Gemeenschappelijke Regeling West-Brabants Archief

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 30-07-2024

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling West-Brabants Archief

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bergen op Zoom, Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert

Overwegende dat,

• de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 is gewijzigd waardoor de huidige gemeenschappelijke regeling aangepast moet worden;

• de tekst van de gemeenschappelijke regeling op enkele onderdelen dient te worden geactualiseerd.

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Archiefwet 1995 besluiten:

De bestaande gemeenschappelijke regeling West-Brabant Archief, geldend vanaf 1 januari 2020, als volgt in gewijzigde vorm vast te stellen:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Begripsbepalingen Artikel 1

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

a. De regeling: de Gemeenschappelijke Regeling West-Brabants Archief

b. De deelnemers: de bestuursorganen die deze regeling zijn aangegaan

c. De deelnemer: de onder b bedoelde afzonderlijke bestuursorganen

d. Het college: het college van burgemeester en wethouders dat deelneemt aan deze regeling

e. Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-

Brabant

f. Archiefbescheiden: de in artikel 1, onder c, van de Archiefwet 1995 bedoelde archiefbescheiden

g. Archiefbewaarplaats: de in artikel 1, onder f, van de Archiefwet 1995 bedoelde archiefbewaarplaats

h. West-Brabants Archief: het in artikel 2, eerste lid, van deze regeling bedoelde openbaar lichaam

i. Algemeen Bestuur: het in artikel 6 van de regeling bedoeld bestuursorgaan

j. Dagelijks Bestuur: het in artikel 12 van de regeling bedoeld bestuursorgaan

k. De wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen van 20 december 1984, Staatsblad 667, zoals nadien gewijzigd.

l. Archiefwet: de Archiefwet 1995 van 28 april 1995, Staatsblad 276, zoals nadien gewijzigd.

Instelling Artikel 2

1. Er is een openbaar lichaam, genaamd 'West-Brabants Archief', gevestigd te Bergen op Zoom.

2. Het verzorgingsgebied van het West-Brabants Archief wordt, voor zover het de deelnemende colleges betreft, gevormd door het grondgebied van de betreffende gemeenten.

HOOFDSTUK 2 DOEL EN BESTUURSORGANEN

Doel van de regeling Artikel 3

1. Het West-Brabants Archief is ingesteld met als doel de belangen van de deelnemers met betrekking tot de zorg, het beheer, de bewaring en het ter beschikking stellen van de in de archiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden en collecties van de deelnemende gemeenten te behartigen alsmede het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de deelnemers voor zover deze niet zijn overgebracht.

2. Het West-Brabants Archief heeft tevens als doel het in het samenwerkingsgebied vervullen van de functie van regionaal kennis- en informatiecentrum op het gebied van de lokale en regionale geschiedenis middels het opbouwen en beheren van een zo breed mogelijke collectie regionaal-historisch bronnenmateriaal en deze op een zo actief mogelijke wijze beschikbaar stellen aan en dienstbaar maken voor een breed publiek.

Kerntaken, plustaken en taken voor derden Artikel 4

1. Het West-Brabants Archief vervult ten behoeve van de in artikel 3 genoemde doelstellingen voor de deelnemers alle taken inzake de:

a. De zorg voor en het beheer van de in de archiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden van de deelnemers (artikel 30 Archiefwet 1995);

b. Het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de deelnemers voor zover deze niet zijn overgebracht (artikel 32 Archiefwet 1995);

c. Het stimuleren van de lokale en de regionale geschiedbeoefening en het daartoe aanleggen, beheren en bewaren van een zo compleet mogelijke collectie relevant bronnenmateriaal op het gebied van de lokale- en regionale geschiedenis.

