Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 17-03-2025

Intitulé

Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 4:23, eerste lid van de Algemene Wet Bestuursrecht en artikel 3, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, gezien de op 3 maart 2020 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050, gezien de op 14 december 2016 vastgestelde ‘Strategie naar een Stad zonder Aardgas’ gelet op de inwerkingtreding van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 op 1 augustus 2023 en artikel 3, eerste lid van die verordening,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen met betrekking tot gebiedsgericht aardgasvrij

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In hoofdstukken 1 tot 4 van deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aardgasvrij: een verblijfsobject waar de aardgasaansluiting op het door de netbeheerder beheerde aardgasnet verwijderd is, waar de aanwezige gebouwgebonden collectieve, voor ruimte- of waterverwarming bedoelde gasverbrandingsinstallaties uitsluitend gebruik maken van groen gas en waar gekookt wordt zonder fossiele brandstof op een manier die niet meer fijnstofuitstoot veroorzaakt dan aardgas;

  • b.

    afsluiting: het door de netbeheerder (laten) verwijderen van de aardgasaansluiting waardoor een verblijfsobject of gebouw geen gebruik meer kan maken van aardgas;

  • c.

    ASA 2023: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023;

  • d.

    bestaand: een gebouw dat niet als nieuwbouw wordt aangemerkt;

  • e.

    bedrijfsmiddel: een instrument of apparaat dat gebruikt wordt voor de bedrijfsvoering of uitoefening van de publieke functie binnen of nabij een verblijfsobject, niet zijnde een ruimte- of tapwaterverwarmingsinstallaties;

  • f.

    bedrijfsruimte: een verblijfsobject dat bedrijfsmatig gebruikt wordt en waarvan het gebruiksdoel niet wonen is;

  • g.

    collectieve gasaansluiting: de door de netbeheerder beheerde aansluiting op het aardgasnet die de collectieve installatie van aardgas voorziet.

  • h.

    collectieve installatie: een installatie de meerdere verblijfsobjecten binnen één pand met meerdere woningen of meerdere aan elkaar verbonden panden met meerdere woningen voorziet van ruimtewarming of warm tapwater;

  • i.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • j.

    DAEB-vrijstellingsbesluit: het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011, betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor openbare dienst, verleend aan bepaalde, met beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU C9380)), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • k.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB EU L 352 van 24.12. 2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • l.

    dochtermaatschappij; een maatschappij is een dochtermaatschappij van een andere rechtspersoon, als die andere rechtspersoon (de moeder) meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering kan uitoefenen, of als de moeder meer dan de helft van de bestuurders of commissarissen kan benoemen of ontslaan;

  • m.

    fysieke gebouwgebonden activiteiten: activiteiten die op of aan een gebouw of op de bijbehorende gronden worden uitgevoerd;

  • n.

    gebied: Een door denkbeeldige lijnen begrensd deel van grondgebied van de gemeente Amsterdam;

  • o.

    goedkeuringsverplichting: De huurrechtelijke verplichtingen van de verhuurder op grond van artikel 7:220, derde lid, BW;

  • p.

    groen gas: voor inpandige verbranding bedoeld gas dat niet gewonnen of opgewekt is uit fossiele brandstoffen, tenzij de bij die winning of opwek vrijkomende koolstofdioxide en koolstofmonooxide duurzaam opgeslagen zijn;

  • q.

    individuele installatie: een installatie die een enkel verblijfsobject binnen één pand met meerdere woningen of meerdere aan elkaar verbonden panden met meerdere woningen voorziet van ruimtewarming of warm tapwater;

  • r.

    kleinschalige transformatie: het realiseren van maximaal 25 woningen in een gebouw dat eerst geen woning was;

  • s.

    maatschappelijk vastgoed: een verblijfsobject met een publieke functie op het gebied van onderwijs, sport, cultuur, welzijn, religie, maatschappelijke opvang of zorg.

  • t.

    kookvoorziening: een toestel waarop een pan geplaatst kan worden om via verwarming van de pan de inhoud van de pan op te warmen, te koken of te bakken zoals een kookplaat, comfort of fornuis;

  • u.

    netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 2 van de Gaswet door de minister is aangewezen is om een wettelijke taak omtrent de gasdistributie uit te voeren;

  • v.

    nieuwbouw; een bouwwerk waarvoor nog geen melding of kennisgeving van de gereedkoming van bouw, zoals genoemd in artikel 7, lid g van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen en vereist volgens artikel 1.25, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 is gedaan;

  • w.

    Organisatie met publieke functie: een rechtspersoon zonder winstoogmerk, statutair gericht op een maatschappelijk belang met een publieke functie op het gebied van sport, cultuur, welzijn, religie, maatschappelijke opvang, zorg of onderwijs;

  • x.

    onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening, uitgezonderd woningcorporaties;

  • y.

    pand met meerdere woningen: meerdere verblijfsobjecten bestemd voor bewoning binnen hetzelfde gebouw;

  • z.

    ruimteverwarmingsinstallatie: technisch bouwsysteem waarin warmte wordt opgewekt, gedistribueerd of afgegeven of een combinatie daarvan, zoals bedoeld in de omschrijving van een verwarmingssysteem in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012;

  • aa

    schoolgebouw: gebouw van een school voor basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs, zoals bedoeld in artikel 1.1, onderdeel cc van de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2020 of een nevenvestiging of een dislocatie daarvan gelegen op het grondgebied van de gemeente Amsterdam;

  • bb

    stadswarmtenet: het primair en secundair warmtenet Vattenfall Amsterdam Zuid Oost en Almere en het primair en secundair warmtenet Vattenfall West Noord, zoals deze opgenomen zijn in de gecontroleerd verklaringen van de het College van Gelijkwaardigheid Energieprestaties van het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheidsverklaringen met respectievelijke verklaringscodes 2019-1436GG-TP-UW en 20201669GK, inclusief de uitbreidingen van deze warmtenetten sinds die beoordelingen;

  • cc

    tapwaterinstallatie: technisch bouwsysteem waarin warmtapwater wordt opgewekt, gedistribueerd of afgegeven of een combinatie daarvan, zoals bedoeld in de omschrijving van een warmtapwatersysteem in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012;

  • dd

    verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is, zoals bedoeld in artikel 1, lid m van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

  • ee

    woning: een adresseerbaar object dat in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen geregistreerd is met het gebruiksdoel woonfunctie

  • ff

    woningcorporatie: Toegelaten instellingen zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

  • gg

    woonboot: een woonboot met een ligplaatsvergunning, zoals bedoeld in Hoofdstuk 2, paragraaf 3, van de Verordening op het binnenwater 2010 of een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Artikel 1.2 Toepasselijkheid ASA 2023

De ASA 2023 is van toepassing op hoofdstukken 1 tot 4 van deze subsidieregeling, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk van wordt afgeweken.

Artikel 1.3 Doel van de regeling in hoofdstukken 1 tot 4

De hoofdstukken 1 tot 4 van deze subsidieregeling hebben tot doel het gebiedsgericht terugdringen van het gebruik van aardgas van bestaande gebouwen door stimulering van de transitie naar een aardgasvrij en klimaatneutraal Amsterdam.

Artikel 1.4 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

Voor zover een woningcorporatie activiteiten uitvoert die op grond van hoofdstukken 1 tot 4 van deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, betreffen het Diensten van Algemeen Economisch belang als bedoeld in artikel 47 van de Woningwet. Het betreft een additionele, specifieke vergoeding in aanvulling op de compensatie die is genoemd in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Artikel 1.4a De aanvrager

De subsidie in hoofdstukken 1 tot 4 kan door eenieder worden aangevraagd, behoudens in gevallen waarin het college in één van die hoofdstukken anders heeft bepaald.

Artikel 1.4b Volgorde van behandeling aanvragen

Subsidieaanvragen voor subsidie op grond van hoofdstukken 1 tot 4 worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan. Als tijdstip van indiening geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.

Artikel 1.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In hoofstukken 1 tot 4 worden de gemaakte kosten voor de uitvoering subsidiabele activiteiten, met uitzondering van de in het tweede lid genoemde kosten, aangemerkt als subsidiabele kosten.

  • 2. In hoofdstukken 1 tot 4 worden de volgende kosten niet aangemerkt als subsidiabele kosten:

    • a.

      de kosten voor zelf verrichte arbeid, indien de activiteiten door de aanvrager zelf worden uitgevoerd;

    • b.

      de kosten voor isolatievoorzieningen;

    • c.

      de kosten voor zonnepanelen;

    • d.

      de kosten voor biomassaverbrandingsketels, hout- of pelletkachels;

    • e.

      de kosten voor installaties of fornuizen op fossiele brandstoffen als kolen, olie, butaangas of andere brandstoffen die bij verbranding meer fijnstof produceren dan aardgas;

    • f.

      de kosten voor pannen en ander keukengerei;

    • g.

      de kosten voor activiteiten die gericht zijn op het voldoen aan wettelijke verplichtingen;

    • h.

      de kosten voor elektrische CV-ketels, elektrische doorstroomverwarmers en andere vormen van elektrische weerstandsverwarming met uitzondering van warmtepompen, infraroodpanelen en boilers met een buffervat van tenminste 10 liter;

    • i.

      de kosten waarvoor de factuurdatum langer dan 12 maanden vóór de subsidieaanvraagdatum ligt.

Artikel 1.6 Maximering en stapeling

  • 1. Subsidie op grond van hoofdstukken 1 tot 4 is niet hoger dan de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten voor het realiseren van de subsidiabele activiteiten verminderd met andere voor de subsidiabele activiteiten verleende of vastgestelde subsidies.

  • 2. Indien aannemelijk is dat een andere verleende subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid, lager vastgesteld zal worden brengt het college het verwachte lagere bedrag in mindering in de plaats van het verleende bedrag.

Artikel 1.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens 

  • 1. In aanvulling op artikel 6 van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag, in het kader van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling de volgende gegevens en stukken overgelegd:

    • a.

      offertes voor uitvoering van de subsidiabele activiteiten, waarop het deel van de kosten die subsidiabel zijn voldoende duidelijk uitgesplitst en aangemerkt zijn;

    • b.

      een overzicht van eventuele andere aangevraagde of verleende subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten;

    • c.

      indien het een subsidieaanvraag voor activiteiten met betrekking tot collectieve installaties betreft:

      • i.

        een overzicht van de aan de collectieve installatie verbonden verblijfsobjecten;

      • ii.

        een overzicht van de aanwezigheid van gasaansluitingen in de verblijfsobjecten;

      • iii.

        een overzicht waaruit blijkt welk van de verschillende eigenaren en huurders de intentie heeft om de individuele woning gebonden gasaansluiting, zoals bedoeld onder ii, binnen 1 jaar af te sluiten; en

      • iv.

        bewijs dat de aanvrager bevoegd is de aanvraag te doen;

    • d.

      voor de ondernemers en ondernemingen, niet zijnde de woningcorporatie, een volledig ingevulde verklaring de-minimissteun; en

    • e.

      voor verhuurders, bewijs dat er voldaan is aan geldende goedkeuringsverplichtingen.

  • 2. Indien de aanvrager niet de eigenaar is van het vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft worden bij een subsidieaanvraag in het kader van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling tevens de volgende gegevens en stukken overlegd:

    • a.

      een schriftelijk bewijs van instemming van eigenaar dat de bedoelde aanvrager de binnen deze regeling als subsidiabel aangemerkte activiteiten in het betreffende gebouw mag gaan uitvoeren of een vonnis van de kantonrechter dat de verhuurder op grond van artikel 7:243BW of artikel 7:215BW medewerking met de voorgestelde activiteiten oplegt; en

    • b.

      een huur-, gebruiks- of uitvoeringsovereenkomst die betrekking heeft op het vastgoed waar de subsidiabele activiteit plaatsvindt, waaruit blijkt dat de aanvrager belang heeft bij de uit te voeren activiteiten.

  • 3. Indien de subsidiabele activiteiten reeds zijn uitgevoerd op het moment van de subsidieaanvraag worden in het kader van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling tevens de in artikel 1.10 genoemde bij subsidievaststelling vereiste gegevens en stukken overgelegd en blijft het overleggen van de volgende stukken achterwege:

    • a.

      een begroting inclusief een dekkingsplan van de kosten, zoals bedoeld in artikel 6, onderdeel b van de ASA 2023;

    • b.

      offertes voor uitvoering van de subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in het eerste lid, onderdeel a; en

    • c.

      de gegevens en stukken die op grond van het eerste lid, onderdeel c voor collectieve installaties moeten worden overlegd.

Artikel 1.8 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 8, eerste lid van de ASA 2023 weigert het college een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten in hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling, indien de aanvrager niet eigenaar is van het verblijfsobject en er gegronde reden is om aan te nemen de eigenaar geen toestemming heeft gegeven voor uitvoering van de subsidiabele activiteiten en er geen vonnis van de kantonrechter is dat de verhuurder op grond van artikel 7:243BW of artikel 7:215BW medewerking met de subsidiabele activiteiten oplegt.

  • 2. In aanvulling op artikel 8, tweede lid van de ASA 2023 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten in hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling als:

    • a.

      De kosten voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor een subsidieaanvraag wordt gedaan naar het oordeel van het college niet in redelijke verhouding staan tot het beoogde resultaat;

    • b.

      Gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de eigenaar van het vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft zich aan verplichtingen en voorwaarden van deze regeling onttrekt door dochtermaatschappijen, Verenigingen van Eigenaren, huurders of gebruikers te stimuleren om in zijn plaats de subsidie aan te vragen;

    • c.

      De activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet bijdragen aan de realisatie van het doel van de regeling;

    • d.

      Met betrekking tot het onderhavige vastgoed al eerder subsidie is verleend door middel van een incidentele subsidie of op basis één van de volgende subsidieregelingen:

      • i.

        Subsidieregeling Nul op de meter

      • ii.

        Subsidieregeling Amsterdam aardgasloos

      • iii.

        Subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij

      • iv.

        Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam

      • v.

        Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen

    • e.

      de ondernemer, niet zijnde de woningcorporatie, niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet;

    • f.

      een aanvrager voor dezelfde activiteit gelijktijdig subsidie aanvraagt op grond van subsidiabele activiteiten uit twee of meer hoofdstukken van deze regeling waarvan het hoofdstuknummer met 2 of 3 begint;

    • g.

      De om te zetten, verwijderen of vervangen ruimteverwarmings- of warmtapwaterinstallatie in de energievraag voorziet doormiddel van onttrekking van warmte aan het stadswarmtenet;

    • h.

      er een functionerende collectieve ruimte- en/of tapwaterverwarmingsinstallatie bestaat in een pand met meerdere adressen;

    • i.

      de subsidiabele activiteit meer dan 12 maanden voor indiening van de subsidieaanvraag is uitgevoerd.

Artikel 1.9 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikelen 9 en 10 van de ASA 2023, zijn aan de subsidie in het kader van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    De activiteiten dienen binnen één jaar na verleningsbeschikking volledig te zijn uitgevoerd, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een passende verklaring, binnen de gestelde termijn ontvangt.

  • b.

    De subsidieontvanger zal de afsluiting van de gasaansluiting niet ongedaan maken, tenzij dat een voorwaarde was voor het verkrijgen van toestemming voor verwijdering op grond van artikel 7:215BW.

  • c.

    Een door de gemeente aangestelde inspecteur wordt op verzoek van die inspecteur in de gelegenheid gesteld de uitgevoerde werkzaamheden ter plaatse te inspecteren.

  • d.

    voor zover vereist, het verkrijgen van de vergunningen voor de subsidiabele activiteiten.

  • e.

    De woningcorporatie administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het DAEB-vrijstellingsbesluit, die zijn verbonden met de activiteiten bedoeld in artikel 5, op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie.

  • f.

    In geval van gehuurd vastgoed, dient de verhuurder te borgen dat het voor huurders niet mogelijk is om de woning in de toekomst van aardgas te voorzien.

Artikel 1.10 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

  • 1. In aanvulling op artikel 16 van de ASA 2023 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling in het kader van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling:

    • a.

      De betaalde facturen voor de activiteiten, waarop het deel van de kosten die subsidiabel zijn voldoende duidelijk uitgesplitst en aangemerkt zijn; inclusief betaalbewijzen;

    • b.

      een overzicht van eventuele andere verleende of vastgestelde subsidies en subsidiebedragen voor dezelfde subsidiabele activiteiten, inclusief kopieën van de genoemde verlenings- en vaststellingsbeschikkingen en indien een lagere vaststelling van een andere verleende subsidie wordt verwacht een onderbouwing van die verwachting;

    • c.

      indien er vaststelling wordt gevraagd voor activiteiten met betrekking tot collectieve installaties: een overzicht inclusief bewijzen, waaruit blijkt welk van de verschillende eigenaren en huurders de aanwezige individuele woning gebonden gasaansluiting heeft afgesloten.

  • 2. Het financieel verslag, dan wel de jaarrekening, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b van de ASA2023, dat onderdeel uitmaakt van een aanvraag tot subsidievaststelling op grond van hoofdstukken 1 tot 4 bevat voor aanvragen door woningcorporaties in ieder geval een overzicht waaruit blijkt welke kosten aan de subsidiabele activiteiten zijn verbonden, dat inzicht verschaft in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering;

Artikel 1.11 Directe vaststelling

  • 1. Subsidies op basis van hoofdstukken 1 tot 4 worden niet direct vastgesteld, tenzij de subsidiabele activiteiten al uitgevoerd zijn.

  • 2. Artikel 16, eerste lid van de ASA 2023 is van overeenkomstige toepassing op subsidies kleiner of gelijk aan € 20.000 die op grond van hoofdstuk 1 tot 4 van deze regeling zijn verleend.

  • 3. Artikel 17, tweede en derde lid van de ASA 2023 zijn van overeenkomstige toepassing op subsidies kleiner of gelijk aan € 20.000 die op grond van hoofdstuk 1 tot 4 van deze regeling zijn verleend.

Hoofdstuk 2 Stadsbrede subsidie

Artikel 2.1 Gebiedsbepaling

Het gebied waarbinnen subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk, zoals bedoeld in artikel 2.3, plaats dienen te vinden is gelijk aan de gemeentegrenzen van Amsterdam met uitzondering van gebieden die zijn aangewezen in hoofdstukken waarvan het nummer met een 3 begint.

Artikel 2.2 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor de in artikel 2.3, onder a, b en c genoemde activiteiten voor het tijdvak lopende van 31 december 2019 tot en met 31 december 2022 is vastgesteld op €3.000.000,-.

  • 2. Het subsidieplafond voor de in artikel 2.3, onder d, e en f genoemde activiteiten voor het tijdvak lopende van 31 december 2019 tot en met 31 december 2022 is vastgesteld op €500.000,-.

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het, binnen het in artikel 2.1 bepaalde gebied, uitvoeren van de volgende fysieke gebouwgebonden activiteiten:

  • a.

    In een bestaande woning of bestaand pand met meerdere woningen, welke daardoor aardgasvrij wordt:

    • i.

      De gasgestookte ruimteverwarmingsinstallatie omzetten naar een aardgasvrije ruimteverwarmingsinstallatie;

    • ii.

      De gasgestookte tapwaterinstallatie omzetten naar een aardgasvrije tapwaterinstallatie;

    • iii.

      De gasgestookte kookvoorziening omzetten naar aardgasvrije kookvoorziening;

    • iv.

      Het laten afsluiten van het aardgasnet.

  • b.

    Bij een kleinschalige transformatie, waardoor de bij de transformatie gerealiseerde woningen aardgasvrij worden:

    • i.

      Realiseren van een aardgasvrije ruimteverwarmingsinstallatie;

    • ii.

      Realiseren van een aardgasvrije tapwaterinstallatie;

    • iii.

      Realiseren van een aardgasvrije kookvoorziening.

  • c.

    In een pand met meerdere woningen, welke daardoor ten dele aardgasvrij wordt:

    • i.

      Een collectieve gasgestookte ruimteverwarmingsinstallatie omzetten naar een aardgasvrije;

    • ii.

      Een collectieve gasgestookte tapwaterinstallatie omzetten naar een aardgasvrije;

    • iii.

      Het laten afsluiten van een collectieve aansluiting aan het aardgasnet.

  • d.

    In bestaand maatschappelijk vastgoed, welke daardoor aardgasvrij wordt, de gasgestookte ruimte- en/of tapwaterverwarmingsinstallatie omzetten naar een aardgasvrije ruimte- en/of tapwaterverwarmingsinstallatie en/of het door de netbeheerder laten verwijderen van de aardgasaansluiting.

  • e.

    In een bestaande bedrijfsruimte, welke daardoor aardgasvrij wordt, de gasgestookte ruimte- en/of tapwaterverwarmingsinstallatie omzetten naar een aardgasvrije ruimte- en/of tapwaterverwarmingsinstallatie en/of het door de netbeheerder laten verwijderen van de aardgasaansluiting.

  • f.

    In een bestaande bedrijfsruimte of bestaand maatschappelijk vastgoed, welke daardoor aardgasvrij wordt, omzetten van aardgasverbruikende bedrijfsmiddelen naar bedrijfsmiddelen die dezelfde functie vervullen zonder aardgas te verbruiken.

Artikel 2.4 Hoofdstuk specifieke subsidiabele kosten

In afwijking op het bepaalde in artikel 1.5, eerste lid wordt voor activiteiten aan bedrijfsmiddelen, zoals genoemd in artikel 2.3, onderdeel f, het verschil tussen de investeringskosten voor een vervangend aardgas verbruikend bedrijfsmiddel dat de functie van het bestaande bedrijfsmiddel kan vervullen en het duurdere bedrijfsmiddel dat die functie vervult zonder aardgas te verbruiken aangemerkt als subsidiabele kosten. De in de onderdelen van artikel 1.5, tweede lid opgesomde kosten worden niet aangemerkt als subsidiabele kosten.

Artikel 2.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdeel a, geldt dat de subsidie bedraagt de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, maar niet hoger is dan de volgende maxima:

    • a.

      €. 2000,- voor omzetting van de ruimteverwarmingsinstallatie, zoals bedoeld in subonderdeel i;

    • b.

      €. 500,- voor omzetting van de tapwaterinstallatie, zoals bedoeld in subonderdeel ii;

    • c.

      €. 500,- voor omzetting van de kookvoorziening, zoals bedoeld in subonderdeel iii;

    • d.

      de door de netbeheerder in rekening gebrachte kosten tot € 1000,- voor afsluiting van het aardgas, zoals bedoeld subonderdeel iv;

  • 2. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdeel b, geldt dat de subsidie bedraagt de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, maar niet hoger is dan de volgende maxima:

    • a.

      €. 2000,- voor realisatie van de ruimteverwarmingsinstallatie, zoals bedoeld in subonderdeel i;

    • b.

      €. 500,- voor realisatie van de tapwaterinstallatie, zoals bedoeld in subonderdeel ii;

    • c.

      €. 500,- voor realisatie van de kookvoorziening, zoals bedoeld in subonderdeel iii;

    • d.

      de door de netbeheerder in rekening gebrachte kosten tot € 1000,- voor afsluiting van het aardgas, zoals bedoeld subonderdeel iv;

  • 3. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdeel c, geldt dat:

    • a.

      Voor activiteiten in subonderdeel i de subsidie bedraagt de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, vermenigvuldigd met het aantal aardgasvrije woningen in het pand met meerdere woningen na het uitvoeren van de activiteiten, gedeeld door het aantal woningen in het pand met meerdere woningen dat vóór het uitvoeren van de activiteiten gebruik maakt van de gasgestookte verwarmingsinstallatie, met een maximum van €2000,- per aardgasvrije woning;

    • b.

      Voor activiteiten in x de subsidie bedraagt de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, vermenigvuldigd met het aantal aardgasvrije woningen in het pand met meerdere woningen na het uitvoeren van de activiteiten, gedeeld door het aantal woningen in het pand met meerdere woningen dat vóór het uitvoeren van de activiteiten gebruik maakt van de gasgestookte tapwaterinstallatie met een maximum van €500,- per aardgasvrije woning;

    • c.

      Voor activiteiten in subonderdeel iii de subsidie alle door de netbeheerder in rekening gebrachte kosten voor de afsluiting bedraagt.

  • 4. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdeel d, bedraagt de subsidie 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, eerste en derde lid, waarbij het laagste van de volgende subsidiebedragen geldt:

    • a.

      € 3,- per jaarlijks bespaarde kubieke meter aardgas; en

    • b.

      € 60.000,- per verblijfsobject.

  • 5. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdeel e, bedraagt de subsidie 25% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, eerste en derde lid, waarbij het laagste van de volgende subsidiebedragen geldt:

    • a.

      € 3,- per jaarlijks bespaarde kubieke meter aardgas; en

    • b.

      € 30.000,- per verblijfsobject.

  • 6. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdeel f, bedraagt de subsidie 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 2.4, waarbij een maximum van €1000,- per verblijfsobject geldt.

Artikel 2.6 De aanvrager

  • 1. Subsidie voor activiteiten genoemd in artikel 2.3, onderdelen a en b kan door een ieder die in Amsterdam minder dan 20 verblijfsobjecten bezit worden aangevraagd.

  • 2. Subsidie voor activiteiten genoemd in artikel 2.3, onderdeel c, kan uitsluitend worden aangevraagd door de volgende personen:

    • a.

      eigenaar van het verblijfsobject, voor zover deze in Amsterdam minder dan 20 verblijfsobjecten bezit; en

    • b.

      verenigingen van Eigenaren, een coöperatieve flatvereniging en een ander rechtspersoon met leden waarbij de leden binnen een gebouw van die rechtspersoon gebruik maken van een verblijfsobject.

  • 3. Subsidie voor activiteiten genoemd in artikel 2.3, onderdelen d, e en f, kan uitsluitend worden aangevraagd door de volgende personen:

    • a.

      eigenaar van het verblijfsobject, voor zover deze in Amsterdam minder dan 20 verblijfsobjecten bezit; en

    • b.

      verenigingen van Eigenaren en een ander rechtspersoon met leden waarbij de leden binnen een gebouw van die rechtspersoon gebruik maken van een verblijfsobject.

Artikel 2.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op artikel 1.7 wordt bij een subsidieaanvraag ten behoeve van het aardgasvrij maken van maatschappelijk vastgoed of een bedrijfsruimte, zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdelen d en e, de energierekening van het afgelopen jaar of het jaar daarvoor, voor een periode van maximaal één jaar.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.7 wordt bij een subsidieaanvraag ten behoeve van aardgasvrije bedrijfsmiddelen, zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdeel f, een met een recente offerte of unieke productomschrijving onderbouwde raming van de investeringskosten voor een aardgasverbruikend bedrijfsmiddel, dat de functie van het bestaande te vervangen bedrijfsmiddel kan vervullen.

Artikel 2.8 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op de in artikel 1.8 genoemde weigeringsgronden weigert het college subsidie voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdeel e te verlenen indien er voor dezelfde activiteiten ook subsidie aangevraagd is op grond van artikel 2.3, onderdeel d en het college voornemens is de subsidie op grond van artikel 2.3, onderdeel d te verlenen.

  • 2. In aanvulling op de in artikel 1.8 genoemde weigeringsgronden kan het college subsidie voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdeel f geheel of gedeeltelijk weigeren te verlenen als de raming van de investeringskosten voor een aardgasverbruikend bedrijfsmiddel niet in redelijke verhouding staat tot de investeringskosten voor het vervangende aardgasvrij bedrijfsmiddel als gevolg van:

    • i.

      het niet meerekenen van alle relevante kosten;

    • ii.

      het selecteren van een aardgasverbruikend bedrijfsmiddel dat aanmerkelijk minder functioneel is dan het vervangende aardgasvrije bedrijfsmiddel; of

    • iii.

      een nadelig verschil in de technische levensduur tussen het aardgasverbruikend en aardgasvrije bedrijfsmiddel.

Artikel 2.9 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

[vervallen]

Hoofdstuk 3 Warm Amsterdam

Artikel 3.1 Gebiedsbepaling

  • 1. De subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 3.3 vinden plaats in de volgende deelgebieden, zoals omschreven in bijlage I:

    • a.

      Tranche A, bestaande uit:

      • i.

        Buurt 5 Zuid (Confuciusbuurt);

      • ii.

        Hakfoort-Huigenbos;

      • iii.

        K-buurt midden; en

      • iv.

        Wildemanbuurt;

  • 2. [vervallen]

Artikel 3.2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor de in artikel 3.3 genoemde activiteiten is gedurende de periode tussen 25 mei 2022 en 31 december 2026 vastgesteld op € 12.000.000.

