeft te worden aangemeld bij de Europese Commissie.

Onder onderneming verstaat de Commissie elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. In artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening wordt uiteengezet wanneer er sprake is van een zelfstandige onderneming.

Indien twee ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden, kan het voor de toepassing van de de-minimisverordening zo zijn dat deze ondernemingen als één zelfstandige onderneming worden gezien. Bij het invullen van de Verklaring de-minimissteun wordt een onderneming geacht daar rekening mee te houden. Onder de de-minimisverordening kan ook steun vallen die is vervat in leningen en garantstellingen, waarbij het mogelijk is om deze, onder voorwaarden, ook toe te passen op leningen en garantstellingen die langer dan drie jaar lopen. De voorwaarden hiervoor zijn uiteengezet in artikel 4 van de de-minimisverordening.

Onderdeel g - Geldende goedkeuringsverplichtingen

Onder geldende goedkeuringsverplichtingen wordt bijvoorbeeld bedoeld 70% van de huurders die moeten instemmen (eventuele kopers tellen niet mee) met een renovatievoorstel van de verhuurder, zoals een akkoord van de huurders wanneer de aanvrager een woningcorporatie is. Dan is volgens de wet sprake van een 'redelijk' voorstel waaraan de betrokken huurders zijn gebonden, ook de eventuele tegenstemmers (minder dan 30%). Voor VvE´s is dit de geldende meerderheid volgens het VvE-reglement. Het begrip goedkeuringsverplichting wordt in artikel 1.1 gedefinieerd.

Tweede lid

Onderdeel a – Deze sectie regelt dat indien de aanvrager niet de eigenaar is van het vastgoed waarin de subsidiabele activiteiten gaan plaatsvinden, deze aanvrager verplicht is om een verklaring van de eigenaar met de aanvraag mee te sturen. In deze verklaring geeft de eigenaar toestemming dat de fysieke voorzieningen voor verbouw naar aardgasvrij en/of de afsluiting van het gas in het betreffende gebouw uitgevoerd mogen worden. Zijn er meerdere eigenaren dan moeten zij allen deze toestemming in een verklaring geven. Al deze verklaringen moeten bij de subsidieaanvraag gevoegd worden.

Naast deze toestemming, is het vereist dat de eigenaar zich in de verklaring tevens committeert aan de vier andere onder a genoemde vereisten.

Het is ook mogelijk voor huurders om subsidie aan te vragen als een tussenkomst van de rechter noodzakelijk is geweest om de eigenaar te bewegen om de voorgestelde activiteiten uit te laten voeren. Artikel 7:243 BW voorziet op de mogelijkheid voor huurders om de eigenaar te dwingen om mee te werken met een redelijk voorstel tot het aanbrengen van isolerende voorzieningen en energie-efficiënte verwarmingsketels. Artikel 7:215 BW betreft de mogelijk voor huurders om zelf voorzieningen aan te brengen in een woonruimte. Het is in deze gevallen niet mogelijk voor de gemeente om de drie aanvullende voorwaarden te borgen nadat de huurder de woning verlaat.

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de gronden opgenomen die als basis dienen voor een weigering van de subsidie. De gemeente acht deze gronden van dermate belang dat zij in die gevallen geen subsidie verstrekt of de subsidie naar beneden bijstelt.

Eerste lid

Onderdeel a – reeds begonnen met het nemen van fysieke voorzieningen

De subsidie is bedoeld ter stimulering van het nemen van fysieke voorzieningen voor het aardgasvrij maken van vastgoed. Daarom is in het eerste lid, bepaald dat de voorzieningen niet al getroffen zijn voordat de aanvraag is ontvangen.

Het is voor de gemeente, zonder buitensporige administratieve lasten, niet mogelijk om te bepalen wanneer voorzieningen getroffen zijn.

Gedurende de verleningsfase kan uitsluitend geconstateerd worden dat een offerte voor de te treffen voorzieningen recent en geldig is. In de praktijk is het echter eenvoudig om een recente en geldige offerte te verkrijgen, ook als het werkzaamheden betreft die reeds uitgevoerd zijn. De waarde van de offerte om dit te toetsen is zeer beperkt.

In de vaststellingsfase ontvangt de gemeente facturen en bewijzen dat facturen voldaan zijn. De datum van de facturen en de datum waarop de facturen voldaan zijn, zijn sterkere instrumenten om te controleren of de werkzaamheden uitgevoerd waren op het moment van aanvraag. Als gedurende de vaststellingsfase blijkt dat bepaalde de werkzaamheden al waren uitgevoerd kan de subsidie lager of nihil vastgesteld worden. De datum waarop voorzieningen uitgevoerd worden geacht valt samen met die van de btw-plichtige factuur van de uitvoerende partij die betrekking heeft op de uitvoering van de te subsidiëren fysieke voorzieningen. Als de aanvrager zelf de fysieke voorzieningen treft, dan is de datum van de aanschaf van noodzakelijke materialen leidend. Alle kosten die voor de aanvraagdatum gefactureerd zijn, zijn niet subsidiabel. Datzelfde geldt ook voor termijnfacturen. Termijnbedragen die vóór de aanvraagdatum gefactureerd zijn, zijn niet subsidiabel.

Voor aanvragen onder de €5000,- kan het college op basis van het recent gewijzigde artikel 13 van de ASA 2013 kiezen om toch een vaststellingsfase te vereisen. Gezien het belang van de controlemogelijkheid op de facturen zal het college in de meeste gevallen kiezen om die vaststellingsfase te vereisen.

Tweede lid

Onderdeel c – Aardgasvrij intentie

Het college heeft bijvoorbeeld gegronde reden om te weigeren subsidie te verlenen als de op grond van artikel 1.5, eerste lid, onder e vereiste intentieverklaring niet voldoende uitgewerkt of veelomvattend is. Als de vastgoedbezitter geen blijk geeft van een doordacht of binnen de voor dat gebied beoogde aanpak passende aanpak kan het college de subsidie weigeren. Voorbeelden van een aanpak die niet passend is zijn in ieder geval:

  • Niet al het vastgoed wordt aardgasvrij;

  • Het vastgoed wordt niet vóór de aardgasvrij datum aardgasvrij;

  • De voorgestelde technieken om aardgasvrij te worden zijn niet de voorkeurstechniek die uit de transitievisie warmte of de wijkaanpak volgen.

  • De voorgestelde fasering voor de uitvoering druist in tegen de fasering die volgt uit de wijkaanpak

Onderdeel d – Stromanconstructies

Deze bevoegdheid ziet erop te voorkomen dat vastgoedbezitter huurders als stroman gebruiken door huurders te stimuleren om subsidie aan te vragen voor activiteiten waarvan de vastgoedbezitter in werkelijkheid de opdrachtgever is. Een dergelijke stromanconstructie kan zich voordoen als een vastgoedbezitter verplichtingen op grond van artikel 1.5, eerste lid, onder e of artikel 1.7 probeert te ontlopen.

Onderdeel f – Deze weigeringsgrond wordt toegepast als al eerder subsidie werd verleend voor het aardgasvrij maken van het vastgoed en het college de redelijkerwijs de verwachting zou mogen hebben dat het vastgoed al aardgasvrij is.

Het college gebruikt deze weigeringsgrond ook om het subsidiebedrag voor voorzieningen in verblijfsobjecten binnen een complex te verlagen in het geval dat er al eerder voor een collectieve installatie in dat complex een subsidie is verleend. Het reeds verleende subsidiebedrag dat voor een soortgelijke activiteit per aardgasvrije woning is verleend voor de collectieve installaties wordt in mindering gebracht op het maximale subsidiebedrag voor die activiteit in het verblijfsobject.

Artikel 1.7 Aanvullende verplichtingen

Conform de ASA worden voor de aanvrager verplichtingen gesteld. Op grond van artikel 4:48, eerste lid, onder b AWB kan het college vóór de vaststelling van de subsidie overgaan tot intrekking als niet aan deze voorwaarden is voldaan. Op grond van artikel 4:49 ,eerste lid, onder c AWB kan het college na de vaststelling van de subsidie overgaan tot intrekking als niet aan deze voorwaarden is voldaan. Na intrekking vordert het college de eventuele uitbetaalde subsidie terug.

