Regeling vervallen per 30-04-2022

BELEIDSREGELS LEERLINGENVERVOER ARNHEM 2020

Geldend van 04-06-2020 t/m 29-04-2022

Intitulé

BELEIDSREGELS LEERLINGENVERVOER ARNHEM 2020

Het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs en gelet op het gestelde in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Arnhem 2020;

overwegende dat:

  • -

    het wenselijk is regels te stellen voor de bekostiging van de vervoersvoorzieningen voor leerlingen;

  • -

    het wenselijk is om aanvragen voor leerlingenvervoer op eenduidige manier te kunnen beoordelen;

  • -

    de uitvoering van het leerlingenvervoer namens het college gebeurd door de Stichting Wijkteams Arnhem.

Besluit vast te stellen de

Beleidsregels leerlingenvervoer Arnhem 2020

Artikel 1 Begripsomschrijving

Basis is artikel 1 van de Verordening Leerlingenvervoer

Met wijkteam wordt in deze beleidsregels bedoeld het Team Vervoer van de Stichting Wijkteams Arnhem. Dit ter onderscheiding van de wijkteams leefomgeving.

Alle overige begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Arnhem 2020.

Artikel 2 Toekenning vervoersvoorziening

Basis is artikel 2 van de Verordening Leerlingenvervoer

Tijdstip en termijn van uitbetaling

De bekostiging van de kosten van het OV, vervoer per (brom)fiets of eigen vervoer (over het algemeen auto) wordt betaald na inlevering van het declaratieformulier en de gevraagde bewijzen (hierbij valt te denken aan een overzicht van school waarin wordt aangegeven welke dagen de leerling niet naar school is geweest en betaalbewijzen indien van toepassing). Het OV kan ook bekostigd worden middels een OV-abonnement.

Toewijzing één of meerdere schooljaren

Er wordt voor één of meerdere schooljaren leerlingenvervoer toegewezen. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

- Leerlingen tot 9 jaar ontvangen een toewijzing voor de jaren tot ze 9 jaar worden. Boven de 9 jaar moet ieder jaar een nieuwe aanvraag gedaan worden.

- Leerlingen waarvan duidelijk is dat ze wegens hun handicap een langere periode aangewezen zijn op een bepaalde vorm van leerlingenvervoer krijgen ook na de leeftijd van 9 jaar voor meerdere schooljaren een toewijzing.

- Leerlingen waarvan niet duidelijk is wat de situatie is en hoe deze er na het schooljaar uit komt te zien zullen een toewijzing per schooljaar ontvangen.

Aanspraak vervoer beperkt

De aanspraak op vervoer beperkt zich uitsluitend tot het vervoer tussen de opstapplaats, woning of het opvangadres en de voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school of stageplaats.

Dat betekent dat het vervoer naar andere adressen, zoals vervoer tussen schoolgebouwen onderling, vervoer tussen school en zwembad of gymnastieklokaal, vervoer naar andere scholen, vervoer voor medische of paramedische behandeling, vervoer voor schoolreisjes, kamp, naschoolse activiteiten en sportdagen, vervoer naar logeerhuizen in beginsel niet onder de Verordening en niet onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid valt. In de artikelen 17, 18, 22 en 23 worden de uitzonderingen toegelicht.

Artikel 3 Afwijzingsgronden

Basis is artikel 3 van de Verordening Leerlingenvervoer

Tijdelijk en/of incidenteel karakter

Indien in de Verordening gesproken wordt van een beperking, wordt een structurele beperking bedoeld die naar verwachting langer dan 6 maanden duurt. Dit betekent dat de gemeente geen vervoersvoorziening hoeft toe te wijzen om tijdelijke of incidentele redenen, bijvoorbeeld als een leerling een gebroken been heeft of af en toe wegens omstandigheden niet naar school kan komen. Ouders hebben hier zelf een verantwoordelijkheid in. In sommige gevallen vergoedt de ziektekostenverzekeraar een gedeelte.