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het in het in artikel 3.1 bepaalde gebied uitvoeren van de volgende fysieke gebouwgebonden activiteiten:

  • a.

    in een bestaande woning, welke daardoor aardgasvrij wordt:

    • i.

      omzetten van de aardgasgestookte ruimteverwarmingsinstallatie naar een installatie die in de warmtevraag voorziet door middel van onttrekking van warmte aan het stadswarmtenet; en/of

    • ii.

      omzetten van de aardgasgestookte tapwaterinstallatie naar een installatie die in haar warmtevraag voorziet door middel van onttrekking van warmte aan het stadswarmtenet; en/of

    • iii.

      omzetten van de aardgasgestookte kookvoorziening naar een aardgasvrije kookvoorziening;

  • b.

    in een pand met meerdere woningen, welke daardoor ten dele aardgasvrij wordt:

    • i.

      omzetten van een collectieve gasgestookte ruimteverwarmingsinstallatie naar een installatie die in de warmtevraag voorziet door middel van onttrekking van warmte aan het stadswarmtenet; en/of

    • ii.

      omzetten van een collectieve gasgestookte tapwaterinstallatie naar een installatie die in de warmtevraag voorziet door middel van onttrekking van warmte aan het stadswarmtenet;

Artikel 3.3a Opt-out

Tot 31 december 2025 kan het college bij subsidieaanvragen op grond van dit hoofdstuk, zolang het verblijfsobject daardoor wel aardgasvrij wordt, ook subsidie verlenen als de vervangende ruimteverwarmingsinstallatie of tapwaterinstallatie, zoals bedoeld in artikel 3.3, onderdelen a en b, subonderdelen i en ii, in de warmtevraag voorziet op een andere manier dan onttrekking van warmte aan het stadswarmtenet. Het plaatsen van elektrische CV-ketels, elektrische doorstroomverwarmers en andere vormen van elektrische weerstandsverwarming, niet zijnde warmtepompen, infraroodpanelen of boilers met een buffervat van tenminste 10 liter, is uitgesloten van subsidie op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 3.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor de in artikel 3.1, eerste lid omschreven deelgebieden gelden de volgende deelgebied specifieke maximale subsidiebedragen per aardgasvrije woning:

    • a.

      €4.300,- binnen het deelgebied Tranche A, zoals bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a;

  • 2. Voor de volgende activiteiten uit artikel 3.3, onderdeel a gelden de volgende voor die activiteit specifieke subsidiebedragen:

    • a.

      voor activiteiten omschreven in subonderdeel i geldt dat deze gelijk is aan het voor het deelgebied waarin de activiteit plaatsvindt geldende specifieke maximale subsidiebedrag per aardgasvrij woning, zoals bepaald in het eerste lid;

    • b.

      voor activiteiten omschreven in subonderdeel ii bedraagt de hoogte van de subsidiabele kosten, daarbij geldt een maximum van € 1.000,- per aardgasvrije woning;

    • c.

      voor activiteiten omschreven in subonderdeel iii bedraagt de hoogte van de subsidiabele kosten, daarbij geldt een maximum van € 500,- per aardgasvrije woning.

  • 3. Voor de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.3, onderdeel b geldt dat:

    • a.

      de subsidie voor activiteiten onder i gelijk is aan het voor het deelgebied waarin de activiteit plaatsvindt geldende specifieke maximale subsidiebedrag per aardgasvrij woning, zoals bepaald in het eerste lid;

    • b.

      voor activiteiten onder ii bedraagt de subsidie de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, vermenigvuldigd met het aantal aardgasvrije woningen in het pand met meerdere woningen na het uitvoeren van de activiteiten, gedeeld door het aantal woningen in het pand met meerdere woningen dat vóór het uitvoeren van de activiteiten gebruik maakt van de gasgestookte tapwaterinstallatie, daarbij geldt een maximum van € 1.000,- per aardgasvrije woning.

  • 4. Activiteit specifieke maximale subsidiebedragen, zoals bedoeld in het tweede en derde lid, leiden in geen geval tot een subsidie per woning die hoger is dan het deelgebied specifieke subsidiebedrag per woning, zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.5 De aanvrager

De subsidie op grond van dit hoofdstuk is uitsluitend aan te vragen door:

  • a.

    eigenaren; en

  • b.

    verenigingen van eigenaren en andere rechtspersonen met leden waarbij het gebouw in eigendom van die rechtspersoon is en de leden een exclusief en verhandelbaar recht hebben tot bewoning van woningen in dat gebouw, zoals coöperatieve flatverenigingen.

Artikel 3.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

[vervallen]

Artikel 3.8 Weigeringsgronden

[vervallen]

Artikel 3.9 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

[vervallen]

Hoofdstuk 3a Techniekneutraal gebied

Artikel 3a.1 Gebiedsbepaling

  • 1. Het gebied waarbinnen de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk, zoals bedoeld in artikel 3a.3, plaats dienen te vinden bestaat uit de volgende in bijlage III omschreven deelgebieden:

    • a.

      Bernard Loderbuurt;

    • b.

      Reimerswaalbuurt;

    • c.

      Banne Noord;

    • d.

      Molenwijk;

    • e.

      Gentiaanbuurt;

    • f.

      Wildemanbuurt.

  • 2. [vervallen]

Artikel 3a.2 Subsidieplafonds

Voor de deelgebieden zoals opgesomd in de onderdelen van artikel 3a.1, gelden de volgende subsidieplafonds voor subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3a.3, die plaatsvinden aan vastgoed dat is gelegen in die deelgebieden:

  • a.

    Bernard Loderbuurt € 1.450.000 tussen 2 juni 2020 tot en met 31 december 2025;

  • b.

    Reimerswaalbuurt € 2.077.000 tussen 2 juni 2020 tot en met 31 december 2025;

  • c.

    Banne Noord € 790.000 tussen 18 december 2021 en 31 december 2025;

  • d.

    Molenwijk € 3.600.000 tussen 25 februari 2022 en 31 december 2026;

  • e.

    Gentiaanbuurt € 1.731.000 tussen 1 maart 2022 en 31 december 2026;

  • f.

    Wildemanbuurt €2.823.000 tussen 31 december 2019 en 31 december 2024.

Artikel 3a.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het binnen één van de in de onderdelen van artikel 3a.1, eerste lid bepaalde deelgebieden, uitvoeren van de volgende fysieke gebouwgebonden activiteiten:

  • a.

    in een bestaande woning, welke daardoor aardgasvrij wordt:

    • i.

      omzetten van de aardgasgestookte ruimteverwarmingsinstallatie naar een aardgasvrije; en/of

    • ii.

      omzetten van de aardgasgestookte tapwaterinstallatie naar een aardgasvrije; en/of

    • iii.

      omzetten van de aardgasgestookte kookvoorziening naar een aardgasvrije kookvoorziening; en/of

    • iv.

      verwijderen van de gasaansluiting door de netbeheerder.

  • b.

    in een bestaand pand met meerdere woningen, welke daardoor ten dele aardgasvrij wordt:

    • i.

      omzetten van een collectieve aardgasgestookte ruimteverwarmingsinstallatie naar een aardgasvrije collectieve installatie; en/of

    • ii.

      omzetten van de aardgasgestookte tapwaterinstallatie naar een aardgasvrije; en/of

    • iii.

      verwijderen van de collectieve gasaansluiting door de netbeheerder.

Artikel 3a.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3a.3, onderdeel a, subonderdelen i en ii aan een woning komt 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, in aanmerking voor subsidie, daarbij gelden voor de combinatie van deze activiteiten of voor één activiteit afzonderlijk, afhankelijk van het deelgebied waarin die woning is gelegen, de volgende maximum subsidiebedragen per aardgasvrije woning:

    • a.

      Bernard Loderbuurt € 4500,-;

    • b.

      Reimerswaalbuurt € 4500,-;

    • c.

      Banne Noord € 3750,-;

    • d.

      Molenwijk € 4500,-;

    • e.

      Gentiaanbuurt € 4500,-;

    • f.

      Wildemanbuurt € 3000,-.

  • 2. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3a.3, onderdeel a, subonderdeel iii aan een woning komt 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, in aanmerking voor subsidie, daarbij geldt een maximum subsidiebedrag van €500,- per woning.

  • 3. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3a.3, onderdeel a, subonderdeel iv en onderdeel b, subonderdeel iii geldt dat de hoogte van de subsidie gelijk is aan de kosten die door de netbeheerder in rekening worden gebracht voor het verwijderen van de gasaansluiting, maar in ieder geval niet hoger is dan € 1000,- per aansluiting.

  • 4. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3a.3, onderdeel b, geldt dat:

    • a.

      voor activiteiten in subonderdeel i de subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, vermenigvuldigd met het aantal aardgasvrije woningen in het pand met meerdere woningen na het uitvoeren van de activiteiten, gedeeld door het aantal woningen in het pand met meerdere woningen dat vóór het uitvoeren van de activiteiten gebruik maakt van de gasgestookte verwarmingsinstallatie, met een maximum per aardgasvrije woning dat € 500,- lager is dan voor woningen in hetzelfde gebied geldt op grond van artikel 3a.5, eerste lid.

    • b.

      voor activiteiten in subonderdeel ii de subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, vermenigvuldigd met het aantal aardgasvrije woningen in het pand met meerdere woningen na het uitvoeren van de activiteiten, gedeeld door het aantal woningen in het pand met meerdere woningen dat vóór uitvoeren van de activiteiten gebruik maakt van de gasgestookte verwarmingsinstallatie, met een maximum van € 500,- per aardgasvrije woning.

Artikel 3a.4 Deelgebied specifieke bepalingen over subsidiabele kosten

  • 1. In aanvulling op de in artikel 1.5, eerste lid omschreven kosten, worden kosten aan woningen in het deelgebied Gentiaanbuurt, zoals omschreven bijlage II, onderdeel e, die aan alle van de volgende criteria voldoen aangemerkt als subsidiabele kosten:

    • a.

      gemaakt na 31 juni 2021 en gemaakt voor de aanvraagdatum van de subsidie;

    • b.

      gemaakt door de aanvrager van de subsidie;

    • c.

      de uitvoeringsdatum buiten beschouwing latende, aan te merken zijn als een onderdeel van subsidiabele kosten die gemaakt zijn om in een woning gelegen in het in artikel 3e.1, eerste lid bepaalde gebied de gasgestookte ruimteverwarmings- en tapwaterinstallatie om te zetten naar een aardgasvrije door middel van een aansluiting op het stadswarmtenet;

    • d.

      eerder dan de aanvraagdatum zijn gemaakt, omdat ze voor activiteiten zijn die om bouwtechnische of daarmee samenhangende financiële redenen in combinatie met een renovatie uitgevoerd moesten worden.

    • e.

      zijn niet in de onderdelen van artikel 1.5, tweede lid opgesomd.

  • 2. In aanvulling op de in artikel 1.5, eerste lid genoemde subsidiabele kosten worden kosten voor de uitvoering van subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3a.3, aan woningen in het deelgebied Wildemanbuurt, zoals omschreven in bijlage II, onderdeel f, in andere woningen of panden met meerdere woningen van dezelfde eigenaar aan vastgoed in datzelfde deelgebied in aanmerking voor subsidie, voor zover:

    • a.

      die andere woningen of panden met meerdere woningen ook aardgasvrij worden;

    • b.

      die kosten hoger zijn dan het maximum subsidiebedrag dat op grond van dit hoofdstuk voor die activiteit geldt.

Artikel 3a.6 Deelgebied specifieke bepalingen over in te dienen gegevens

In aanvulling op de in artikel 1.7 genoemde gegevens en stukken wordt bij een subsidieaanvraag waar op grond van artikel 3a.5, eerste lid subsidiabele kosten worden opgevoerd de volgende gegevens en stukken ingediend:

  • a.

    facturen voor de activiteiten waarvoor deze kosten zijn gemaakt, waarop de subsidiabele kosten voldoende duidelijk zijn uitgesplitst en aangemerkt, inclusief betaalbewijzen;

  • b.

    een schriftelijke toelichting die de volgende zaken omschrijft:

    • i.

      de activiteiten die tegen deze kosten zijn uitgevoerd;

    • ii.

      de aard en omvang van de renovatie aan de woning;

    • iii.

      bouwtechnische en daarmee samenhangende financiële redenen dat de uitvoering van de activiteiten die tot deze kosten hebben geleid in combinatie met een renovatie uitgevoerd moest worden.

Hoofdstuk 3b Lokale bronnetten

Artikel 3b.1 Gebieds- en bronbepaling

  • 1. Het gebied waarbinnen de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk, zoals bedoeld in artikel 3b.3, plaats dienen te vinden bestaat uit de volgende in bijlage IV omschreven deelgebieden:

    • a.

      Buikslotermeer Noord

  • 2. Voor de deelgebieden, zoals opgesomd in de onderdelen van het vorige lid, worden respectievelijk volgende lokale bronnetten aangewezen:

    • a.

      het lokale bronnet dat geëxploiteerd wordt door Warmtenetwerk Buikslotermeer BV en verbonden is aan de warmtewisselaar die gelegen is nabij de H.Cleyndertweg en warmte onttrekt aan de rioolpersleiding die evenwijdig aan de Nieuwe Leeuwarderweg (S116) ligt.

Artikel 3b.1a Hoofdstuk specifieke definities

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • a.

    aardgasarm: een verblijfsobject waar:

    • i.

      individuele verblijfsobjectgebonden voor ruimte- of waterverwarming bedoelde installaties geen gebruik maken van aardgas, uitgezonderd groen gas;

    • ii.

      gekookt wordt zonder fossiele brandstof op een manier die niet meer fijnstofuitstoot veroorzaakt dan aardgas;

    • iii.

      geen individuele verblijfsobjectgebonden gasaansluiting aan het door de netbeheerder beheerde aardgasnet aanwezig is; en

    • iv.

      collectieve gebouwgebonden voor ruimte- of waterverwarming bedoelde installaties behalve tijdens piek- of storingsmomenten, geen gebruik maken van aardgas, uitgezonderd groen gas.

  • b.

    aardgasarm-quotiënt: een getal tussen de 0 en 1, dat uitdrukking geeft aan het aandeel van de jaarlijkse warmtevraag van de aan een collectieve ruimte- en/of tapverwarmingsinstallatie aangesloten woningen en/of wooncomplex die als gevolg van de subsidiabele activiteiten aardgasarm worden in de gehele warmtevraag van de aan die installatie aangesloten woningen en/of wooncomplexen;

  • c.

    piek- of storingsmomenten: momenten waarop de capaciteit van het lokale bronnet en de bijbehorende installaties om warmte voor gebruik in het vastgoed af te leveren onvoldoende is om in de warmtevraag van het vastgoed te voorzien;

  • d.

    warmtevraag: de hoeveelheid energie, uitgedrukt in Joules per jaar, die nodig is om de door de gebruiker van een verblijfsobject gevraagde warmtebehoefte te voorzien;

  • e.

    wooncomplex: een verblijfsobject met meerdere onzelfstandige woonruimten.

Artikel 3b.2 Subsidieplafonds

Voor de deelgebieden, zoals opgesomd in de onderdelen van artikel 3b.1, eerste lid, gelden de volgende subsidieplafonds voor subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3b.3, die plaatsvinden aan vastgoed dat is gelegen in die deelgebieden:

  • a.

    Buikslotermeer Noord € 1.364.365,- tussen de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit SDAG Lokale bronnetten I tot en met 31 december 2027.

Artikel 3b.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het binnen één van de in de onderdelen van artikel 3b.1, eerste lid bepaalde deelgebieden, in een bestaande woning of wooncomplex uitvoeren van de volgende fysieke gebouwgebonden activiteiten, die ertoe leiden dat deze aardgasarm worden:

    • a.

      het uitbreiden of vervangen van een ruimteverwarmingsinstallatie met een installatie die door middel van onttrekking van warmte aan het lokale bronnet, zoals bedoeld in artikel 3b.1, tweede lid, afgezien van piek- of storingsmomenten in de gehele warmtevraag voor ruimteverwarming voorziet; en/of

    • b.

      het uitbreiden of vervangen van een tapwaterverwarmingsinstallatie met een installatie die door middel van onttrekking van warmte aan het lokale bronnet, zoals bedoeld in artikel 3b.1, tweede lid, afgezien van piek- of storingsmomenten in de gehele warmtevraag voor tapwater voorziet; en/of

    • c.

      omzetten van de aardgasgestookte kookvoorziening naar een aardgasvrije kookvoorziening; en/of

    • d.

      verwijderen van de gasaansluiting door de netbeheerder.

  • 2. Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het binnen één van de in de onderdelen van artikel 3b.1, eerste lid bepaalde deelgebieden, in een pand met meerdere woningen en/of meerdere wooncomplexen uitvoeren van de volgende fysieke gebouwgebonden activiteiten, die ertoe leiden dat een deel van de woningen en/of wooncomplexen in het pand aardgasarm wordt:

    • a.

      het uitbreiden of vervangen van een collectieve ruimteverwarmingsinstallatie met een installatie die door middel van onttrekking van warmte aan het lokale bronnet, zoals bedoeld in artikel 3b.1, tweede lid, afgezien van piek- of storingsmomenten in de gehele warmtevraag voor ruimteverwarming voor de aangesloten verblijfsobjecten voorziet; en/of

    • b.

      het uitbreiden of vervangen van een collectieve tapwaterverwarmingsinstallatie met een installatie die door middel van onttrekking van warmte aan het lokale bronnet, zoals bedoeld in artikel 3b.1, tweede lid, afgezien van piek- of storingsmomenten in de gehele warmtevraag voor tapwaterverwarming voor de aangesloten verblijfsobjecten voorziet; en/of

    • c.

      verwijderen van de collectieve gasaansluiting door de netbeheerder.

Artikel 3b.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3b.3, eerste lid, onderdelen a en b, aan een woning komt 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, in aanmerking voor subsidie. Daarbij gelden voor de combinatie van deze activiteiten, afhankelijk van het deelgebied waarin die woning is gelegen, de volgende maximum subsidiebedragen per aardgasvrije woning:

    • a.

      Buikslotermeer Noord € 4.500,-;

  • 2. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3b.3, eerste lid, onderdelen a en b aan een wooncomplex komt 50%, van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, in aanmerking voor subsidie. Daarbij gelden voor de combinatie van deze activiteiten, afhankelijk van het deelgebied waarin het wooncomplex is gelegen de volgende maximum subsidiebedragen per jaarlijks gebruikte kubieke meter aardgas voordat de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd:

    • a.

      Buikslotermeer Noord € 4,50;

  • 3. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3b.3, eerste lid onderdeel c, aan een woning of wooncomplex komt 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5, in aanmerking voor subsidie, daarbij geldt een maximum subsidiebedrag van €500,- per woning of wooncomplex.

  • 4. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3b.3, eerste lid, onderdeel d en tweede lid, onderdeel c geldt dat de hoogte van de subsidie gelijk is aan de kosten die door de netbeheerder in rekening worden gebracht voor het verwijderen van de gasaansluiting, maar in ieder geval niet hoger is dan € 1000,- per aansluiting.

  • 5. Voor activiteiten aan een collectieve installatie van een pand met meerdere woningen en/of wooncomplexen, zoals bedoeld in artikel 3b.3, tweede lid, onderdelen a en b geldt dat voor een combinatie van deze activiteiten de subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 1.5 vermenigvuldigd met het aardgasarm-quotiënt. Deze subsidie is niet hoger dan de som van:

    • a.

      het voor woningen in hetzelfde gebied op grond van het eerste lid bepaalde maximum per woning vermenigvuldigt met het aantal woningen dat door de activiteiten aardgasarm wordt; en

    • b.

      het voor de wooncomplexen in hetzelfde gebied op grond van tweede lid bepaalde maximum per jaarlijks gebruikte kubieke meter aardgas vermenigvuldigd met het aantal kubieke meters aardgas dat voordat de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd door de complexen die aardgasarm worden wordt gebruikt. Zowel het aardgasgebruik in die complexen als het aardgasverbruik ten behoeve van die complexen door de collectieve installatie worden meegenomen in dat aantal kubieke meters.

  • 6. Indien de activiteiten aan een ruimteverwarmingsinstallatie of tapwaterinstallatie, zoals bedoeld in artikel 3b.3, eerste lid, onderdelen a of b aan een woning of wooncomplex of een collectieve ruimteverwarmingsinstallatie of tapwaterinstallatie, zoals bedoeld in artikel 3b.3, tweede lid, onderdelen a en b niet gecombineerd worden uitgevoerd bedraagt de subsidie niet meer dan het volgende deel van het voor dat deelgebied genoemde maximum voor de combinatie van die activiteiten, zoals genoemd in het eerste en tweede lid voor respectievelijk woningen en wooncomplexen:

    • a.

      ruimteverwarmingsinstallatie twee derde deel; of

    • b.

      ruimteverwarmingsinstallatie twee derde deel; of

Artikel 3b.5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 1.7 worden bij de subsidieaanvraag voor activiteiten met betrekking tot een wooncomplex de volgende documenten en gegevens ingediend:

  • a.

    een omschrijving of tekeningen van het complex dat de volgende zaken inzichtelijk maakt:

    • i.

      hoeveel onzelfstandig woonruimtes onderdeel zijn van het wooncomplex;

    • ii.

      hoe de onzelfstandige woonruimtes worden verwarmd;

    • iii.

      hoe de onzelfstandige woonruimtes van warm water worden voorzien;

    • iv.

      hoe de onzelfstandige woonruimtes van een kookvoorzieningen worden voorzien; en

    • v.

      door middel van welke gasaansluitingen de onzelfstandige woonruimtes van gas worden voorzien.

  • b.

    de, indien noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvraag een van toelichting voorziene, energierekening of energierekeningen van het afgelopen jaar of het jaar ervoor voor het wooncomplex waar het jaarlijks gasverbruik van het wooncomplex uit blijkt .

Artikel 3b.6 Hoofdstuk specifieke aanvullende voorwaarden

In aanvulling op artikel 1.9, zijn aan de subsidie in het kader van dit hoofdstuk de volgende verplichting verbonden:

  • a.

    de aanvrager voorziet in geen van de vijf jaren na de vaststelling van de subsidie in meer dan 25% van de totale warmtevraag voor ruimteverwarming en warm tapwater van een op grond van dit hoofdstuk gesubsidieerd verblijfsobject door middel van de verbranding van aardgas in de aanwezige inpandige gasverbrandingsinstallaties, tenzij deze overschrijding in de daaropvolgende jaren wordt gecompenseerd door een lager aandeel van gasverbranding in de totale warmtevraag.

  • b.

    De aanvrager maakt schriftelijk met een brief aan het college van B&W of een email naar aardgasvrij@amsterdam.nl melding van een overschrijding van het in onderdeel a genoemde aandeel van warmte uit gasverbranding in de totale warmtevraag en beschrijft bij die melding hoe beoogd wordt deze overschrijding terug te dringen.

Hoofdstuk 5 Duurzame nieuwbouw

Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2023: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023;

  • b.

    Buiksloterham: Het plangebied van de investeringsnota Buiksloterham 2020, zoals dat gedefinieerd is in afbeelding 1.2.1 op pagina 7 van de Investeringsnota Buiksloterham 2020, zoals deze op 12 november 2020 als bijlage A in het Gemeenteblad, afdeling 3A, onder nummer 189 / 1195 is gepubliceerd.

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d.

    DAEB-vrijstellingsbesluit: het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011, betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor openbare dienst, verleend aan bepaalde, met beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU C9380)), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • e.

    energielabel: een in de officiële landelijke database, EP-online.nl, opgenomen registratie van de energieprestaties van een gebouw, zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van het besluit energieprestatie gebouwen;

  • f.

    energieneutrale woning: een woning met een, volgens NTA 8800 bepaalde, energiebehoefte van maximaal 60 kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar, een primair fossiel energieverbruik van maximaal 0 kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar, een aandeel hernieuwbare energie van minimaal 100%;

  • g.

    gebied: Een door denkbeeldige lijnen begrensd deel van grondgebied van de gemeente Amsterdam;

  • h.

    gebruiksoppervlak: Het op basis van NEN 2580 bepaalde nuttig bruikbare oppervlak van een verblijfsobject;

  • i.

    milieuprestatiegebouwwaarde: een getal dat uitdrukking geeft aan de milieukosten van een gebouw en dat berekend is volgens de Bepalingsmethode Milieuprestaties Bouwwerken, zoals deze, op basis van de EN15804/A2 en EN15978 normen, is opgesteld door de Stichting Bouwkwaliteit. Daarbij geldt dat bij het berekenen van deze waarde alleen die zonnepanelen meetellen, die op het moment van de aanvraag van de omgevingsvergunning nodig zijn om de voor vergunningverlening vereiste energieprestaties te behalen.

  • j.

    nieuwbouw: een bouwwerk of plan om een bouwwerk te realiseren waarvoor nog geen melding of kennisgeving van de gereedkomen van bouw, zoals genoemd in artikel 7, lid g van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen en vereist volgens artikel 1.25, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 is gedaan;

  • k.

    nul-op-de-meter woning: een woning met een, volgens NTA 8800 bepaalde, energiebehoefte van maximaal 60 kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar, een primair fossiel energieverbruik van maximaal -15 kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar, een aandeel hernieuwbare energie van minimaal 135%;

  • l.

    sociale huurwoning: een woning die wordt verhuurd door een in Amsterdam toegelaten woningcorporatie, waarvoor geldt dat de netto huurprijs onder de liberaliseringsgrens ligt;

  • m.

    Strandeiland: Het gehele plangebied van de grondexploitatie Inrichting 1 fase Strandeiland, zoals weergeven in de investeringsnota Inrichting 1e fase Strandeiland, vastgesteld op vaststelling raad 7 november 2019, gepubliceerd in het Gemeenteblad, afdeling 3a, onder nummer 280 / 1835;

  • n.

    verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is, zoals bedoeld in artikel 1, lid m van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

  • o.

    voedselvermalersysteem: versnijdende en vermalende apparatuur in de woning en de bijbehorende transport-, bewerkings- en opslaginstallatie, die de inzameling of het hergebruik van groente- fruit- en andere etensresten faciliteert. Het systeem voorkomt lozing, zoals bedoeld in artikel 6 en artikel 1, onderdeel c van het Besluit lozing afvalwater huishoudens;

  • p.

    woning: een adresseerbaar verblijfsobject dat in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen geregistreerd zal kunnen worden met het gebruiksdoel woonfunctie;

  • q.

    woningcorporatie: Toegelaten instellingen zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Artikel 5.2 Toepasselijkheid ASA 2023

De ASA 2023 is van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij daarvan in dit hoofdstuk uitdrukkelijk van wordt afgeweken.

Artikel 5.3 Doel van in het hoofdstuk omschreven subsidie

Het doel van dit hoofdstuk is het in specifieke gebieden stimuleren van de realisatie van duurzame sociale nieuwbouw die bijzonder gunstige eigenschappen heeft qua energiehuishouding en een bijzonder lage milieubelasting tot gevolg heeft.

Artikel 5.4 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

Voor zover een woningcorporatie activiteiten uitvoert die op grond van dit hoofdstuk voor subsidie in aanmerking komen, betreffen het Diensten van Algemeen Economisch belang als bedoeld in artikel 47 van de Woningwet. Het betreft een additionele, specifieke vergoeding in aanvulling op de compensatie die is genoemd in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Artikel 5.5 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het binnen het gebied Buiksloterham treffen van de volgende maatregelen aan een nieuwbouw sociale huurwoning:

    • a.

      de woning op een zodanige manier realiseren dat deze een milieuprestatiegebouwwaarde kleiner of gelijk aan 0,5 heeft en energieneutraal is; of

    • b.

      de woning op een zodanige manier realiseren dat deze een milieuprestatiegebouwwaarde kleiner of gelijk aan 0,5 heeft en nul-op-de meter is; en

    • c.

      in aanvulling op de in onderdeel a of b genoemde maatregelen in de woning een voedselvermalersysteem toepassen zolang deze woning gerealiseerd wordt binnen de kavels met nummers 18, 19 en 39, zoals bepaald op pagina 10 van de investeringsnota Buiksloterham 2020.

  • 2. Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het binnen het gebied Strandeiland realiseren van een nieuwbouw sociale huurwoning op een zodanige manier dat deze een milieuprestatiegebouwwaarde van kleiner of gelijk aan 0,5 heeft en nul-op-de-meter is.

Artikel 5.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoogte van de te verlenen maximale subsidie op grond van dit hoofdstuk is als volgt:

    • a.

      Voor het op een zodanige manier realiseren van een woning dat deze een milieuprestatiegebouwwaarde kleiner of gelijk aan 0,5 heeft en energieneutraal is, zoals bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, onderdeel a, geldt dat de subsidie € 76,- per vierkante meter gebruiksoppervlak van de woning bedraagt met een maximum van € 7600,- per woning;

    • b.

      Voor op een zodanige manier realiseren van woning dat deze een milieuprestatiegebouwwaarde kleiner of gelijk aan 0,5 heeft en nul-op-de-meter is, zoals bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, onderdeel b en artikel 5.5, tweede lid, geldt dat de subsidie € 103,- per vierkante meter gebruiksoppervlak van de woning bedraagt met een maximum van € 10300,- per woning;

    • c.