Onderdeel 1: Binnen één jaar na de beschikkingsdatum dienen de activiteiten volledig te zijn uitgevoerd. Er zijn situaties denkbaar waarbij dit, bijvoorbeeld door externe factoren, niet haalbaar is. De aanvrager is verplicht om dit bij de subsidieaanvraag kenbaar te maken. Het college kan in dat geval akkoord gaan met de afwijkende uitvoeringsperiode. Indien na het afgeven van de verleningsbeschikking blijkt dat door onvoorziene omstandigheden de activiteiten niet binnen één jaar kunnen worden uitgevoerd, de aanvrager dit bij het college dient te verzoeken. Dit verzoek dient voorzien te zijn van een stevige onderbouwing waaruit o.a. blijkt dat de opgelopen vertraging niet redelijkerwijs te voorzien was. Als het verzoek ingediend is voor de gestelde termijn verstreken is kan het college kan hiermee akkoord gaan.

Onderdelen 2 en 6: De belangrijkste verplichting, zoals bedoeld onder b en g, is dat de aanvrager na het aardgasvrij maken van de woning deze niet weer van aardgas mag voorzien. Voor verhuurders geldt dat zij dienen te verzekeren dat de huurder geen beschikking heeft tot aardgas.

Onderdeel 4: Bij het verkrijgen van vergunningen voor de subsidiabele activiteiten, kan bijvoorbeeld aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen gedacht worden. Of en welke vergunning vereist is, zal sterk afhangen van het gebouw waarin de voorzieningen worden uitgevoerd.

Indien een eigenaar of huurder van een woonboot met ligplaatsvergunning het voornemen heeft om de woonboot te gaan verbouwen naar aardgasvrij, zal deze aanvrager een omgevingsvergunning, of een gedoogbeschikking nodig kunnen hebben op grond van het Gedoogkader Woonboten Amsterdam.

Artikel 1.8 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Bij het doen van een verzoek tot vaststelling van de subsidie zal de aanvrager de in dit artikel en de in artikel 14 van de ASA 2013 opgenomen documenten moeten overleggen.

Onderdeel 1 – betaalde facturen worden gevraagd, omdat het college daaruit redelijkerwijs moet kunnen afleiden dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Gevraagd wordt in feite om kopieën van de facturen. Indicatoren van een kwalitatief goede offerte zijn als de vermelding van de volgende gegevens:

  • De volledige naam van de leverancier en die van de aanvrager De juridische naam is vermeld. De handelsnaam kan ook, als die in combinatie met het adres en woonplaats bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd.

  • Het volledige adres van de leverancier en dat van de aanvrager Het adres waar de leverancier feitelijk is gevestigd is vermeld. Vermelding van alleen een postbusnummer is niet voldoende.

  • Het volledige btw-nummer van de leverancier

  • Het KvK-nummer van de leverancier

  • De datum waarop de factuur is uitgereikt

  • de aard van de goederen of diensten die de leverancier heeft geleverd

  • de hoeveelheid van de goederen of de omvang van de diensten die de leverancier heeft geleverd

  • de datum waarop de goederen of diensten zijn geleverd

  • het bedrag dat de leverancier in rekening brengt, exclusief btw het btw-tarief dat de leverancier in rekening brengt

  • het btw bedrag

Verzamelfacturen waarvan slechts een deel van de kosten subsidiabel zijn dienen voldoende duidelijk uitgesplitst te zijn, zodat beoordeeld kan worden welk deel van de kosten subsidiabel is. De aanvrager dient er zorg voor te dragen dat de subsidiabele kosten op de factuur voldoende duidelijk aangemerkt zijn. De gegevens op de facturen dienen aan de sluiten bij de gegevens in het verslag van uitvoering, zoals bedoeld onder artikel 14, tweede lid, onder a ASA2013 en het dient eenvoudig te herleiden te zijn welke kosten bij de beoogde voorzieningen horen.

Het gevraagde betaalbewijs kan bijvoorbeeld bestaan uit een bankrekeningafschrift van de betaling of een schriftelijke verklaring van de partij die de facturen heeft verstuurd dat de facturen die betrekking hebben op de subsidiabele activiteiten voldaan zijn.

De betaalde factuur aan de netbeheerder dient aangeleverd te worden als er subsidie is verleend voor het laten verwijderen van de aardgasaansluiting uit het vastgoed. Deze factuur fungeert tevens als schriftelijke bewijs dat het vastgoed van het aardgas is afgesloten;

Onderdeel 2

Als de aanvrager nog andere subsidies ontvangt voor de activiteiten, dan dient de aanvrager daar vermelding van te maken. Deze gegevens worden gebruikt bij het bepalen van de hoogte van de subsidie.

Hoofdstuk 2 Stadsbrede subsidie

De artikelen in dit hoofdstuk zien op een subsidie voor de hele stad Amsterdam, met uitzondering van de gebieden die in de volgende hoofdstukken worden gedefinieerd. Het betreft daarmee een voortzetting van de subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij.

Artikel 2.1 Gebieds- en aardgasvrij datum bepaling

Eerste lid

Met dit lid wordt het gebied bepaald waarbinnen de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk plaats dienen te vinden. Als de activiteiten buiten dit gebied liggen zijn ze niet subsidiabel op basis van dit hoofdstuk. Het gebied is voor dit hoofdstuk gelijk aan de gemeentegrenzen van de gemeente Amsterdam met uitzondering van de gebieden die in de andere hoofdstukken zijn aangewezen. Naarmate er in de volgende hoofdstukken meer gebieden aangewezen worden zal dit gebied dus kleiner worden. De bedoeling hiervan is te borgen dat er ook een subsidie is als het vastgoed niet ligt binnen een gebied waar de gemeente al met de wijkaanpak begonnen is.

Tweede lid

Met dit lid wordt voor deze subsidie bepaald wat de streefdatum is om al het vastgoed in het aangewezen gebied aardgasvrij te maken. Het is de bedoeling om met deze streefdatum aansluiting te zoeken bij de Transitie Visie Warmte en de wijkplannen die uit de wijkaanpak volgen. De voornaamste werking van deze streefdatum ontstaat door de verplichting om een intentieverklaring te leveren die ertoe strekt dat al het vastgoed, binnen het gebied, in eigendom van de eigenaar waarop subsidieaanvraag betrekking heeft, aardgasvrij wordt (zoals genoemd in artikel 1.5, eerste lid onder e) en de mogelijkheid voor het college om een subsidieaanvraag (ten dele) te weigeren als die intentieverklaring onvoldoende stevig is (artikel 1.6, tweede lid, onder c). De datum voor dit gebied (de hele stad) is bepaald op 31 december 2040, zodat deze samenvalt met de ambitie die volgt uit het coalitieakkoord ‘Een Nieuw Lente, Een Nieuw Geluid’.

Artikel 2.2 Subsidieplafond

Voor woningen, complexen, kleinschalige transformatie en collectieve installaties is €3.000.000.- beschikbaar gesteld. Dit kan tussentijds worden aangepast door het college.

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten

In dit artikel is bepaald welke activiteiten subsidiabel zijn. Een subsidieaanvraag kan in principe iedere mogelijke combinatie van de onder dit artikel genoemde activiteiten bevatten. Het is onmogelijk dat een complex tegelijkertijd ten dele en geheel aardgasvrije wordt, waardoor activiteiten uit het derde onderdeel de activiteiten uit het eerste onderdeel uit sluiten voor zo ver die laatste betrekking hebben op het gehele complex.

Eerste onderdeel

De activiteiten onder dit onderdeel leiden er allemaal toe dat een bestaande woning wordt omgezet in een aardgasvrije woning. Voor verschillende woningen kan een verschillende combinatie van activiteiten nodig zijn. Er is subsidie voor het omzetten van de warmtevoorziening, warm water voorziening en de kookvoorziening. Ook is er een subsidie voor de afsluitkosten die door de netbeheerder in rekening wordt gebracht.

Tweede onderdeel

De activiteiten bij dit onderdeel leiden er allemaal toe dat een woning die bij een kleinschalige transformatie ontstaat, er is in deze gevallen geen sprake van nieuwbouw en het gaat altijd om minder dan 25 woningen, aardgasvrij wordt. Voor verschillende woningen kan een verschillende combinatie van voorzieningen nodig zijn. Er is subsidie voor het omzetten van de warmtevoorziening, warm water voorziening en de kookvoorziening. Er is bij kleinschalige transformatie geen subsidie voor afsluitkosten die door de netbeheerder in rekening worden gebracht.