2. In aanvulling op de taken voor alle deelnemers kan het West-Brabants Archief, voor zover dit geen verstoring veroorzaakt in de uitvoering van deze taken, op verzoek van één van de deelnemers ook andere adviserende, ondersteunende of uitvoerende werkzaamheden op het werkterrein van het West-Brabants Archief, uitvoeren. De verschuldigde bijdrage voor deze plustaken wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

3. Het West-Brabants Archief kan desgevraagd taken in het kader van de Archiefwet 1995 dan wel met betrekking tot de cultuur-historische functie, voor derden uitoefenen onder de volgende voorwaarden:

a. Het algemeen bestuur beslist over de vraag of en in welke omvang het West-Brabants Archief voor een derde taken gaat uitvoeren;

b. Het algemeen bestuur van het West-Brabants Archief zal daartoe op voorstel van het dagelijks bestuur een stelsel van algemene voorwaarden 'Dienstverlening aan derden' vaststellen.

HOOFDSTUK 3 HET BESTUUR

Het West-Brabants Archief Artikel 5

1. Het bestuur van het West-Brabants Archief bestaat uit een algemeen bestuur, dagelijks bestuur en een voorzitter.

2. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het West-Brabants Archief.

Het algemeen bestuur Artikel 6

1. Het algemeen bestuur bestaat uit de leden of hun plaatsvervangers die door de deelnemers uit hun midden worden aangewezen.

2. Iedere deelnemer wijst één lid en één plaatsvervangend lid aan.

3. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

4. De leden en plaatsvervangend leden worden benoemd voor een periode, gelijk aan die van de zittingsduur van het college.

5. De colleges beslissen zo spoedig mogelijk aan het begin van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur en diens plaatsvervangers.

6. Aftredende leden en plaatsvervangende leden kunnen opnieuw worden aangewezen, mits zij blijven voldoen aan de vereisten zoals bedoeld in lid 1.

7. De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen.

8. Het betrokken college voorziet zo spoedig mogelijk in de tussentijdse vacature.

9. Elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid wordt door het college binnen acht dagen schriftelijk medegedeeld aan de voorzitter van het algemeen bestuur.

Ontslag Artikel 7

1. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

a. doordat een lid zijn ontslag indient;

b. door ontslag door het college dat hem heeft aangewezen in geval dit lid niet langer het vertrouwen van het college heeft, waarbij van het besluit onmiddellijk mededeling wordt gedaan aan de voorzitter van het algemeen bestuur;

c. van rechtswege doordat het lid geen deel meer uitmaakt van het college;

d. met ingang van de datum waarop onverenigbaarheid met het (plaatsvervangend) lidmaatschap ontstaat;

e. op de dag waarop de zittingsperiode van het college is beëindigd.

2. Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

3. De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede het college dat hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien, voor zover voldaan blijft aan het vereiste zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 en er geen sprake is van onverenigbaarheid met het lidmaatschap.

Adviseurs Artikel 8

Voor de vergadering van het algemeen bestuur kunnen adviseurs worden uitgenodigd.

Bevoegdheden van het algemeen bestuur Artikel 9

1. Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, oefent het algemeen bestuur de overgedragen bevoegdheden uit die bij of krachtens de Archiefwet en de Gemeentewet zijn of worden toegekend aan de colleges en die nodig zijn ter behartiging van de in artikel 3 omschreven doelstelling van het West-Brabantse Archief.

2. Het algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot deelnemen aan een andere gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de wet.

3. De volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn niet overdraagbaar:

a. het aanwijzen en ontslaan van de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, alsmede de overige leden van het dagelijks bestuur;

b. het vaststellen van een regeling voor het financieel en administratief beheer;

c. het vaststellen van een reglement van orde;

d. het doen van voorstellen tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing van deze gemeenschappelijke regeling.

4. Het algemeen bestuur is bevoegd tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dit in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

Werkwijze Artikel 10

Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van het algemeen bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken.

Openbaarheid vergaderingen Artikel 11

1. Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer dit door eenvijfde van de aanwezige leden wordt gevraagd of de voorzitter dit nodig acht. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd. In een besloten vergadering kan over de daarin behandelde onderwerpen ook een besluit worden genomen. Van het verhandelde in een besloten vergadering dient een afzonderlijk verslag gemaakt te worden.