Afwijkende schooltijden

Soms wordt er een aanvraag gedaan voor bekostiging aangepast vervoer op afwijkende tijden naar het Speciaal Onderwijs. Vaak gaat het dan om een latere aanvangstijd of een vroegtijdige beëindiging van de schooldag in verband met de zorg met betrekking tot de lichamelijke, emotionele en/of geestelijke gesteldheid van het betreffende kind. Het vervoer van kinderen op afwijkende tijden brengt extra kosten met zich mee. In principe wordt het vervoer naar de scholen gereden in een busje met meerdere kinderen naar eenzelfde school. Het vervoer op afwijkende tijden is individueel (aangepast) taxivervoer buiten schooltijden. Gemeenten zijn hier in principe niet toe verplicht, tenzij de leerling een gedeeltelijke vrijstelling van de leerplicht heeft.

Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van een school op de schooltijden die zijn aangegeven in de schoolgids. Wanneer kinderen vanwege hun lichamelijke, geestelijke en/of emotionele gesteldheid de schooldag later beginnen en/of eerder eindigen dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer. Ouders worden verantwoordelijk gesteld voor het later brengen dan wel eerder ophalen van hun kind. Bekostiging hiervoor komt niet ten laste van de gemeente maar ten laste van de ouders.

Een uitzondering wordt gemaakt wanneer aangetoond wordt dat er een ontheffing is van de leerplicht op de aanvang- en/of eindtijd van de reguliere schooltijden. Wanneer er ontheffing van de leerplicht is verleend en er aanspraak gemaakt kan worden op aangepast vervoer vergoedt de gemeente het vervoer buiten de reguliere schooltijden op basis van kilometervergoeding. Ouders ontvangen deze vergoeding voor het door hen geregelde vervoer. Ouders mogen overigens niet worden verplicht tot eigen vervoer als het (aantoonbaar) niet mogelijk is, dan is de gemeente toch verplicht aangepast vervoer te regelen.

Artikel 4 Aanvraagprocedure

Basis is artikel 4 van de Verordening Leerlingenvervoer

Aanvraag

De aanvraag wordt namens het college in behandeling genomen door Team Vervoer van de Stichting Wijkteams Arnhem. Een aanvraag kan dan ook bij het wijkteam (Team Vervoer) worden ingediend. Voor de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer is het noodzakelijk dat ouders bij de aanvraag (vervoers)adviezen van deskundigen verstrekken, waarin gemotiveerd wordt aangegeven of een kind wel/niet zelfstandig met de fiets of openbaar vervoer kan reizen, al dan niet met begeleiding. Als aangegeven wordt dat een kind niet zelfstandig op de fiets of met het OV kan reizen, moet helder worden welke specifieke belemmering hieraan ten grondslag ligt. Indien noodzakelijk kan een onafhankelijk adviesbureau ingeschakeld worden.

Stappenplan:

1. Beoordelen aanvraagformulier, incl. bijlagen.

2. Indien niet bijgevoegd bij aanvraag, opvragen medische verklaring of ander (vervoers)advies bij ouders.

3. Indien nog geen duidelijkheid, advies inwinnen bij derden (zoals de betrokken specialist, school, samenwerkingsverband, overige relevante personen of organen).

4. Indien nog steeds geen duidelijkheid, onafhankelijk adviesbureau.

(Medische) Verklaring en adviezen

Op basis van de verordening kan om verschillende redenen gevraagd worden om een medische verklaring. Hieronder wordt verstaan een verklaring van een medische specialist, niet zijnde de huisarts.

Ook kan gevraagd worden om een toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband. Voor de gemeente Arnhem is dat het samenwerkingsverband Passend Wijs. Als het gaat om hoogbegaafden onderwijs dan wordt gevraagd om een verklaring vanuit Passend Wijs waarin is opgenomen wat de mate is van hoogbegaafdheid en in welke mate en welk onderwijstype (bijvoorbeeld plusklas of voltijds onderwijs gericht op hoogbegaafde leerlingen) er specifiek nodig is voor deze leerling.