Derde onderdeel

De activiteiten onder dit onderdeel zien op wooncomplexen met collectieve installaties, waar het als gevolg van gefragmenteerd bezit vaak erg moeilijk kan zijn om het gehele complex aardgasvrij te maken. Deze wooncomplexen worden als gevolg van de onder dit onderdeel genoemde activiteiten ten dele aardgasvrij. Met “ten dele” wordt bedoelt dat een deel van de verblijfsruimten binnen het complex niet aardgasvrij wordt. In een complex met blokverwarming kan dit betekenen dit de collectieve installatie voor de gehele flat door een aardgasvrije vervangen wordt, maar dat slechts sommige van de verblijfsruimten ook de aan die verblijfsruimte verbonden aardgasaansluiting laten verwijderen. Met “ten dele” wordt niet bedoeld dat de individuele subsidiabele activiteiten slechts leiden tot een reductie in het aardgasgebruik, omdat er bijvoorbeeld een installatie wordt geplaatst uitsluitend tijdens piekbelasting aardgas gebruikt.

Artikel 2.4 Subsidiabele kosten

De voor subsidie in aanmerking komende kosten zijn de kosten die worden gemaakt voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten. Uitgekeerd wordt een totaalbedrag. Of BTW teruggevorderd kan worden door de aanvrager, doet voor de gemeente niet ter zake.

Omdat met deze regeling het doel, en niet de techniek, centraal gesteld wordt, kunnen de voorzieningen divers zijn. Voorzieningen en kosten worden daarom niet nader gespecificeerd; zo min mogelijk voorzieningen worden dan uitgesloten.

De gemeente behoudt het recht voor om externe expertise in te schakelen voor de beoordeling van de kosten en haalbaarheid van de aanvraag.

Eerste onderdeel: Kosten voor eigen arbeid worden in geen enkel geval gesubsidieerd.

Tweede onderdeel: De kosten voor isolatievoorzieningen worden niet gesubsidieerd. De gedacht hierachter is dat het grootste deel van de isolatievoorziening zichzelf terugverdienen door de daling in energielasten die het afgenomen energieverbruik veroorzaakt. Er zijn adequate leenfaciliteiten beschikbaar waarmee de investeringskosten voor isolatievoorzieningen betaald kunnen worden. Bovendien kan vanaf 2 september 2019 voor isolatiemaatregelen gebruik gemaakt worden van de subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH) die het Rijk aanbied.

Derde onderdeel: De kosten voor zonnepanelen worden niet gesubsidieerd. De gedacht hierachter is dat zonnepanelen zichzelf in principe terugverdienen de besparing op de energierekening door de vergoeding die gegeven wordt voor de terug levering van elektriciteit aan het elektriciteitsnet. Er zijn adequate leenfaciliteiten beschikbaar waarmee de investeringskosten voor zonnepanelen betaald kunnen worden.

Vierde onderdeel: Vanwege de negatieve effecten op de luchtkwaliteit komen hout- en pelletkachels en biomassaverbrandingsketels niet in aanmerking voor subsidiering.

Vijfde onderdeel: Installaties met fossiele brandstof als olie, butaangas of kolen komen ook niet in aanmerking, omdat deze nog vervuilender zijn dan aardgas. Olie, butaangas of kolen vormen geen limitatieve opsomming, andere fossiele brandstoffen zijn ook uitgesloten.

Zesde onderdeel: De aanschaf van pannen en ander keukengerei is niet aan te merken als een fysieke gebouwgebonden voorziening en de kosten die daarmee gemoeid zijn dus niet subsidiabel. Deze uitsluiting is daardoor in principe overbodig. De ervaring leert echter dat met een expliciet vermelding in de regeling onduidelijkheid vermeden kan worden.

Zevende en achtste onderdeel: Het is de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager om te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen of minimum kwaliteitseisen. De gemeente wil hiermee uitsluiten dat zij daaraan meebetaalt, terwijl het aan de aanvrager zelf is om dit gat te dichten alvorens subsidie wordt aangevraagd op grond van deze regeling. De voorzieningen moeten verder gaan dan het moeten voldoen aan wettelijke verplichtingen of gangbare minimum kwaliteitseisen. Het gaat erom dat de aanvrager die extra stap zet naar aardgasvrij, die zonder subsidie niet was gezet.

2.5 Hoogte van de subsidie

In dit artikel wordt per activiteit bepaald wat de maximale subsidie is. De maximale subsidiebedragen zijn zo vormgegeven dat er maximaal €3000,- subsidie per aardgasvrije woning is. Daar komen de afsluitkosten van het aardgasnet nog bovenop. Voor woningen geldt dat de subsidiabele kosten tot het maximumbedrag vergoed worden.

Derde lid – collectieve installaties

Het maximale subsidiebedrag wordt gelijk aan de voorgaande leden gemaximeerd op €2000,- per woning voor een aardgasvrije gasinstallatie en €5000,- per woning voor een aardgasvrije tapwater installatie, omdat een complex op basis van de activiteiten, zoals genoemd onder artikel 2.3, onder 3 slechts ten dele aardgasvrij wordt zijn de kosten voor het treffen van die voorzieningen ook slechts ten dele subsidiabel. De subsidiabele kosten zijn evenredig met het deel van het complex dat aardgasvrij wordt als gevolg van de voorzieningen.

Voorbeeld 1:

Een VvE van een complex met 50 woningen en een collectieve verwarmings- en tapwaterinstallatie wil subsidie aanvragen. Alle 50 deze woningen zijn aangesloten op de installatie; 10 van de woningen koken al elektrisch en hebben geen individuele woning gebonden gasaansluiting. Na de uitvoering van de beoogde voorzieningen is de collectieve verwarmings- en tapwater installatie aardgasvrij. Bovendien hebben 20 woningeigenaren de intentie uitgesproken binnen een jaar elektrisch te gaan koken en de individuele woning gebonden gasaansluiting te laten verwijderen. Dit betekent dat er na alle activiteiten 30 aardgasvrije woningen in het complex zullen zijn. Het vervangen van de gasinstallatie met een WKO installatie voor het gehele complex kost €200.000,-. De afsluiting van het aardgas voor de collectieve installatie kost €5.000.

   

afbeelding binnen de regeling

Dit bedrag is echter hoger dan de maximale subsidie per aardgasvrije woning. Deze bestaat uit €2000,- voor de verwarmingsinstallatie (activiteit 2.3, onderdeel 3a) en €500,- voor de verwarmingsinstallatie (artikel 2.3, onderdeel 3b).

Aardgasvrij ruimteverwarming

Aardgasvrije tapwater

De maximale subsidie voor het omzetten van de verwarmingsinstallatie is daarom in dit geval €75.000,- Daar bovenop komt dan nog de subsidie voor het afsluiten van het aardgas (activiteit 2.4, derde lid onder c). €.5000,-. De maximale subsidie is daarom €80.000,-.

De 20 eigenaren en bewoners (en de VvE namens hen) die de intentie hebben uitgesproken om elektrisch te gaan koken en hun individuele woning gebonden gasaansluiting laten verwijderen kunnen vervolgens ook nog subsidie aanvragen op grond van artikel 2.3, onderdelen 1c en 1d.

Voorbeeld 2:

Een VvE van een complex met 100 woningen en een gasgestookte collectieve verwarmingsinstallatie wil subsidie aanvragen. 95 van de woningen zijn aangesloten op de installatie en 5 van de woningen in het complex zijn al op eigen houtje aardgasvrij en drie daarvan willen niet overstappen naar de collectieve installatie. In 10 van de woningen in het complex, waaronder de 5 aardgasvrije, wordt elektrisch gekookt. De helft van de woningen heeft een gasgestookte tapwater voorziening. De ander helft heeft een elektrische tapwater voorziening.

De VvE en alle bewoners behalve één besluiten om aardgasvrij te worden met behulp van stadwarmte. Deze éne bewoner zegt een emotionele verbinding met zijn geiser en gaskookplaat te hebben. Na de uitvoering van de beoogde voorzieningen is de collectieve verwarmingsinstallatie aardgasvrij.

Dit betekent dat er na alle activiteiten 94 extra aardgasvrije woningen in het complex zullen zijn. 5 van de woningen waren al aardgasvrij, daar is dus geen subsidie voor. 1 woning blijft aan het aardgas. Het vervangen van de gasinstallatie met stadswarmte voor het gehele complex kost €250.000,-. De afsluiting van het aardgas voor de collectieve installatie kost €5.000.

afbeelding binnen de regeling

Dit bedrag is hoger dan de maximale subsidie per woning. Deze bestaat uit €2000,- voor de verwarmingsinstallatie. (artikel 2.3, onderdeel 3a).