2. In een besloten vergadering wordt niet beraadslaagd, noch een besluit genomen over:

a. het vaststellen of wijzigen van de begroting;

b. het vaststellen van de rekening;

c. het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

d. het toetreden tot, uittreden uit, wijziging, vervanging en opheffing van de regeling, als bedoeld in de artikelen 34 tot en met 37 van de regeling.

3. In een besloten vergadering wordt geen besluit genomen over:

a. het aangaan van geldleningen en van rekening-courantovereenkomsten;

b. het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen door anderen aan te gaan;

c. het vervreemden of bezwaren van goederen van het West-Brabants Archief;

d. het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van goederen van het West-Brabants Archief;

e. het kopen of huren van onroerende goederen;

f. het onderhands aanbesteden van werken of leveranciers;

g. het doen van een uitgave, voordat de begroting of de begrotingswijziging, waarbij deze uitgave is geraamd, is goedgekeurd.

Het dagelijks bestuur Artikel 12

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden, waaronder de voorzitter, allen door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode.

2. De leden van het dagelijks bestuur treden als lid van dat bestuur af op de dag, waarop de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

3. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

4. Indien tussentijds een zetel van het dagelijks bestuur vacant komt, wijst het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering een lid uit zijn midden aan.

Adviseurs Artikel 13

Voor de vergaderingen van het dagelijks bestuur kunnen adviseurs worden uitgenodigd.

Bevoegdheden van het dagelijks bestuur Artikel 14

Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse leiding van het West-Brabants Archief.

Hiertoe behoren onder meer:

a. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

b. het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

c. het beheren van de inkomsten en uitgaven van het West-Brabants Archief;

d. de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

e. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht op bezit;

f. het houden van een voortdurend toezicht op alles wat het West-Brabants Archief aangaat;

g. het vaststellen van het directiestatuut en een algemeen mandaat- en volmachtbesluit, zoals bedoeld in artikel 26 van de regeling;

h. het behartigen van de belangen van het West-Brabants Archief bij andere overheidslichamen en instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het West-Brabants Archief van belang is;

i. het nemen van besluiten of het doen van een uitvoeringshandeling, waaronder begrepen besluiten en handelingen naar aanleiding van een uitspraak van een bestuursrechter.

Werkwijze Artikel 15

Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt.

De voorzitter Artikel 16

De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

Werkzaamheden Artikel 17

1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

2. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur uitgaan.

3. De voorzitter is verantwoordelijk voor de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

4. De voorzitter vertegenwoordigt het West-Brabants Archief in en buiten rechte. De vertegenwoordiging kan hij opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van de deelnemer, die partij is in het geding waarbij het West-Brabants Archief betrokken is, wordt hij vervangen door een lid van het dagelijks bestuur dat geen lid van het bestuur van de betreffende deelnemer is.

De secretaris Artikel 18

1. De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in alles wat de hem opgedragen taak betreft behulpzaam. Hij woont als zodanig de vergaderingen van die bestuursorganen bij.

2. Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede ondertekend.

3. De functie van secretaris wordt uitgeoefend door de directeur.

HOOFDSTUK 4 INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Inlichtingenplicht lid van het algemeen bestuur Artikel 19

1. Een lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is gehouden aan het college dat dit lid heeft aangewezen, de door één of meerdere leden van dit college gevraagde inlichtingen te verschaffen. Deze bevoegdheid komt ook toe aan de raad van de betreffende gemeente.

2. Het verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk ter kennis gebracht van het door dit college aangewezen lid van het algemeen bestuur.

3. De gevraagde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk schriftelijk verstrekt, zo mogelijk binnen vier weken.

4. Indien bij het lid van het algemeen bestuur overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van de gevraagde inlichtingen, wordt daarvan met redenen omkleed mededeling gedaan overeenkomstig lid 3.