      Voor het toepassen van een voedselvermalersysteem, zoals bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, onderdeel c geldt dat de subsidie maximaal € 750,- per woning bedraagt;

  • 2. De hoogte van de vast te stellen subsidie op grond van dit hoofdstuk is als volgt:

    • a.

      de in het eerste lid, onder a, b en c genoemde bedragen zijn van toepassing, maar 70% van het subsidiebedrag van andere verleende of vastgestelde subsidies voor de subsidiabele activiteiten wordt in mindering gebracht op de hoogte van de subsidie. Indien aannemelijk is dat een andere verleende subsidie lager vastgesteld zal worden brengt het college het verwachte lagere bedrag voor 70% in mindering in de plaats van het verleende bedrag;

    • b.

      de subsidie is niet hoger dan de, met andere voor de subsidiabele activiteiten verleende of vastgestelde subsidies verminderde, daadwerkelijk gemaakte kosten voor het realiseren van de subsidiabele activiteiten. Indien aannemelijk is dat een andere verleende subsidie lager vastgesteld zal worden brengt het college het verwachte lagere bedrag in mindering in de plaats van het verleende bedrag.

Artikel 5.8 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor activiteiten binnen het gebied Buiksloterham, zoals bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, is vastgesteld op €7.500.000,-; en

  • 2. Het subsidieplafond voor activiteiten binnen het gebied Strandeiland, zoals bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, is vastgesteld op €6.400.000,-.

Artikel 5.8a Volgorde behandeling aanvragen

Subsidieaanvragen op grond van dit hoofdstuk worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan. Als tijdstip van indiening geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.

Artikel 5.9 De aanvrager

De subsidie in dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door woningcorporaties.

Artikel 5.10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op artikel 6, tweede lid van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag op basis van dit hoofdstuk de volgende gegevens en stukken overlegd:

    • a.

      een schriftelijke verklaring of andere documenten waaruit blijkt welke, conform NTA8800 te bepalen, energieprestaties voor de woning beoogd is, waarbij de volgende waarden expliciet benoemd worden:

      • i.

        de maximale energiebehoefte in kWh per m² per jaar;

      • ii.

        het primair fossiel energiegebruik in kWh per m² per jaar; en

      • iii.

        het aandeel (%) hernieuwbare energie;

    • b.

      een schriftelijke verklaring of andere documenten waaruit blijkt welke milieuprestatiegebouwwaarde beoogd is voor de woning;

    • c.

      indien subsidie wordt aangevraagd voor het toepassen van een voedselvermalersysteem: een schriftelijke verklaring of andere documenten waaruit blijkt dat beoogd is een voedselvermalersysteem toe passen in de woning.

  • 2. De beschrijving van activiteiten, zoals genoemd in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, aanhef en subonderdeel i bevat bij een subsidieaanvraag op basis van dit hoofdstuk in ieder geval:

    • a.

      een overzicht met een weergave van de namen en KvK-nummers van en opdrachtgeversrelaties tussen de beoogde partijen, die in opdracht van de aanvrager, de subsidiabele nieuwbouw zullen bouwen; en

    • b.

      de naam van het projectgebied en de kavelnummers waarbinnen de subsidiabele nieuwbouw gerealiseerd zal worden;

    • c.

      het aantal woningen waar de subsidiabele activiteiten in uitgevoerd zullen worden;

    • d.

      het gebruiksoppervlak van de woningen waar de subsidiabele activiteiten uitgevoerd zullen worden;

    • e.

      voor elk van woningen waar de subsidiabele activiteiten uitgevoerd zullen worden de datum waarop de start van de bouw plaatsvind of heeft plaatsgevonden.

Artikel 5.11 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 8, eerste lid van de ASA 2023 weigert het college een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk, indien:

    • a.

      de aanvraag voor subsidieverlening later dan 6 maanden na de start van de bouw van de nieuwbouw waarop de aanvraag betrekking heeft is ingediend;

    • b.

      de aanvraag voor subsidie ontvangen is na 31 december 2027;

    • c.

      er voor 10 november 2020 afspraken met de gemeente Amsterdam met betrekking tot de realisatie van gebouwen op het kavel waar de beoogde gebouwen gerealiseerd zullen worden bestonden;

  • 2. In aanvulling op artikel 8, tweede lid van de ASA 2023 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk, indien:

    • a.

      er vóór de subsidieaanvraag schriftelijk vastgelegde afspraken bestaan tussen de gemeente en derden, waaronder begrepen projectontwikkelaars, bouwers, eigenaren en erfpachtgerechtigden, allen niet zijnde de subsidieaanvrager, over het realiseren van de in artikel 5.5 gestelde vereisten aan de nieuwbouw waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b.

      de subsidieaanvraag de maximale subsidiehoogte overschrijdt;

    • c.

      de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet bijdragen aan de realisatie van het doel van dit hoofdstuk.

Artikel 5.12 Aanvullende verplichtingen subsidieverlening

Naast de verplichtingen op grond van artikelen 9 en 10 van de ASA 2023, zijn aan de subsidie op grond van dit hoofdstuk de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de start van de bouw van de gesubsidieerde nieuwbouw dient uiterlijk binnen 12 maanden na de datum van de verleningsbeschikking te zijn begonnen, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een onderbouwing, vóór het verstrijken van de voor start van de bouw gestelde termijn ontvangt.

  • b.

    de oplevering van de gesubsidieerde nieuwbouw, zoals bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit energieprestaties gebouwen, dient uiterlijk binnen 36 maanden na datum van de verleningsbeschikking te hebben plaatsgevonden, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een onderbouwing, vóór het verstrijken van de voor oplevering gestelde termijn ontvangt.

  • c.

    een door de gemeente aangestelde inspecteur wordt op verzoek van die inspecteur in de gelegenheid gesteld de uitgevoerde werkzaamheden ter plaatse te inspecteren.

  • d.

    de woningcorporatie administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het DAEB-vrijstellingsbesluit, die zijn verbonden met de activiteiten bedoeld in artikel 5, op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie.

  • e.

    het energielabel voor de gesubsidieerde nieuwbouw bevat tenminste een de berekende energiebehoefte in, kWh per m2 per jaar, het berekende primair fossiel energiegebruik in kWh per m2 per jaar en het berekende aandeel hernieuwbare energie in procenten.

  • f.

    de aanvrager administreert alle informatie met betrekking tot de daadwerkelijk toegepaste materialen die nodig is om de milieuprestatiegebouwwaarde van het gerealiseerde gebouw te kunnen bepalen.

Artikel 5.13 Verantwoording van de subsidie

  • 1. Het activiteitenverslag, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a van de ASA 2023 bevat voor subsidies op grond van dit hoofdstuk in ieder geval een overzicht waaruit voor ieder van de gesubsidieerde nieuwbouwverblijfsobjecten blijkt:

    • a.

      de postcode, het huisnummer en de huisnummertoevoeging;

    • b.

      de milieuprestatiegebouwwaarde;

    • c.

      het aantal vierkante meter gebruiksoppervlak.

  • 2. Het financieel verslag, dan wel de jaarrekening, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, dat onderdeel uitmaakt van een aanvraag tot subsidievaststelling op grond van dit hoofdstuk bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht waaruit blijkt welke kosten aan de subsidiabele activiteiten zijn verbonden, dat inzicht verschaft in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering; en

    • b.

      een overzicht van eventuele andere verleende of vastgestelde subsidies en subsidiebedragen voor dezelfde subsidiabele activiteiten en indien een lagere vaststelling van een andere verleende subsidie wordt verwacht een onderbouwing van die verwachting.

  • 3. In aanvulling op artikel 16, eerste lid van de ASA 2023 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling op grond van dit hoofdstuk, indien er subsidie is verleend voor het toepassen van een voedselvermalersysteem, kopieën van de betaalde facturen voor de realisatie van het voedselvermalersysteem waaruit voldoende blijkt in welke woningen het systeem gerealiseerd is.

  • 4. In aanvulling op artikel 16, eerste lid van de ASA 2023 kan het college gedurende de beoordeling van een aanvraag tot vaststelling van subsidie op grond van dit hoofdstuk verzoeken dat de volgende gegevens binnen twee weken worden overlegd:

    • a.

      de verlenings- of vaststellingsbeschikkingen van andere subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten;

    • b.

      de gegevens die aan de grondslag liggen van de bepaling van het energielabel van het gebouw, zoals bedoeld in artikel 5.12, onderdeel e;

    • c.

      de gegevens die aan de grondslag van de berekening van de milieuprestatiegebouwwaarde, zoals bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, liggen, die tenminste bestaan uit:

      • i.

        een overzicht van de soorten en hoeveelheden toegepaste materialen;

      • ii.

        een overzicht van de soorten en hoeveelheden toegepaste materialen die gedurende de levensloop van het gebouw naar verwachting ter vervanging gebruikt zullen worden; en

      • iii.

        de naam van het toegepaste gevalideerde rekeninstrument.

    • d.

      Betaalbewijzen met betrekking tot aangeleverde facturen.

  • 5. bij de toepassing van artikel 17, tweede lid van de ASA 2023 op subsidies op grond van dit hoofdstuk merkt het college de oplevering, zoals bedoeld in artikel 2.1, van het besluit energieprestaties gebouwen aan als het moment waarop de subsidiabele activiteiten afgelopen zijn.

Hoofdstuk 6 Verduurzamende Woningverbetering

Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    achterstallig onderhoud: een zodanige tekortkoming van een bouwwerk dat er op grond van artikel 1a, 1b, 7b 13 of 13a van de Woningwet voorzieningen aan dat bouwwerk noodzakelijk zijn, dan wel een tekortkoming van een bouwwerk die krachtens artikel 7:241 Burgerlijk wetboek als een gebrek heeft te gelden;

  • b.

    bestaand gebouw: een bouwwerk waarvoor een melding of kennisgeving van de gereedkomen van bouw, zoals genoemd in artikel 7, lid g van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen en vereist volgens artikel 1.25, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 is gedaan;

  • c.

    BRL 9500: door de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland bindend verklaarde Nationale Beoordelingsrichtlijn 9500, zoals vastgesteld op 31 augustus 2011, inclusief latere wijzigingen;

  • d.

    certificaathouder: certificaathouder als bedoeld in BRL 9500, deel 02;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • f.

    maatwerkadviesrapport: maatwerkadviesrapport als bedoeld in BRL 9500, deel 02;

  • g.

    energielabel: een in de officiële landelijke database, EP-online.nl, opgenomen registratie van de energieprestaties van een gebouw, zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van het besluit energieprestatie gebouwen;

  • h.

    EPA-adviseur: een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EPA-adviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500, deel 2;

  • i.

    gebied: een door denkbeeldige lijnen begrensd deel van grondgebied van de gemeente Amsterdam;

  • j.

    labelstap: de verbetering van het energielabel van een gebouw of woning door de verbetering van de met één letter of lettercombinatie uitgedrukte weergave van de energieprestaties met één stap; bijvoorbeeld de stap van energielabel F naar energielabel E of van energielabel A+ naar energielabel A++.

  • k.

    verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is, zoals bedoeld in artikel 1, lid m van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

  • l.

    verduurzamende woningverbetering: een combinatie van fysieke maatregelen aan een bestaand gebouw die ertoe leiden dat er geen sprake meer is van achterstallig onderhoud, gebrekkig functionerende inpandige installaties en bovendien leiden tot een vermindering van de hoeveelheid energie die nodig is om het gebouw geschikt te houden voor verblijf en gebruik door personen.

  • m.

    vereniging van eigenaren: een vereniging van eigenaren en andere rechtspersonen met leden waarbij het gebouw in eigendom van die rechtspersoon is en de leden een exclusief en verhandelbaar recht hebben tot bewoning van woningen in dat gebouw, zoals coöperatieve flatverenigingen.

  • n.

    vve: zie vereniging van eigenaren;

  • o.

    woning: een adresseerbaar verblijfsobject dat in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen geregistreerd zal kunnen worden met het gebruiksdoel woonfunctie;

  • p.

    woning in particulier bezit: een woning die eigendom is van een natuurlijke persoon of een woning waarvoor geldt dat het eigendom van de exclusieve en verhandelbare bewonings- of appartementsrechten bij een natuurlijke persoon liggen, zoals een vereniging van eigenaren;

  • q.

    woning in corporatiebezit: een woning die eigendom is van een woningcorporatie of een woning waarvoor geldt dat het eigendom van de exclusieve en verhandelbare bewonings- of appartementsrechten bij een woningcorporatie liggen;

  • r.

    woningcorporatie: Toegelaten instellingen zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Artikel 6.2 Toepasselijkheid ASA 2023

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023, afkort met ASA 2023, is van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij daarvan in dit hoofdstuk uitdrukkelijk van wordt afgeweken.

Artikel 6.3 Doel van de in het hoofdstuk omschreven subsidie

Het doel van dit hoofdstuk is het in specifieke gebieden in Zuidoost stimuleren van de realisatie van verduurzamende woningverbetering door vve’s met in ieder geval particuliere woningbezitters.

Artikel 6.4 Gebiedsbepaling

Het gebied waarbinnen de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk plaats dienen te vinden om in aanmerking te komen voor subsidie bestaat uit de volgende in Bijlage II omschreven deelgebieden:

  • a.

    Kantershof

  • b.

    Rechte H-buurt

  • c.

    Hakfoort-Huigenbos

  • d.

    Hoptille

  • e.

    G-buurt oost

  • f.

    Holendrecht-Zuid

  • g.

    Reigersbos centrum

  • h.

    Venserpolder west

  • i.

    Venserpolder oost

Artikel 6.5 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het, binnen het in artikel 6.4 bepaalde gebied, uitvoeren van maatregelen die onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager vallen aan alle woningen binnen een bestaand gebouw die tot gevolg hebben dat:

  • a.

    geen sprake meer is van achterstallig onderhoud; en

  • b.

    ten minste drie labelstappen worden gemaakt of het energielabel B is bereikt; en

  • c.

    inpandige installaties naar behoren functioneren.

Artikel 6.6 Subsidiabele kosten

In aanmerking voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen 70% van de kosten voor de uitvoering van de in artikel 6.5 bedoelde maatregelen.

Artikel 6.7 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie voor de in artikel 6.5 genoemde subsidiabele activiteiten bedraagt ten hoogste de voor subsidie in aanmerking komende kosten, zoals bedoeld in artikel 6.6 en is niet hoger dan:

  • a.

    € 9.400,- per woning in particulier bezit in het gebouw; en

  • b.

    € 6.000,- per woning in corporatie bezit in het gebouw, voor zover de subsidie als gevolg van corporatiebezit niet meer is dan één vierde van het bedrag dat uit onderdeel a volgt.

Artikel 6.8 Subsidieplafond

Het subsidieplafond gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit subsidie verduurzamende woningverbetering Zuidoost en 31 december 2028 voor de subsidiabele activiteiten in artikel 6.5 bedraagt € 29.099.737,-.

Artikel 6.8a Volgorde behandeling aanvragen

Subsidieaanvragen op grond van dit hoofdstuk worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan. Als tijdstip van indiening geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.

Artikel 6.9 de aanvrager

De subsidie in dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door verenigingen van eigenaren.

Artikel 6.10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De beschrijving van activiteiten, zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, aanhef en subonderdeel i, bevat bij aanvragen op grond van dit hoofdstuk in ieder geval een overzichtstabel die de volgende zaken met betrekking tot de woningen waaraan de subsidiabele activiteiten plaats zullen vinden bevat:

    • a.

      straatnaam;

    • b.

      huisnummer;

    • c.

      huisnummertoevoeging;

    • d.

      postcode;

    • e.

      de juridisch eigenaar van de woning of het appartementsrecht; en

    • f.

      het huidige energielabel;

  • 2. In aanvulling op artikel 6, tweede lid van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag op basis van dit hoofdstuk de volgende gegevens en stukken overlegd:

    • a.

      een meerjaren onderhoudsplan (MJOP) dat voldoet aan de volgende vereisten:

      • i.

        is opgesteld conform NEN 2767;

      • ii.

        omvat alle collectieve gebouwelementen en onderbouwt de collectiviteit van die elementen met behulp van een verwijzing naar het specifieke artikel in de splitsingsakte of andere documenten waarin de verdeling van eigendom en verantwoordelijkheden tussen de leden is vastgelegd;

      • iii.

        voorziet in een plan voor het onderhoud voor alle collectieve gebouwelementen voor een periode van minimaal 30 jaar en voor het casco voor een periode van minimaal 50 jaar;

      • iv.

        bevat een detailleerde tabel die voor ieder jaar op basis van de onderhouds- en vervangingscyclus van alle collectieve gebouwelementen voor een periode van 30 jaar inzichtelijk maakt welke werkzaamheden moeten gebeuren en welke kosten daaraan zijn verbonden en waarvoor verder geldt dat:

        • 1.

          de omschrijving van de werkzaamheden en de geraamde kosten in deze tabel in ieder geval gekwantificeerd onderbouwd worden door vermelding van het aantal eenheden, het aantal strekkende meter of het aantal vierkante meter van de werkzaamheden en de eenheidsprijzen voor de aan die werkzaamheden verbonden eenheden, strekkende meters of vierkante meters; en

        • 2.

          de vervangingscyclus in deze tabel er niet toe leidt dat de vervanging gebouwelementen op een later moment gepland wordt dan uit de theoretische levensduur van het gebouwelement volgt.

      • v.

        bevat voldoende, duidelijke en gedetailleerde foto’s die de conditiemeting onderbouwen;

      • vi.

        benoemt welke collectieve gebouwelementen die niet visueel geïnspecteerd konden worden, welk aanvullende onderzoek plaatsgevonden heeft met betrekking tot die elementen en hoe de benodigde maatregelen die uit het aanvullend onderzoek volgden opgenomen zijn opgenomen zijn in het MJOP.

    • b.

      een maatwerkadviesrapport, dat tenminste de volgende kenmerken heeft:

      • i.

        het beschrijft welke maatregelen nodig zijn om ten minste drie labelstappen te maken of het energielabel B te bereiken met de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        het is niet eerder is opgesteld dan 1 september 2016;

      • iii.

        het bevat de naam en het adres van de EPA-adviseur die de woningen heeft opgenomen ten behoeve dit rapport; en

      • iv.

        het bevat de naam, het adres, het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel en het nummer van het certificaat van de certificaathouder waarvoor de in onderdeel iii genoemde EPA-adviseur werkt;

    • c.

      een bewijs dat de rekening waarop het subsidiebedrag gestort zal worden op naam van de aanvrager staat, zoals een bankrekeningafschrift of een bankpas.

    • d.

      een kopie van de vigerende splitsingsakte of indien die niet bestaat andere documenten waarin de verdeling van eigendom en verantwoordelijkheden tussen de leden is vastgelegd.

Artikel 6.11 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 8, eerste lid van de ASA 2023 weigert het college een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk, indien:

    • a.

      reeds begonnen is met het treffen van de maatregelen voordat de subsidieaanvraag is ingediend;

    • b.

      de aanvraag voor subsidie ontvangen is na 31 december 2028;

  • 2. In aanvulling op artikel 8, tweede lid van de ASA 2023 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk, indien:

    • a.

      de subsidieaanvraag de maximale subsidiehoogte overschrijdt;

    • b.

      de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet bijdragen aan de realisatie van het doel van dit hoofdstuk;

    • c.

      al eerder subsidie is aangevraagd op basis van deze regeling voor dezelfde activiteit;

    • d.

      het maatwerkrapport of het meerjarig onderhoudsplan, zoals bedoeld in respectievelijk artikel 6.10, tweede lid, onderdelen a en b niet voldoende informatie bieden om de noodzaak of de subsidiabele kosten van de uit te voeren maatregelen te bepalen.

Artikel 6.12 Bevoorschotting

  • 1. Een verzoek tot verlening van een voorschot op een subsidie op grond van dit hoofdstuk gaat gepaard met offertes voor de realisatie van de subsidiabele activiteiten waarop de kosten voor de realisatie van de subsidiabele activiteiten voldoende duidelijk zijn uitgesplitst en aangemerkt.

  • 2. Een voorschot op een subsidie op grond van dit hoofdstuk is niet hoger dan 70% van de, in het eerste lid bedoelde, op offertes uitgesplitste en aangemerkte kosten voor de realisatie van de subsidiabele activiteiten en ook niet hoger dan 100% van het in de verleningsbeschikking bepaalde subsidiebedrag.

  • 3. Een tijdsplanning voor uitvoering van de subsidiabele activiteiten die bij voorkeur gebaseerd is op de door de aannemer opgestelde uitvoeringsplanning.

Artikel 6.13 Aanvullende verplichtingen subsidieverlening

Naast de verplichtingen op grond van artikelen 9 en 10 van de ASA 2023, zijn aan de subsidie op grond van dit hoofdstuk de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de start van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten dient uiterlijk binnen 2 jaar na de datum van de verleningsbeschikking te zijn begonnen, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een onderbouwing, vóór het verstrijken van de voor start van uitvoering gestelde termijn ontvangt.

  • b.

    de gesubsidieerde activiteiten dienen uiterlijk binnen drie jaar na datum van de verleningsbeschikking te hebben plaatsgevonden, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een onderbouwing, vóór het verstrijken van de voor oplevering gestelde termijn ontvangt.

  • c.

    een door de gemeente aangestelde inspecteur wordt op verzoek van die inspecteur in de gelegenheid gesteld de uitgevoerde werkzaamheden ter plaatse te inspecteren.

  • d.

    na uitvoering van de subsidiabele activiteiten draagt de aanvrager er zorg voor dat het energielabel van de woning correspondeert met de werkelijke energieprestaties van de woning.

  • e.

    de aanvrager draagt zorgt voor de vaststelling van een herzien meerjarig onderhoudsplan, dat:

    • i.

      is opgesteld conform NEN 2767;

    • ii.

      alle collectieve gebouwelementen omvat en de collectiviteit van die elementen onderbouwt met behulp van een verwijzing naar het specifieke artikel in de splitsingsakte of andere documenten waarin de verdeling van eigendom en verantwoordelijkheden tussen de leden is vastgelegd;

    • iii.

      voorziet in een plan voor het onderhoud voor alle collectieve gebouwelementen voor een periode van minimaal 30 jaar en voor het casco voor een periode van minimaal 50 jaar;

    • iv.

      een detailleerde tabel bevat die voor ieder jaar op basis van de onderhouds- en vervangingscyclus van alle collectieve gebouwelementen voor een periode van 30 jaar inzichtelijk maakt welke werkzaamheden moeten gebeuren en welke kosten daaraan zijn verbonden en waarvoor verder geldt dat:

      • 1.

        de omschrijving van de werkzaamheden en de geraamde kosten in deze tabel in ieder geval gekwantificeerd onderbouwd worden door vermelding van het aantal eenheden, het aantal strekkende meter of het aantal vierkante meter van de werkzaamheden en de eenheidsprijzen voor de aan die werkzaamheden verbonden eenheden, strekkende meters of vierkante meters; en

      • 2.

        de vervangingscyclus in deze tabel er niet toe leidt dat de vervanging gebouwelementen op een later moment gepland wordt dan uit de theoretische levensduur van het gebouwelement volgt.

    • v.

      voldoende, duidelijke en gedetailleerde foto’s bevat die de conditiemeting onderbouwen;

    • vi.

      benoemt welke collectieve gebouwelementen die niet visueel geïnspecteerd konden worden, welk aanvullende onderzoek plaatsgevonden heeft met betrekking tot die elementen en hoe de benodigde maatregelen die uit het aanvullend onderzoek volgden opgenomen zijn in het MJOP;

    • vii.

      voor een periode van 5 jaar, na de uitvoering van de subsidiabele activiteiten, geen onderhoudsactiviteiten bevat die aan te merken zijn als het wegwerken van achterstallig onderhoud.

Artikel 6.14 Verantwoording van de subsidie

  • 1. Het activiteitenverslag, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a van de ASA 2023 bevat voor subsidies op grond van dit hoofdstuk in ieder geval een overzicht waaruit voor ieder van de woningen waaraan de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd blijkt:

    • a.

      straatnaam;

    • b.

      huisnummer;

    • c.

      huisnummertoevoeging;

    • d.

      postcode;

    • e.

      de juridisch eigenaar van de woning of het appartementsrecht; en

    • f.

      het energielabel na de uitvoering van de subsidiabele activiteiten.

  • 2. Het financieel verslag, dan wel de jaarrekening, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, dat onderdeel uitmaakt van een aanvraag tot subsidievaststelling op grond van dit hoofdstuk bevat in ieder geval een overzicht waaruit blijkt welke kosten aan de subsidiabele activiteiten zijn verbonden en verschaft inzicht in de hoogte van deze kosten.

  • 3. In aanvulling op artikel 16, eerste lid bevat een aanvraag tot vaststelling van subsidie op grond van dit hoofdstuk tevens:

    • a.

      de betaalde facturen voor de uitgevoerde subsidiabele activiteiten, waarop de subsidiabele kosten voldoende duidelijk zijn uitgesplitst en opgemerkt, inclusief betaalbewijzen; en

    • b.

      het herzien meerjarig onderhoudsplan, zoals bedoeld wordt in artikel 6.13, onderdeel e.

Hoofdstuk 7 Extra Isolatie Subsidie Amsterdam (EISA)

Artikel 7.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2023: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023;

  • b.

    bouwbedrijf: bedrijf dat in het handelsregister is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid of een vergelijkbare sectie;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d.

    eigenaar-bewoner: een natuurlijk persoon die:

    • i.

      een woning in eigendom heeft waarin hij zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van deze woning zal hebben; of

    • ii.

      gerechtigde is van een bestaand appartementsrecht en in het desbetreffende appartement zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van dat appartement zal hebben; of

    • iii.

      zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van deze woning zal hebben in een woning van een wooncoöperatie en in verband daarmee lid is van die wooncoöperatie; of

    • iv.

      op basis van zijn lidmaatschap van een woonvereniging het recht heeft om in een woning te wonen en daarin zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van deze woning zal hebben.

  • e.

    energieadviesrapport: een adviesrapport zoals die door de gemeente verstrekt of vergelijkbaar over mogelijke verduurzamingsmaatregelen, met daarin een inventarisatie van de huidige energetische en bouwkundige staat van de woning of pand en de geschatte kosten en besparingen daarbij;

  • f.

    energiebesparende isolatiemaatregelen: activiteiten of aanpassingen in of aan de woning om het energiegebruik te verminderen en de efficiëntie van energiegebruik te verbeteren zoals toegelicht in artikel 7.4;

  • g.

    energielabel: een in de officiële landelijke database, EP-online.nl, opgenomen registratie van de energieprestaties van een gebouw, zoals bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • h.

    energiezuinige ventilatiemaatregelen: het voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor vraaggestuurde ventilatie of het voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor balansventilatie met warmteterugwinning met een rendement van ten minste 90%;

  • i.

    investeringsbesluit verduurzaming: een besluit van een vereniging van eigenaars waarin investeringen in duurzaamheid zoals het verbeteren van isolatie, het installeren van zonnepanelen of andere energiebesparende maatregelen zijn vastgelegd;

  • j.

    slecht geïsoleerde woning: een woning met een energielabelklasse D, E, F, G of een met die labelklassen vergelijkbare energetische staat, waaronder wordt verstaan een woning waarin ten minste twee van de volgende bestaande bouwdelen niet of slecht geïsoleerd zijn:

    • i.

      de vloer en de bodem (geen of slechte isolatie aanwezig: minder dan 5 cm isolatiemateriaal aanwezig, Rc ≤ 1,3);

    • ii.

      de gevel, waaronder de spouwmuur (geen spouwmuurisolatie, voorzetwand of buitengevelisolatie aanwezig, Rc ≤ 1,1);

    • iii.

      het dak (geen, slechte en matige isolatie, minder dan 9 cm aanwezig / een Rc ≤ 2,0);

    • iv.

      de zolder/vlieringvloer (geen zolder-/vlieringvloerisolatie aanwezig, Rc ≤ 0,5);

    • v.

      de ramen en deuren (enkel glas, oud dubbelglas en HR glas, kozijnen, Ug waarde ≥ 1).

  • k.

    onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening, uitgezonderd woningcorporaties;

  • l.

    vereniging van eigenaars: vereniging van de eigenaars en andere rechtspersonen met leden waarbij het gebouw in eigendom van die rechtspersoon is en de leden een exclusief en verhandelbaar recht hebben tot bewoning van woningen in dat gebouw, zoals coöperatieve flatverenigingen;

  • m.

    woning: een adresseerbaar object dat in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen geregistreerd is met het gebruiksdoel woonfunctie.  

Artikel 7.2 Toepasselijkheid ASA 2023

De ASA 2023 is van toepassing op dit hoofdstuk.