Aardgasvrij ruimteverwarming

De maximale subsidie voor het omzetten van de verwarmingsinstallatie is daarom in dit geval €188.000,- Daar bovenop komt dan nog de subsidie voor het afsluiten van het aardgas (artikel 2.3, onder 3c). €.5000,-. De maximale subsidie is daarom €193.000,-.

De 89 eigenaren en bewoners (of de VvE namens hen) die de intentie hebben uitgesproken om elektrisch te gaan koken en hun individuele woning gebonden gasaansluiting laten verwijderen kunnen vervolgens ook nog subsidie aanvragen voor op grond van artikel 2.3, onder 1c en 1d. Voor de 10 aardgasvrije woningen en de ene bewoner die niet aardgasvrij wil worden is er geen subsidie op grond van artikel 2.3, onder 1c en 1d.

Bovendien kunnen de 49 eigenaren en bewoners (of de VvE namens hen) die niet vooraf al elektrisch warm tapwater opwekken en de intentie hebben uitgesproken om over te stappen naar de collectieve tapwater installatie bestaat de mogelijkheid om subsidie aan te vragen op op grond van artikel 2.3, onder 1b. Voor de 50 reeds aardgasvrije tapwater installaties is er geen subsidie. Dus ook de drie woningbezitters die hun woning al aardgasvrij hadden, maar toch naar de collectieve installatie overstappen krijgen geen subsidie. Als vanzelfsprekend is er ook geen subsidie voor de ene bewoner die zijn woning niet aardgasvrij wil maken.

Eerste lid onder d en derde lid onder c – afsluiten aardgas

Met het (laten) afsluiten van de woning vastgoed is aansluiting gezocht met de tarieven, zoals deze vooraf zijn vastgesteld door de netbeheerder die in Amsterdam actief is. Op de website van de netbeheerder zijn de tarieven terug te vinden, zowel voor particuliere als zakelijke afsluitingen.

Vierde lid

De subsidie mag gecombineerd worden met andere subsidieregelingen. Dit kunnen andere subsidies van de gemeente Amsterdam zijn, maar ook subsidies van andere overheden. Als voorwaarde geldt dat het totaal van subsidies niet de totale subsidiabele kosten mogen overschrijden. Meldplicht van reeds ontvangen en nog te ontvangen subsidies ligt bij de aanvrager. Onder artikel 1.5, eerste lid, onder d en artikel 1.8, tweede lid wordt de aanvrager om deze gegevens gevraagd.

Artikel 2.6 De aanvrager

Zowel huurders als eigenaren in de vorm van particulieren, woningcorporaties, of andere entiteiten kunnen subsidie aanvragen voor het geheel aardgasvrij maken van woningen (artikel 2.3, onder 1 en 2) of het realiseren van aardgasvrije woningen in een kleinschalige transformatie. Onder eigenaren worden ook de bedrijfsmatige eigenaren van bestaande woningen verstaan die deze woningen bedrijfsmatig exploiteren.

Voor de woningcorporaties en ondernemingenkunnen vanuit het staatssteunrechtelijke kader andere eisen gelden dan voor particulieren. Zeker als er veel woningen door één aanvrager aardgasvrij worden gemaakt, zouden de subsidiabele kosten daarvan hoog kunnen zijn. Corporaties dienen aan de eisen te voldoen die vanuit de staatssteunregels voor hen gelden volgen.

VvE’s kunnen gezamenlijk een aanvraag indienen.

Uitsluitend eigenaren, waaronder begrepen allerhande vormen van rechtspersonen waarmee eigenaren zich verenigen kunnen voor het aardgasvrij maken van een complex subsidie aanvragen (art. 2.3, onder 3). Huurders zijn hiervan uitgesloten. Huurders hebben onvoldoende belang bij een complexgerichte aanvraag, omdat zij bijna nooit partij zijn als er sprake is van een VvE of andere rechtspersoon.

Artikel 2.7 bij de aanvraag in te dienen gegevens

Als gevolg van de specifieke subsidiabele activiteiten in dit gebied zijn aanvullend specifieke gegevens noodzakelijk.

Eerste lid – Collectieve installatie

Onderdeel a, b en c

Om inzicht te krijgen in de aantallen woning waar een collectieve aanvraag betrekking op heeft zijn de onder dit gevraagde gegevens noodzakelijk. Het gevraagde overzicht zou een tabelvorm aan kunnen nemen die lijkt op de onderstaande:

Straat

Huis#

Toev.

Na voorzieningen verbonden aan collectieve tapwater installatie

Na voorzieningen verbonden aan collectieve verwarmingsinstallatie

Individuele gasaansluiting

Verwijderd individuele gasaansluiting

Prinsengracht

342

HS

1

1

1

 

Prinsengracht

342

1A

1

1

1

1

Prinsengracht

342

1V

1

1

1

1

Prinsengracht

342

2A

1

1

 
 

Prinsengracht

342

2V

1

1

1

1

Prinsengracht

342

3

1

1

1

1

Prinsengracht

344

HS

1

1

1

 

Prinsengracht

344

1

 

1

1

 

Prinsengracht

344

2

 

1

1

1

Prinsengracht

344

3

 

1

 
 

Totaal

 
 

7

10

8

5

1 = ja

0 = nee

Onderdeel d

Bewijs dat de aanvrager gemachtigd is de aanvraag te doen kan verschillende vormen aannemen, Bij een VvE bijvoorbeeld een afschrift van de notulen van de VvE vergadering waaruit blijkt dat de leden instemmen met de activiteiten waar de subsidieaanvraag betrekking op heeft. Bij een stichting een handtekening van een daartoe bevoegd bestuurder

Tweede lid

In afwijking van artikel 1.5, eerste, lid onder e is het voor subsidieaanvragers die geen eigenaar zijn en die subsidie aanvragen voor activiteiten, zoals bedoeld artikel 2.3, niet verplicht om een schriftelijke, door de eigenaar of een namens de eigenaar gemachtigde natuurlijke persoon getekende, intentieverklaring waaruit blijkt dat de eigenaar al zijn of haar vastgoed in het vastgestelde gebied voor de vastgestelde datum aardgasvrij zal proberen te maken te overleggen.

Het gebied en de datum aardgasvrij zijn in artikel 2.1 bepaald.

Het zou het aanvragen van subsidie door huurders in veel gevallen onmogelijk maken als zij de gevraagde intentieverklaring zouden moeten leveren. Een invidivuele huurder kan vrijwel onmogelijk de plannen van de vastgoed eigenaar binnen het gehele gebied kennen. Om die reden zijn huurder die subsidie aanvragen op grond van dit hoofdstuk uitgezonderd van de verplichting om de intentieverklaring mee te sturen.

De weigeringsgronden in artikel 1.6, tweede lid onder c en d stelt het college in de gelegenheid om te verzekeren dat huurders niet door eigenaren worden ingezet om te ontkomen aan het leveren van de gevraagde intentieverklaring.

Artikel 2.8 Weigeringsgronden

Dit artikel bevat een specifieke uitwerking van weigeringsgronden voor subsidieaanvragen op grond van het stadsbrede hoofdstuk.

Eerste lid

Met deze weigeringsgrond wordt uitgesloten dat subsidie kan worden aangevraagd na 31 december 2022. Voor onvolledige aanvragen, die tijdig ingediend zijn, geldt dat de indiener de gebruikelijke eenmalige gelegenheid krijgt om deze binnen twee weken aan te vullen.

Tweede lid

Met deze weigeringsgrond worden aanvragers die hun woning van de collectieve installatie af willen sluiten uitgesloten van subsidie. In afwezigheid van een gebiedsgericht plan waaruit blijkt dat een geïndividualiseerde warmteoplossing beoogd is, wordt met deze weigeringsgrond verzekert dat collectieve oplossingen niet afgebroken worden.

Derde lid

Het plafond van subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij was op 9 juli 2019 bereikt. Aanvragen voor subsidie op basis van die regeling zijn vanaf 9 mei 2019 al afgewezen. De subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij is pas eind 2019 in werking is getreden. Om Amsterdammers die gedurende die periode toch het initiatief hebben genomen om de nagestreefde fysieke gebouwgebonden voorzieningen te treffen zijn daarom voor 60 dagen na publicatie van deze voorziening vrijgesteld van het vereiste om subsidie aan te vragen voordat de voorzieningen getroffen zijn. Op die manier worden ze niet benadeeld voor hun initiatief.

Artikel 2.9 Verantwoording en vaststelling subsidie

Om inzicht te krijgen hoeveel woningen er bij een collectieve aanvraag nu daadwerkelijk aardgasvrij zijn geworden dient de aanvrager daarvan een overzicht in te dienen. Een dergelijk overzicht zou er als volgt uit kunnen zien:

Straat

Huis#

Toev.