Verlengingsaanvraag aangepast vervoer

Voor het goed inplannen van het aangepast vervoer ieder schooljaar is het van belang dat de vervoerder tijdig weet wie er het volgend schooljaar gebruik blijft maken van het aangepast vervoer. Het niet tijdig aanvragen betekent dat de leerling, die nog steeds aanspraak maakt op aangepast vervoer, het volgend schooljaar niet vanaf het begin van het schooljaar meteen mee kan en dat ouders tot het aangepast vervoer is geregeld zelf verantwoordelijk zijn voor het brengen en halen van de leerling naar/van school.

Ouders/verzorgers van kinderen die nieuw in het leerlingenvervoer komen

Ouders/verzorgers van kinderen die nieuw in het leerlingenvervoer komen, worden eerst uitgenodigd voor een gesprek of ze worden telefonisch benaderd. Hierin wordt uitgelegd wat leerlingenvervoer is en wordt bekeken of de leerling met het openbaar vervoer of met de fiets kan reizen, eventueel met behulp van het leertraject zelfstandig reizen (dit kan bijvoorbeeld met een tijdelijk reismaatje zijn of met een app).

Artikel 5 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

Basis is artikel 5 van de Verordening Leerlingenvervoer

Dichtstbijzijnde toegankelijke school

In de artikelen 4 van de WPO, de WEC en de WVO is bepaald dat de gemeenteraad bij het vaststellen van de verordening de “op godsdienst of levensbeschouwing van ouders berustende keuze van een school dient te eerbiedigen”. Tevens is in genoemde artikelen bepaald dat in de verordening geen onderscheid wordt gemaakt tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Als toegankelijke school is dan aan te merken de school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school. Daar komt een tweede criterium bij, namelijk de school van de soort waarop de leerling is aangewezen op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.

Als dichtstbijzijnde school kan worden aangemerkt de school die naar afstand het dichtstbij gelegen is, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende (meest) begaanbare, veilige weg. Wanneer een leerling een school bezoekt die, met voorbijgaan van een vergelijkbare school van dezelfde gewenste richting, verder van de woning van de leerling is verwijderd, blijft de aanspraak in principe beperkt tot de kosten verbonden aan het vervoer naar en van de dichtst bij de woning gelegen school. Er is echter geen verplichting om in dat geval deze kosten te vergoeden. Er kan worden besloten om in het geheel geen bekostiging te verstrekken, als vervoer aanwezig is waarvan de kosten voor de gemeente gelijk blijven, ongeacht het feit of de leerling van dat vervoer gebruik maakt. Bijvoorbeeld in het geval de gemeente busjes laat rijden naar de dichtstbij gelegen school. Indien de situatie zich zou voordoen dat vervoer naar een verder van de woning van de leerling gelegen school van dezelfde richting voor de gemeente goedkoper zou zijn (of niet meer kosten met zich brengt), kan aan de ouders gevraagd worden ermee in te stemmen dat de leerling naar die school wordt vervoerd. Voor een openbare school geldt hetzelfde.

Richting

Als erkende richtingen binnen het bijzonder onderwijs gelden het (rooms) katholiek onderwijs, protestants-christelijk onderwijs (gereformeerd, hervormd), onderwijs naar de leer van de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt), reformatorisch onderwijs en het evangelisch onderwijs; voorts het joods onderwijs, (orthodox) islamitisch onderwijs en het hindoe onderwijs, en ten slotte het algemeen bijzonder of neutraal bijzonder onderwijs en het onderwijs op antroposofische grondslag (vrijescholen).

Een bepaalde onderwijskundige methode wordt niet tot het begrip ‘richting’ gerekend. Hiermee worden onder andere bedoeld: Jenaplanscholen, Montessorischolen, Iederwijsscholen etc.