Artikel 7.3 Doel van in het hoofdstuk omschreven subsidie

Het doel van dit hoofdstuk is het stimuleren van het verduurzamen en verbeteren van slecht geïsoleerde woningen met een WOZ-waarde van maximaal € 370.000 in het peiljaar 2021, door het laten uitvoeren van een of meer energiebesparende isolatiemaatregelen, in samenhang met eventuele energiezuinige ventilatiemaatregelen.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het, in een uit een energieadvies blijkend slecht geïsoleerde woning met een WOZ-waarde van maximaal € 370.000 in het peiljaar 2021, door een bouwbedrijf laten uitvoeren van een of meerdere van de volgende activiteiten:

  • a.

    vloer-, dan wel bodemisolatie:

    • i.

      ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van de bestaande vloer of de bestaande bodem in de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd voor een woning van een eigenaar-bewoner;

    • ii.

      minimaal 70% van de oppervlakte van de gehele vloer behorend tot de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd voor een vereniging van eigenaars;

    • iii.

      het isolatiemateriaal moet tenminste een Rd-waarde hebben van 3,5 m2K/W;

    • iv.

      het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen.

  • b.

    gevelisolatie:

    • i.

      ten minste 10 vierkante meter van de oppervlakte van de binnen- of buitengevel van de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd; en

    • ii.

      het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft of in het geval van een monument een Rd-waarde van ten minste 2,5 m2K/W heeft.

  • c.

    spouwmuurisolatie:

    • i.

      tenminste 10 vierkante meter van de oppervlakte van bestaande spouwmuren in de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd;

    • ii.

      het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 1,1 m2K/W heeft; en

    • iii.

      het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen.

  • d.

    dakisolatie dan wel zolder- of vlieringvloerisolatie, waarbij: 

    • i.

      tenminste 20 vierkante meter van de oppervlakte van het bestaande dak in de bestaande thermische schil dan wel, indien de zolder of vliering onverwarmd is, van ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van de bestaande zolder- of vlieringvloer, wordt geïsoleerd voor een woning van een eigenaar-bewoner;

    • ii.

      minimaal 70% van de oppervlakte van het gehele dak behorend tot de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd voor een vereniging van eigenaars;

    • iii.

      het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft of in het geval van een monument een Rd-waarde van ten minste 2,5 m2K/W heeft; en

    • iv.

      het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen.

  • e.

    glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie in de bestaande thermische schil door: 

    • i.

      het vervangen van ten minste 8 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte van glas, kozijnpanelen of deuren door HR++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;

    • ii.

      het vervangen van ten minste 8 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte van glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend raamkozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 W/m2K;

    • iii.

      het in het geval van een monument vervangen of toevoegen van ten minste 3 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte van glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K; of

    • iv.

      het vervangen of toevoegen van ten minste 3 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte van glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een U-waarde van ten hoogste 1,5W/m2K, of triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend raamkozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K.

  • f.

    ventilatiemaatregelen, alleen in combinatie met de energiebesparende isolatiemaatregelen.

  • g.

    benodigde afwerking van de isolatiemaatregelen die in redelijkheid direct verband houden met deze maatregelen.

Artikel 7.5 Hoogte van de subsidie 

De hoogte van de subsidie voor de in artikel 7.4 genoemde subsidiabele activiteiten bedraagt niet meer dan de kosten voor de uitvoering van die activiteiten en is niet hoger dan € 2.500,- per woning.

Artikel 7.6 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor de activiteiten, zoals omschreven in artikel 7.4, bedraagt tussen de inwerkingtreding van dit hoofdstuk en 30 juni 2026 € 5.945.000,-.

Artikel 7.7 Volgorde behandeling aanvragen

  • 1. Subsidieaanvragen op grond van dit hoofdstuk worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan.

  • 2. De ontvangstdatum voor toepassing van het eerste lid is het tijdstip waarop de aanvraag is ingediend en als volledig wordt beschouwd.

Artikel 7.8 De aanvrager

De subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een eigenaar-bewoner of vereniging van eigenaars van woningen in Amsterdam.

Artikel 7.9 Aanvraagtermijn

Een subsidieaanvraag voor de in dit hoofdstuk genoemde subsidiabele activiteiten moet uiterlijk 30 juni 2026 zijn ingediend bij het college of zo veel eerder als het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 7.10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op artikel 6, tweede lid, van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag op basis van dit hoofdstuk door een eigenaar-bewoner de volgende gegevens en stukken overlegd:

    • a.

      de datum waarop de activiteiten uiterlijk zijn verricht;

    • b.

      een energieadviesrapport, dat niet ouder is dan vijf jaar, waaruit blijkt dat het gaat om een slecht geïsoleerde woning;

    • c.

      een activiteitenplan waarin wordt aangegeven wanneer en waar welke maatregelen worden genomen met de daarbij horende isolatiewaarden;

    • d.

      een overzicht van welke subsidies nog meer zijn aangevraagd en voor welke activiteit;

    • e.

      een offerte van de voor subsidie in aanmerking komende activiteiten met de Rd-waarde en/of Ud-waarde;

    • f.

      indien de subsidie zich richt op activiteiten waarvoor een vereniging van eigenaars verantwoordelijk is, een toestemmingsverklaring van die vereniging van eigenaars.

  • 2. In aanvulling op artikel 6, tweede lid, van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag op basis van dit hoofdstuk door een vereniging van eigenaars de volgende gegevens en stukken overlegd:

    • a.

      het aantal woningen binnen de vereniging van eigenaars;

    • b.

      een overzicht van het aantal woningen dat voldoet aan de WOZ-waarde eis;

    • c.

      een energieadviesrapport waaruit blijkt dat het gaat om een slecht geïsoleerde bouwschil;

    • d.

      een activiteitenplan waarin wordt aangegeven wanneer en waar welke maatregelen worden genomen met de daarbij horende isolatiewaarden;

    • e.

      een investeringsbesluit voor verduurzaming van de vereniging van eigenaars, waarin isolatiemaatregelen een belangrijk onderdeel vormen;

    • f.

      een overzicht van welke subsidies nog meer zijn aangevraagd en voor welke activiteit;

    • g.

      een offerte van de voor subsidie in aanmerking komende activiteiten met de Rd-waarde en/of Ud-waarde;

    • h.

      een kopie van de vigerende splitsingsakte of indien die niet bestaat andere documenten waarin de verdeling van eigendom en verantwoordelijkheden tussen de leden is vastgelegd;

    • i.

      voor ondernemingen: een volledig ingevulde en getekende verklaring de-minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de-minimissteun van € 300.000 niet wordt overschreden;

    • j.

      de datum waarop de activiteiten uiterlijk zijn verricht;

    • k.

      instemming van de vereniging van eigenaars met een steekproefinspectie van de uitgevoerde werkzaamheden door een door de gemeente aangestelde inspecteur.

Artikel 7.11 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 8, eerste lid, van de ASA 2023 weigert het college een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet bijdragen aan de realisatie van het doel van dit hoofdstuk;

    • b.

      er geen sprake is van een slecht geïsoleerde woning;

    • c.

      de WOZ-waarde van de woning of woningen boven € 370.000 in peiljaar 2021 valt;

    • d.

      er geen energieadvies voorafgegaan is aan de subsidieaanvraag van een eigenaar-bewoner;

    • e.

      een eigenaar-bewoner binnen een vereniging van eigenaars aanvraagt, geen toestemming van de vereniging van eigenaars heeft gekregen en de subsidie zich richt op activiteiten waarvoor een vereniging van eigenaars verantwoordelijk is;

    • f.

      de activiteiten door een eigenaar-bewoner of vereniging van eigenaars zelf zullen worden uitgevoerd;

    • g.

      al eerder subsidie is aangevraagd voor dezelfde activiteit.

  • 2. In aanvulling op artikel 8, tweede lid, van de ASA 2023 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen voor subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk, indien:

    • a.

      er geen investeringsbesluit tot verduurzaming binnen de vereniging van eigenaars is genomen;

    • b.

      uit de de-minimisverklaring blijkt dat er meer dan het toegelaten bedrag aan staatssteun is of zal worden ontvangen;

    • c.

      de activiteiten niet vóór 31 december 2026 worden verricht;

    • d.

      de activiteiten niet voldoen aan de gestelde technische eisen;

    • e.

      reeds begonnen is met het uitvoeren van de activiteiten voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag.

Artikel 7.12 Voorschot

De aanvrager krijgt een voorschot van 70% van het subsidiebedrag bij verlening van de subsidie.

Artikel 7.13 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 en 10 van de ASA 2023, zijn aan de subsidie op grond van dit hoofdstuk de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de energiebesparende isolatiematerialen dienen op de Nederlandse markt te zijn toegelaten;

  • b.

    de activiteiten dienen uiterlijk binnen één jaar na de datum van de verleningsbeschikking te hebben plaatsgevonden, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een onderbouwing, voor het verstrijken van de gestelde termijn ontvangt en de nieuwe termijn niet later dan 31 december 2026 is;

  • c.

    voor zover vereist, het verkrijgen van de vergunningen voor de subsidiabele activiteiten.

Artikel 7.14 Vaststelling subsidie

  • 1. Subsidies tot en met € 20.000 worden niet direct vastgesteld.

  • 2. De ontvanger van een subsidie op grond van dit hoofdstuk dient uiterlijk 12 weken na afloop van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij het college in.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling van subsidies op grond van dit hoofdstuk tot en met € 20.000 bevat facturen inclusief betaalbewijzen en foto's waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht.

Hoofdstuk 8 Planvorming verduurzaming voor vve’s

Artikel 8.1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    ASA 2023: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023;

  • b.

    ALV: algemene ledenvergadering;

  • c.

    BRL 9500-MWA-W: de Beoordelingsrichtlijn Maatwerkadvies Woningen. De door de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland bindend verklaarde Nationale Beoordelingsrichtlijn 9500, zoals vastgesteld op 31 augustus 2011, inclusief latere wijzigingen;

  • d.

    erkend juridisch bureau: een bureau waarbij een advocaat, lid van de Nederlandse Orde van Advocaten, of een notaris, zoals bedoeld in de Wet op het notarisambt, is aangesloten;

  • e.

    haalbaarheidsonderzoek: een onderzoek waarin 3 verduurzamingsscenario's worden gedefinieerd voor de vve;

  • f.

    labelstap: de verbetering van het energielabel van een gebouw of woning door de verbetering van de met één letter of lettercombinatie uitgedrukte weergave van de energieprestaties met één stap;

  • g.

    MJOP: meerjaren onderhoudsplan voor de delen van een gebouw of groep van gebouwen waarvoor de vve verantwoordelijk is voor het beheer en het onderhoud;

  • h.

    opdrachtnemer: een bureau dat aantoonbaar ervaring heeft met verduurzamende woningverbetering van vve’s en optreedt als opdrachtnemer van de vve;

  • i.

    planvorming: de werkzaamheden omschreven in artikel 8.4 van dit hoofdstuk om tot een plan voor verduurzamende woningverbetering te komen;

  • j.

    planvormingsfase: de periode na de adviesfase en voor de uitvoeringsfase waarin plannen worden gemaakt voor de uitvoering van verduurzamende woningverbetering;

  • k.

    verduurzamende woningverbetering: een combinatie van fysieke maatregelen aan een bestaand gebouw die ertoe leiden dat er geen sprake meer is van achterstallig onderhoud, gebrekkig functionerende inpandige installaties en bovendien leiden tot een vermindering van de hoeveelheid energie die nodig is om het gebouw geschikt te houden voor verblijf en gebruik door personen;

  • l.

    verduurzamingsscenario: een combinatie van verduurzamingsmaatregelen waarmee de vve het verlies van warmte en energie in het gebouw beperkt, de ventilatie verbetert en de energievoorziening zo duurzaam mogelijk wordt opgewekt;

  • m.

    vergunningstraject: het inventariseren van de benodigde vergunningen, het onderzoeken en uitwerken van alle stukken die nodig zijn voor het aanvragen van de vergunningen en het aanvragen van de vergunningen;

  • n.

    vve: een vereniging van eigenaren en andere rechtspersonen met leden waarbij het gebouw in eigendom van die rechtspersoon is en de leden een exclusief en verhandelbaar recht hebben tot bewoning van woningen in dat gebouw, zoals coöperatieve flatverenigingen;

  • o.

    ZEP: Zeer energiezuinig pakket, een samenhangend pakket aan energiebesparende maatregelen.

Artikel 8.2 Toepasselijkheid ASA 2023

De ASA 2023 is van toepassing op dit hoofdstuk.

Artikel 8.3 Doel van de in het hoofdstuk omschreven subsidie

Het doel van dit hoofdstuk is om verduurzaming en het verbeteren van slecht geïsoleerde woningen te stimuleren. Vve’s kunnen subsidie aanvragen voor de kosten voor het laten opstellen van plannen voor verduurzaming van de gebouwen in haar eigendom door een opdrachtnemer.

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan een vve eenmalig subsidie verlenen voor planvorming voor verduurzamende woningverbetering, mits deze verbetering resulteert in:

    • a.

      een stijging van tenminste drie labelstappen, of

    • b.

      een energielabel van minimaal B voor alle woningen binnen de vve.

  • 2. Voor vve’s waarvan meer dan de helft van de woningen energielabel C of beter heeft, kan subsidie uitsluitend worden verleend bij minimaal twee labelstappen.

  • 3. Planvorming bestaat uit:

    • a.

      Het door een opdrachtnemer laten doen en beoordelen van een of meerdere van de volgende onderzoeken:

      • i.

        asbestinventarisatie als bedoeld in Persoonscertificaat DIA SCA-code of een Bedrijfscertificaat SCA-code, SC-540 voor asbestinventarisaties;

      • ii.

        gevelonderzoek als bedoeld in, NEN-EN 1996-1-1 en NEN-EN 845-1;

      • iii.

        betonschade-onderzoek dat voldoet aan de CUR 79 klasse II en de herstelofferte conform BRL 2818;

      • iv.

        gelijkwaardigheidsonderzoek (ZEP);

      • v.

        koudebrugberekening door een bouwfysicus;

      • vi.

        ventilatieonderzoek;

      • vii.

        flora- en faunaonderzoek door een ecoloog die werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau, zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties die zich aantoonbaar actief inzetten op het gebied van de soorten monitoring of bescherming;

      • viii.

        brandveiligheidsonderzoek door een brandpreventiedeskundige 1;

      • ix.

        installatieonderzoek;

      • x.

        constructieonderzoek;

      • xi.

        dynamische temperatuuroverschrijdingsberekening;

      • xii.

        houtrotinventarisatie;

      • xiii.

        dakonderzoek (dakinsnijding).

    • b.

      een architectonisch ontwerp van de aanpassingen aan het gebouw en de installaties;

    • c.

      het doorlopen van het vergunningstraject;

    • d.

      het aanvragen van beschikbare financieringen en subsidies;

    • e.

      een bouwkostenraming op basis van elementen conform de NL/SfB-codering; elementenraming volgens NEN 2699 niveau 4, uitgevoerd door een extern calculatiebureau;

    • f.

      het voorbereiden en begeleiden van het besluitvormingstraject.

  • 4. In aanvulling op het derde lid kan planvorming bestaan uit:

    • a.

      het verrichten van juridische aanpassingen in de splitsingsakte en het opstellen van contracten om de verduurzamende woningverbetering mogelijk te maken.

    • b.

      het verrichten van benodigde aanpassingen van het MJOP om te komen tot een MJOP dat:

      • i.

        is opgesteld conform NEN 2767;

      • ii.

        alle collectieve gebouwelementen omvat en onderbouwt de collectiviteit van die elementen met behulp van een verwijzing naar het specifieke artikel in de splitsingsakte of andere documenten waarin de verdeling van eigendom en verantwoordelijkheden tussen de leden is vastgelegd;

      • iii.

        voorziet in een plan voor het onderhoud voor alle collectieve gebouwelementen voor een periode van minimaal 30 jaar;

      • iv.

        een gedetailleerde tabel bevat die voor ieder jaar op basis van de onderhouds- en vervangingscyclus van alle collectieve gebouwelementen voor een periode van 30 jaar inzichtelijk maakt welke werkzaamheden moeten gebeuren en welke kosten daaraan zijn verbonden en waarvoor verder geldt dat:

        • 1.

          de omschrijving van de werkzaamheden en de geraamde kosten in deze tabel in ieder geval gekwantificeerd onderbouwd worden door vermelding van het aantal eenheden, het aantal strekkende meters of het aantal vierkante meters van de werkzaamheden en de eenheidsprijzen voor de aan die werkzaamheden verbonden eenheden, strekkende meters of vierkante meters; en

        • 2.

          de vervangingscyclus in deze tabel er niet toe leidt dat de vervanging gebouwelementen op een later moment gepland wordt dan uit de theoretische levensduur van het gebouwelement volgt;

        • 3.

          voldoende, duidelijke en gedetailleerde foto’s bevat die de conditiemeting onderbouwen;

        • 4.

          benoemd worden welke collectieve gebouwelementen die niet visueel geïnspecteerd konden worden, welk aanvullend onderzoek plaatsgevonden heeft met betrekking tot die elementen en hoe de benodigde maatregelen die uit het aanvullend onderzoek volgden opgenomen zijn in het MJOP.

    • c.

      de extra inzet van de huidige beheerder van de vve voor de planvormingsfase.

Artikel 8.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie voor de in artikel 8.4, derde en vierde lid genoemde activiteiten bedraagt niet meer dan 50% van de totale kosten van de subsidiabele activiteiten en niet meer dan € 6.000,- per zelfstandige woning.

  • 2. De hoogte van de subsidie voor de in artikel 8.4, derde lid en vierde lid, onderdeel a genoemde activiteiten is minimaal € 20.000,- en maximaal € 133.000,-.

  • 3. De hoogte van de subsidie voor de in artikel 8.4, vierde lid, onderdeel b genoemde activiteiten is maximaal € 2.000,-.

  • 4. De hoogte van de subsidie voor de in artikel 8.4, vierde lid, onderdeel c genoemde activiteiten is maximaal € 5.000,-.

  • 5. Vóór indiening van de subsidieaanvraag gemaakte kosten komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.6 Subsidieplafond

Het subsidieplafond gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit subsidie planvorming verduurzaming voor vve’s en 31 december 2026 voor de activiteiten zoals omschreven in artikel 8.4 bedraagt € 2.683.747, -.

Artikel 8.7 Volgorde behandeling aanvragen

Subsidieaanvragen op grond van dit hoofdstuk worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan. Als tijdstip van indiening geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.

Artikel 8.8 De aanvrager

De subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een vve waarvan maximaal 75% van de woningen eigendom is van één eigenaar en uitsluitend ten behoeve van een gebouw dat is gelegen in een bijlage V genoemde buurt.

Artikel 8.9 Aanvraagtermijn

Een subsidieaanvraag voor de in dit hoofdstuk genoemde subsidiabele activiteiten wordt uiterlijk 31 december 2026 ingediend bij het college.

Artikel 8.10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op artikel 6, tweede lid, van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag op grond van dit hoofdstuk door de vve de volgende gegevens en stukken overlegd:

    • a.

      een bewijs van inschrijving van de opdrachtnemer in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • b.

      een polis van de opdrachtnemer voor een beroepsaansprakelijkheidsverzekering van € 500.000 met de volgens de branche geldende voorwaarden volgens de DNR 2011;

    • c.

      een definitief ontwerp van een eerder verduurzamingstraject, opgesteld door de opdrachtnemer. Dit ontwerp is gemaakt in opdracht van een vve voor een ZEP. Als alternatief kunnen de notulen van de ALV waarin staat dat een andere vve op basis van het plan van de opdrachtnemer in de afgelopen 7 jaar een investeringsbesluit heeft genomen voor verduurzamende woningverbetering zoals omschreven in 8.10, tweede lid, onderdeel b;

    • d.

      indien de kozijnen ouder zijn dan 10 jaar, een technisch onderzoek naar de staat van de kozijnen als in het gekozen scenario voor verduurzamende woningverbetering niet toeziet op vervanging van de kozijnen;

    • e.

      in geval van een aanvraag voor activiteiten bedoeld in artikel 8.4, vierde lid, onderdeel a, een offerte van een erkend juridisch bureau;

    • f.

      in geval van een aanvraag voor activiteiten bedoeld in artikel 8.4, vierde lid, onderdeel b, een offerte van een bureau dat aantoonbaar ervaring heeft met het opstellen van een MJOP als bedoeld in dat onderdeel;

    • g.

      in geval van een aanvraag voor activiteiten bedoeld in artikel 8.4, vierde lid, onderdeel c, een offerte voor de extra inzet van de huidige beheerder van de vve;

    • h.

      de verwachte aanvangsdatum van de activiteiten en de verwachte datum waarop de activiteiten uit deze subsidieaanvraag uiterlijk zijn verricht;

    • i.

      een overzicht welke subsidies nog meer zijn aangevraagd en/of verleend voor de verduurzamende woningverbetering of voorbereiding daarvan, voor welke activiteiten en de relevante subsidieverleningsbeschikkingen;

    • j.

      het aantal woningen binnen de vve;

    • k.

      als de vereniging niet alleen uit eigenaar-bewoners bestaat, een opgave van het percentage van de appartements- of woonrechten dat toebehoort aan de leden die wél eigenaar-bewoners zijn;

    • l.

      een kopie van de vigerende splitsingsakte waarin de verdeling van eigendom en verantwoordelijkheden tussen de leden is vastgelegd;

    • m.

      indien niet alle leden van de vereniging eigenaar-bewoners maar een onderneming zijn een volledig ingevulde en getekende verklaring de-minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de-minimissteun van € 300.000 niet wordt overschreden;

  • 2. Voor activiteiten als bedoeld in artikel 8.4, derde lid wordt door de vve in ieder geval de volgende gegevens overgelegd:

    • a.

      een haalbaarheidsonderzoek of een gecertificeerd maatwerkadvies volgens de BRL 9500-MWA-W, niet ouder dan vijf jaar, waarin de huidige energielabels van de woningen en de verwachtte energielabels na uitvoering vermeld staan, ter onderbouwing van de verduurzamende woningverbetering;

    • b.

      een kopie van de notulen van de ALV van de vve:

      • i.

        waarin zichtbaar is voor welke scenario uit het haalbaarheidsonderzoek of het maatwerkadvies gekozen is; en

      • ii.

        waarin de benodigde meerderheid van de leden van de vve heeft ingestemd met de offerte voor planvorming, eventueel onder voorbehoud van het toekennen van deze subsidie.

Artikel 8.11 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 8, eerste lid van de ASA 2023 weigert het college een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk indien:

    • a.

      de activiteiten niet bijdragen aan de doelstelling van de subsidieregeling;

    • b.

      de subsidie niet minimaal voor de activiteiten als genoemd in artikel 8.4, derde lid, wordt aangevraagd;

    • c.

      reeds begonnen is met het uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d.

      voor dezelfde subsidiabele activiteiten al subsidie is of zal worden verleend.

  • 2. In aanvulling op artikel 8, tweede lid van de ASA 2023 kan het college een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

    • a.

      de kosten voor de activiteit genoemd in artikel 8.4, derde lid, onderdeel f meer dan 5% bedraagt van de subsidiabele kosten;

    • b.

      een eventuele post onvoorzien meer dan 10% van de subsidiabele kosten bedraagt;

    • c.

      door aanvrager overgelegde offertes ouder zijn dan drie maanden;

    • d.

      aannemelijk is dat het drempelbedrag van de-minimissteun wordt overschreden.

Artikel 8.12 Voorschot

  • 1. De aanvrager ontvangt een voorschot van 50% van het subsidiebedrag bij verlening van de subsidie.

  • 2. Het college kan in afwijking van het eerste lid een hoger voorschot tot maximaal 75% van het subsidiebedrag verstrekken.

Artikel 8.13 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 en 10 van de ASA 2023, zijn aan de subsidie op grond van dit hoofdstuk de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    De uitvoeringstermijn van de activiteiten bedraagt maximaal 12 maanden vanaf de datum van de verleningsbeschikking, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn is gesteld.

  • b.

    Indien de subsidiabele activiteiten binnen de termijn, genoemd in artikel 8.13, eerste lid, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet worden uitgevoerd, kan op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger de termijn eenmaal met ten hoogste twaalf maanden worden verlengd, mits binnen de termijn gesteld in het derde lid van dit artikel.

  • c.

    De subsidiabele activiteiten moeten uiterlijk 31 december 2027 zijn uitgevoerd.

Artikel 8.14 Vaststelling subsidie

  • 1. In afwijking van artikel 15, eerste lid van de ASA 2023 worden subsidies van € 20.000 niet direct vastgesteld.

  • 2. De subsidieontvanger dient uiterlijk 12 weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn afgerond, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij het college in.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling van subsidies op grond van dit hoofdstuk bevat facturen inclusief betaalbewijzen waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht.

  • 4. De vaststellingsaanvraag gaat vergezeld met een verslag van de activiteiten.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 9.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 november 2019.

De voorzitter

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Bijlage I

In artikel 3.1, eerste lid van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen wordt verwezen naar deze bijlage voor de bepaling van de deelgebieden.

Inhoudsoverzicht

  • A.

    Tranche A

    • i.

      Buurt 5 Zuid (Confuciusbuurt)

    • ii.

      Hakfoort-Huigenbos

    • iii.

      K-buurt Midden

    • iv.

      Wildemanbuurt

Deelgebieden

  • A.

    Tranche A

i. Buurt 5 Zuid (Confuciusbuurt);

Het deelgebied Buurt 5 Zuid (Confuciusbuurt) wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel i aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd: 

  • 1.

    aan de westzijde door de gracht die overbrugd wordt door de bruggen met nummers 621, 622;

  • 2.

    aan de zuidzijde door het waterlichaam dat wordt overbrugd door de brug met nummer 630;

  • 3.

    aan de oostzijde door de Slotermeerlaan en de President Allendelaan; en

  • 4.

    aan de noordzijde door de Burgemeester Röellstraat.

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen Buurt 5 Zuid (Confuciusbuurt) te vallen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1064 BL

alle

1064 NA

alle

1064 XG

alle

1064 GX

alle

1064 NB

alle

1064 XH

alle

1064 KJ

alle

1064 NC

alle

1064 XJ

alle

1064 KK

alle

1064 ND

alle

1064 ZB

alle

1064 KS

alle

1064 NE

alle

1064 ZD

alle

1064 KT

alle

1064 NG

alle

1064 ZG

alle

1064 KV

alle

1064 NH

alle

1064 ZH

alle

1064 KW

alle

1064 NJ

alle

1064 ZJ

alle

1064 LD

alle

1064 NK

alle

1064 ZK

alle

1064 LE

alle

1064 NL

alle

1064 ZL

alle

1064 LG

alle

1064 NM

alle

1064 ZM

alle

1064 LH

alle

1064 NN

alle

1064 ZN

alle

1064 LJ

alle

1064 NP

alle

1064 ZP

alle

1064 LK

alle

1064 NR

alle

1064 ZR

alle

1064 LL

alle

1064 VR

alle

1064 ZS

alle

1064 LM

alle

1064 VS

alle

1064 ZT

alle

1064 LN

alle

1064 VT

alle

1064 ZV

alle

1064 LP

alle

1064 VV

alle

1064 ZW

alle

1064 LR

alle

1064 VW

alle

1064 ZX

alle

1064 LS

alle

1064 VX

alle

1064 ZZ

alle

1064 LT

alle

1064 VZ

alle

 
 

1064 LV

alle

1064 XB

alle

 
 

1064 LW

alle

1064 XC

alle

 
 

1064 LX

alle

1064 XD

alle

 
 

1064 LZ

alle

1064 XE

alle

 
 

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 3.1.1.a.i.a – Ligging Buurt 5 Confuciusbuurt in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 3.1.1.a.i.b – Detailweergave van Buurt 5 Zuid (Confuciusbuurt)

ii. Hakfoort-Huigenbos

Het deelgebied Hakfoort-Huigenbos wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel ii aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd: 

  • 1.

    aan de noordnoordwestzijde door de Karspeldreef;

  • 2.

    aan de oostnoordoostzijde door de Huntumdreef;

  • 3.

    aan de zuidzuidoostzijde door de autosnelweg A9; en

  • 4.

    aan de westzuidwestzijde door het metrospoor waaraan het station Bullewijk is gelegen.

