Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent individuele inkomenstoeslag (Verordening individuele inkomenstoeslag Maassluis en Vlaardingen 2020)

Geldend van 05-06-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent individuele inkomenstoeslag (Verordening individuele inkomenstoeslag Maassluis en Vlaardingen 2020)

De gemeenteraden van Maassluis en Vlaardingen, ieder voor zover het zijn eigen bevoegdheid betreft;

Gelezen het voorstel van burgemeesters en wethouders van 10 maart 2020;

Gelet op de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet als ook op artikel 8, eerste lid, aanhef en

onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

Besluit vast te stellen de volgende:

Verordening individuele inkomenstoeslag Gemeente Maassluis 2020

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

  • -

    Wet: Participatiewet.

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet wordt ingediend via een door

het college vastgesteld formulier.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

  • 1. Een belanghebbende heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet als gedurende een aaneengesloten periode van zesendertig maanden voorafgaand aan de peildatum het in aanmerking te nemen inkomen gemiddeld niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2. Het inkomen is het totaal van het inkomen bedoeld in artikel 32 van de wet.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen.

  • 4. Gehuwden of alleenstaanden (ouders) moeten in de aaneengesloten periode van zesendertig maanden voorafgaand aan de peildatum ieder afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen, waarbij telkens de dan van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt afgezet tegen het inkomen.

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1. Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      € 200 voor een alleenstaande (ouder);

    • b.

      € 350 voor gehuwden;

  • 2. In het geval van gehuwden een van de twee niet-rechthebbend is op grond van artikel 11 of 13, eerste lid, van de wet, wordt de rechthebbende partner aangemerkt als alleenstaande (ouder).

  • 3. Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de leefvorm op de peildatum bepalend.

  • 4. De bedragen genoemd in het eerste lid onder a en b lid worden jaarlijks geïndexeerd in overeenstemming met de ontwikkeling van de bijstandsnorm voor gehuwden. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 5. Inwerkingtreding nieuwe verordening en intrekking oude verordening

  • 1. Deze verordening treedt de dag na publicatie in werking.

  • 2. Gelijktijdig met de inwerkingtreding volgens het eerste lid wordt de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Maassluis 2015 ingetrokken.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag Maassluis en Vlaardingen 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maassluis, gehouden 7 april 2020.

De griffier,

Mr. R. van der Hoek

De voorzitter,

Dr. T.J. den Haan

Toelichting

Algemene toelichting

Uitgangspunt van de bijstand is dat met de van toepassing zijnde bijstandsnorm kan worden voorzien in de algemene kosten van het bestaan. Er is zelfs een kleine reserveringsruimte. Toch is de reserveringsruimte te krap voor iemand die langdurig moet rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering. De individuele inkomenstoeslag is er om dit reserveringsgebrek te compenseren. De toeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen

hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de wet).

Vast te leggen regels in verordening

Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden.

Artikelsgewijze toelichting

Uitsluitend de bepalingen die nadere toelichting nodig hebben worden hier behandeld.

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de wet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Peildatum

De peildatum is de datum waarop een persoon om individuele inkomenstoeslag verzoekt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon een verzoek om individuele inkomenstoeslag heeft gedaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de wet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de wet.

Artikel 2. Indienen verzoek

Een individuele inkomenstoeslag wordt op verzoek van de belanghebbende van 21 jaar of ouder en jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd verleend (artikel 36, eerste lid, van dewet). Een verzoek moet worden gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Onder een aanvraag wordt namelijk verstaan: een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, Awb). Het moet gaan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 Awb), die de aanvrager ondertekend en de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.

Langdurig

Een aaneengesloten periode van zesendertig maanden voorafgaand aan de peildatum wordt aangemerkt als langdurig.

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het lager is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. De Centrale Raad heeft gesteld dat de vraag of het inkomen van een persoon lager is dan het langdurig lage inkomen van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, niet al te rigide mag worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd. Om hieraan tegemoet te komen wordt volgens de verordening het gemiddelde inkomen gehanteerd. Dit gemiddelde wordt in beginsel wel strikt gehanteerd, tenzij het gaat om een te verwaarlozen bedrag van enkele eurocenten.

Leefvorm

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de periode van zesendertig maanden voorafgaande aan de peildatum. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de periode van zesendertig maanden voorafgaand aan de peildatum als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de periode een periode van zesendertig maanden voorafgaand aan de peildatum aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande (ouder) en gehuwden.

Gehuwden

Gehuwden hebben samen recht op één individuele inkomenstoeslag. Wanneer twee personen op de peildatum als gehuwden worden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden op de peildatum voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de wet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.

Niet-rechthebbende partner

Als een van de twee gehuwden geen recht heeft op de individuele inkomens toeslag omdat hij is uitgesloten op grond van artikel 11 of 13, eerste lid, van de wet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. De rechthebbende partner komt in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande (ouder) zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

Indexering

In het vierde lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor het indexeren van de bedragen. Indexatie vindt plaats volgens de methode jaar op jaar. De indexeringspercentages worden berekend aan de hand van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.