Overwegende bezwaren

Overwegende bezwaren tegen de richting van de school dienen schriftelijk te worden ingediend bij het college (in de praktijk bij het wijkteam). Deze verklaring van bezwaar dient zich te richten tegen de richting van het bijzonder onderwijs dan wel tegen het openbaar onderwijs, en niet tegen de onderwijskundige methode die op de school gehanteerd wordt. Het wijkteam is niet gerechtigd de bezwaren van ouders tegen een bepaalde richting inhoudelijk te verifiëren.

Wachtlijst dichtstbijzijnde toegankelijke school

Indien bij een school sprake is van een wachtlijst, wordt aan de ouders voorgesteld dat de leerling dan de volgende dichtstbijzijnde toegankelijke school bezoekt. De ouder(s)/verzorger(s) moeten een bewijs van de school inleveren dat er een wachtlijst is op de school. Vervolgens wordt een vergoeding verstrekt naar de dan dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Op het moment dat er voor de leerling geen sprake meer is van een wachtlijst wordt van ouders verwacht dat ze dit doorgeven. Er zal dan onderzocht worden of en op welke wijze leerlingenvervoer wordt toegewezen. De doelstelling blijft dat de leerling de dichtstbijzijnde toegankelijke school bezoekt. Dus als de leerling geplaatst kan worden op deze school of er in zijn geheel geen wachtlijst meer is dan zal daar bij de herbeoordeling rekening mee worden gehouden.

Artikel 6 Opstapplaatsen

Basis is artikel 6 van de Verordening Leerlingenvervoer

Afstand naar opstapplaats

Als de leerling is aangewezen op een opstapplaats worden de leerlingen niet thuis voor de deur opgehaald, maar dienen zij zich, al dan niet onder begeleiding van de ouders, te begeven naar de door de gemeente aangewezen opstapplaats. Een reistijd naar de opstapplaats van dertig minuten achtte de ABRvS alleszins redelijk (26 februari 1992, nr. R03.89.0419/83-107), deze is vertaald in een loopafstand van 2 kilometer.

Begeleiding door ouders naar opstapplaats

In de wet op het primair onderwijs (artikel 4 WPO, WEC en WVO, bij allen vierde lid) is gesteld dat gemeenten bij de uitvoering en opstelling van hun gemeentelijke verordening rekening moeten houden met de “draaglast van ouders”. Dat wil zeggen de redelijkerwijs te vergen inzet van ouders. Met betrekking tot het brengen naar en halen van de opstapplaats wordt de inzet van ouders hier gelijk getrokken met ouders van wie de kinderen in de wijk naar school toe gaan. Op het moment dat ouders dit niet zelf kunnen zal ouder hiervoor zelf een oplossing moeten zoeken. Om onbillijke situaties, zie ook artikel 9 Begeleiding, te voorkomen of verhelpen kan de ouder van een kind dat met een taxi(busje) naar school gaat, een verzoek doen om vervoer vanaf de woning toe te kennen. Ouder(s) wordt gevraagd om aantoonbare en onderbouwende argumenten, zie hiervoor ook artikel 9 Begeleiding.

Artikel 7 Doorgeven van wijzigingen

Basis is artikel 7 van de Verordening Leerlingenvervoer

Wijzigingen doorgeven

Ouders met een toewijzing krijgen de strikte verplichting het college (voor deze Team Vervoer van de wijkteams), schriftelijk of via de elektronische weg op de hoogte te houden van alle wijzigingen. Gegevens die van invloed kunnen zijn op de toewijzing zijn onder andere:

- de situatie van de kinderen;

- de reistijd, in verband met verandering in bijvoorbeeld het openbaar vervoer;

- het woonadres van de leerling, door bijvoorbeeld verhuizing;

- de gezinssamenstelling;

- de gezinssituatie, die invloed heeft op het al dan niet begeleiden van leerlingen;

- het adres van de school;

- de schooltijden en vakanties van de school;

- school (bijvoorbeeld van speciaal onderwijs naar voortgezet speciaal onderwijs) of een verhuizing van school;

- toekenning van bekostiging op grond van de Wet WIA, of op grond van andere wet en regelgeving.