Individuele gasaansluiting verwijderd

Prinsengracht

342

HS

Was niet aanwezig

Prinsengracht

342

1A

Niet verwijderd

Prinsengracht

342

1V

SBA – 00012577

Prinsengracht

342

2A

Was niet aanwezig

Prinsengracht

342

2V

SBA – 00012577

Prinsengracht

342

3

SBA – 00012590

Prinsengracht

344

HS

Was niet aanwezig

Prinsengracht

344

1

Was niet aanwezig

Prinsengracht

344

2

Zie bijlage C1

Prinsengracht

344

3

Was niet aanwezig

Totaal

 
 
 

Als bewijs van afsluiting kunnen het SBA-nummer van de aanvraag van subsidie voor activiteiten, zoals bedoeld onder artikel 2.3, onder 1c of 1d voor die woning of een kopie van de betaalde factuur voor afsluiting van het aardgasnet van die woning dienen.

Hoofdstuk 3 Wildemanbuurt

Dit hoofdstuk ziet op een subsidie voor een specifieke buurt.

Artikel 3.1 Gebieds- en aardgasvrij datum bepaling

Eerste lid

Met dit lid wordt het gebied bepaald waarbinnen de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk plaats dienen te vinden. Als de activiteiten buiten dit gebied liggen zijn ze niet subsidiabel op basis van dit hoofdstuk. Dit artikel omschrijft de grenzen van het gebied. De grenzen van dit gebied komen overeen met de gebiedsbepaling uit bijlage 2 van het college van B&W van 19 november 2019. Met dit besluit is bepaald dat de netbeheerder geen verplichting meer heeft om nieuwe aardgasaansluitingen te faciliteren binnen het gebied.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1 – Overzichtskaart van Amsterdam met het gebied ‘Wildeman’ rood gemarkeerd.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2 – Figuur 2 – Detailkaart waarin het gebied ‘Wildemanbuurt’ blauw gemarkeerd is

De volgende postcodes worden geacht binnen het gebied te liggen.

1068AB

1068BA

1068CA

1068AC

1068BB

1068CB

1068AD

1068BC

1068CC

1068AE

1068BD

 

1068AJ

1068BE

1068DB

1068AG

1068BG

1068DC

1068AH

1068BH

1068DD

1068AK

1068BJ

1068DJ

1068AL

1068BK

1068DG

1068AM

1068BL

1068DH

1068AN

1068BM

1068DK

1068AP

1068BN

1068DL

1068AR

1068BP

1068DE

1068AS

1068BR

1068DM

1068AT

1068BS

1068DN

1068AV

1068BT

1068DP

1068AW

1068BV

1068DR

1068AX

1068BW

1068DS

1068AZ

1068BX

1068DT

 

1068BZ

1068DV

1068EA

 

1068DW

1068EB

1068LD

1068DX

1068EC

1068LE

1068DZ

1068ED

1068LJ

 

1068EE

1068LK

1068MA

1068EJ

1068LL

1068MB

1068EG

1068LM

1068MC

1068EH

1068LN

1068MD

1068EN

1068LP

1068ME

1068EP

1068LS

1068MG

1068ER

1068LR

1068MH

1068ES

1068LT

1068MJ

1068ET

1068LV

1068MK

1068EV

1068LW

1068ML

 

1068LX

1068MT

1068XB

1068LZ

 

1068XC

 

1068SL

1068XD

1068ZA

1068SM

1068XE

1068ZB

1068SR

1068XH

1068ZC

1068ST

1068XG

1068ZD

1068SW

1068XJ

1068ZE

1068PP

1068XK

1068ZG

1068PR

1068XL

1068ZH

1068PN

1068XM

1068ZJ

 

1068XN

 
 

1068XP

 
 

1068XR

 
 

1068XS

 
 

1068XT

 
 

1068XV

 
 

1068XW

 
 

1068XX

 
 

1068XZ

 
 

Tweede lid

Met dit lid wordt voor dit hoofdstuk bepaald dat de streefdatum om al het vastgoed in de Wildeman buurt aardgasvrij te maken 31 december 2030 is. De voornaamste werking van deze streefdatum ontstaat door de verplichting om een intentieverklaring te leveren die ertoe strekt dat al het vastgoed, binnen het gebied, in eigendom van de eigenaar waarop subsidieaanvraag betrekking heeft, aardgasvrij wordt (zoals genoemd in artikel 1.5, eerste lid onder e) en de mogelijkheid voor het college om een subsidieaanvraag (ten dele) te weigeren als die intentieverklaring onvoldoende stevig is (artikel 1.6, tweede lid, onder c).

Artikel 3.2 Subsidieplafond

Met dit artikel wordt, conform artikel 4:22 Awb, het subsidieplafond voor de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk bepaald.

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

In dit artikel is bepaald welke activiteiten, binnen het in artikel 3.1, eerste lid bepaalde gebied, subsidiabel zijn. Een subsidieaanvraag kan ook een combinatie van de onder dit artikel genoemde activiteiten bevatten.

Eerste onderdeel

De activiteiten onder dit onderdeel leiden er toe dat de verwarmingsinstallatie en de tapwaterinstallatie in een bestaande woning wordt omgezet aardgasvrije. Het is daarbij niet nodig dat de woning als geheel aardgasvrij wordt. De activiteit voorziet daarmee in de mogelijkheid voor aanvragers om, zonder in te grijpen in de kookvoorzieningen in de woning, toch subsidie te ontvangen.

Tweede onderdeel

De activiteiten in dit onderdeel leiden er toe dat de gasgestookte kookinstallatie en de gasaansluiting in de woning verwijderd worden. Subsidie voor deze activiteit kan afzonderlijk aangevraagd worden van de activiteit in het eerste onderdeel, maar in dat geval moeten de verwarmingsinstallatie en de tapwaterinstallatie wel al aardgasvrij zijn. De woning moet immers wel aardgasvrij zijn, nadat deze activiteiten zijn uitgevoerd. Hoewel er sprake is van een woning waar al eerder subsidie voor is aangevraagd op basis van de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam, maakt het college in deze gevallen in principe geen gebruik van de weigeringsgrond in artikel 1.6, tweede onderdeel, onder f, sub iv.

Artikel 3.4Subsidiabele kosten

De in aanmerking komende kosten zijn de kosten die worden gemaakt voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten. Uitgekeerd wordt een totaalbedrag. Of BTW teruggevorderd kan worden door de aanvrager, doet voor de gemeente niet ter zake.

Omdat met deze regeling het doel, en niet de techniek, centraal gesteld wordt, kunnen de voorzieningen divers zijn. Voorzieningen en kosten worden daarom niet nader gespecificeerd; zo min mogelijk voorzieningen worden dan uitgesloten.

De gemeente behoudt het recht voor om externe expertise in te schakelen voor de beoordeling van de kosten en haalbaarheid van de aanvraag.

Eerste onderdeel: Kosten voor eigen arbeid worden in geen enkel geval gesubsidieerd.

Tweede onderdeel: De kosten voor isolatievoorzieningen worden niet gesubsidieerd. De gedacht hierachter is dat het grootste deel van de isolatievoorziening zichzelf terugverdienen door de daling in energielasten die het afgenomen energieverbruik veroorzaakt. Er zijn adequate leenfaciliteiten beschikbaar waarmee de investeringskosten voor isolatievoorzieningen betaald kunnen worden. Bovendien kan vanaf 2 september 2019 voor isolatiemaatregelen gebruik gemaakt worden van de subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH) die het Rijk aanbied.

Derde onderdeel: De kosten voor zonnepanelen worden niet gesubsidieerd. De gedacht hierachter is dat zonnepanelen zichzelf in principe terugverdienen de besparing op de energierekening door de vergoeding die gegeven wordt voor de terug levering van elektriciteit aan het elektriciteitsnet. Er zijn adequate leenfaciliteiten beschikbaar waarmee de investeringskosten voor zonnepanelen betaald kunnen worden.

Vierde onderdeel: Vanwege de negatieve effecten op de luchtkwaliteit komen hout- en pelletkachels en biomassaverbrandingsketels niet in aanmerking voor subsidiering.

Vijfde onderdeel: Installaties met fossiele brandstof als olie, butaangas of kolen komen ook niet in aanmerking, omdat deze nog vervuilender zijn dan aardgas. Olie, butaangas of kolen vormen geen limitatieve opsomming, andere fossiele brandstoffen zijn ook uitgesloten.