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen Hakfoort-Huigenbos te vallen:

Postcode

Huisnummer

1102 BX

alle

1102 KA

alle

1102 LA

alle

1102 LB

alle

1102 SB

alle

1102 SC

alle

1102 SE

alle

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 3.1.1.a.ii.a – Ligging Hakfoort-Huigenbos in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 3.1.1.a.ii.b – Detailweergave van Hakfoort-Huigenbos

iii. K-buurt Midden

Het deelgebied K-buurt Midden wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel iii aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de noordnoordwestzijde door het Kikkensteinhof, het Kruitberghof, de Oliepalmstraat en een denkbeeldige gekromde lijn die het noordoostelijke uiteinde van de Kruitberghof met het zuidwestelijke uiteinde van de Oliepalmstraat verbindt en zo de gebouwen op het Kraaiennest insluit, maar de flat Kleiburg uitsluit;

  • 2.

    aan de oostnoordoostzijde door de ’s Gravendijkdreef en de denkbeeldige recht lijn die de weg-as van de ’s Gravendijkdreef in zijn zuidzuidoostelijk richting voortzet.

  • 3.

    aan de zuidzuidoostzijde door het Nellesteinpad, het Kantershofpad en de denkbeeldige rechte lijn die de weg-as van het Kantershofpad in zijn westzuidwestelijke richting voortzet;

  • 4.

    aan de westzuidwestzijde door de Groesbeekdreef en de denkbeeldige rechte lijn die de weg-as van de Groesbeekdreef in zijn zuidzuidoostelijke richting voortzet.

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen K-buurt Midden te vallen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1104 BB

alle

1104 KD

alle

1104 BC

alle

1104 KG

alle

1104 CD

alle

1104 KJ

alle

1104 CE

alle

1104 SC

alle

1104 CH

alle

1104 SE

alle

1104 KB

alle

1104 SG

alle

1104 KC

alle

1104 SH

alle

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 3.1.1.a.iii.a – Ligging K-buurt Midden in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 3.1.1.a.iii.b – Detailweergave van K-buurt Midden

iv. Wildemanbuurt

Het deelgebied Wildemanbuurt wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel iv aangewezen. Dit deelgebied is als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de noordzijde,

    • a.

      tussen de Hoekenesgracht en de Notweg door de Ookmeerweg;

    • b.

      tussen het deel van het Groenpad dat in het verlengde van de Notweg ligt en de Geer Ban door het deel van het Groenpad dat parallel loopt aan het Blomwijkerpad;

    • c.

      tussen de Geer Ban en Meer en Vaart door de hoofdweg van de Osdorperban

  • 2.

    aan de westzijde

    • a.

      tussen de Ookmeerweg en de Osdorpergracht door de Hoekenesgracht;

    • b.

      tussen het deel van het Groenpad dat parallel loopt aan het Blomwijkerpad en hoofdweg van de Osdorperban door de Geer Ban

  • 3.

    aan de oostzijde,

    • a.

      tussen de hoofdweg van Osdorper ban en de Osdorpergracht door de Meer en Vaart

    • b.

      tussen de Ookmeerweg en het deel van het Groenpad dat parallel loopt aan het Blomwijkerpad door de Notweg en het deel van het Groenpad dat in het verlengde van de Notweg ligt

  • 4.

    aan de zuidzijde door de Osdorpergracht

de volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen de Wildemanbuurt te vallen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1068 AA

Alle

1068 BW

Alle

1068 ED

Alle

1068 AB

Alle

1068 BX

Alle

1068 EE

Alle

1068 AC

Alle

1068 BZ

Alle

1068 EG

Alle

1068 AD

Alle

1068 CA

Alle

1068 EH

Alle

1068 AE

Alle

1068 CB

Alle

1068 EJ

Alle

1068 AG

Alle

1068 CC

Alle

1068 LD

Alle

1068 AH

Alle

1068 DB

Alle

1068 LE

Alle

1068 AJ

Alle

1068 DC

Alle

1068 LJ

Alle

1068 AK

Alle

1068 DD

Alle

1068 LK

Alle

1068 AX

Alle

1068 DE

Alle

1068 LL

Alle

1068 AZ

Alle

1068 DG

Alle

1068 LM

Alle

1068 BA

Alle

1068 DH

Alle

1068 LN

Alle

1068 BB

Alle

1068 DJ

Alle

1068 LP

Alle

1068 BC

Alle

1068 DK

Alle

1068 MC

Alle

1068 BD

Alle

1068 DL

Alle

1068 MD

Alle

1068 BE

Alle

1068 DM

Alle

1068 ME

Alle

1068 BG

Alle

1068 DN

Alle

1068 MG

Alle

1068 BH

Alle

1068 DP

Alle

1068 MH

30 tm 48

1068 BJ

Alle

1068 DR

Alle

1068 MJ

Alle

1068 BK

Alle

1068 DS

Alle

1068 MK

Alle

1068 BL

Alle

1068 DT

Alle

1068 ML

Alle

1068 BM

Alle

1068 DV

Alle

1068 MT

Alle

1068 BN

Alle

1068 DW

Alle

1068 PN

Alle

1068 BP

Alle

1068 DX

Alle

1068 PP

Alle

1068 BR

Alle

1068 DZ

Alle

1068 PR

Alle

1068 BS

Alle

1068 EA

Alle

1068 SL

Alle

1068 BT

Alle

1068 EB

1 tm 15 oneven, 2 , 4,

1068 SM

Alle

1068 BV

Alle

1068 EC

Alle

 
 

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 3.1.1.a.iv.a – Ligging Wildemanbuurt in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 3.1.1.a.iv.b – Detailweergave van de Wildemanbuurt

Bijlage II

In artikel 6.4 van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen wordt verwezen naar deze bijlage voor het bepalen van de deelgebieden.

Inhoudsoverzicht

  • a.

    Kantershof

  • b.

    Rechte H-buurt

  • c.

    Hakfoort-Huigenbos

  • d.

    Hoptille

  • e.

    G-buurt oost

  • f.

    Holendrecht-Zuid

  • g.

    Reigersbos centrum

  • h.

    Venserpolder west

  • i.

    Venserpolder oost

Deelgebieden

A. Kantershof

Het deelgebied Kantershof wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 6.4, onderdeel a aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de zuidoostzijde:

    • a.

      tussen de denkbeeldige lijn die door de wegas van de ’s Gravendijkdreef loopt en de denkbeeldige lijn die loopt door de wegas van het deel van de Kouwenoordweg dat parallel ligt aan het Geerdinkhofpad, door het Kantershofpad;

    • b.

      tussen de denkbeeldig lijn die loopt door de wegas van het deel van de Kouwenoordweg dat parallel ligt aan het Geerdinkhofpad en de Weespertrekvaart, door de Gaasperdammerweg (A9);

  • 2.

    aan de noordoostzijde door de Weespertrekvaart;

  • 3.

    aan de noordwestzijde door een denkbeeldige lijn die door de middelpunten van de bruggen met nummers 1134 en 1135 loopt;

  • 4.

    aan de zuidwestzijde:

    • a.

      tussen de brug met nummer 1135 en het Kantershofpad, door een denkbeeldige lijn die door de wegas van de ’s Gravendijkdreef loopt;

    • b.

      tussen het Kantershofpad en de Gaasperdammerweg (A9), door een denkbeeldige lijn die loopt door de wegas van het deel van de Kouwenoordweg dat parallel ligt aan het Geerdinkhofpad.

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen de Kantershof te vallen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1103 RR

alle

 

1104 GN

alle

 

1104 HH

alle

1103 SB

46

 

1104 GP

alle

 

1104 HJ

alle

1104 DN

alle

 

1104 GR

alle

 

1104 JA

alle

1104 DP

alle

 

1104 GS

alle

 

1104 JB

alle

1104 GA

alle

 

1104 GT

alle

 

1104 JC

alle

1104 GB

alle

 

1104 GV

alle

 

1104 JD

alle

1104 GC

alle

 

1104 GW

alle

 

1104 JE

alle

1104 GD

alle

 

1104 GX

alle

 

1104 JG

alle

1104 GE

alle

 

1104 GZ

alle

 

1104 JJ

alle

1104 GG

alle

 

1104 HA

alle

 

1104 JH

alle

1104 GH

alle

 

1104 HB

alle

 

1104 JK

alle

1104 GJ

alle

 

1104 HC

alle

 

1104 JL

alle

1104 GK

alle

 

1104 HD

alle

 

1104 JM

alle

1104 GL

alle

 

1104 HE

alle

 

1104 JN

alle

1104 GM

alle

 

1104 HG

alle

 

1104 RA

alle

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.a.a – Ligging Kantershof in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.a.b – Detailweergave van Kantershof

B. Rechte H-buurt

Het deelgebied Rechte H-buurt wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 6.4, onderdeel b aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:

  • 1.

    aan noordwestzijde door de Hoogoorddreef;

  • 2.

    aan de noordoostzijde door de Flierbosdreef;

  • 3.

    aan de zuidoostzijde door de Karspeldreef; en

  • 4.

    aan de zuidwestzijde door het Abcouderpad.

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen de Rechte H-buurt te vallen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1102 CA

alle

 

1102 EH

alle

 

1102 GM

alle

1102 CB

alle

 

1102 EJ

alle

 

1102 GN

alle

1102 CC

alle

 

1102 EK

alle

 

1102 GP

alle

1102 CD

alle

 

1102 EL

alle

 

1102 GR

alle

1102 CE

alle

 

1102 EM

alle

 

1102 HA

alle

1102 CG

alle

 

1102 EN

alle

 

1102 HB

alle

1102 CH

alle

 

1102 EP

alle

 

1102 HC

alle

1102 CJ

alle

 

1102 ER

alle

 

1102 HD

alle

1102 CK

alle

 

1102 GA

alle

 

1102 HE

alle

1102 CL

alle

 

1102 GB

alle

 

1102 HG

alle

1102 CM

alle

 

1102 GC

alle

 

1102 HH

alle

1102 CN

alle

 

1102 GD

alle

 

1102 HJ

alle

1102 EA

alle

 

1102 GE

alle

 

1102 HK

alle

1102 EB

alle

 

1102 GG

alle

 

1102 HL

alle

1102 EC

alle

 

1102 GH

alle

 

1102 HM

alle

1102 ED

alle

 

1102 GJ

alle

 

1102 HN

alle

1102 EE

alle

 

1102 GK

alle

 
 
 

1102 EG

alle

 

1102 GL

alle

 
 
 

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.b.a – Ligging Rechte H-buurt in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.b.b – Detailweergave van de Rechte H-buurt

C. Hakfoort-Huigenbos

Het deelgebied Hakfoort-Huigenbos wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 6.4, onderdeel c aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de noordnoordwestzijde door de Karspeldreef;

  • 2.

    aan de oostnoordoostzijde door de Huntumdreef;

  • 3.

    aan de zuidzuidoostzijde door de autosnelweg A9; en

  • 4.

    aan de westzuidwestzijde door het metrospoor waaraan het station Bullewijk is gelegen.

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen Hakfoort-Huigenbos te vallen:

Postcode

Huisnummer

1102 BX

alle

1102 KA

alle

1102 LA

alle

1102 LB

alle

1102 SB

alle

1102 SC

alle

1102 SE

alle

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.c.a – Ligging Hakfoort-Huigenbos in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.c.b – Detailweergave van Hakfoort-Huigenbos

D. Hoptille

Het deelgebied Hoptille wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 6.4, onderdeel d aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de noordnoordwestzijde door de Hoogoorddreef;

  • 2.

    aan de oostnoordoostzijde door het Abcouderspad;

  • 3.

    aan de zuidzuidoostzijde door de Karspeldreef; en

  • 4.

    aan de westzuidwestzijde door het metrospoor waaraan het station Bullewijk is gelegen.

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen Hoptille te vallen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1102 BK

alle

 

1102 NH

alle

 

1102 PG

alle

1102 BS

alle

 

1102 NJ

alle

 

1102 PH

alle

1102 CS

alle

 

1102 NK

alle

 

1102 PJ

alle

1102 CX

alle

 

1102 NL

alle

 

1102 PL

alle

1102 CZ

alle

 

1102 NM

alle

 

1102 PN

alle

1102 NA

alle

 

1102 NN

alle

 

1102 PP

alle

1102 NB

alle

 

1102 NP

alle

 

1102 PR

alle

1102 NC

alle

 

1102 PA

alle

 

1102 PS

alle

1102 ND

alle

 

1102 PB

alle

 

1102 PT

alle

1102 NE

alle

 

1102 PC

alle

 
 
 

1102 NG

alle

 

1102 PE

alle

 
 
 

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.d.a – Ligging Hoptille in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.d.b – Detailweergave van Hoptille

E. G-buurt oost

Het deelgebied G-buurt oost wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 6.4, onderdeel e aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de noordwestzijde door het deel van de Provinciale weg dat in noordoostelijke richting loopt;

  • 2.

    aan de noordoostzijde door de Weespertrekvaart;

  • 3.

    aan de zuidoostzijde:

    • a.

      tussen de Weespertrekvaart en ’s Gravendijkdreef door een denkbeeldige lijn die door de middelpunten van de bruggen met nummers 1134 en 1135 loopt;

    • b.

      tussen de ’s Gravendijkdreef en het metrospoor waaraan het station Ganzenhoef ligt door de Bijlmerdreef

  • 4.

    aan de zuidwestzijde:

    • a.

      tussen een denkbeeldige lijn die door de middelpunten van de bruggen met nummers 1134 en 1135 loopt en de Bijlmerdreef door ’s Gravendijkdreef;

    • b.

      tussen de Bijlmerdreef en het deel van de Provinciale weg dat in noordoostelijke richting loopt door het metrospoor waaraan het station Ganzenhoef ligt.

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen G-buurt oost te vallen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1103 JZ

alle

 

1103 LG

alle

 

1103 PL

alle

1103 KA

alle

 

1103 LH

alle

 

1103 PM

alle

1103 KB

alle

 

1103 LJ

alle

 

1103 PN

alle

1103 KC

alle

 

1103 LK

alle

 

1103 PP

alle

1103 KD

alle

 

1103 LL

alle

 

1103 PR

alle

1103 KE

alle

 

1103 LM

alle

 

1103 PS

alle

1103 KG

alle

 

1103 LN

alle

 

1103 PT

alle

1103 KH

alle

 

1103 LP

alle

 

1103 PV

alle

1103 KJ

alle

 

1103 LR

alle

 

1103 PW

alle

1103 KK

alle

 

1103 LS

alle

 

1103 PX

alle

1103 KL

alle

 

1103 LT

alle

 

1103 PZ

alle

1103 KM

alle

 

1103 LV

alle

 

1103 RA

alle

1103 KN

alle

 

1103 LW

alle

 

1103 RB

alle

1103 KP

alle

 

1103 LX

alle

 

1103 RC

alle

1103 KR

alle

 

1103 LZ

alle

 

1103 RD

alle

1103 KS

alle

 

1103 NA

alle

 

1103 RE

alle

1103 KT

alle

 

1103 NB

alle

 

1103 RG

alle

1103 KV

alle

 

1103 PA

alle

 

1103 RH

alle

1103 KW

alle

 

1103 PB

alle

 

1103 RJ

alle

1103 KX

alle

 

1103 PC

alle

 

1103 RK

alle

1103 KZ

alle

 

1103 PD

alle

 

1103 RL

alle

1103 LA

alle

 

1103 PE

alle

 

1103 RM

alle

1103 LB

alle

 

1103 PG

alle

 

1103 RN

alle

1103 LC

alle

 

1103 PH

alle

 

1103 RP

alle

1103 LD

alle

 

1103 PJ

alle

 

1103 SB

Alle, behalve 46

1103 LE

alle

 

1103 PK

alle

 

1103 SE

alle

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.e.a – Ligging G-buurt oost in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.e.b – Detailweergave van G-buurt oost

F. Holendrecht-Zuid

Het deelgebied Holendrecht-Zuid wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 6.4, onderdeel f aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de noordnoordoostzijde:

    • a.

      tussen het metrospoor waaraan het station Holendrecht ligt en het Abcouderpad door de Holendrechtdreef;

    • b.

      tussen het Abcouderpad en de Meerkerkdreef door het Meibergpad;

  • 2.

    aan de oostnoordoostzijde tussen de Holendrechtdreef en Meibergpad door het Abcouderpad;

  • 3.

    aan de oostnoordoosttzijde en aan de noordzijde tussen het Meibergpad en de Reigersbosdreef door de Meerkerkdreef;

  • 4.

    aan de oostzijde door de Reigersbosdreef;

  • 5.

    aan de zuidzijde door het metrospoor waaraan het station Reigersbos is gelegen;

  • 6.

    aan de westzuidwestzijde door het metrospoor waaraan het station Holendrecht is gelegen.

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen Holendrecht-Zuid noord te vallen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1106 HX

alle

 

1106 KS

alle

 

1106 VE

alle

1106 HZ

alle

 

1106 KT

alle

 

1106 VG

alle

1106 JA

alle

 

1106 KV

alle

 

1106 VH

alle

1106 JB

alle

 

1106 KW

alle

 

1106 VJ

alle

1106 JC

alle

 

1106 KX

alle

 

1106 VK

alle

1106 JD

alle

 

1106 KZ

alle

 

1106 VL

alle

1106 JE

alle

 

1106 LA

alle

 

1106 VM

alle

1106 JG

alle

 

1106 LB

alle

 

1106 VN

alle

1106 JH

alle

 

1106 LC

alle

 

1106 VP

alle

1106 JJ

alle

 

1106 LD

alle

 

1106 VR

alle

1106 JK

alle

 

1106 LE

alle

 

1106 VS

alle

1106 JL

alle

 

1106 LG

alle

 

1106 VT

alle

1106 JM

alle

 

1106 LH

alle

 

1106 VV

alle

1106 JN

alle

 

1106 LJ

alle

 

1106 VW

alle

1106 JP

alle

 

1106 LK

alle

 

1106 VX

alle

1106 JR

alle

 

1106 LL

alle

 

1106 VZ

alle

1106 JS

alle

 

1106 LM

alle

 

1106 XA

alle

1106 JT

alle

 

1106 TG

alle

 

1106 XB

alle

1106 JV

alle

 

1106 TH

alle

 

1106 XC

alle

1106 JW

alle

 

1106 TJ

alle

 

1106 XD

alle

1106 JX

alle

 

1106 TK

alle

 

1106 XE

alle

1106 JZ

alle

 

1106 TL

alle

 

1106 XG

alle

1106 KA

alle

 

1106 TM

alle

 

1106 XH

alle

1106 KB

alle

 

1106 TN

alle

 

1106 XJ

alle

1106 KC

alle

 

1106 TP

alle

 

1106 XK

alle

1106 KD

alle

 

1106 TR

alle

 

1106 XL

alle

1106 KE

alle

 

1106 TS

alle

 

1106 XM

alle

1106 KG

alle

 

1106 TT

alle

 

1106 XN

alle

1106 KH

alle

 

1106 TV

alle

 

1106 XP

alle

1106 KJ

alle

 

1106 TW

alle

 

1106 XR

alle

1106 KK

alle

 

1106 TX

alle

 

1106 XS

alle

1106 KL

alle

 

1106 TZ

alle

 

1106 XT

alle

1106 KM

alle

 

1106 VA

alle

 

1106 XV

alle

1106 KN

alle

 

1106 VB

alle

 

1106 XW

alle

1106 KP

alle

 

1106 VC

alle

 

1106 XX

alle

1106 KR

alle

 

1106 VD

alle

 

1106 XZ

alle

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.f.a – Ligging Holendrecht-Zuid in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.f.b – Detailweergave van Holendrecht-Zuid

G. Reigersbos centrum

Het deelgebied Reigersbos centrum wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 6.4, onderdeel g aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de noordzijde door het Ruiseveenpad totdat deze samengaat met het Puiflijkpad, daarna door het Puiflijkpad;

  • 2.

    aan de oostzijde door het Ravenswaaipad ;

  • 3.

    aan de westzijde door de Reigersbosdreef;

  • 4.

    aan de zuidzijde en oostzijde door het waterlichaam met de naam Snellerwaardgracht.

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen Reigersbos Centrum te vallen:

Postcode

huisnummer

Postcode

huisnummer

1106 AM

alle

1107 EB

alle

1106 AN

alle

1107 EC

alle

1106 AP

alle

1107 EG

alle

1106 AR

alle

1107 EJ

3, 7, 9, 11

1106 AS

alle

1107 ES

alle

1106 AT

alle

1107 ET

alle

1106 AV

alle

1107 EV

alle

1106 AX

alle

1107 EW

alle

1107 EA

alle

1107 EX

alle

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.g.a – Ligging Reigersbos centrum in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.g.b – Detailweergave van Reigersbos centrum

H. Venserpolder west

Het deelgebied Venserpolder west wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 6.4, onderdeel h aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:

  • 1.

    Aan de zuidwestzijde door het treinspoor dat in noordwestelijke richting door het station Duivendrecht loopt.

  • 2.

    aan de westzijde door het uit zuidoostelijk richting komende in oostelijke richting afbuigende treinspoor dat het dichtst tegen de Dalsteindreef, de Alexander Dumaslaan en de Boris Pasternakstraat aan ligt en dat de treinsporen die in noordwestelijke en noordoostelijke richting lopen verbindt;

  • 3.

    aan de noordwestzijde door het trein spoor dat in noordoostelijke richting vanuit het station Duivendrecht loopt;

  • 4.

    aan de noordoostzijde door de Dolingadreef; en

  • 5.

    aan de zuidoostzijde door de Burgemeester Stramanweg;

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen Venserpolder west te vallen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1102 RA

alle

 

1102 TC

alle

 

1102 VH

alle

1102 RB

alle

 

1102 TD

alle

 

1102 VJ

alle

1102 RC

alle

 

1102 TE

alle

 

1102 VK

alle

1102 RD

alle

 

1102 TG

alle

 

1102 VN

alle

1102 RE

alle

 

1102 TH

alle

 

1102 VM

alle

1102 RG

alle

 

1102 TJ

alle

 

1102 VL

alle

1102 RH

alle

 

1102 TK

alle

 

1102 VP

alle

1102 RJ

alle

 

1102 TL

alle

 

1102 VR

alle

1102 RK

alle

 

1102 TM

alle

 

1102 VS

alle

1102 RL

alle

 

1102 TN

alle

 

1102 VT

alle

1102 RM

alle

 

1102 TP

alle

 

1102 VV

alle

1102 RS

alle

 

1102 TR

alle

 

1102 VX

alle

1102 RT

alle

 

1102 TS

alle

 

1102 VW

alle

1102 RV

alle

 

1102 TT

alle

 

1102 VZ

alle

1102 RW

alle

 

1102 TV

alle

 

1102 WB

alle

1102 RX

alle

 

1102 TW

alle

 

1102 WD

alle

1102 RZ

alle

 

1102 TX

alle

 

1102 WE

alle

1102 SR

alle

 

1102 TZ

alle

 

1102 WG

alle

1102 ST

alle

 

1102 VA

alle

 

1102 WH

alle

1102 SV

alle

 

1102 VB

alle

 

1102 WJ

alle

1102 SW

alle

 

1102 VC

alle

 

1102 WK

alle

1102 SX

alle

 

1102 VD

alle

 

1102 WL

alle

1102 TA

alle

 

1102 VE

alle

 

1102 WN

alle

1102 TB

alle

 

1102 VG

alle

 
 
 

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.h.a – Ligging Venserpolder west in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.h.b – Detailweergave van de Venserpolder west

I. Venserpolder oost

Het deelgebied Venserpolder oost wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 6.4, onderdeel i aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de noordwestzijde door de Dalsteindreef;

  • 2.

    aan de zuidwestzijde door de Dollingadreef;

  • 3.

    aan de zuidoostzijde door de Daalwijkdreef;

  • 4.

    aan de noordoostzijde door de Dubbelinkdreef;

De volgende postcode en huisnummercombinaties worden geacht binnen Venserpolder oost te vallen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1102 AG

alle

 

1102 XE

alle

 

1102 ZA

alle

1102 AJ

alle

 

1102 XG

alle

 

1102 ZB

alle

1102 AL

alle

 

1102 XH

alle

 

1102 ZC

alle

1102 AM

alle

 

1102 XJ

alle

 

1102 ZD

alle

1102 AR

alle

 

1102 XK

alle

 

1102 ZE

alle

1102 AS

alle

 

1102 XL

alle

 

1102 ZG

alle

1102 WP

alle

 

1102 XM

alle

 

1102 ZH

alle

1102 WR

alle

 

1102 XN

alle

 

1102 ZJ

alle

1102 WS

alle

 

1102 XP

alle

 

1102 ZK

alle

1102 WT

alle

 

1102 XR

alle

 

1102 ZL

alle

1102 WV

alle

 

1102 XS

alle

 

1102 ZM

alle

1102 WX

alle

 

1102 XT

alle

 

1102 ZN

alle

1102 WZ

alle

 

1102 XV

alle

 

1102 ZP

alle

1102 XA

alle

 

1102 XW

alle

 

1102 ZR

alle

1102 XB

alle

 

1102 XX

alle

 

1102 ZS

alle

1102 XC

alle

 

1102 XZ

alle

 

1102 ZT

alle

1102 XD

alle

 
 
 
 
 
 

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.i.a – Ligging Venserpolder oost in Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 6.4.i.b – Detailweergave van de Venserpolder oost

Bijlage III

In artikel 3a.1 van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen wordt verwezen naar deze bijlage voor het bepalen van deelgebieden.

Inhoudsoverzicht

  • A.

    de Bernard Loderbuurt

  • B.

    de Reimerswaalbuurt

  • C.

    de Banne Noord

  • D.

    de Molenwijk

  • E.

    de Gentiaanbuurt

  • F.

    de Wildemanbuurt

  • A.

    de Bernard Loderbuurt

Het deelgebied Bernard Loderbuurt is als volgt begrensd:

  • 1.

    Aan de noordzijde door de Antony Moddermanstraat, tussen de Jan de Louterstraat en de Burgemeester de Vlughtlaan;

  • 2.

    Aan de noord- en oostzijde door de Slotermeerlaan, tussen aan de westzijde de burgemeester de Vlughtlaan en aan de zuidzijde de Burgemeester Vening Meineszlaan;

  • 3.

    Aan de noordzijde door de Burgemeester Vening Meineszlaan, tussen de Slotermeerlaan en de Jacob Melkmanstraat;

  • 4.

    Aan de oostzijde door de Jacob Melkmanstraat, tussen de Burgemeester Vening Meineszlaan en de David Vosstraat;

  • 5.

    Aan de zuidzijde door een lijn die zowel het noordelijke uiteinde van de David Vosstraat en het oostelijke uiteinde van de Nieuwenhuysenstraat raakt, tussen de Slotermeerlaan en Jacob Melkmanstraat;

  • 6.

    Aan de oostzijde door de Slotermeerlaan, tussen de Nieuwenhuysenstraat en Jan de Louterstraat;

  • 7.

    Aan de zuid- en westzijde door de Jan de Louterstraat.

Overzichtskaart

afbeelding binnen de regeling

Detailkaart

afbeelding binnen de regeling

Postcodes en huisnummer

De volgende postcodes en bijbehorende huisnummers worden geacht binnen het deelgebied te liggen:

Postcodes

Huisnummers

Postcodes

Huisnummers

1063 BA

alle

1063 JV

alle

1063 BB

alle

1063 JW

150

1063 BK

alle

1063 KS

alle

1063 BL

alle

1063 KT

alle

1063 BM

alle

1063 KV

alle

1063 BN

alle

1063 KW

alle

1063 BP

alle

1063 KX

2 t/m 92 (even)

1063 BT

alle

1063 LB

alle

1063 HZ

alle

1063 LC

alle

1063 JA

alle

1063 LD

alle

1063 JB

alle

1063 NZ

alle

1063 JC

alle

1063 PA

alle

1063 JD

alle

1063 PB

alle

1063 JE

alle

1063 PC

alle

1063 JG

alle

1063 PD

55, 57

1063 JH

alle

1063 PJ

alle

1063 JJ

alle

1063 PK

alle

1063 JK

alle

1063 PL

alle

1063 JL

alle

1063 PM

alle

1063 JM

alle

1063 PN

alle

1063 JN

105 t/m 133 (oneven)

1063 PP

alle

1063 JP

Alle

1063 PR

alle

1063 JR

Alle

1063 PS

alle

1063 JS

alle

1063 PT

alle

1063 JT

alle

 
 

  • B.

    de Reimerswaalbuurt

Het deelgebied Reimerswaalbuurt is als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de noordzijde door de Ookmeerweg;

  • 2.

    aan de oostzijde door het Wevelswalepad;

  • 3.

    aan de zuidzijde door de Osdorperban; en

  • 4.

    aan de Westzijde door de Baden Powellweg.