Als wijzigingen niet of niet tijdig zijn doorgegeven, en dit heeft tot extra kosten geleid, dan worden deze op grond van artikel 7, vierde lid, van de verordening op de aanvrager verhaald, dan wel van de aanvrager teruggevorderd. Nadat de wijziging is vastgesteld kan de toewijzing worden ingetrokken en eventueel opnieuw worden verstrekt. De beslissing dient aan de aanvrager bekend te worden gemaakt (art. 3:41 Awb).

Verhaal of terugvordering van ten onrechte gemaakte kosten geldt ook bij intrekking vanwege bij de aanvraag onjuist of onvolledig verstrekte gegevens (artikel 4, zevende lid van de verordening).

Artikel 8 Ontzegging aangepast vervoer

Basis is artikel 8 van de Verordening Leerlingenvervoer

Leerlingen die met aangepast vervoer naar school gaan, kunnen gedrag vertonen wat onacceptabel is, omdat het een gevaar voor zichzelf en/of anderen veroorzaakt, bedreigend of onhygiënisch is. Bij de beschikking op een aanvraag voor leerlingenvervoer, wordt ook verwezen naar het vervoersreglement en het incidentenprotocol van de vervoerder en waar deze te vinden zijn. De regels in deze documenten vormen de basis om te bepalen of gedrag onacceptabel is.

Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet wordt onderzocht of hier een medische oorzaak aan ten grondslag ligt. Afhankelijk van het medisch onderzoek wordt de verstrekte toewijzing zo nodig aangepast, of zullen de ouders worden aangesproken op het gedrag. Als het ontoelaatbare gedrag verwijtbaar is en ondanks wijzigingen niet veranderd, kan de vervoerder in samenspraak met de gemeente stappen ondernemen zoals beschreven in het incidentenprotocol.

Artikel 9 Begeleiding

Basis is artikel 9 van de Verordening Leerlingenvervoer

In de wet op het primair onderwijs (artikel 4 WPO, WEC en WVO, bij allen vierde lid) is gesteld dat gemeenten bij de uitvoering en opstelling van hun gemeentelijke verordening rekening moeten houden met de “draaglast van ouders” (d.w.z. de redelijkerwijs te vergen inzet).

Rekening houdend met deze draaglast is begeleiding door ouders bij vervoer per fiets of OV niet vereist (en is dus aangepast vervoer vereist) als:

- het een eenoudergezin betreft waarin nog een 2e kind jonger dan 9 jaar aanwezig is, dat nog niet zelfstandig naar school kan gaan en tegelijkertijd naar een andere school gebracht moet worden en de ouder werkt of een dagopleiding volgt en werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. En er geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig zijn. De bewijslast ligt hiervoor bij de ouder;

- het een eenoudergezin betreft waarin een 2e kind ouder dan 9 jaar aanwezig is, maar door een medische aandoening extra zorg van de ouder nodig heeft en daardoor niet alleen naar school kan of alleen thuis kan blijven. Dit dient door een medische deskundige te worden vastgesteld en de ouder dient hiervoor een medische verklaring te leveren. En er geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig zijn;

- door een medisch deskundige is vastgesteld dat er medische redenen zijn die ouders belemmeren het kind te begeleiden; dit dient altijd vergezeld te gaan van een medische verklaring. En er geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig zijn.

Beschikbaarheid ouders

Het feit dat beide ouders werken is geen reden om aanspraak te maken op aangepast vervoer. Wel bestaat aanspraak op aangepast vervoer als bij het vervoer naar een school voor speciaal basisonderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs die verder weg ligt dan 6 kilometer de tijdsduur van de begeleiding in het OV of op de fiets langer is dan 4 uur per dag (d.w.z. maximaal een uur per enkele reis).

Artikel 10 Peildatum leerling

Basis is artikel 10 van de Verordening Leerlingenvervoer

De bepaling houdt in dat indien de leerling op 1 augustus van een bepaald schooljaar acht jaar is, hij in het kader van de verordening het gehele schooljaar als acht jaar wordt aangemerkt, ook al wordt de leerling halverwege het schooljaar negen jaar.