Zesde onderdeel: De aanschaf van pannen en ander keukengerei is niet aan te merken als een fysieke gebouwgebonden voorziening en de kosten die daarmee gemoeid zijn dus niet subsidiabel. Deze uitsluiting is daardoor in principe overbodig. De ervaring leert echter dat met een expliciet vermelding in de regeling onduidelijkheid vermeden kan worden.

Zevende en achtste onderdeel: Het is de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager om te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen of minimum kwaliteitseisen. De gemeente wil hiermee uitsluiten dat zij daaraan meebetaalt, terwijl het aan de aanvrager zelf is om dit gat te dichten alvorens subsidie wordt aangevraagd op grond van deze regeling. De voorzieningen moeten verder gaan dan het moeten voldoen aan wettelijke verplichtingen of gangbare minimum kwaliteitseisen. Het gaat erom dat de aanvrager die extra stap zet naar aardgasvrij, die zonder subsidie niet was gezet.

Artikel 3.5 Hoogte van de subsidie

In dit artikel wordt per activiteit bepaald wat de maximale subsidie is. De maximale subsidiebedragen zijn zo vormgegeven dat er maximaal €3500,- subsidie per aardgasvrije woning is. Voor woningen geldt dat de subsidiabele kosten tot het maximumbedrag vergoed worden.

derde lid

De subsidie mag gecombineerd worden met andere subsidieregelingen. Dit kunnen andere subsidies van de gemeente Amsterdam zijn, maar ook subsidies van andere overheden. Als voorwaarde geldt dat het totaal van subsidies niet de totale subsidiabele kosten mogen overschrijden. Meldplicht van reeds ontvangen en nog te ontvangen subsidies ligt bij de aanvrager. Onder artikel 1.5, eerste lid, onder d en artikel 1.8, onder twee wordt de aanvrager om deze gegevens gevraagd.

Artikel 3.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Als gevolg van de specifieke subsidiabele activiteiten in dit gebied zijn aanvullend specifieke gegevens noodzakelijk.

In afwijking van artikel 1.5, eerste lid, onder e is het voor subsidieaanvragers die geen eigenaar zijn en die subsidie aanvragen voor activiteiten, zoals bedoeld artikel 3.3, niet verplicht om een schriftelijke, door de eigenaar of een namens de eigenaar gemachtigde natuurlijke persoon getekende, intentieverklaring waaruit blijkt dat de eigenaar al zijn of haar vastgoed in het vastgestelde gebied voor de vastgestelde datum aardgasvrij zal proberen te maken te overleggen.

Het gebied en de datum aardgasvrij zijn in artikel 3.1 bepaald.

Het zou het aanvragen van subsidie door huurders in veel gevallen onmogelijk maken als zij de gevraagde intentieverklaring zouden moeten leveren. Een invidivuele huurder kan vrijwel onmogelijk de plannen van de vastgoed eigenaar binnen het gehele gebied kennen. Om die reden zijn huurder die subsidie aanvragen op grond van dit hoofdstuk uitgezonderd van de verplichting om de intentieverklaring mee te sturen.

De weigeringsgronden in artikel 1.7, tweede lid onder c en d stelt het college in de gelegenheid om te verzekeren dat huurders niet door eigenaren worden ingezet om te ontkomen aan het leveren van de gevraagde intentieverklaring.

Artikel 3.7 Weigeringsgronden

Dit artikel bevat voor de Wildemanbuurt specifieke uitwerking van weigeringsgronden.

Eerste lid

Met deze weigeringsgrond wordt uitgesloten dat subsidie kan worden aangevraagd na 31 december 2024. Voor onvolledige aanvragen, die tijdig ingediend zijn, geldt dat de indiener de gebruikelijke eenmalige gelegenheid krijgt om deze binnen twee weken aan te vullen.

Tweede lid

Onderdeel a

Om Amsterdammers die gedurende de periode tussen 1 januari 2020 en de inwerkingtreding van deze regeling toch het initiatief hebben genomen om de nagestreefde fysieke gebouwgebonden voorzieningen te treffen is deze uitzondering op de weigeringsgrond uit artikel 1.7, eerste lid, onder a toegevoegd. Artikel 1.7, eerste lid, onder a ziet op het reeds begonnen zijn met het treffen van de subsidiabele voorzieningen. Maatregelen die getroffen zijn tussen 1 januari 2020 en de inwerkingtreding van deze regeling zijn dus wel subsidiabel, zolang de aanvraag binnen 60 dagen na de inwerkingtreding van deze regeling ingediend is.

Onderdeel b

Deze uitzondering op de weigeringsgrond met betrekking tot het begonnen zijn met het treffen van maatregelen zorgt ervoor dat het mogelijk is om subsidie te ontvangen voor het verwijderen van het kookgas uit een woning en het verwijderen van de aardgasaansluiting als deze voorzieningen niet langer dan 16 maanden voor de aanvraag en niet voor de inwerkingtreding van de regeling zijn getroffen. Aanvullend vereiste is daarbij wel dat de aanvraag betrekking heeft op meerdere woningen. De voornaamste aanleiding voor deze uitzondering is het beperken van de administratieve lasten die gepaard gaan met het verwijderen van aardgas bij huurdersmutatie. Uit overleggen met de in deze buurt aanwezige partijen blijkt dat het voor verhuurders eenvoudiger is om bij huurdersmutatie de kookvoorzieningen op aardgas te verwijderen. Bij mutatie is er namelijk geen sprake van huurrechten van de zittende huurder. Het is voor verhuurders echter niet mogelijk om te plannen wanneer huurdersmutatie plaats zal vinden, de huurder bepaald (in de meeste gevallen) immers wanneer ze de huurovereenkomst kiezen te beëindigen. Tegelijkertijd hebben huurders vaak een zeer korte periode waarbinnen de maatregelen getroffen moeten worden. Zowel verhuurders als de gemeente Amsterdam willen leegstand namelijk zoveel mogelijk voorkomen. Om de voorgaande redenen het is voor verhuurders lastig om vooraf subsidie aan te vragen. Overwegende dat er binnen de vastgoedportefeuille van een verhuurder binnen een gebied al snel 50 huurdersmutaties per jaar plaats kunnen vinden is het bovendien ook in de uitvoering van de regeling praktischer als partijen gebundelde periodieke aanvragen voor kookgasmutatie kunnen doen. Met deze uitzondering is gebundelde periodieke/jaarlijkse aanvraag subsidie voor kookgasmutatie mogelijk gemaakt.

[1] Klimaatakkoord – Den Haag – 28 juni 2019 https://www.klimaatakkoord.nl/documenten/publicaties/2019/06/28/klimaatakkoord

Hoofdstuk 3a Bernard Loderbuurt

Artikel 3a.1 gebieds- en aardgasvrij datum bepaling

Eerste lid

Met dit lid wordt het gebied bepaald waarbinnen de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk plaats dienen te vinden. Als de activiteiten buiten dit gebied liggen zijn ze niet subsidiabel op basis van dit hoofdstuk. Dit artikel omschrijft de grenzen van het gebied. De grenzen van dit gebied komen overeen met de gebiedsbepaling uit bijlage 2 van het college van B&W van 2 juni 2020. Met dit besluit is bepaald dat de netbeheerder geen verplichting meer heeft om nieuwe aardgasaansluitingen te faciliteren binnen het gebied.