Inlichtingenplicht algemeen bestuur Artikel 20

1. Het algemeen bestuur verstrekt gevraagd en ongevraagd alle informatie aan de deelnemers en (één of meer leden van) de gemeenteraden van de gemeenten, die voor een juiste beoordeling van het door hen gevoerde en te voeren beleid nodig is.

2. Het algemeen bestuur is gehouden aan de deelnemers, de gemeenteraad of een of meer leden van de gemeenteraad van de gemeenten de gevraagde inlichtingen te verstrekken.

3. Een verzoek tot het verstrekken van inlichtingen wordt gericht aan het algemeen bestuur en ingediend bij de voorzitter.

4. De gevraagde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk verstrekt, zo mogelijk binnen vier weken. Een afschrift van de verstrekte inlichtingen wordt vanwege het algemeen bestuur gezonden aan de voorzitters van de deelnemers.

5. Het algemeen bestuur verstrekt actief alle inlichtingen aan de raden, die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Verantwoording aan het college Artikel 21

1. Het college kan een door hem aangewezen lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur ter verantwoording roepen voor het door hem in dat bestuur gevoerd beleid. Deze bevoegdheid komt ook toe aan de raad van de betreffende gemeente.

2. Het college kan een door hem aangewezen lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur ontslag verlenen indien dit lid niet meer het vertrouwen geniet van het college.

Verantwoordings- en inlichtingenplicht aan algemeen bestuur Artikel 22

1. Overeenkomstig het bepaalde in de wet is het dagelijks bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid. Het dagelijks bestuur en één of meer leden daarvan geven gevraagd en ongevraagd alle informatie aan het algemeen bestuur, die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

2. Het dagelijks bestuur verstrekt aan het algemeen bestuur, of aan één of meer leden daarvan, gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen die het algemeen bestuur nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak.

3. De inlichtingen worden schriftelijk gevraagd en ingezonden aan de voorzitter.

4. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk, zo mogelijk binnen vier weken, toegezonden aan de verzoeker. Een afschrift van de inlichtingen wordt gezonden aan de overige leden van het algemeen bestuur.

Inlichtingenplicht aan het college Artikel 23

1. Het dagelijks bestuur verstrekt gevraagd en ongevraagd alle informatie aan de deelnemers, die voor een juiste beoordeling van het door hen gevoerde en te voeren beleid nodig is.

2. Het college van een deelnemende gemeente dan wel een of meer leden van het college kunnen aan het dagelijks bestuur inlichtingen vragen.

3. De inlichtingen worden schriftelijk gevraagd en ingediend bij de voorzitter van het dagelijks bestuur door tussenkomst van de voorzitter van het college.

4. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk, zo mogelijk binnen vier weken, schriftelijk gezonden aan het college dat de inlichtingen gevraagd heeft alsmede aan de overige colleges.

Verantwoording aan het dagelijks bestuur Artikel 24

1. Eén of meer leden van het algemeen bestuur kunnen het dagelijks bestuur, of één of meer leden van het dagelijks bestuur, ter verantwoording roepen voor het door hem in dat bestuur onderscheidenlijk door dat orgaan gevoerde beleid.

2. De verantwoording wordt mondeling afgelegd in een vergadering van het algemeen bestuur. Het reglement van orde van het algemeen bestuur kan voorschriften geven over de wijze waarop die verantwoording wordt afgelegd.

Zienswijzeprocedure Artikel 25

1. Voorafgaand aan het vaststellen van het meerjarenbeleid kunnen de raden van de deelnemende gemeenten een zienswijze als bedoeld in artikel 10, lid 7 van de wet naar voren brengen. Wensen zij geen zienwijze naar voren te brengen, dan wordt het bestuur hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

2. Voorafgaand aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze is gegeven stelt het dagelijks bestuur de raden schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze en de eventuele conclusies die zij daaraan verbindt.

HOOFSTUK 5 BURGERPARTICIPATIE

Burgerparticipatie 26 Artikel

Ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden worden betrokken bij projecten die betrekking hebben op de uitvoerende taken van het West-Brabants Archief.