Artikel 11 Algemene bepalingen omtrent vervoer van leerlingen van scholen voor primair en voortgezet onderwijs

Basis is artikel 11 van de Verordening Leerlingenvervoer

Dichtstbijzijnde speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband

Het derde lid van artikel 11 is een aanvulling op artikel 3. Voor alle onderwijssoorten geldt de hoofdregel van artikel 3, eerste lid: een vervoersvoorziening wordt toegekend naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school. Volgens artikel 4, vijfde lid, van de WPO moet echter, wanneer het gaat om speciale scholen voor basisonderwijs, het vervoer naar de dichtstbijzijnde school in het samenwerkingsverband ook worden bekostigd. Dat hoeft niet per se de dichtstbijzijnde toegankelijke school van zijn soort te zijn, wel de dichtstbijzijnde in het samenwerkingsverband Het is mogelijk dat er een speciale school voor basisonderwijs buiten het samenwerkingsverband, maar dichterbij de woning is gelegen.

Artikel 12 Vervoersvoorzieningen

Basis is artikel 12 t/m 16 van de Verordening Leerlingenvervoer

De gemeente heeft vanuit de artikelen 4 lid 4 van de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de Wet op de expertisecentra (WEC) de zorgplicht een vergoeding voor ‘passend vervoer’ aan te bieden. De verordening leerlingenvervoer gemeente Arnhem 2020 en deze beleidsregels geven een regeling ter uitvoering van deze zorgplicht.

Uitgangspunten van de regeling zijn:

• Een zo voordelig mogelijke vergoeding.

• Leerlingen reizen zo zelfstandig en veilig mogelijk naar school

• Niet de beperkingen, maar de mogelijkheden van de leerling en de ouder(s)/verzorger(s) staan centraal. Leerlingenvervoer draagt zo mogelijk bij aan de groei naar zelfstandigheid van leerlingen

• Stimuleren fietsgebruik.

Als een kind, eventueel onder begeleiding, kan fietsen, wordt een fietsvergoeding verstrekt. Wanneer een kind, eventueel onder begeleiding, met het openbaar vervoer kan reizen worden deze kosten vergoed.

Als het vervoer per fiets of het openbaar vervoer niet tot de mogelijkheden behoort wordt het aangepast vervoer (taxibusje) toegekend. De ouders verzorgen ook hierbij eventueel benodigde begeleiding van het kind. Daarnaast is het mogelijk een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto (indien ouders hiertoe de mogelijkheid hebben) aan te bieden, indien dit goedkoper is.

Wat passend vervoer precies inhoudt beschrijft de wetgeving, jurisprudentie dan wel de Verordening Leerlingenvervoer van de gemeente Arnhem niet. Dit zorgt ervoor dat op individueel niveau een beoordeling plaats moet vinden. Op welke vergoeding een leerling recht heeft wordt bepaald door de mogelijkheden van de leerling en de infrastructurele mogelijkheden (bijvoorbeeld openbaar vervoer verbindingen, fietsinfrastructuur en openbare wegen) op het traject woning-school en vice versa.

Berekening afstandsgrenzen

Bij de beoordeling van de aanvragen dienen een aantal afstanden te worden berekend. De afstand wordt berekend:

- om vast te stellen of aan het afstandscriterium wordt voldaan; In artikel 10 van de verordening wordt uitgegaan van 6 km. Dit is de wettelijk bepaalde (WPO artikel 4 lid 7) maximaal door de gemeenteraad vast te stellen afstand.

- om te bepalen welke school dichterbij de woning staat;

- om de hoogte van de vergoeding voor de auto/fiets vast te stellen.