Het gebied Bernard Loderbuurt in Amsterdam wordt als volgt begrensd:

  • Aan de noordzijde door de Antony Moddermanstraat, tussen de Jan de Louterstraat en de Burgemeester de Vlughtlaan;

  • Aan de noord- en oostzijde door de Slotermeerlaan, tussen aan de westzijde de burgemeester de Vlughtlaan en aan de zuidzijde de burgemeester Vening Meineszlaan;

  • Aan de noordzijde door de Burgemeester Vening Meineszlaan, tussen de Slotermeerlaan en de Jacob Melkmanstraat;

  • Aan de oostzijde door de Jacob Melkmanstraat, tussen de Burgemeester Vening Meineszlaan en de David Vosstraat;

  • Aan de zuidzijde door een lijn die zowel het noordelijke uiteinde van de David Vosstraat en het oostelijke uiteinde van de Nieuwenhuysenstraat raakt, tussen de Slotermeerlaan en Jacob Melkmanstraat;

  • Aan de oostzijde door de Slotermeerlaan, tussen de Nieuwenhuysenstraat en Jan de Louterstraat;

  • Aan de zuid- en westzijde door de Jan de Louterstraat.

afbeelding binnen de regeling

figuur 1 - overzichtskaart van Amsterdam met het gebied ‘Bernard Loderbuurt’ gemarkeerd

afbeelding binnen de regeling

figuur 2 - Detailkaart met daarin het gebied ‘Bernard Loderbuurt’ gemarkeerd

De volgende postcodes en bijbehorende huisnummers worden geacht binnen het gebied te liggen:

Postcodes

Huisnummers

 

Postcodes

Huisnummers

1063 BA

alle

 

1063 JV

alle

1063 BB

alle

 

1063 JW

150

1063 BK

alle

 

1063 KS

alle

1063 BL

alle

 

1063 KT

alle

1063 BM

alle

 

1063 KV

alle

1063 BN

alle

 

1063 KW

alle

1063 BP

alle

 

1063 KX

2 t/m 92 (even)

1063 BT

alle

 

1063 LB

alle

1063 HZ

alle

 

1063 LC

alle

1063 JA

alle

 

1063 LD

alle

1063 JB

alle

 

1063 NZ

alle

1063 JC

alle

 

1063 PA

alle

1063 JD

alle

 

1063 PB

alle

1063 JE

alle

 

1063 PC

alle

1063 JG

alle

 

1063 PD

55, 57

1063 JH

alle

 

1063 PJ

alle

1063 JJ

alle

 

1063 PK

alle

1063 JK

alle

 

1063 PL

alle

1063 JL

alle

 

1063 PM

alle

1063 JM

alle

 

1063 PN

alle

1063 JN

105 t/m 133 (oneven)

 

1063 PP

alle

1063 JP

Alle

 

1063 PR

alle

1063 JR

Alle

 

1063 PS

alle

1063 JS

alle

 

1063 PT

alle

1063 JT

alle

 
 
 

Tweede lid

Met dit lid wordt voor dit hoofdstuk bepaald dat de streefdatum om al het vastgoed in de Bernard Loderbuurt aardgasvrij te maken 31 december 2030 is. De voornaamste werking van deze streefdatum ontstaat door de verplichting om een intentieverklaring te leveren die ertoe strekt dat al het vastgoed, binnen het gebied, in eigendom van de eigenaar waarop subsidieaanvraag betrekking heeft, aardgasvrij wordt (zoals genoemd in artikel 1.5, eerste lid onder e) en de mogelijkheid voor het college om een subsidieaanvraag (ten dele) te weigeren als die intentieverklaring onvoldoende stevig is (artikel 1.6, tweede lid, onder c).

Artikel 3a.2 Subsidieplafond

Met dit artikel wordt, conform artikel 4:22 Awb, het subsidieplafond voor de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk bepaald. Op basis van dit artikel kan het college niet meer subsidie verlenen dan het genoemde bedrag. Aanvragen die leiden tot een afschrijding van het plafond worden lager of nihil vastgesteld, zodat het plafond niet wordt overschreden. Conform artikel 7 van de ASA2013 is de volgorde waarop aanvragen compleet zijn leidend bij het bepalen welke aanvragen lager of nihil worden vastgesteld.

Artikel 3a.3 Subsidiabele activiteiten

In dit artikel is bepaald welke activiteiten, binnen het in artikel 3a.1, eerste lid bepaalde gebied, subsidiabel zijn. Om in aanmerking te komen voor subsidie dienen de woning geheel aardgasvrij te worden. Een subsidieaanvraag zal vaak een combinatie van de onder dit artikel genoemde activiteiten bevatten.

Eerste onderdeel

De activiteiten onder dit onderdeel leiden er toe dat de verwarmingsinstallatie en de tapwaterinstallatie in een bestaande woning wordt omgezet aardgasvrije. De woning dient daarbij geheel aardgasvrij te worden.

Tweede onderdeel

De activiteiten in dit onderdeel leiden er toe dat de aardgasgestookte kookinstallatie uit de woning verwijderd wordt. Subsidie voor deze activiteit kan afzonderlijk aangevraagd worden van de activiteit in het eerste onderdeel, maar in dat geval moeten de verwarmingsinstallatie en de tapwaterinstallatie wel al aardgasvrij zijn. De woning moet immers wel aardgasvrij zijn, nadat deze activiteiten zijn uitgevoerd.

Derde onderdeel

De activiteiten onder dit onderdeel zien op het door de netbeheerder laten verwijderen van de gasaansluiting uit de woning. De netbeheerder brengt hiervoor kosten in rekening. De woning dient daarbij geheel aardgasvrij te worden. U kunt dus niet in aanmerking voor deze subsidie komen als de woning nog wel gebruik maakt van een aardgasverbruikende gebouwgebonden verwarmingsinstallatie.

Artikel 3a.4 Subsidiabele kosten

De in aanmerking komende kosten zijn de kosten die worden gemaakt voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten. Uitgekeerd wordt een totaalbedrag. Of BTW teruggevorderd kan worden door de aanvrager, doet voor de gemeente niet ter zake.

De gemeente behoudt het recht voor om externe expertise in te schakelen voor de beoordeling van de kosten en haalbaarheid van de aanvraag.

Eerste onderdeel

Kosten voor eigen arbeid worden in geen enkel geval gesubsidieerd.

Tweede onderdeel

De kosten voor isolatievoorzieningen worden niet gesubsidieerd. De gedacht hierachter is dat het grootste deel van de isolatievoorziening zichzelf terugverdienen door de daling in energielasten die het afgenomen energieverbruik veroorzaakt. Er zijn adequate leenfaciliteiten beschikbaar waarmee de investeringskosten voor isolatievoorzieningen betaald kunnen worden. Bovendien kan vanaf 2 september 2019 voor isolatiemaatregelen gebruik gemaakt worden van de subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH) die het Rijk aanbied.

Derde onderdeel

De kosten voor zonnepanelen worden niet gesubsidieerd. De gedacht hierachter is dat zonnepanelen zichzelf in principe terugverdienen de besparing op de energierekening door de vergoeding die gegeven wordt voor de terug levering van elektriciteit aan het elektriciteitsnet. Er zijn adequate leenfaciliteiten beschikbaar waarmee de investeringskosten voor zonnepanelen betaald kunnen worden.

Vierde onderdeel

Vanwege de negatieve effecten op de luchtkwaliteit komen hout- en pelletkachels en biomassaverbrandingsketels niet in aanmerking voor subsidiering.

Vijfde onderdeel

Installaties met fossiele brandstof als olie, butaangas of kolen komen ook niet in aanmerking, omdat deze nog vervuilender zijn dan aardgas. Olie, butaangas of kolen vormen geen limitatieve opsomming, andere fossiele brandstoffen zijn ook uitgesloten.

Zesde onderdeel

De aanschaf van pannen en ander keukengerei is niet aan te merken als een fysieke gebouwgebonden voorziening en de kosten die daarmee gemoeid zijn dus niet subsidiabel. Deze uitsluiting is daardoor in principe overbodig. De ervaring leert echter dat met een expliciet vermelding in de regeling onduidelijkheid vermeden kan worden.

Zevende en achtste onderdeel

Het is de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager om te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen of minimum kwaliteitseisen. De gemeente wil hiermee uitsluiten dat zij daaraan meebetaalt, terwijl het aan de aanvrager zelf is om dit gat te dichten alvorens subsidie wordt aangevraagd op grond van deze regeling. De voorzieningen moeten verder gaan dan het moeten voldoen aan wettelijke verplichtingen of gangbare minimum kwaliteitseisen. Het gaat erom dat de aanvrager die extra stap zet naar aardgasvrij, die zonder subsidie niet was gezet.

Artikel 3a.5 Hoogte van de subsidie

In dit artikel wordt per activiteit bepaald wat de maximale subsidie is. De maximale subsidiebedragen zijn zo vormgegeven dat er maximaal €5000,- plus de door de netbeheerder in rekening gebracht afsluitkosten per aardgasvrije woning subsidie is.