Overzichtskaart

afbeelding binnen de regeling

Detailkaart

afbeelding binnen de regeling

Postcodes en huisnummers

De volgende postcodes en bijbehorende huisnummers worden geacht binnen het deelgebied te liggen:

Postcodes

Huisnummers

Postcodes

Huisnummers

1069 AA

alle

1069 BP

alle

1069 AB

alle

1069 BR

alle

1069 AC

alle

1069 BS

alle

1069 AD

alle

1069 BT

alle

1069 AE

alle

1069 BV

alle

1069 AG

alle

1069 BW

alle

1069 AJ

alle

1069 BX

alle

1069 AL

alle

1069 MP

alle

1069 AT

alle

1069 MR

alle

1069 BB

alle

1069 MS

alle

1069 BC

alle

1069 MT

alle

1069 BD

alle

1069 MV

alle

1069 BE

alle

1069 MX

alle

1069 BG

alle

1069 MZ

alle

1069 BH

alle

1069 ZR

130 tot en met 138, 698 tot en met 840 (even)

1069 BJ

alle

1069 ZT

alle

1069 BK

alle

1069 ZW

alle

1069 BL

alle

1069 ZZ

alle

1069 BM

alle

 
 

1069 BN

alle

 
 

  • C.

    de Banne Noord

Het deelgebied van Banne Noord is volgt begrensd:

  • 1.

    aan de zuidwestzijde door de IJdoornlaan;

  • 2.

    aan de zuidoostzijde door het Noord-Hollandsch Kanaal;

  • 3.

    aan de noordoostzijde door de Ringweg A10; en

  • 4.

    aan de noordwestzijde door de sloot die overbrugd wordt door de bruggen met nummers 1729 en 1731.

Overzichtskaart

afbeelding binnen de regeling

Detailkaart

afbeelding binnen de regeling

Postcodes en huisnummers

De volgende postcodes en bijbehorende huisnummers worden geacht binnen het deelgebied te liggen:

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1034JE

Alle

1034MX

Alle

1034RK

Alle

1034KL

Alle

1034MZ

Alle

1034RL

Alle

1034KM

Alle

1034NA

Alle

1034RM

Alle

1034KN

Alle

1034NB

Alle

1034RN

Alle

1034KP

Alle

1034NC

Alle

1034RP

Alle

1034KP

Alle

1034ND

Alle

1034RR

Alle

1034KR

Alle

1034NE

Alle

1034RS

Alle

1034KS

Alle

1034NG

Alle

1034RT

Alle

1034KT

Alle

1034NH

Alle

1034RV

Alle

1034KV

Alle

1034NJ

Alle

1034RW

Alle

1034KW

Alle

1034NK

Alle

1034RX

Alle

1034KX

Alle

1034NL

Alle

1034RZ

Alle

1034KZ

Alle

1034NM

Alle

1034SB

Alle

1034LA

Alle

1034NN

Alle

1034SC

Alle

1034LB

Alle

1034NP

Alle

1034SE

Alle

1034LC

Alle

1034NR

Alle

1034SG

Alle

1034LD

Alle

1034NS

Alle

1034SH

Alle

1034LE

Alle

1034NT

Alle

1034SJ

Alle

1034LG

Alle

1034NV

Alle

1034SK

Alle

1034LH

Alle

1034NX

Alle

1034SL

Alle

1034LJ

Alle

1034NZ

Alle

1034SM

Alle

1034LK

Alle

1034PA

Alle

1034SN

Alle

1034LL

Alle

1034PB

Alle

1034SP

Alle

1034LM

Alle

1034PC

Alle

1034SR

Alle

1034LN

Alle

1034PD

Alle

1034ST

Alle

1034LP

Alle

1034PE

Alle

1034SV

Alle

1034LR

Alle

1034PG

Alle

1034SW

Alle

1034LS

Alle

1034PH

Alle

1034SX

Alle

1034LT

Alle

1034PJ

Alle

1034SZ

Alle

1034LV

Alle

1034PL

Alle

1034TA

Alle

1034LW

Alle

1034PK

Alle

1034TB

Alle

1034LX

Alle

1034PM

Alle

1034TC

Alle

1034LZ

Alle

1034PN

Alle

1034TD

Alle

1034MA

Alle

1034PP

Alle

1034TE

Alle

1034MB

Alle

1034PR

Alle

1034TG

Alle

1034MC

Alle

1034PS

Alle

1034TH

Alle

1034MD

Alle

1034PT

Alle

1034TJ

Alle

1034ME

Alle

1034PV

Alle

1034TK

Alle

1034MG

Alle

1034PW

Alle

1034TL

Alle

1034MH

Alle

1034PX

Alle

1034TM

Alle

1034MJ

Alle

1034PZ

Alle

1034TN

Alle

1034MK

Alle

1034RA

Alle

1034TP

Alle

1034ML

Alle

1034RB

Alle

1034TR

Alle

1034MN

Alle

1034RC

Alle

1034TS

Alle

1034MP

Alle

1034RD

Alle

1034TT

Alle

1034MR

Alle

1034RE

Alle

1034TV

Alle

1034MS

Alle

1034RG

Alle

1034VA

Alle

1034MT

Alle

1034RH

Alle

1034VB

Alle

1034MV

Alle

1034RJ

Alle

1034VC

Alle

  • D.

    de Molenwijk

Het deelgebied Molenwijk is als volgt begrensd:

  • a.

    aan de noordzijde door de Molenaarsweg;

  • b.

    aan de oostzijde,

    • i.

      door de Molenaarsweg;

    • ii.

      tussen de Molenaarsweg en de Stellingweg door de sloot tussen basisschool de Krijtmolen en de gebouwen aan het Zuideinde ligt

    • iii.

      door de delen van de Stellingweg die niet bij de Molenflats eindigen;

  • c.

    aan de zuid- en westzijde door de delen van de Stellingweg die niet bij de Molenflats eindigen.

Overzichtskaart

afbeelding binnen de regeling

Detailkaart

afbeelding binnen de regeling

Postcodes en huisnummers

De volgende postcodes en bijbehorende huisnummers worden geacht binnen het deelgebied te liggen:

Postcode

Huisnummers

Postcode

Huisnummers

Postcode

Huisnummers

1035AA

alle

1035BJ

alle

1035CV

alle

1035AB

alle

1035BK

alle

1035CW

alle

1035AC

alle

1035BL

alle

1035CX

alle

1035AD

alle

1035BM

alle

1035CZ

alle

1035AE

alle

1035BN

alle

1035EA

alle

1035AG

alle

1035BP

alle

1035EB

alle

1035AH

alle

1035BR

alle

1035EC

alle

1035AJ

alle

1035BS

alle

1035ED

alle

1035AK

alle

1035BT

alle

1035EE

alle

1035AL

alle

1035BV

alle

1035EG

alle

1035AM

alle

1035BW

alle

1035EH

alle

1035AN

alle

1035CA

alle

1035EJ

alle

1035AP

alle

1035CB

alle

1035EK

alle

1035AR

alle

1035CC

alle

1035EL

alle

1035AS

alle

1035CD

alle

1035EM

alle

1035AT

alle

1035CE

alle

1035EN

alle

1035AV

alle

1035CG

alle

1035EP

alle

1035AW

alle

1035CH

alle

1035ER

alle

1035AX

alle

1035CJ

alle

1035ES

alle

1035AZ

alle

1035CK

alle

1035ET

alle

1035BA

alle

1035CL

alle

1035EV

alle

1035BB

alle

1035CM

alle

 
 

1035BC

alle

1035CN

alle

 
 

1035BD

alle

1035CP

alle

 
 

1035BE

alle

1035CR

alle

 
 

1035BG

alle

1035CS

alle

 
 

1035BH

alle

1035CT

alle

 
 

  • E.

    de Gentiaanbuurt

Het deelgebied Gentiaanbuurt is als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de noordoostzijde tussen de Gentiaanstraat en de Wingerdweg door het Mosveld;

  • 2.

    aan de zuidoostzijde tussen het Mosveld en de Hagedoornweg door de Wingerdweg;

  • 3.

    aan de oostzijde tussen de Wingerdweg en het Hagedoornplein door de Hagedoornweg;

  • 4.

    aan de zuidzijde tussen het Hagedoornplein en de Silenestraat door de Heimansweg;

  • 5.

    aan de westzijde tussen de Heimansweg en de Malvastraat door de Silenestraat;

  • 6.

    aan de noordzijde tussen de Silenestraat en de Hagedoornweg door de Malvastraat;

  • 7.

    aan de westzijde tussen de Malvastraat en de Gentiaanstraat door de Hagedoornweg; en

  • 8.

    aan de noordwestzijde tussen de Hagedoornweg en het Mosveld door de Gentiaanstraat.

Overzichtskaart

afbeelding binnen de regeling

Detailkaart

afbeelding binnen de regeling

De volgende postcodes en bijbehorende huisnummers worden geacht binnen het deelgebied te liggen:

Postcode

Huisnummers

Postcode

Huisnummers

1031AB

Alle

1031BB

Alle

1031AC

Alle

1031BC

Alle

1031AD

49 t/m 71 oneven

1031BD

Alle

1031AG

Even

1031BE

Alle

1031AL

Alle

1031BG

Alle

1031AP

Alle

1031BH

Alle

1031AR

Alle

1031BJ

Alle

1031AS

Alle

1031BK

Alle

1031AT

Alle

1031BL

Alle

1031AV

Alle

1031BR

Alle

1031AW

Alle

1031BS

Alle

1031AZ

Alle

1031BT

Alle

1031BA

Alle

1031BW

Alle

1031BM

Alle

1031BX

Alle

1031BN

Alle

1031BZ

Alle

1031TT

Alle

 
 

1031TW

2 t/m 30 even

 
 

1031VA

2 t/m 16 even

 
 

  • F.

    de Wildemanbuurt

Het deelgebied Wildemanbuurt is als volgt begrensd:

  • 1.

    aan de Westzijde, tussen de Ookmeerweg en de Osdorpergracht, door de Hoekenesgracht;

  • 2.

    aan de Westzijde, tussen de Osdorpergracht en de winkelstraat binnen het Osdorpplein ten zuiden van bouwblokken GH15 en GH64, de westzijde van het Osdorpplein;

  • 3.

    aan de zuidzijde, tussen de Hoekenesgracht en de westzijde van het Osdorpplein, door de Osdorpergracht;

  • 4.

    aan de zuidzijde, tussen de westzijde van het Osdorpplein en de Meer en Vaart, door de winkelstraat binnen het Osdorpplein ten zuiden van bouwblokken GH15 en GH64;

  • 5.

    aan de oostzijde, tussen de winkelstraat binnen het Osdorpplein ten zuiden van bouwblokken GH15 en GH 64 en de Osdorperban, de Meer en Vaart;

  • 6.

    aan de oostzijde, tussen de Osdorperban en de Ookmeerweg, de Geer Ban;

  • 7.

    aan de noordzijde, tussen de Meer en Vaart en de Geer ban, de Osdorperban;

  • 8.

    aan de noordzijde, tussen de Geer Ban en de Hoekenesgracht, de Ookmeerweg.

Overzichtskaart

afbeelding binnen de regeling

Detailkaart

afbeelding binnen de regeling

Postcodes en huisnummers

Alle huisnummers binnen de volgende postcodes worden geacht binnen het deelgebied te liggen:

1068AB

1068XB

1068BA

1068LD

1068CA

1068MB

1068AC

1068XC

1068BB

1068LE

1068CB

1068MC

1068AD

1068XD

1068BC

1068LJ

1068CC

1068MD

1068AE

1068XE

1068BD

1068LK

1068DB

1068ME

1068AJ

1068XH

1068BE

1068LL

1068DC

1068MG

1068AG

1068XG

1068BG

1068LM

1068DD

1068MH

1068AH

1068XJ

1068BH

1068LN

1068DJ

1068MJ

1068AK

1068XK

1068BJ

1068LP

1068DG

1068MK

1068AL

1068XL

1068BK

1068LS

1068DH

1068ML

1068AM

1068XM

1068BL

1068LR

1068DK

1068MT

1068AN

1068XN

1068BM

1068LT

1068DL

1068SL

1068AP

1068XP

1068BN

1068LV

1068DE

1068SM

1068AR

1068XR

1068BP

1068LW

1068DM

1068SR

1068AS

1068XS

1068BR

1068LX

1068DN

1068ST

1068AT

1068XT

1068BS

1068LZ

1068DP

1068SW

1068AV

1068XV

1068BT

1068ZA

1068DR

1068PP

1068AW

1068XW

1068BV

1068ZB

1068DS

1068PR

1068AX

1068XX

1068BW

1068ZC

1068DT

1068PN

1068AZ

1068XZ

1068BX

1068ZD

1068DV

 

1068EA

1068EH

1068BZ

1068ZE

1068DW

 

1068EB

1068EN

 

1068ZG

1068DX

 

1068EC

1068EP

 

1068ZH

1068DZ

 

1068ED

1068ER

 

1068ZJ

1068MA

 

1068EE

1068ES

 
 
 
 

1068EJ

1068ET

 
 
 
 

1068EG

1068EV

 
 
 
 

Bijlage IV

In artikel 3b.1 van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen wordt verwezen naar bijlage voor bepalen van de deelgebieden.

Inhoudsoverzicht

  • a.

    Buikslotermeer Noord

Deelgebieden

A. Buikslotermeer Noord

Het deelgebied Buikslotermeer Noord, waarbinnen de subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3b.3, plaats dienen te vinden is als volgt begrenst:

  • a.

    aan de noordwestzijde door de Nieuwe Leeuwarderweg;

  • b.

    aan de noordoostzijde tussen de Wieden en de H.Cleyndertweg door de Bakkerswaal en tussen de H.Cleyndertweg en de Nieuwe Leeuwarderweg door een denkbeeldige rechte lijn die in het verlengde van weg-as van Bakkerswaal ligt;

  • c.

    aan de zuidoostzijde tussen Bakkerswaal en Dijkwater door de Wieden en tussen Dijkwater en de IJdoornlaan door de H.Cleyndertweg;

  • d.

    aan de zuidwestzijde tussen de Wieden en de H.Cleyndertweg door Dijkwater en tussen de H.Cleynderweg en de Nieuwe Leeuwarderweg door de IJdoornlaan.

    afbeelding binnen de regeling

    Figuur 3b.a.a – overzichtskaart van Amsterdam met het gebied ‘Buikslotermeer Noord’ gemarkeerd

    afbeelding binnen de regeling

    Figuur 3b.a.a – detailkaart met het gebied Buikslotermeer Noord gemarkeerd

    De volgende postcodes en bijbehorende huisnummers worden geacht binnen het gebied te liggen:

Postcode

Huisnummers

1025 CX

Alle

1025 CZ

Alle

1025 DA

2 t/m 42 even

1025 DE

Alle

1025 DG

Alle

1025 DH

Alle

1025 DJ

Alle

1025 DK

Alle

1025 DL

Alle

1025 EG

Alle

1025 EH

Alle

1025 EJ

Alle

Bijlage V: Prioriteitsbuurten van het isolatieoffensief

De gemeente geeft binnen de isolatieoffensief prioriteit aan de verduurzaming van woningen met een hoge warmtevraag in buurten met veel sociaal maatschappelijke opgaven. In het Uitvoeringsplan van het isolatieoffensief en achterliggend onderzoek zijn deze buurten benoemd en wordt beargumenteerd hoe de selectie tot stand is gekomen. Het Uitvoeringsplan is op 17 oktober 2023 door het college van B&W aangenomen.

Buurtnaam

Stadsdeel

Planciusbuurt-Zuid

Centrum

Osdorpplein e.o.

Nieuw-West

Riekerhaven

Nieuw-West

Ruys de Beerenbrouckbuurt

Nieuw-West

Lodewijk van Deysselbuurt

Nieuw-West

Van Tijenbuurt

Nieuw-West

Sloterpark

Nieuw-West

Noordoever Sloterplas

Nieuw-West

Overtoomse Veld-Noord

Nieuw-West

Jacob Geelbuurt

Nieuw-West

Middelveldsche Akerpolder

Nieuw-West

Johan Jongkindbuurt

Nieuw-West

Bedrijvencentrum Osdorp

Nieuw-West

Zuidwestkwadrant-gespebeNoord

Nieuw-West

Reimerswaal

Nieuw-West

Sloterdijk Stationskwartier

Nieuw-West

Staalmanbuurt

Nieuw-West

Wildeman

Nieuw-West

Eendrachtspark

Nieuw-West

Botteskerkbuurt

Nieuw-West

Confuciusbuurt

Nieuw-West

Dijkgraafpleinbuurt

Nieuw-West

Jan de Louterbuurt

Nieuw-West

Dobbebuurt

Nieuw-West

Osdorp-Zuidoost

Nieuw-West

Louis Chrispijnbuurt

Nieuw-West

Belgiëplein e.o.

Nieuw-West

Emanuel van Meterenbuurt

Nieuw-West

Delflandpleinbuurt-Oost

Nieuw-West

Calandlaan/Lelylaan

Nieuw-West

Nieuwe Meer

Nieuw-West

Ookmeer

Nieuw-West

Zuidwestkwadrant-Zuid

Nieuw-West

Oostoever Sloterplas

Nieuw-West

Meer en Oever

Nieuw-West

Bakemabuurt

Nieuw-West

Dudokbuurt

Nieuw-West

Wegener Sleeswijkbuurt

Nieuw-West

Dichtersbuurt

Nieuw-West

Louis Couperusbuurt

Nieuw-West

Arondeusbuurt

Nieuw-West

Coronelbuurt

Nieuw-West

Meerwaldtbuurt

Nieuw-West

Werengouw-Midden

Noord

Tuindorp Nieuwendam-Oost

Noord

Bloemenbuurt-Noord

Noord

Banne-Noordwest

Noord

IJplein e.o.

Noord

Markengouw-Midden

Noord

De Kleine Wereld

Noord

Markengouw-Zuid

Noord

Banne-Zuidwest

Noord

Blauwe Zand

Noord

Tuindorp Nieuwendam-West

Noord

Plan van Gool

Noord

Terrasdorp

Noord

Molenwijk

Noord

Vogelbuurt-Zuid

Noord

Van der Pekbuurt

Noord

Bloemenbuurt-Zuid

Noord

Banne-Noordoost

Noord

Vogelbuurt-Noord

Noord

Tuindorp Oostzaan-Oost

Noord

Elzenhagen-Zuid

Noord

Werengouw-Zuid

Noord

Vliegenbos

Noord

NDSM terrein

Noord

Banne-Zuidoost

Noord

Tuindorp Oostzaan-West

Noord

Loenermark

Noord

Buikslotermeerplein

Noord

Betondorp

Oost

Makassarpleinbuurt

Oost

Sumatraplantsoenbuurt

Oost

Ambonpleinbuurt

Oost

Tuindorp Amstelstation

Oost

Van der Kunbuurt

Oost

Science Park-Zuid

Oost

Baaibuurt-West

Oost

Tuindorp Frankendael

Oost

Sportheldenbuurt

Oost

Havenkwartier IJburg

Oost

Transvaalbuurt-West

Oost

Dapperbuurt-Noord

Oost

Oostpoort

Oost

Oosterparkbuurt-Zuidwest

Oost

Nieuwe Oosterbegraafplaats

Oost

Oosterpark

Oost

Sportpark Middenmeer-Noord

Oost

Drieburg

Oost

Weesp-Zuid I

Weesp

Hogewey-Zuid

Weesp

Hogewey-Midden

Weesp

Mercatorpark

West

Gibraltarbuurt

West

Borgerbuurt

West

Kolenkitbuurt-Noord

West

Spaarndammerbuurt-Noordwest

West

Robert Scottbuurt-Oost

West

Spaarndammerbuurt-Zuidwest

West

Orteliusbuurt-Noord

West

Orteliusbuurt-Midden

West

Columbusplein e.o.

West

Trompbuurt

West

Robert Scottbuurt-West

West

De Wittenbuurt-Zuid

West

Jan Maijenbuurt

West

Landlust-Noord

West

Bedrijventerrein Landlust

West

Pieter van der Doesbuurt

West

Van Brakelkwartier

West

Spaarndammerbuurt-Noordoost

West

Balboaplein e.o.

West

Orteliusbuurt-Zuid

West

Spaarndammerbuurt-Midden

West

Geuzenhofbuurt

West

Staatsliedenbuurt-Noordoost

West

Erasmusparkbuurt-Oost

West

Landlust-Zuid

West

De Wester Quartier

West

John Franklinbuurt

West

Kolenkitbuurt-Zuid

West

Bosleeuw

West

Burgemeester Tellegenbuurt-Oost

Zuid

Burgemeester Tellegenbuurt-West

Zuid

Rijnbuurt-West

Zuid

Marathonbuurt-West

Zuid

Diamantbuurt

Zuid

Rijnbuurt-Midden

Zuid

Rijnbuurt-Oost

Zuid

IJsbaanpad e.o.

Zuid

Olympisch Stadion e.o.

Zuid

Marathonbuurt-Oost

Zuid

Kromme Mijdrechtbuurt

Zuid

Bertelmanpleinbuurt

Zuid

Van Tuyllbuurt

Zuid

IJselbuurt-West

Zuid

IJselbuurt-Oost

Zuid

Zorgvlied

Zuid

Bijlmermuseum-Zuid

Zuidoost

Venserpolder-West

Zuidoost

Amsterdamse Poort

Zuidoost

Reigersbos 1

Zuidoost

Gein 2

Zuidoost

De Kameleon e.o.

Zuidoost

K-buurt-Zuidwest

Zuidoost

Reigersbos 2

Zuidoost

Holendrecht-Zuid

Zuidoost

Hakfort/Huigenbos

Zuidoost

Hoptille

Zuidoost

Amstel III deel A/B-Zuid

Zuidoost

Kelbergen

Zuidoost

Reigersbos 3

Zuidoost

Gein 1

Zuidoost

K-buurt-Zuidoost

Zuidoost

G-buurt-Noord

Zuidoost

Bijlmermuseum-Noord

Zuidoost

Kortvoort

Zuidoost

Venserpolder-Oost

Zuidoost

D-buurt

Zuidoost

Holendrecht-West

Zuidoost

Kantershof

Zuidoost

F-buurt

Zuidoost

Gein 4

Zuidoost

Rechte H-buurt

Zuidoost

Reigersbos 4

Zuidoost

G-buurt-West

Zuidoost

L-buurt

Zuidoost

Vogeltjeswei

Zuidoost

Toelichting

Algemene toelichting

Inleiding

De gemeente Amsterdam wil de verduurzaming van de stad versnellen. De op 3 maart 2020 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050 geeft uitdrukking aan die ambitie en stippelt de weg erheen aan de hand van een viertal transitiepaden uit. Het woord transitie verwijst naar de transitie van CO2 (en equivalenten) uitstotende manieren van dingen doen naar manieren van dingen doen die geen CO2 (of equivalenten) uitstoten en daarmee een vrijwel verwaarloosbare invloed op het klimaat hebben, ook wel klimaatneutraal genoemd. De gebouwde omgeving is één van die transitiepaden. Dit transitiepad is verantwoordelijk voor 25% van de Amsterdamse CO2 uitstoot. Deze subsidieregeling is er op gericht om de versnelling op dit transitiepad te realiseren. In de verschillende hoofdstukken van deze regeling worden subsidies voor verschillende doelgroepen en verschillende aspecten van deze verduurzaming van de gebouwde omgeving geregeld.

Voorgeschiedenis

De gemeente Amsterdam heeft al jaren verschillende subsidies beschikbaar om mensen aan te moedigen om hun in Amsterdam gelegen vastgoed te verduurzamen of het nu ging om isolatie, dubbel glas, duurzame nieuwbouw of aardgasvrij. De regeling zelf is het resultaat van een naamswijziging van de, op 19 november 2019 door het college van B&W vastgestelde, subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam, naar subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen. Deze naamswijziging was nodig om de subsidieregeling een naam te geven die bredere inhoud (breder dan aardgasvrij) van de regeling en de toekomstige ontwikkelingen op dit gebied dekt. Ook komt de regeling dan beter te passen in het subsidielandschap op het gebied van duurzaamheid dat bestaat uit: Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie, duurzame Amsterdamse vervoersmiddelen, duurzame Amsterdamse gebouwen en Groen in Amsterdam.

Het verdient noot dat de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam op zichzelf al een opvolger was van de subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij, die op 31 december 2019 is komen te vervallen en die op zichzelf weer het resultaat was van een naamswijziging van de subsidieregeling Amsterdam aardgasloos.

Regelingsstructuur

De regeling bevat in verschillende hoofdstukken subsidies voor verschillende onderwerpen. Hoofdstukken 1 tot 4 gaan over het aardgasvrij maken van bestaande gebouwen. Hoofstuk 5 gaat over de verduurzaming van de nieuwbouw in bepaalde delen van de stad. Hoofdstuk 6 gaat over het combineren van het wegwerken van achterstallig onderhoud en met het behalen van een aantal labelstappen in bestaande bouw in bepaalde delen van de stad.

Hoofdstukken 1 tot 4 Aardgasvrij

Met de laatste naamswijziging zijn de structuur en inhoud van de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij behouden gebleven. De aardgasvrij regeling heeft zijn plaats gekregen in hoofdstuk 1 tot 4 van deze regeling. Het gaat nadrukkelijk om tot 4, zodat hoofdstuk 4 en de eventuele vervolghoofdstukken er geen onderdeel van zijn, maar de hoofdstukken 3a, 3b, 3c enzovoort wel. Dit deel van de regeling voorziet in de ambitie om specifieke uitwerkingen van de regeling mogelijk te maken voor nader te bepalen gebieden in Amsterdam.

Hoofdstuk 1 bevat de algemene voorwaarden die gelden voor alle subsidies die op grond van hoofdstukken 1 tot 4 worden gegeven. Hoofdstuk 2 bevat de voorwaarden voor een stadsbrede die geldt voor alle delen van de stad die niet aangewezen zijn in een hoofdstuk waarvan het nummer met een 3 begint. Lees daarover meer bij het hoofdstuk stadsbrede subsidie. De hoofdstukken waarvan het nummer met 3 begint bevatten techniekafhankelijk voorwaarden die gelden subsidieaanvragen voor vastgoed dat gelegen is in de deelgebieden die dat hoofdstuk zijn aangewezen. In de bijlagen bij de regeling worden de deelgebieden, die samen het werkingsgebied van ieder van de hoofdstuk vormen, precies omschreven.

Er kan op verschillende niveaus gevarieerd worden in de subsidievoorwaarden. 1. Op het niveau van de algemene voorwaarden, zoals bepaalt in hoofdstuk 1, zodat een voorwaarde voor alle subsidieaanvragen geldt. 2. Op gebiedsniveau, zodat een voorwaarde voor het gebied in dat hoofdstuk en dus voor alle gevallen waar die specifieke voorkeurstechniek bestaat geldt. 3. Op deelgebiedsniveau, zodat een voorwaarde uitsluitend voor één deelgebied geldt. Vanuit het oogpunt van de gelijke en eenvoudige behandeling van aanvragen is het streven om zoveel mogelijk zaken op het niveau van de algemene voorwaarden te regelen, maar sommige zaken moeten nu eenmaal iets specifieker bepaald worden.

Het bepalen van die afwijkende subsidievoorwaarden gebeurt op basis van de uitkomsten van de voor dat gebied bepaalde wijkaanpak. In de wijkaanpak wordt samen met de eigenaren, gebruikers en partijen die de infrastructuur aanleggen en beheren gezocht naar de beste oplossing voor de hele wijk om de stap (en eventuele tussenstappen) naar aardgasvrij te maken. Dit vraagt om een complexe belangenafweging met betrekking tot de volgende zaken:

  • de breed gedragen voorkeuren van eigenaren en gebruikers in een gebied voor een specifiek alternatief;

  • de isolatiegraad van bestaand vastgoed;

  • het beschermde of monumentale karakter van het bestaand vastgoed;

  • renovatieplannen van vastgoedeigenaren;

  • de geschiktheid van inpandige installaties in bestaand vastgoed voor bepaalde aardgas alternatieven;

  • de geschiktheid van bestaande bouwkundige constructies voor bepaalde aardgas alternatieven;

  • de mate van afschrijving die gedaan is op de aanwezige aardgasverbrandingsinstallaties;

  • de mate waarin het eigendom van bestaande gebouwen is gefragmenteerd;

  • de investeringsbereidheid en -gereedheid van eigenaren van de bestaande gebouwen;

  • de mate waarin verhuurders instemming van huurders nodig hebben en kunnen krijgen voor alternatieven voor aardgas;

  • de uitvoeringscapaciteit van installatiebedrijven;

  • de ligging en nabijheid van potentiële alternatieve warmtebronnen;

  • de beperkte beschikbaarheid van potentiële alternatieve warmtebronnen;

  • de ontwikkeling en stimulering van alternatieve warmtebronnen;

  • de ligging en nabijheid van potentiële alternatieve energieinfrastructuur;

  • de geschiktheid van bestaande energieinfrastructuur voor de implementatie van alternatieven;

  • de hoeveelheid vastgoed of het percentage van vastgoed dat minimaal moet kiezen voor een collectieve oplossing om de aanleg ervan rendabel en betaalbaar te maken.