Voor de berekening van de afstand tussen de woning van de leerling en de school wordt in beginsel gebruik gemaakt van de ANWB routeplanner. Als deze om technische redenen niet te raadplegen is wordt gebruik gemaakt van routenet. Om tot een berekening te komen, wordt er uitgegaan bij de instelling route opties van de kortste route per fiets. Aan de hand van deze afstand wordt bepaald of voldaan wordt aan het afstandscriterium en of het de dichtstbijzijnde school betreft. Wanneer dit resulteert in een vergoeding voor het eigen vervoer (fiets of eigen auto) zal het aantal te vergoeden kilometers worden afgestemd op de afstand die aan de hand van dat vervoermiddel is berekend.

Beperking in de zelfredzaamheid

Voor leerlingen met een beperking in de zin van de verordening geldt géén kilometergrens. Hiermee wordt bedoeld de leerling die, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke of psychische beperking of beperkingen in de zelfredzaamheid niet in staat is zelfstandig gebruik te maken van het OV.

Bevorderen zelfstandig reizen

De gemeente Arnhem wil zelfstandig(er) reizen stimuleren en helpen mogelijk te maken. Op ieder moment kunnen ouders en leerlingen met de gemeente in gesprek gaan over de mogelijkheden om (meer) zelfstandig te gaan (leren) reizen. Ook de gemeente kan contact zoeken met ouders en leerlingen.

Indien het nodig is om te oefenen met de leerling, zijn ouders en het eigen netwerk de eerste aangewezenen om dit te doen. Indien er geen adequate ondersteuning kan komen uit het eigen netwerk, kan er gekeken worden naar de mogelijkheden van de inzet van het leertraject zelfstandig leren reizen. In Arnhem wordt gewerkt met de inzet van de Reiskoffer, waarin verschillende vormen van ondersteuning worden aangeboden om leerlingen zelfstandig te leren reizen.

In groep 7 wordt het vrijblijvend aangeboden, vanaf groep 8 en in het VSO is het een verplicht traject. Mocht de leerling na het traject in het (V)SO zelfstandig gaan reizen mag hij 1 jaar lang vanaf de start van het traject gebruik blijven maken van het toegekende OV-abonnement.

Mocht niet meegewerkt worden aan het leertraject of het (medisch) onderzoek om te beoordelen of zelfstandig leren reizen mogelijk is, dan kan besloten worden om geen vervoersvoorziening toe te wijzen of de reeds ingezette vervoersvoorziening stop te zetten. Indien ouders met een medische verklaring (deze mogen ook bij eerdere aanvragen voor leerlingenvervoer zijn overlegd), kunnen aantonen waarom het zelfstandig leren reizen met het openbaar vervoer niet mogelijk is, kan het college besluiten om de leerling van groep 8 niet te verplichten deel te nemen aan het leertraject of deelname uit te stellen.

Mocht de leerling via de Jeugdwet al een vorm van persoonlijke begeleiding toegewezen hebben gekregen, dan zal worden bekeken of deze begeleider ook de hulpvraag van het zelfstandig(er) reizen op kan nemen in het hulpverleningsplan.

Als tijdens de oefenperiode de vervoersvoorziening moet worden aangepast, zal vanuit leerlingenvervoer worden gekeken naar de mogelijkheden. Als het zelfstandig(er) reizen toch niet haalbaar blijkt, dan is er (weer) aanspraak op een vervoersvoorziening op basis van onzelfstandigheid en/of een beperking (conform de verordening).

Vervoersvoorzieningen

De onderstaande tabellen hanteert de gemeente als algemene richtlijnen. Wanneer persoonskenmerken of andere factoren er toe leiden, dat nader onderzoek nodig is om vast te stellen of de betreffende leerling al dan niet binnen de hieronder gestelde criteria valt, kan hiervan afgeweken worden. Dergelijke omstandigheden worden meegenomen in de beoordeling.

Fietsvergoeding

Fiets-vergoeding

Regulier Basis onderwijs

Regulier Voortgezet Onderwijs

Speciaal basisonderwijs

Speciaal onderwijs

Voortgezet speciaal onderwijs

Kilometer-

grens

6 km

n.v.t.