Eerste lid

Op de kosten voor de realisatie van een aardgasvrije verwarmings- en tapwaterinstallatie wordt eerst een vast bedrag in mindering gebracht. Dit een forfaitair bedrag gebaseerd op de kosten die een woningeigenaar gemiddeld en over het algemeen zou hebben om de gasinstallatie te vernieuwen. Dit bedrag is forfaitair bepaald en de daadwerkelijke bespaarde kosten zijn niet van invloed op de hoogte hiervan. Nadat het forfaitair bedrag in mindering is gebracht blijven de ‘meerkosten’ over. Eigenaren worden geacht om een eigen bijdrage te doen van 50% van de meerkosten. De helft van de resterende kosten worden daarom tot het genoemde maximumbedrag gesubsidieerd. Ter verduidelijking twee voorbeelden:

De vervanging van een gasgestookte CV ketel door een aansluiting op het stadswarmtenet brengt de volgende kosten met zich mee:

Berekening subsidiabele kosten

(artikel 3a.4)

Voorbeeld 1

Voorbeeld 2

 

Bijdrage Aansluitkosten (BAK)

€ 4.000,-

€ 8.000,-

Subsidiabel

Kast warmtewisselaar

€ 500,-

€ 1.000,-

Subsidiabel

Inpandig leidingwerk

€ 2.000,-

€ 4.000,-

Subsidiabel

Installeren driedubbel glas

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Niet subsidiabel

Subsidiabele kosten

€ 6.500,-

€ 13.000,-

 
 
 
 
 

Berekening subsidie

(artikel 3a.5), eerste lid

 
 
 

Subsidiabele kosten

€ 6.500,-

€ 13.000,-

 

Forfaitair bedrag

-€ 2.500,-

-€ 2.500,-

 

Subsidiabele meerkosten

€ 4.000,-

€ 10.500,-

 

Eigen bijdrage (50%)

-€ 2.000,-

-€ 5.250,-

 

Subsidie (ongemaximeerd)

€ 2.000,-

€ 5.250,-

 

Subsidie (gemaximeerd)

€ 2.000,-

€ 4.500,-

 

Naast deze bedragen voor de verwarmings- en tapwaterinstallatie kan in de meeste gevallen in dezelfde aanvraag ook subsidie worden aangevraagd voor het omzetten van de kookvoorziening en het verwijderen van de kookgasaansluiting (artikel 3a.3, tweede en derde lid).

Tweede lid

Eigenaren wordt geacht om een eigen bijdrage te doen van 50% van de kosten voor de realisatie van een aardgasvrij kookvoorziening. De helft van de resterende kosten worden daarom tot het genoemde maximumbedrag gesubsidieerd. Ter verduidelijking een voorbeeld:

Berekening subsidiabele kosten

(artikel 3a.4)

Voorbeeld 1

 

Aanschaf kookplaat

€ 500,-

Subsidiabel

Verzwaren stroomaansluiting

€ 800,-

Subsidiabel

Plaatsen perilex stekker

€ 200,-

Subsidiabel

Pannen

afbeelding binnen de regeling

Niet subsidiabel

Subsidiabele kosten

€ 1.500,-

 
 
 
 

Berekening subsidie

(artikel 3a.5), eerste lid

 
 

Subsidiabele kosten

€ 1.500,-

 

Eigen bijdrage (50%)

-€ 750,-

 

Subsidie (ongemaximeerd)

€ 750,-

 

Subsidie (gemaximeerd)

€ 500,-

 

Naast deze bedragen voor de kookvoorziening kan in de meeste gevallen in dezelfde aanvraag ook subsidie worden aangevraagd voor het omzetten van de verwarmings- en warmtapwaterinstallatie en het verwijderen van de kookgasaansluiting (artikel 3a.3, eerste en derde lid).

Derde lid

Liander heeft een vast tarief voor het afsluiten van het aardgas. Dit bedrag wordt in principe geheel vergoed.

Vierde lid 

De subsidie mag gecombineerd worden met andere subsidieregelingen. Dit kunnen andere subsidies van de gemeente Amsterdam zijn, maar ook subsidies van andere overheden. Als voorwaarde geldt dat het totaal van subsidies niet de totale subsidiabele kosten mogen overschrijden. Meldplicht van reeds ontvangen en nog te ontvangen subsidies ligt bij de aanvrager. Onder artikel 1.5, eerste lid, onder d en artikel 1.8, onder twee wordt de aanvrager om deze gegevens gevraagd.

Aanvragers dragen zelf verantwoordelijkheid voor om na te gaan of de beoogde stapeling van subsidies ook toelaatbaar is volgens de regels van de andere subsidie en de Europese verdragsregels met betrekking tot toelaatbare staatssteun.

Artikel 3a.6 Weigeringsgronden

Met deze weigeringsgrond wordt uitgesloten dat subsidie kan worden aangevraagd na 31 december 2024. Voor onvolledige aanvragen, die tijdig ingediend zijn, geldt dat de indiener de gebruikelijke eenmalige gelegenheid krijgt om deze binnen twee weken aan te vullen.

Artikel 3a.7 Reeds gestarte of uitgevoerde activiteiten

De inrichting van dit hoofdstuk van de subsidieregeling vloeit voort uit de afspraken die met de belangrijkste in het gebied aanwezige partijen zijn gemaakt. Deze afspraken zijn bestendigd in de Investeringsnota Bernard Loderbuurt. Op het moment van schrijven van deze regeling is er onzekerheid of de subsidieregeling in werking zal treden voordat de betrokken partijen, zoals afgesproken, beginnen met de werzkaamheden. Om te borgen dat deze partijen alsnog aanspraak kunnen doen op de subsidieregeling zijn werkzaamheden die zijn uitgevoerd tussen het moment van de ondertekening van investeringsnota 20 april 2020 en het moment van inwerkingtreding van de regeling met dit besluit ook subsidiabel. Aanvragers dienen wel binnen 60 dagen na de inwerkingtreding hun aanvraag voor deze maatregelen in te diene.

Hoofdstuk 3b Reimerswaalbuurt

Dit hoofdstuk ziet op een subsidie voor een specifieke buurt.

Artikel 3b.1 gebieds- en aardgasvrij datum bepaling

Eerste lid

Met dit lid wordt het gebied bepaald waarbinnen de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk plaats dienen te vinden. Als de activiteiten buiten dit gebied liggen zijn ze niet subsidiabel op basis van dit hoofdstuk. Dit artikel omschrijft de grenzen van het gebied. De grenzen van dit gebied komen overeen met de gebiedsbepaling uit bijlage 3 van het college van B&W van 2 juni 2020. Met dit besluit is bepaald dat de netbeheerder geen verplichting meer heeft om nieuwe aardgasaansluitingen te faciliteren binnen het gebied.

Het gebied Reimerswaalbuurt in Amsterdam wordt als volgt begrensd:

  • aan de noordzijde door de Ookmeerweg;

  • aan de oostzijde door het Wevelswalepad;

  • aan de zuidzijde door de Osdorperban; en

  • aan de Westzijde door de Baden Powellweg.

afbeelding binnen de regeling

figuur 1 – overzichtskaart van Amsterdam met het gebied ‘Reimerswaalbuurt’ gemarkeerd

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2 – Detailkaart met daarin het gebied ‘Reimerswaalbuurt’ gemarkeerd

De volgende postcodes en bijbehorende huisnummers worden geacht binnen het gebied te liggen:

Postcodes

Huisnummers

 

Postcodes

Huisnummers

1069 AA

alle

 

1069 BP

alle

1069 AB

alle

 

1069 BR

alle

1069 AC

alle

 

1069 BS

alle

1069 AD

alle

 

1069 BT

alle

1069 AE

alle

 

1069 BV

alle

1069 AG

alle

 

1069 BW

alle

1069 AJ

alle

 

1069 BX

alle

1069 AL

alle

 

1069 MP

alle

1069 AT

alle

 

1069 MR

alle

1069 BB

alle

 

1069 MS

alle

1069 BC

alle

 

1069 MT

alle

1069 BD

alle

 

1069 MV

alle

1069 BE

alle

 

1069 MX

alle

1069 BG

alle

 

1069 MZ

alle

1069 BH

alle

 

1069 ZR

130 tot en met 138, 698 tot en met 840 (even)

1069 BJ

alle

 

1069 ZT

alle

1069 BK

alle

 

1069 ZW

alle

1069 BL

alle

 

1069 ZZ

alle

1069 BM

alle

 
 
 

1069 BN

alle

 
 
 

Tweede lid

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 3b.1, tweede lid.

Artikel 3b.2 tot en met 3b.6

Hoofdstukken 3a en 3b zijn behalve voor het aangewezen gebied en het plafondbedrag inhoudelijk vrijwel identiek. De toelichting van de artikelen uit dit hoofdstuk is daarom ook identiek. Voor de toelichting bij artikelen 3b.2 tot en met 3b.6 wordt u verwezen naar respectievelijk artikelen 3a.2 tot en met 3b.6. De kanttekening is daarbij dat u gevraagd wordt op alle plaatsen waar 3a staat 3b te lezen.