  • de mate van afschrijving op de bestaande energieinfrastructuur;

  • de investeringsbereidheid en -gereedheid van partijen die energieinfrastructuur aanleggen en beheren;

  • de uitvoeringscapaciteit bij de partijen die de energieinfrastructuur aanleggen en beheren;

  • de onderhoudsplanning voor bestaande ondergrondse infrastructuur;

  • de mate waarin de bestaande inrichting van de openbare ruimte is afgeschreven;

  • de onderhoudsplanning voor de openbare ruimte in het gebied;

  • de hoeveelheid beschikbare ruimte in de ondergrond voor de aanleg van alternatieve of supplementaire energieinfrastructuur;

  • de ontwikkelingsplannen van de gemeente in nabijgelegen gebieden;

  • de verkeerkundige consequenties van de aanleg van alternatieve infrastructuur;

  • de bedrijfsvoeringsconsequenties voor bestaande ondernemers van de aanleg van alternatieve infrastructuur.

  • het wettelijke kader en de beschikbare juridische instrumenten die betrekking hebben op de energietransitie;

  • de algemene stand van de techniek voor alternatieve warmtebronnen.

Daarnaast zijn er nog zaken die niet specifiek zijn voor ieder (deel)gebied, maar met het verstrijken van tijd kunnen veranderen en kunnen leiden tot aanzienlijke verschillen tussen gebieden.

Veel van de voorgenoemde zaken treffen belangen die aanmerkelijk breder zijn dan het belang van de eigenaar of gebruiker van het vastgoed die subsidie kan aanvragen op basis van een gebiedsgerichte uitwerking. Deze belangen in overweging nemende, is het te rechtvaardigen dat verschillende voorwaarden worden bepaald in verschillende gebieden. Voorbeelden van voorwaarden waarin gevarieerd kan worden, zijn:

  • De hoogte van het subsidieplafond voor een (deel)gebied, zodat dat aansluit bij het aantal gebouwen in het gebied en de te verwachten te verlenen subsidie per gebouw. Dit is ter voorkoming van reservering van grote hoeveelheden gemeentemiddelen voor gebouwen in (delen van) gebieden waarvan de uitvoering niet binnen afzienbare tijd zal beginnen of waar subsidieaanvragen niet mogelijk zijn.  

  • De activiteiten waarvoor subsidie aangevraagd kan worden, zodat gericht voorkeursalternatieven kunnen worden gestimuleerd en het subsidiëren van tussenoplossingen en deeloplossingen mogelijk wordt.  

  • De hoogte van de subsidie, zodat deze beter aansluit bij de te verwachten kosten voor de installatie van het voorkeursalternatief in het vastgoed in het gebied of zodat een vast subsidiebedrag in plaats van een maximaal subsidiebedrag bepaald kan worden.  

  • De functies van de gebouwen waarvoor subsidie beschikbaar gesteld kan worden, zodat naast woningen ook bestaande maatschappelijke organisaties of kleine ondernemingen in een bepaald gebied gestimuleerd kunnen worden om de transitie te maken.  

  • De aanvragers, zodat bijvoorbeeld uitgesloten kan worden dat aanvragers een winstoogmerk hebben of zodat verzekerd kan worden dat aanvragen uitsluitend vanuit VvE verband gedaan kunnen worden om de besturen van de in het gebied aanwezige VvE’s in een stevigere positie te brengen ten opzichte van de deeleigenaren.  

  • De in te dienen gegevens, zodat deze aansluiten bij de afwijkende activiteiten.  

  • De weigeringsgronden, zodat deze beter aansluiten bij de concrete plannen en afspraken die uit de wijkaanpak volgen.  

  • De termijn waarbinnen de subsidie kan worden aangevraagd, zodat eigenaren en bewoners in een gebied gestimuleerd worden om snel de overstap naar het alternatief te maken en de kosten die gemoeid zijn met een functionerend maar deels gebruikte alternatieve verwarmingsinstallatie worden vermeden.  

  • De aanvullende verplichtingen, zodat deze beter aansluiten bij eventuele andere activiteiten en de concrete afspraken die uit de wijkaanpak volgen.

De-minimisverklaring en staatssteun

Op 2 juni 2020 heeft het college van B&W met het oog op grotere aanvragen van vastgoedbezitters voor aardgasvrij subsidie (zoals geregeld in hoofdstukken 1 tot 4) besloten om minder dwingend te zijn met betrekking tot de de-minimisverklaring. Als gevolg daarvan is de de-minimisverklaring in deze gevallen geen gedwongen weigeringsgrond meer. Het voldoen aan de de-minimisvereisten is een ‘kan’ bepaling geworden. De bedoeling hiervan is dat het college aanvragers van subsidie, geen toegelaten instellingen zijnde, die subsidie aanvragen voor meerdere woningen of meerdere bedrijfs- of maatschappelijke ruimten, waardoor er meer dan €200.000,- gemoeid zou zijn, niet direct meer weigert. In de plaats daarvan onderzoekt en bepaalt het college in die individuele gevallen of er vanuit de artikel 107 of 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (of daarop gebaseerde regelgeving en richtlijnen) beperkingen worden opgelegd. Het college zal bij de verlening rekening houden met deze beperkingen en daardoor de subsidie mogelijk lager of zelfs op nihil verlenen.

Stadsbrede subsidie (hoofdstuk 2)

De eerste en uitzonderlijke gebiedsgerichte aardgasvrije subsidie ligt besloten in hoofdstuk 2. Het werkingsgebied voor dit hoofdstuk betreft de gehele stad, met uitzondering van gebieden die in andere hoofdstukken zijn aangewezen. Zodra er een gebiedsgerichte uitwerking voor een gebied bestaat, is het voor eigenaren en gebruikers van vastgoed in dat gebied dus in principe niet meer mogelijk om subsidie aan te vragen voor dat vastgoed op basis van de stadsbrede regeling in hoofdstuk 2. Als vanzelfsprekend is het ook niet mogelijk om subsidie aan te vragen op basis van de voorwaarden die voor een ander gebied gelden.

Het stadsbrede hoofdstuk fungeert als een waarborg dat iedereen die slechts een appartement of enkele gebouwen bezit aanspraak kan maken op subsidie voor het aardgasvrij maken van zijn of haar gebouwen. Grote vastgoedbezitter met meer dan 20 verblijfsobjecten in hun bezit zijn kunnen geen gebruik maken van de stadsbrede subsidie. Deze partijen worden geacht mee te werken aan het stand brengen van gebiedsgerichte oplossingen. Het grote werkingsgebied van dit hoofdstuk laat weinig ruimte voor maatwerk en de maximale subsidiebedragen zijn aan de lage kant.

Bij de inwerkingtreding van de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij voorzag de stadsbrede regeling uitsluitend in subsidie voor het aardgasvrij maken van woningen. Met de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit duurzame Amsterdamse gebouwen is het ook voor bedrijven en maatschappelijke organisaties, binnen het werkingsgebied van hoofdstuk 2, mogelijk geworden om aanspraak te maken op subsidie voor het aardgasvrij maken van bedrijfsruimten en maatschappelijk vastgoed. Scholen zijn uitgesloten van deze subsidie, omdat voor deze groep een andere subsidie is voorzien. De bedoeling is dat nieuwe gebiedsgerichte uitwerkingen ook zullen voorzien in subsidie voor bedrijfsruimten en maatschappelijk vastgoed.

Warm Amsterdam (hoofdstuk 3)

Het op 10 april 2022 door het college vastgestelde hoofdstuk 3 regelt de subsidie voor gebieden waar aansluiting op het stadwarmtenet de voorkeur geniet. Deze voorkeur is een direct gevolg van de Warmtemotor, een samenwerkingsverband gebaseerd op concrete afspraken tussen Vattenfal, de Amsterdamse woningcorporaties en de gemeente Amsterdam om voor 2030 10.000 van het aardgas te halen. Het gebied waar de voorwaarden uit hoofdstuk 3 van toepassing zijn wordt in zogenaamde tranches uitgebreid. Elke tranche bestaat uit een aantal deelgebieden. Door de vraag in deze gebieden te bundelen onderhandelen de woningcorporaties samen sterker met de exploitant van het warmtenet over de prijs die voor de aansluiting wordt betaalt en de termijn waarbinnen zij hun vastgoed in die gebieden aan zullen sluiten. De gemeente stemt de hoogte van de beschikbare subsidies in elke tranches af op de hoogte van de kosten die geraamd worden. Particulieren en andere eigenaren van vastgoed kunnen onder dezelfde voorwaarden als de corporaties een aansluiting aanvragen en krijgen een gelijke subsidie.

Techniekneutraal gebied (hoofdstuk 3a)

Op 25 oktober 2022 stelde het college het nieuwe hoofdstuk 3a vast. Dit hoofdstuk was een bundeling van de gebiedsspecifieke uitwerkingen die voorheen in de hoofdstukken met nummers 3a, 3b, 3c, 3d, 3e en 3z waren besloten. Bij de bundeling van deze hoofdstukken zijn de voorwaarden zoveel als redelijkerwijs mogelijk geüniformeerd. Dit betekent dat de subsidiabele activiteiten in sommige gevallen iets veranderd zijn. Een belangrijke vereenvoudiging is dat de systematiek van forfaitaire kosten niet meer wordt gebruikt, waardoor het voor aanvragers beter te begrijpen is hoeveel subsidie ze kunnen verwachten. De hoogte en de looptijden van de subsidieplafonds zijn gelijk gebleven. Een aantal uitzonderlijke bepalingen over subsidiabele kosten in de Gentiaanbuurt en de Wildemanbuurt, die voortkomen uit toezeggingen aan de vastgoedbezitters in die gebieden komen ook terug.

Hoewel het hoofdstuk de naam techniekneutraal draagt zijn er vanuit de algemene voorwaarden in hoofdstuk 1 wel vereisten aan de techniek die gebruikt wordt om het vastgoed in het gebied van dit hoofdstuk aardgasvrij te maken.

De in hoofdstuk 3a gebundelde en dus vervallen hoofdstukken 3a, 3b, 3c, 3d, 3e en 3z waren respectievelijk op 2 juni 2020, 2 juni 2020, 26 oktober 2021, 18 januari 2022, 18 januari 2022 en 19 november 2019 door het college vastgesteld.

Riothermie Buikslotermeer Noord en de Kleine Wereld

Op 24 januari 2023 heeft het college van B&W met het oog op de concrete plannen en afspraken die voorlagen voor het aardgasvrij maken van delen van het vastgoed in de Buikslotermeer Noord en de Kleine Wereld, besloten om een specifieke (i.e. op die buurt gerichte) uitwerking van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen vast te stellen. Deze subsidie is opgenomen in het nieuwe hoofdstuk 3b.

De in hoofdstuk 3b voor delen van de Buikslotermeer Noord en de Kleine Wereld bepaalde subsidiabele activiteiten wijken af van die in hoofdstuk 2. Door deze afwijking is er uitsluitend subsidie op grond van hoofdstuk 3b als woningen aangesloten worden op het lokale bronnet dat gevoed wordt met behulp van riothermie. Er is gericht een klein gebied aangewezen waar grote zekerheid is over de investeringsbereidheid van de vastgoedbezitters in het lokale bronnet op Riothermie. Het is daarom uitsluitend mogelijk om in dit gebied subsidie te krijgen als aangesloten wordt op het te realiseren bronnet.

De subsidiabele activiteiten in de aangewezen delen van de Buikslotermeer Noord en de Kleine Wereld vereisen in afwijking van de subsidie in andere gebieden niet dat de woningen direct geheel aardgasvrij worden. Riothermie is een relatief nieuwe techniek, het in de praktijk ervaring opdoen met de toepassing er van op de beoogde schaal is onderdeel van het project. De planvorming het lokale bronnet voorziet in een gefaseerde ontwikkeling van installaties die de capaciteit van de het lokale bronnet om warmte te leveren vergroten. Tegelijkertijd is er sprake van een gefaseerd plan van betrokken vastgoedeigenaren om hun vastgoed aanvullend te isoleren. Dit zal op termijn leiden tot een daling van de warmtevraag. Totdat beide maatregelen getroffen zijn wordt het verstandig geacht om een gasgestookt alternatief voor de piekvraag en storing te gebruiken en achter de hand te houden. Normaliter wordt een dergelijke gasgestookte achtervang- en piekvoorziening als onderdeel van de installaties in de kosten van de aanleg van het lokale bronnet berekend. Om de kosten voor de aanleg van dit lokale bronnet laag te houden en om de vastgoedeigenaren de tijd te gunnen om de benodigde isolatiemaatregelen door te voeren is gekozen om de bestaande inpandige gasgestookte verwarmingsinstallaties in stand te houden. Aanvullend wordt voorzien in de mogelijkheid om een onzelfstandige woonruimten te subsidiëren om aan te sluiten op het lokale bronnet. De hoogte van deze subsidie wordt bepaald op basis van het aardgasverbruik van de onzelfstandige woonruimten.

Er wordt een potentieel hoger subsidiebedrag beschikbaar gesteld voor de subsidiabele activiteiten in deze buurt, dan op grond van de stadsbrede subsidie beschikbaar is. Om echter aanspraak te kunnen maken op dit hogere bedrag zullen ook aanzienlijk hogere werkelijk subsidiabele kosten gemaakt moeten worden.

Het subsidieplafond voor deze delen van de Buikslotermeer Noord en de Kleine Wereld is lager dan de som van de op basis van de afspraken en concrete plannen voor deze buurt verwachte aanvragen gedurende de beperkte periode dat het mogelijk is om subsidie aan te vragen. De reden hiervoor is dat verwacht wordt dat de aanvragers gebruik zullen maken van de Subsidieregeling Aardgasvrij Huurwoningen van het Rijk en daarom uiteindelijk minder subsidie van de gemeente nodig zullen hebben.

Hoofdstuk 5 Duurzame Nieuwbouw

Uit de Routekaart naar een Klimaatneutrale stad blijken de zeer hoge ambities van de gemeente Amsterdam op het gebied van de duurzaamheid van nieuwbouw. In vele gevallen leiden deze ambities ertoe dat de eisen die gemeente Amsterdam stelt aan deze gebouwen ver boven de wettelijke vereisten liggen. De bovenwettelijke maatregelen zijn vaak duur en voor organisatie die te maken hebben met maximale huurprijzen zijn de kosten voor het realiseren van deze gemeentelijke ambities moeilijk op te brengen. Tegelijkertijd heeft college de ambities om aanzienlijk aandeel van de nieuwbouw te laten bestaan uit sociale huurwoningen. Het college acht het onwenselijk om de duurzaamheidseisen voor sociale huurwoningen lager te maken en daarmee op termijn de minder bedeelden op te zadelen met hogere energierekeningen. Om de partijen die dergelijke woningen realiseren een steun in de rug te geven heeft het college daarom besloten om in specifieke gebieden waar dergelijke eisen van toepassing zijn aan partijen die te maken hebben met de maximale huurprijzen een subsidie beschikbaar te stellen die een deel van de hogere kosten dekt. De bepalingen die betrekking hebben op deze subsidie zijn opgenomen hoofdstuk 5 van deze regeling. Het doel van dit hoofdstuk is het in specifieke gebieden stimuleren van de realisatie van duurzame sociale nieuwbouw die bijzonder gunstige eigenschappen heeft qua energiehuishouding en een bijzonder lage milieubelasting tot gevolg heeft.

Subsidie voor duurzame sociale huurwoningen Strandeiland en Buiksloterham

Op 23 november 2021 heeft het college besloten om voor het Strandeiland en de Buiksloterham subsidies beschikbaar te stellen aan corporaties om uiterst duurzame sociale huurwoningen te realiseren. Dit zijn twee gebieden waar uitzonderlijk hoge ambities gelden op het gebied van de duurzaamheid.

Het is nadrukkelijk de bedoeling om in dit hoofdstuk voorwaarden te stellen die het voor de aanvrager eenvoudig maken om de subsidie binnen een jaar voor de start van de bouw aan te vragen. De lichte ingangsvereisten hebben als gevolg dat de gemeente weinig zekerheid heeft over hetgeen daadwerkelijke gerealiseerd zal worden. Er is daarom gekozen om bij de subsidieverlening een maximaal subsidiebedrag te bepalen dat afhankelijk van hetgeen daadwerkelijk wordt gerealiseerd lager vastgesteld kan worden. Na de oplevering van de bouw kan de subsidie worden vastgesteld en daarbij kan de aanvrager om aanmerkelijk meer informatie gevraagd.

Hoofdstuk 6 Verduurzamende woningverbetering

Op 29 maart 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam besloten om hoofdstuk 6 toe te voegen aan de subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen. Het betreft een zelfstandig hoofdstuk dat geen juridische wisselwerking heeft met de andere hoofdstukken in de regeling. Het hoofdstuk is er op gericht om verenigingen van eigenaren met particuliere woningbezitters in specifieke gebieden te stimuleren om gelijktijdig achterstallig onderhoud aan gebouwen weg te werken en energiebesparende maatregelen te treffen. De eerste gebieden waar deze subsidie aan te vragen is liggen in Amsterdam Zuidoost. Het college zet met deze subsidie een stap in de richting van de realisatie van het Masterplan Zuidoost. De gemeente Amsterdam heeft op 14 juli 2021 financiële steun gekregen voor deze op Amsterdam Zuidoost gerichte subsidie vanuit het door de het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bestuurde Volkshuisvestingsfonds in de vorm van een specifieke uitkering.

De subsidieregeling in hoofdstuk 6 wordt gekenmerkt door een relatief lage bewijslast voor verlening, stevige vereisten aan de in te dienen stukken voor een voorschot en stevige vereisten voor vaststelling van de subsidie. Lees hierover meer bij de artikelsgewijze toelichting bij respectievelijk artikelen 6.10, 6.12 en 6.14. De bedoeling van deze opzet is dat aanvrager snel duidelijkheid kunnen krijgen hoeveel steun ze van de gemeente kunnen verwachten en op basis van die duidelijkheid de nodige voorbereidingen treffen. De verwachting is dat deze vroege duidelijkheid vanuit de gemeente in combinatie met de duidelijke verplichtingen de besluitvorming binnen vve’s zal bespoedigen.

De regeling is nadrukkelijk gericht op het stimuleren van particulieren in aangewezen gebieden om hun woningen te verbeteren. De hoogte van de subsidie wordt voor het grootste deel bepaald door het aantal woningen in particulier bezit. Woningen die in het bezit zijn van een rechtspersoon en dus per definitie niet bewoond kunnen wordt door de eigenaar kunnen niet leiden tot een hogere subsidie. Uitzondering op dat laatste vormen de woningen en corporatiebezit.

Hoofdstuk 7 Extra Isolatie Subsidie Amsterdam

Op 16 april 2024 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam besloten om hoofdstuk 7 toe te voegen aan de Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen. Net als hoofdstuk 6, betreft hoofdstuk 7 een zelfstandig hoofdstuk. Het hoofdstuk, Extra Isolatie Subsidie Amsterdam, ondersteunt eigenaar-bewoners en verenigingen van eigenaars bij het laten nemen van energiebesparende isolatiemaatregelen en energiezuinige ventilatiemaatregelen, met als doel de verduurzaming van slecht geïsoleerde woningen met een WOZ-waarde van maximaal € 370.000 in het peiljaar 2021.

Hoofdstuk 8 Planvorming verduurzaming voor vve’s

Op 10 december 2024 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam besloten om hoofdstuk 8 Planvorming verduurzaming voor vve’s toe te voegen aan de Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen (SDAG). Net als hoofdstuk 6 en 7, betreft hoofdstuk 8 een zelfstandig hoofdstuk. Het hoofdstuk ondersteunt verenigingen van eigenaars (vve’s) bij de voorbereiding van het verduurzamen van haar gebouw(en). Dit hoofdstuk heeft als doel om planvorming ter verduurzaming en verbeteren van slecht geïsoleerde woningen te stimuleren.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen met betrekking tot gebiedsgericht aardgasvrij

De artikelen in dit hoofdstuk zijn algemeen van aard en zijn van algemene toepassing binnen hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling. De artikelen in de daaropvolgende hoofdstukken hebben uitsluitend betrekking op het in het eerste artikel van dat hoofdstuk bepaalde gebied.

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn definities opgenomen van begrippen die in hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling gebruikt worden. Het is in mogelijk dat de betekenis van deze definities afwijkt van de betekenis die de gebruikte begrippen in het algemeen taalgebruik hebben. In dat laatste geval is, de definitie leidend. Een aantal begrippen wordt nader toegelicht, mede omdat in de uitvoeringspraktijk is gebleken dat er onduidelijkheid over de duiding ervan kan ontstaan.

Aardgasvrij: de definitie van een “aardgasvrij” omvat ook de mogelijkheid van groen gas in een gebouw. Ook is er ruimte voor verschillende soorten kookoplossingen, zolang deze minder fijnstof produceren dan aardgas. Reden daartoe is dat fijnstofproductie een zorg is voor de gemeente Amsterdam. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om aan te tonen dat de voorgestelde oplossing minder fijnstof produceert. De begrippen groen gas, verwijderen aardgas aansluiting, bestaand gebouw zijn later gedefinieerd. Het begrip gebouwgebonden verwijst naar de later gedefinieerde fysieke gebouwgebonden voorziening. Met fossiele brandstoffen wordt gedoeld op exotherm oxideerbare koolwaterstoffen die uit de aardkorst worden gewonnen, zoals o.a. kolen, aardolie en aardgas. Indien een verblijfsobject (bijv. een appartement), onderdeel is van een pand met meerdere woningen of een groter gebouw en aangesloten is op een collectieve gebouwgebonden warmte of warm water installatie (bijv. gasgestookte blokverwarming), dan worden deze installaties ook aan de verblijfsobject verbonden geacht. Dit heeft als gevolg dat een appartementseigenaar die aan blokverwarming is aangesloten geen subsidie kan ontvangen voor het aardgasvrij maken van de aardgas verbruikende installaties in het appartement, zolang het de blokverwarming niet ook aardgasvrij is. In samenhang met weigeringsgrond in artikel 1.8, tweede lid, onderdeel h worden eigenaren van appartementen met een collectieve verwarmingsinstallatie uitsloten van subsidie als ze niet de collectieve verwarmingsinstallatie aardgasvrij maken. Lees hierover meer bij artikel 1.8, tweede lid, onderdeel h.

Afsluiting: het verwijderen van de aardgasaansluiting wordt gedaan door de netbeheerder. De kosten die de netbeheerder in rekening brengt voor de afsluiting worden bepaald in lagere wet- en regelgeving die volgt uit de gaswet en worden gecontroleerd door de Autoriteit Consument en Markt. De kosten hiervoor worden in sommige gebieden aangemerkt als subsidiabele activiteiten. De netbeheerder levert de aanvrager een schriftelijk bewijs van afsluiting bijvoorbeeld in de vorm van een voldane factuur. Het college kan gebruik maken van de informatie in het EAN codeboek om te controleren of een woning daadwerkelijk afgesloten is van het aardgas. Bij het gebruik van Het EAN codeboek moet echter wel rekening gehouden worden met de relatieve lage updatefrequentie, waardoor deze soms verouderde informatie bevat. Het codeboek is beschikbaar via www.eancodeboek.nl. Afsluiting gaat nadrukkelijk over het permanent verwijderen van de gasmeter, niet het verzegelen van de meter om tijdelijk de gaslevering te stoppen.

Fysieke gebouwgebonden activiteiten: Met het begrip fysiek wordt gedoeld op het materiele en tastbare aspect van activiteiten. Immateriële zaken als bijvoorbeeld rechten, vergoedingen of afspraken vallen er dus niet onder. Met gebouwgebonden wordt gedoeld op het duurzaam schoef- of nagelvast met het gebouw of de bijbehorende gronden verbonden zijn. Een andere mogelijke indicator van het gebouwgebonden karakter van een activiteiten is of deze bij beëindiging van verhuring in de woning aanwezig blijft en dus als onderdeel van het gehuurde aangemerkt wordt.

Gebied: Gebieden in deze regeling komen niet noodzakelijkerwijs overeen met de gebieden, zoals die gedefinieerd worden in artikel 1 van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam. Een gebied kan bestaan uit verschillende deelgebieden en deze deelgebieden zijn niet noodzakelijkerwijs aan elkaar verbonden. Een gebied of deelgebied is nooit kleiner dan één adres.

Woning: Met het begrip woning wordt aangesloten bij de definities die gebruikt worden in de Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen. Dit maakt het bij de beoordeling eenvoudig om de in de basisregistratie beschikbare gegevens te gebruiken. Een burger kan deze informatie met betrekking tot zijn eigen woning controleren door zijn adres op te zoeken op data.amsterdam.nl. Als er voor het adres van de woning onder het kopje ‘verblijfsobject’ bij het gebruiksdoel ‘woonfunctie’ staat voldoet de woning aan deze voorwaarde. Als het adres niet te vinden is of een ander gebruiksdoel heeft, dan wordt het niet aangemerkt als woning. De begrippen verblijfsobject, stand- of ligplaats volgen de Catalogus Basisregistratie Adressen en Gebouwen 2018 die bijlage I vormt van de ministeriele Regeling BAG. Het gebruiksdoel woonfunctie sluit aan bij de Bijlage van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen. Het gebruiksdoel (bouwkundige bestemming) is initieel afgeleid uit de bouwkundige gebruiksfunctie conform de categorisering van het Bouwbesluit 2012. De Wet op de huurtoeslag en artikel 7:234 BW stellen dezelfde eisen aan zelfstandige woonruimte als de Wet bag aan adresseerbaar object met woonfunctie. Weliswaar kent de BAG alleen een gebruiksdoel toe aan een verblijfsobject, maar ook standplaatsen en bepaalde ligplaatsen kennen een BAG+-gebruiksdoel op grond van art. 2.1 lid 1 onder a, c of d, en art. 8.2a Wabo. Dit heeft als consequentie dat woonboten met ligplaatsvergunning en vergunde standplaatsen voor woonwagen ook in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 1.3 Doel van de regeling in hoofdstukken 1 tot 4

Zie ook de inleiding hiervoor. Om in 2040 een stad zonder aardgas te zijn, moet het aantal aardgasvrije bestaande woningen en nieuwe woningen binnen kleinschalige transformatie in Amsterdam fors stijgen. Door in plaats van aardgas te verwarmen met en te koken op een duurzaam alternatief wordt de CO2-uitstoot in de gemeente Amsterdam teruggedrongen.

Het doel van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling is daarom het stimuleren van het uitvoeren van activiteiten die het gebruik van aardgas gebiedsgericht terugdringen. Met een robuuste en laagdrempelige subsidieregeling wordt een zo groot mogelijk aantal eigenaren of gebruikers gestimuleerd om over te gaan tot het uitvoeren van activiteiten.

Artikel 1.4 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

Hoofdstukken 1 tot 4 van de subsidieregeling Duurzame Amsterdamse gebouwen is getoetst aan de staatssteunregels. Onderscheid kan worden gemaakt tussen subsidie die wordt verstrekt aan i) woningcorporaties, ii) ondernemers, niet zijnde woningcorporaties en iii) niet-ondernemers.

Ten aanzien van steun die aan woningcorporaties wordt verleend ten behoeve van hun taak op het gebied van sociale huurwoningen geldt het DAEB-vrijstellingsbesluit. Ingevolge de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 zijn woningcorporaties onder andere belast met het in stand houden van en uitvoeren van activiteiten aan haar woongelegenheden; het treffen van energiebesparende voorzieningen valt hier onder. Op grond van artikel 5, tweede lid, van het DAEB-vrijstellingsbesluit mag voor de uitvoering van deze taak maximaal tien jaar compensatie worden verleend, mits het compensatiebedrag niet hoger is dan nodig ter dekking van de nettokosten daarvan. In artikel 1.6 is geregeld dat de subsidie nooit hoger kan zijn dan de daadwerkelijke kosten die de aanvrager heeft. Lees bij de toelichting bij dat artikel meer.

Het DAEB-vrijstellingsbesluit stelt ten aanzien van de compensatie in artikel 5, negende lid, wel de eis dat als activiteiten worden verricht, die zowel diensten van algemeen economisch belang (DAEB) als andere activiteiten betreffen, de met het uitvoeren van energiebesparende activiteiten verband houdende kosten gescheiden in de boekhouding worden opgenomen. Dit is geregeld in artikel 7, tweede lid. Dit betreft dus een verplichting die vanuit Europees recht wordt opgelegd.

Artikel 1.5 Subsidiabele kosten

Dit artikel regelt voor de gehele regeling, tenzij er in specifieke hoofdstukken bepalingen zijn die hiervan nadrukkelijk afwijken, welke kosten als subsidiabele kosten worden aangemerkt. In de specifieke hoofdstukken wordt vaak bepaald welke percentage (tussen de 0% en 100%) van de subsidiabele kosten gesubsidieerd wordt en tot welk maximale bedrag. Of BTW teruggevorderd kan worden door de aanvrager, doet voor de gemeente niet ter zake. De gemeente behoudt het recht voor om externe expertise in te schakelen voor de beoordeling van de kosten en haalbaarheid van de aanvraag.