HOOFDSTUK 6 PERSONEEL EN ORGANISATIE

Archivaris Artikel 27

1. Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de archivaris.

2. Van de benoeming, schorsing en ontslag van de archivaris wordt mededeling gedaan aan de deelnemers.

3. De archivaris dient in het bezit te zijn van een diploma archivistiek, als bedoeld in de Archiefwet 1995.

4. De archivaris is belast met de uitvoering van de taken, als bedoeld in artikel 4 van de regeling.

5. De functies van archivaris en directeur kunnen door dezelfde persoon worden uitgeoefend.

Directeur Artikel 28

1. Ten aanzien van de bedrijfsvoering in de organisatie draagt het dagelijks bestuur zijn bevoegdheden voor zover als mogelijk over in mandaat aan de directeur. In een door het dagelijks bestuur vast te stellen directiestatuut worden de taken en bevoegdheden van de directeur, alsmede de wijze waarop het dagelijks bestuur toeziet op de uitvoering en naleving daarvan, nader omschreven. Op deze bepaling is hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

2. Het dagelijks bestuur stelt, uit een oogpunt van doelmatig en doeltreffend bestuur en de uitoefening van bevoegdheden binnen de organisatie, een algemeen mandaat- en volmachtbesluit vast.

Bezoldiging Artikel 29

Het dagelijks bestuur regelt de bezoldiging en rechtspositie van het personeel.

HOOFDSTUK 7 FINANCIËLE BEPALINGEN

Bijdragen Artikel 30

1. De door de deelnemers verschuldigde bijdrage voor een specifiek kalenderjaar wordt aangeduid in de begroting van dat kalenderjaar.

2. De berekeningsmethodiek van de bijdrage van de deelnemers wordt door het algemeen bestuur vastgesteld.

Voorschriften Artikel 31

1. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast ter zake van het geldelijk beheer en de administratie.

2. Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de administratie zijn de artikelen 213 en 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Betaling Artikel 32

Het aandeel van elke deelnemer in de voor het begrotingsjaar geraamde kosten, moet worden betaald in door het algemeen bestuur te bepalen termijnen.

HOOFDSTUK 8 VERSLAG

Verslag van de werkzaamheden Artikel 33

Het door de directeur samengestelde verslag van de werkzaamheden van het WestBrabants Archief over het afgelopen jaar wordt door het algemeen bestuur, gelijktijdig met de jaarrekening, vastgesteld. Binnen twee weken na vaststelling wordt het verslag aan de deelnemers toegezonden.

HOOFDSTUK 9 ARCHIEF VAN HET WEST-BRABANTS ARCHIEF

Archiefzorg Artikel 34

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het West Brabants Archief overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling ingevolge artikel 40 van de Archiefwet.

Archiefbeheer Artikel 35

1. De directeur is belast met de feitelijke bewaring en het beheer van deze archiefbescheiden, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

2. Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van het West-Brabants Archief, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

Archiefbewaarplaats Artikel 36

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van het West-Brabants Archief wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het West-Brabants Archief.

Toezicht Artikel 37

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van het West-Brabants Archief, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast een door de directeur ingehuurde onafhankelijke archiefinspecteur.

Verantwoording Artikel 38

1. Een door de directeur ingehuurde onafhankelijke archiefinspecteur brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van het West-Brabants Archief, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

2. Het dagelijks bestuur brengt jaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van het West-Brabants Archief.

HOOFDSTUK 10 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Toetreding Artikel 39

1. Toetreding kan plaatsvinden op verzoek daartoe bij besluit van het daartoe bevoegde orgaan van de organisatie die wenst toe te treden. Het besluit wordt ter kennis gebracht aan het algemeen bestuur.

2. Aan de toetreding kunnen nadere voorwaarden worden verbonden.

3. Toetreding geschiedt na advies van het algemeen bestuur, bij unaniem besluit van de deelnemers, onverminderd artikel 1 van de wet.

Uittreding Artikel 40

1. Indien een deelnemer wenst uit te treden, geschiedt dit bij besluit van het daartoe bevoegde orgaan van de betreffende deelnemer. Het besluit wordt ter kennis gebracht aan het algemeen bestuur.