Artikel 1.5, eerste lid

De voor subsidie in aanmerking komende kosten zijn de kosten die worden gemaakt voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten. Er zijn echter specifieke kostensoorten uitgesloten van aanmerking als subsidiabele kosten. Dat gebeurt in het tweede lid.

Artikel 1.5, tweede lid, aanhef

Dit lid regelt welke kosten expliciet uitgesloten zijn van aanmerking als subsidiabele kosten. Voor de zaken die in de onderdelen bij dit lid opgesomd geldt dat de geen onderdeel zijn van de subsidiabele kosten en dat de aanvrager er dus ook geen subsidie voor kan krijgen.

Artikel 1.5, tweede lid, onderdeel a

Kosten voor eigen arbeid worden in geen enkel geval gesubsidieerd. De subsidieaanvrager kan dus geen uurtarief voor zijn eigen arbeid laten subsidiëren en dus ook geen facturen voor zijn eigen arbeid opvoeren. Indien een aanvrager zelf de werkzaamheden verricht zijn in de praktijk alleen de gebruikte materialen subsidiabel. Indien een subsidieaanvrager werknemers heeft, dan wordt het werk van de werknemers geacht onderdeel te zijn van de eigen arbeid. Als een rechtspersoonlijkheid een dochter-, zuster-, of moederorganisaties waarvan de winst uiteindelijk naar dezelfde partij gaat huurt, dan wordt de arbeid van medewerkers van deze dochter-, zuster-, of moederorganisaties ook aangemerkt als eigen arbeid.

Artikel 1.5, tweede lid, onderdeel b

De kosten voor isolatievoorzieningen worden niet gesubsidieerd. De gedacht hierachter is dat het grootste deel van de investering in de isolatievoorziening zichzelf terugverdient door de daling in energielasten als gevolg van het afgenomen energieverbruik. Er zijn adequate leenfaciliteiten beschikbaar waarmee de investeringskosten voor isolatievoorzieningen betaald kunnen worden.

Artikel 1.5, tweede lid, onderdeel c

De kosten voor zonnepanelen worden niet gesubsidieerd. De gedacht hierachter is dat zonnepanelen zichzelf in principe terugverdienen als gevolg van de besparing op de energierekening vanwege de vergoeding die gegeven wordt voor de levering van elektriciteit aan het elektriciteitsnet. Verder zijn er adequate leenfaciliteiten beschikbaar waarmee de investeringskosten voor zonnepanelen gefinancierd kunnen worden.

Artikel 1.5, tweede lid, onderdeel d

Vanwege de negatieve effecten op de luchtkwaliteit komen hout- en pelletkachels en biomassaverbrandingsketels niet in aanmerking voor subsidiering.

Artikel 1.5, tweede lid, onderdeel e

Installaties met fossiele brandstof als olie, butaangas of kolen komen ook niet in aanmerking, omdat deze nog vervuilender zijn dan aardgas. ‘Olie, butaangas of kolen’ vormen als zodanig geen limitatieve opsomming, de/alle andere fossiele brandstoffen zijn ook uitgesloten.

Artikel 1.5, tweede lid, onderdeel f

De aanschaf van pannen en ander keukengerei is niet aan te merken als een fysieke gebouwgebonden voorziening en de kosten die daarmee gemoeid zijn dus niet subsidiabel. Deze uitsluiting is daardoor in principe overbodig. De ervaring leert echter dat met een expliciet vermelding in de regeling onduidelijkheid vermeden kan worden.

Artikel 1.5, tweede lid, onderdeel g

Het is de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager om te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen of minimum kwaliteitseisen. De gemeente wil hiermee uitsluiten dat zij daaraan meebetaalt, terwijl het aan de aanvrager zelf is om dit gat te dichten alvorens subsidie wordt aangevraagd op grond van deze regeling. De voorzieningen moeten verder gaan dan het moeten voldoen aan wettelijke verplichtingen of gangbare minimum kwaliteitseisen. Het gaat erom dat de aanvrager die extra stap zet naar aardgasvrij, die zonder deze subsidie niet was gezet.

Artikel 1.5, tweede lid, onderdeel h

Het elektrisch verwarmen van een woning brengt, als dit niet op de juiste manier gebeurt, hogere milieubelasting en veel hogere gebruikskosten met zich mee dan het gebruik van aardgas. Om de CO2 uitstoot te beperken en te voorkomen dat huurders opgezadeld worden met onredelijk hoge energielasten wordt met dit artikel daarom de minst efficiënte elektrische verwarmingsoplossingen uitgesloten van subsidie. Ook wordt op deze manier de belasting van de zwaar belaste elektriciteitsinfrastructuur in Amsterdam verminderd. Het gaat nadrukkelijk om verwarmingsinstallaties, dus ruimteverwarming en tapwaterverwarming en niet om de kookvoorziening. Voor kookvoorzieningen zijn er helaas geen praktisch bruikbare alternatieven. Met de uitsluiting van de kosten voor elektrische weerstandsverwarming wordt gedoeld op apparaten die een opwekrendement (= bruikbare warmte energie (J) gedeeld door verbruikte elektrische energie in (J)) hebben dat niet hoger is dan 1. Het gaat nadrukkelijk om het uitsluiten van de minst efficiënte elektrische verwarmingsoplossingen. Voor de helderheid worden de kosten voor warmtepompen, directe infraroodpanelen en elektrische boilers met een voldoende groot opslagvat worden wel als subsidiabele kosten aangemerkt.

Artikel 1.5, tweede lid, onderdeel i

De regeling is zowel vooraf als achteraf aan te vragen. Deze bepaling begrenst, via de factuurdatum, hoe lang na de uitvoering het nog zinnig is om subsidie aan te vragen. Kosten die meer dan een jaar voor de aanvraag zijn gerealiseerd zijn niet subsidiabel.

Artikel 1.6 Maximering en stapeling

Dit artikel bepaalt een concreet maximum aan de subsidie, zodat in alle gevallen voldaan wordt aan het compensatiecriterium dat volgt uit het Altmark-arrest. Het maximum dat uit dit artikel volgt staat in principe los van het maximale subsidiebedrag dat volgt uit de hoogte van de subsidie die wordt bepaald in de hoofdstukken die met een nummer 2 of 3 beginnen. Het betreft een onafhankelijk controle en waarborg tegen overcompensatie.

De grens die de gemeente Amsterdam stelt om stapeling tegen te gaan heeft uitsluitend effect op de subsidies die gemeente Amsterdam verleent. Het is goed mogelijk dat de andere subsidieverstrekker er andere of strengere voorwaarden tegen stapeling op nahoudt. Daarop heeft de deze subsidieregeling geen invloed en daar wordt ook geen rekening mee gehouden.

Artikel 1.6, eerste lid

Het eerste lid regelt dat de subsidie niet hoger mag zijn dan de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten. Daadwerkelijk gemaakte kosten blijken uit de facturen die de aanvrager volgens artikel 1.10, eerste lid, onderdeel a meestuurt bij zijn aanvraag tot vaststelling.

De subsidie kan in principe gestapeld worden, maar er is een grens. De zinsnede ‘met andere voor de subsidiabele activiteiten verleende of vastgestelde subsidies verminderde’ zorgt voor deze grens. De stapeling mag er niet toe leiden dat er in totaal meer subsidie betaalt wordt dan dat er daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten zijn. Het is niet de bedoeling dat aanvragers de subsidie kunnen benutten om winst te behalen op de uitvoering van de subsidiabele activiteiten. Deze vermindering kan uitgevoerd worden op grond van de informatie die de aanvrager aanlevert op grond van artikel 1.10, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 1.6, tweede lid

Dit lid regelt hoe omgegaan wordt met gevallen waar redelijkerwijs te verwachten is dat de andere subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten lager uit zullen vallen. Het gaat hier nadrukkelijk om een discretionaire ruimte voor het college om te bepalen wat het verwachte lagere bedrag zal zijn. Het college laat zich daarbij informeren door de onderbouwing die de aanvrager aanlevert, maar kan er ook voor kiezen om de verstrekker van de andere subsidie hierover te benaderen. De uitwisseling van mogelijke tot een persoon herleidbare gegevens die in dit kader plaatsvind valt onder noodzakelijke verwerking voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de gemeente Amsterdam om de juiste subsidie te bepalen.

Artikel 1.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Dit artikel regelt welke gegevens en stukken de aanvrager in moet dienen in het kader van de subsidieaanvraag op grond van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling. De vereisten in dit artikel komen bovenop de vereisten die volgen uit artikel 6 van de ASA 2023. Het is niet uitgesloten dat in een hoofdstuk nummer dat begint met het getal 2 of 3 nog specifieke aanvullende stukken gevraagd kunnen worden, alhoewel het nadrukkelijk het streven is om dat te vermijden.

Artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a

De offertes voor uitvoering van de subsidiabele activiteiten, waarop het deel van de kosten die subsidiabel zijn voldoende duidelijk uitgesplitst en aangemerkt zijn dienen als onderbouwing van de te verwachten kosten voor het plan waarvoor subsidie wordt aangevraagd en zijn een belangrijke basis voor de verlening. Het feit dat de aanvrager offertes aan moet leveren heeft als consequentie dat het plan voor de subsidiabele activiteiten al in een ver gevorderd stadium moet zijn voordat de subsidie kan worden aangevraagd. Er mag echter nog niet begonnen zijn met de uitvoering.

Gevraagd wordt om kopieën van de offertes. De offertes dienen van een dusdanige kwaliteit te zijn dat hieruit de juistheid en betrouwbaarheid van de geraamde kosten kan worden afgeleid. Indicatoren van een kwalitatief goede offerte zijn als de vermelding van de volgende gegevens:

  • De volledige naam van de leverancier en die van de aanvrager De juridische naam is vermeld. De handelsnaam kan ook, als die in combinatie met het adres en woonplaats bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd.

  • Het volledige adres van de leverancier en dat van de aanvrager Het adres waar de leverancier feitelijk is gevestigd is vermeld. Vermelding van alleen een postbusnummer is niet voldoende.

  • Het volledige btw-nummer van de leverancier

  • Het KvK-nummer van de leverancier

  • De datum dat de offerte is uitgereikt

  • De aard van de goederen of diensten die de leverancier zal leveren

  • de hoeveelheid van de goederen of de omvang van de diensten die de leverancier zal leveren

  • de beoogde datum waarop de goederen of diensten worden geleverd  

  • het bedrag dat de leverancier in rekening brengt, exclusief btw het btw-tarief dat de leverancier in rekening brengt

  • het btw bedrag

Verzameloffertes waarvan slechts een deel van de kosten subsidiabel zijn dienen voldoende duidelijk uitgesplitst te zijn, zodat beoordeeld kan worden welk deel van de kosten subsidiabel is. De aanvrager dient er zorg voor te dragen dat de subsidiabele kosten op de offerte voldoende duidelijk aangemerkt zijn. De gegevens op de offertes dienen aan de sluiten bij de gegevens in de kostenraming en het dient eenvoudig te herleiden te zijn welke kosten bij de beoogde voorzieningen horen. Dit kan in sommige gevallen betekenen dat de aanvrager de opsteller van de offerte moet vragen om de offerte te herzien.

Indien de werkzaamheden door aanvrager zelf uitgevoerd worden dienen offertes voor de aanschaf van de benodigde materialen geleverd te worden.

Als bewijs kan een recent bankrekeningafschift of een kopie van een bankpas overlegd worden, waaruit duidelijk moet blijken dat het bankrekeningnummer op naam staat van de aanvrager.

Artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b

De aanvrager moet inzichtelijk maken welke eventuele andere subsidies zijn aangevraagd voor dezelfde activiteiten. Het begrip dezelfde activiteiten levert altijd een duidingsvraag op en het oordeel of en in hoeveel een activiteit overlapt ligt binnen de beslissingsruimte van het college. De subsidieaanvrager doet er daarom verstandig aan om een compleet overzicht aan te leveren en daarbij zelf te onderbouwen in hoeverre de activiteit daadwerkelijk overlapt. Deze informatie wordt gebruikt om de hoogte van de te verlenen subsidie te bepalen op basis van artikel 1.6, eerste lid.

Artikel 1.7, eerste lid, onderdeel c

Als er een subsidieaanvraag wordt gedaan voor omzetting van een collectieve installatie moeten extra gegevens aangeleverd worden. De reden hiervoor is hoofdzakelijk dat het bij een aanvraag met betrekking tot de omzetting van een collectieve installatie niet per sé noodzakelijk is dat alle verblijfsobjecten in het gebouw aardgasvrij worden, maar het is daarom voor het college van belang om goed inzicht te krijgen welke verblijfsobjecten nu wel of niet aardgasvrij zijn of zullen worden. De verschillende subonderdelen gaan hier op in.

Artikel 1.7, eerste lid, onderdeel c, subonderdelen i, ii en ii

Om inzicht te krijgen in de aantallen woning waar een collectieve aanvraag betrekking op heeft zijn de onder dit gevraagde gegevens noodzakelijk. Het gevraagde overzicht zou een tabelvorm aan kunnen nemen die lijkt op de onderstaande:

Straat

Huis#

Toev.

Na activiteiten verbonden aan collectieve tapwater installatie

Na activiteiten verbonden aan collectieve verwarmingsinstallatie

Individuele gasaansluiting

Verwijderd individuele gasaansluiting

Prinsengracht

342

HS

1

1

1

0

Prinsengracht

342

1A

1

1

1

1

Prinsengracht

342

1V

1

1

1

1

Prinsengracht

342

2A

1

1

0

0

Prinsengracht

342

2V

1

1

1

1

Prinsengracht

342

3

1

1

1

1

Prinsengracht

344

HS

1

1

1

0

Prinsengracht

344

1

0

1

1

0

Prinsengracht

344

2

0

1

1

1

Prinsengracht

344

3

0

1

0

0

Totaal

 
 

7

10

8

5

1 = ja

0 = nee

Artikel 1.7, eerste lid, onderdeel c, subonderdelen iv

Bewijs dat de aanvrager gemachtigd is de aanvraag te doen kan verschillende vormen aannemen, Bij een VvE bijvoorbeeld een afschrift van de notulen van de VvE vergadering waaruit blijkt dat de leden instemmen met de activiteiten waar de subsidieaanvraag betrekking op heeft. Bij een stichting een handtekening van een daartoe volgens de Kamer van Koophandel bevoegd bestuurder op een begeleidend schrijven bij de aanvraag.

Artikel 1.7, eerste lid, onderdeel d

De ingevulde verklaring de-minimissteun is uitsluitend is uitsluitend vereist voor ondernemingen. Het begrip onderneming is gedefinieerd in artikel 1.1. Het wijkt af van de definitie in het dagelijks taalgebruik en sluit aan bij de definitie van onderneming die volgt uit het verdrag van de werking van de Europese Unie. De Europese definitie van onderneming is meeromvattend dan die in het dagelijks taalgebruik. Noch het feit dat een organisatie geen winstoogmerk heeft of het feit dat een organisatie geen BV of NV is zijn doorslaggevende feiten. Bepalend is of de organisatie zich mengt in een Europese markt en of de activiteiten van de organisatie een grensoverschrijdend effect hebben. Het is aan het oordeel van het college of een organisatie een onderneming is.

Het bedrag van € 200.000 komt overeen met het drempelbedrag dat de Europese Commissie heeft vastgesteld ten aanzien van de-minimissteun. Kort samengevat komt het erop neer dat de onderneming van de subsidieaanvrager in de voorgaande drie belastingjaren (bij indiening op 10 februari 2018 gaat dit om de jaren 2016, 2017 en 2018) niet meer dan € 200.000 aan de-minimissteun (dat wil zeggen subsidies verleend onder de de-minimisverordening) vermeerderd met de aangevraagde subsidies voor dit project mag hebben ontvangen. Steun onder deze drempel valt onder de de-minimisverordening, wat betekent dat de steun niet behoeft te worden aangemeld bij de Europese Commissie.

Indien twee ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden, kan het voor de toepassing van de de-minimisverordening zo zijn dat deze ondernemingen als één zelfstandige onderneming worden gezien. Bij het invullen van de Verklaring de-minimissteun wordt een onderneming geacht daar rekening mee te houden. Onder de de-minimisverordening kan ook steun vallen die is vervat in leningen en garantstellingen, waarbij het mogelijk is om deze, onder voorwaarden, ook toe te passen op leningen en garantstellingen die langer dan drie jaar lopen. De voorwaarden hiervoor zijn uiteengezet in artikel 4 van de de-minimisverordening.

Artikel 1.7, eerste lid, onderdeel e

Onder geldende goedkeuringsverplichtingen wordt bijvoorbeeld bedoeld 70% van de huurders die moeten instemmen (eventuele kopers tellen niet mee) met een renovatievoorstel van de verhuurder, zoals een akkoord van de huurders wanneer de aanvrager een woningcorporatie is. Dan is volgens de wet sprake van een 'redelijk' voorstel waaraan de betrokken huurders zijn gebonden, ook de eventuele tegenstemmers (minder dan 30%). Het begrip goedkeuringsverplichting wordt in artikel 1.1 gedefinieerd.

Artikel 1.7, tweede lid, aanhef

Dit lid regelt de aanvullende gegevens en stukken die aangeleverd moeten worden als een aanvraag door een ander dan de eigenaar of een namens de eigenaar gemachtigde wordt gedaan.

Artikel 1.7, tweede lid, onderdeel a

Dergelijke aanvragers die geen eigenaar zijn, zijn verplicht is om een schriftelijk bewijs van instemming van de eigenaar met de subsidiabele activiteiten mee te sturen. In deze verklaring geeft de eigenaar toestemming dat de activiteiten die leiden naar het aardgasvrij maken van het verblijfsobject en de afsluiting van het gas in het betreffende gebouw uitgevoerd mogen worden. Zijn er meerdere eigenaren dan moeten zij allen deze toestemming in een verklaring geven. Al deze verklaringen moeten bij de subsidieaanvraag gevoegd worden. De eigenaar mag aan de toestemming om het verblijfsobject aardgasvrij te maken de voorwaarde verbinden dat huurder dit bij vertrekt ongedaan maakt. De aanvullende verplichting uit artikel 1.9, onderdeel b bevat voor dergelijke situaties een specifieke uitzondering.

Het is ook mogelijk voor huurders om subsidie aan te vragen als een tussenkomst van de rechter noodzakelijk is geweest om de eigenaar te bewegen om de voorgestelde activiteiten uit te laten voeren. Artikel 7:243 BW voorziet op de mogelijkheid voor huurders om de eigenaar te dwingen om mee te werken met een redelijk voorstel tot het aanbrengen van isolerende voorzieningen en energie-efficiënte verwarmingsketels. Artikel 7:215 BW betreft de mogelijk voor huurders om zelf voorzieningen aan te brengen in een woonruimte.

De weigeringsgrond in artikel 1.8, eerste lid, onderdeel b hangt samen met dit indieningsvereiste.

Artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b

Een aanvrager die niet de eigenaar is moet wel aantonen dat hij of zij een direct belang heeft bij het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten. Een huurder of gebruiker van het vastgoed heeft een dergelijk belang. Bij het ontbreken van een dergelijk belang kan de subsidie geweigerd worden op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel k van de ASA 2023. Het belang van het tegengaan van de uitstoot van broeikasgassen wordt niet als een belang gezien. Het is geenszins de bedoeling dat partijen subsidie aan gaan vragen voor verblijfsobjecten waar ze niets mee te maken hebben. Als deze noch eigenaar, noch huurder, noch via een uitvoeringsovereenkomst een belang heeft bij het verblijfsobject is er reden om aan te nemen dat deze partij niet de capaciteit heeft om de subsidiabele activiteit uit te voeren.

Artikel 1.7, derde lid

Deze bepaling regelt welke zaken aangeleverd moeten worden indien de subsidie wordt aangevraagd nadat de subsidiabele activiteiten al zijn uitgevoerd. In feite worden de indieningsvereisten voor vaststelling toegevoegd aan de indieningsvereisten bij de aanvraag. Vervolgens worden de indieningsvereisten ontdubbeld, zodat bijvoorbeeld niet zowel de facturen als de offertes ingediend hoeven te worden.

Artikel 1.8 Weigeringsgronden

De onderdelen in de twee leden van dit artikel bevatten gronden voor weigering of gedeeltelijke weigering van subsidieaanvragen. Het wezenlijke verschil tussen de twee leden betreft de mate van beslissingsvrijheid die het college heeft. De gronden in het eerste lid zijn dwingend, terwijl de gronden in het tweede lid een ‘kan’ bepaling betreffen. De ‘kan’-bepaling heeft als gevolgd dat het college kan afwegen of zij de weigeringsgrond toepassen .

Artikel 1.8, eerste lid

De weigeringsgrond in dit lid is uitsluitend gericht op subsidieaanvragen waar een aanvrager niet de eigenaar is van het verblijfsobject waar de subsidiabele activiteiten plaats zouden moeten vinden. De gemeente moedigt in sommige delen van de stad huurders aan om zelf het initiatief te nemen om hun verblijfsruimte aardgasvrij te maken. Het is echter uiterst onwenselijk dat huurders dat doen, zonder dat er instemming van de verhuurder is.

Het is in dit lid nadrukkelijk aan het oordeel van het college om te bepalen wat zij een gegronde reden achten om aan te nemen dat de vereiste toestemming en het vereiste bevel van de rechter ontbreken. Als één van de twee documenten wel bestaat, dan wordt niet aan de vereisten van deze weigeringsgrond voldaan.

De verwoording van dit lid met gebruikmaking van ‘gegronde reden om aan te nemen’ hangt er mee samen dat het praktisch onmogelijk is voor het college om te bewijzen dat de gevraagde documenten niet bestaan. Er moet dus met gegronde reden aangenomen worden dat die zaken niet bestaan. Het onvermogen of onwillendheid van een aanvrager om de gevraagde bewijzen te leveren kan een gegronde reden om aan te nemen dat de documenten niet bestaan. Het kan ook bijvoorbeeld zijn dat de instemming onvoldoende duidelijk verwoord is, of dat het rechtelijke bevel onvoldoende duidelijke verwoord. Het college kan ter controle van een instemming in contact treden met de eigenaar en de uitkomsten van dat contact kan een gegronde reden vormen om aan te nemen dat de toestemming ontbreekt.

Artikel 1.8, tweede lid, onderdeel a

Deze optionele weigeringsgrond is er op gericht te voorkomen dat de het college subsidie moet verlenen voor excessieve en onredelijk kostbare maatregelen. In principe wordt de hoogte van de subsidiebedragen zodanig bepaalt dat er geen onredelijk hoge subsidie kan worden gegeven, maar desondanks kunnen zich situaties voordoen waar het verstrekken van de subsidie ongewenst is. Een voorbeeld hiervan waren elektrische warm-water installaties, naast het warm-water uit de CV-installatie, in de keuken werden geïnstalleerd om te zorgen dat er altijd direct water op 100 graden celsius beschikbaar is. Een ander voorbeeld is de installatie van exorbitant dure elektrische kookplaten. In deze gevallen wegen de kosten niet op tegen het resultaat en de duurzaamheid niet of nauwelijks gediend met de hoge kosten.

Artikel 1.8, tweede lid, onderdeel b

Deze optionele weigeringsgrond is er op gericht te voorkomen dat een vastgoedbezitter aan voorwaarden probeert te ontkomen door andere partijen in zijn plaats de subsidieaanvraag te laten doen. Een voorbeeld waar deze weigeringsgrond zou kunnen worden toegepast is artikel 2.6. Als een natuurlijke persoon eigenaar is van 40 BV’s die ieder één pand met huurwoningen exploiteren, dan is het onwenselijk dat de BV de subsidie kan aanvragen. Het college kan in dat geval op grond van deze bepaling de subsidie weigeren te verlenen. De bepaling ziet er ook op te voorkomen dat vastgoedbezitter huurders als stroman gebruiken door huurders te stimuleren om subsidie aan te vragen voor activiteiten waarvan de vastgoedbezitter in werkelijkheid de opdrachtgever is. In het geval een woningcorporaties onderdeel is van een VvE en de VvE de subsidie aanvraagt wordt in de meeste gevallen afgezien van toepassing van deze bepaling.

Artikel 1.8, tweede lid, onderdeel c

De optionele weigeringsgrond dient tot een algemene waarborgen van de doeltreffendheid van de subsidieregeling.

Artikel 1.8, tweede lid, onderdeel d

Deze weigeringsgrond wordt toegepast als al eerder subsidie werd verleend voor het aardgasvrij maken van het vastgoed en het college de redelijkerwijs de verwachting zou mogen hebben dat het vastgoed al aardgasvrij is, omdat er al eerder subsidie is verleend voor dat gebouw. Zeker als de verleende subsidie is vastgesteld is het redelijk voor het college om te verwachten dat het gebouw al aardgasvrij is. In dat geval is subsidie niet gepast.

Het college gebruikt deze weigeringsgrond ook om het subsidiebedrag voor voorzieningen in verblijfsobjecten binnen een pand met meerdere woningen te verlagen in het geval dat er al eerder voor een collectieve installatie in dat pand met meerdere woningen een subsidie is verleend. Het reeds verleende subsidiebedrag dat voor een soortgelijke activiteit per aardgasvrije woning is verleend voor de collectieve installaties wordt in mindering gebracht op het maximale subsidiebedrag voor die activiteit in het verblijfsobject.

Artikel 1.8, tweede lid, onderdeel e

Deze weigeringsgrond borgt dat het college de subsidie kan weigeren als de verlening van de subsidie tot een overschrijding van de de-minimisvereisten zou leiden. Het betreft een optionele weigeringsgrond, omdat het college in sommige gevallen kan kiezen om te onderzoeken of op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening of het DAEB-vrijstellingsbesluit een uitzondering gemaakt kan worden. Het is college is nadrukkelijk niet verplicht om te onderzoeken of een dergelijke uitzondering mogelijk is.

Artikel 1.8, tweede lid, onderdeel f

Deze optionele weigeringsgrond is erop gericht te voorkomen dat een subsidieaanvrager voor dezelfde subsidiabele activiteit subsidie aanvraagt op basis van verschillende hoofdstukken. Het is onwaarschijnlijk dat dit kan gebeuren, omdat idealiter hoofdstukken geen overlappende gebieden bevatten.

Artikel 1.8, tweede lid, onderdeel g

In de uitvoeringspraktijk is gebleken dat sommige mensen die al een aardgasvrij woning hebben, omdat deze op het stadwarmtenet is aangesloten alsnog wilden investeren in hun woning om zo van het stadswarmtenet af te sluiten. Om ingewikkelde discussies over de definitie van aardgasvrij en het gebruik van aardgas bij de opwek van elektriciteit en restwarmte te voorkomen is gekozen om een expliciete weigeringsgrond toe te voegen. Als je aangesloten bent op het warmtenet, dan acht de gemeente jouw woning (behalve voor mogelijk kookgas) aardgasvrij. Er is in dat geval dan ook geen subsidie voor omschakeling naar bijvoorbeeld een warmtepomp.

Artikel 1.8, tweede lid, onderdeel h

Deze bepaling regelt dat er geen subsidie is voor werkzaamheden aan individuele installaties als er een collectieve installatie in het pand is. Collectieve installaties dragen bij aan de vereenvoudiging van de aansluiting van panden aan het stadswarmtenet en met deze bepaling wordt voorkomen dat afbreuk gedaan wordt aan de geschiktheid van die installatie voor een dergelijke omzetting. Bovendien kan het individueel afsluiten van een collectieve installatie tot grote moeilijkheden leiden voor de resterende gebruikers in die collectieve installatie. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat individuen met een collectieve installatie in hun gebouw zich inspannen om deze gehele installatie aardgasvrij te maken.

Er is desondanks gekozen om in dit geval een optionele weigeringsgrond te maken. Er zijn immers gevallen denkbaar van zeer grote gebouwen waar een collectieve installatie een deel van de verblijfseenheden van warmte voorziet, maar dat er bepaalde later bijgevoegde verblijfseenheden een eigen installatie hebben. In die gevallen leidt de omzetting niet tot een afbraak van het draagvlak voor de collectieve oplossing en kan het college toch kiezen om subsidie te verlenen.

Deze bepaling regelt nadrukkelijk de mogelijkheid voor het college om subsidie te weigeren voor activiteiten die langer dan 1 jaar voor de subsidieaanvraag zijn uitgevoerd. In principe zijn kosten voor activiteiten waarvoor de factuur ouder dan 12 maanden is al niet subsidiabel op grond van artikel 1.5, onderdeel i. Er is echter geen sprake van overcompleet. De subsidie voor sommige subsidiabele activiteiten is niet afhankelijk van de hoogte van de subsidiabele kosten. Deze weigeringsgrond sluit uit dat er subsidie