2. Aan de uittreding worden door het algemeen bestuur de volgende voorwaarden en gevolgen verbonden:

a. De uittreding vindt plaats op 1 januari van het tweede jaar, volgend op dat waarin het besluit tot uittreding in de is bekend gemaakt.

b. De uittredende deelnemer is gehouden na uittreding bij te dragen in het begrote nadelig saldo van het laatste volledige jaar van deelname. De afbouw gebeurt als volgt:

• In jaar 1 na uittreding: 100% van het aandeel

• In jaar 2 na uittreding: 80% van het aandeel

• In jaar 3 na uittreding: 60% van het aandeel

• In jaar 4 na uittreding 40% van het aandeel

• In jaar 5 na uittreding: 20% van het aandeel

c. De uittredende deelnemer is gehouden om personeel van het West-Brabants Archief, dat boventallig is geworden door de uittreding, over te nemen.

d. Tot aan de datum van de uittreding behoudt de uittredende deelnemer alle rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan de gemeenschappelijke regeling.

e. De uittredende deelnemer kan geen aanspraak maken op gevormde bestemmingsreserves.

f. Het algemeen bestuur stelt, indien noodzakelijk, aanvullende voorwaarden voor de uittreding vast en zendt deze binnen 3 maanden na ontvangst van het besluit tot uittreding aan de deelnemers. Alle deelnemers besluiten over de eventuele aanvullende voorwaarden binnen een termijn van drie maanden na de toezending door het algemeen bestuur.

Wijziging Artikel 41

De regeling kan worden gewijzigd niet zijnde toetreding bij besluiten van een meerderheid van de deelnemers aan deze regeling onverminderd artikel 1 van de wet.

Opheffing Artikel 42

1. De regeling kan worden opgeheven bij besluiten van een meerderheid van de deelnemers aan deze regeling.

2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de opheffing en liquidatie en stelt hiervoor een ontwerpregeling op die zo spoedig mogelijk na de vaststelling wordt gezonden aan de deelnemers.

3. Wanneer een van de deelnemers dit wenst, legt het algemeen bestuur de ontwerpregeling voor aan een onafhankelijke externe deskundige.

4. Het algemeen bestuur stelt vervolgens een definitieve regeling op.

5. De deelnemers kunnen hun bezwaren tegen de in het vierde lid bedoelde regeling binnen zes weken na ontvangst daarvan schriftelijk ter kennis van het algemeen bestuur brengen.

6. Indien de ingebrachte bezwaren niet door overleg tussen het algemeen bestuur en de betrokken deelnemers kunnen worden opgeheven binnen acht weken na ontvangst van die bezwaren, zal aan Gedeputeerde Staten worden verzocht te bemiddelen overeenkomstig artikel 174 van de Provinciewet.

7. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur blijven als zodanig functioneren tot het tijdstip waarop de liquidatie beëindigd is.

HOOFDSTUK 11 SLOTBEPALINGEN

Duur en evaluatie Artikel 43

1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

2. Eenmaal per vier jaar wordt een besluit genomen op de vraag of en in welke vorm een evaluatie van de werkwijze en het functioneren van het West-Brabants Archief gewenst is. Ter voorbereiding op dit besluit worden de wensen van de raden van de deelnemende gemeenten gepeild.

Citeertitel Artikel 44

1. Deze regeling kan worden aangehaald als 'Gemeenschappelijke Regeling West-Brabants Archief 2024’.

2. De wijzigingen in deze regeling treden in werking op de dag volgend op die van de bekendmaking als bedoeld in artikel 26, derde lid, van de wet.

3. Het college van de gemeente Bergen op Zoom draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling overeenkomstig artikel 26, eerste lid van de wet.

Ondertekening

Aldus besloten op 21 maart 2024 te Bergen op Zoom, De voorzitter A.J. Moerkerke, De secretaris M.H.M. Korving