6 km

6 km

n.v.t.

< 9 jaar

Met begeleiding

n.v.t.

Met begeleiding

Met begeleiding

n.v.t.

> 9 jaar

Zonder begeleiding

Alleen met begeleiding

Zonder begeleiding

Zonder begeleiding

Alleen met begeleiding

Algemeen aanvullende opmerkingen voor fietsvergoeding:

- Om het vervoer per fiets te stimuleren wordt bij toekenning van de fietsvergoeding het drempelbedrag aan deze groep leerlingen niet in rekening gebracht.

- Van kinderen van 9 jaar of ouder wordt in principe verwacht dat zij zelfstandig kunnen fietsen. Dit wordt gezien als voorbereiding op het voortgezet onderwijs.

Hierbij wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

• 4 jaar tot en met 8 jaar 6 kilometer door het kind zelf of bij ouder achterop de (brom)fiets.

• 9 jaar het kind 7 kilometer

• 10 jaar het kind 8 kilometer

• 11 jaar het kind 9 kilometer

• 12 jaar en ouder het kind 12 kilometer

- Indien twijfel bestaat over de fietsmogelijkheden van de leerling kan informatie worden opgevraagd over de beperkingen van de leerling met betrekking tot reizen met de fiets.

- Vergoeding voor fietsen voor leerlingen van voortgezet (speciaal) onderwijs is slechts mogelijk indien zij alleen onder begeleiding kunnen fietsen. Voor hen mag dan geen kilometergrens gelden. Leerlingen die in staat zijn zelfstandig te fietsen kunnen geen vergoeding krijgen.

Vergoeding openbaar vervoer

Vergoeding openbaar vervoer

Regulier Basis onderwijs

Regulier Voortgezet Onderwijs

Speciaal basisonderwijs

Speciaal onderwijs

Voortgezet speciaal onderwijs

Kilometer-

grens

6 km

n.v.t.

6 km

6 km

6 km

< 11 jaar

Met begeleiding

n.v.t.

Met begeleiding

Met begeleiding

n.v.t.

> 11 jaar

Zonder begeleiding

Alleen met begeleiding

Zonder begeleiding

Zonder begeleiding

Alleen met begeleiding

Algemeen aanvullende opmerkingen voor OV:

- In dit verband is artikel 10 van de Verordening van belang.

- Begeleiding bij vervoer naar (speciaal)(basis)onderwijs wordt slechts bekostigd aan de ouders, indien de leerling jonger dan 11 jaar is. Met andere woorden: de regeling gaat ervan uit dat een leerling van 11 jaar en ouder in principe zelfstandig van het OV gebruik kan maken.

- Vergoeding voor OV voor leerlingen van voortgezet onderwijs is slechts mogelijk indien zij alleen onder begeleiding van het OV gebruik kunnen maken. Voor hen mag dan geen kilometergrens gelden. Leerlingen die in staat zijn zelfstandig met het OV te reizen kunnen geen vergoeding krijgen.

- Bekostiging van OV-kosten kan uitgekeerd worden op basis van betalen van de gemaakte OV kosten (betaalbewijzen of uitdraai OV-chipkaart als bewijslast) of in de vorm van een OV-abonnement.

- Voor leerlingen die naar het VSO gaan is een uitzondering gemaakt zoals opgenomen in artikel 12 van de verordening. Zij krijgen de kosten van het zelfstandig reizen met het OV vergoed met in achtneming van een eigen bijdrage. De genoemde eigen bijdrage dient door leerling/ouder betaalt te zijn, voordat een OV-abonnement wordt verstrekt.

- Indien twijfel bestaat over de mogelijkheden van de leerling om met het OV te reizen (zelfstandig of met begeleiding) wordt advies opgevraagd over de beperkingen van de leerling met betrekking tot reizen met het OV.

- Er wordt uitgegaan van de informatie van de website 9292.nl bij het vaststellen of reizen met het OV mogelijk is.

- De maximaal door de leerling lopend af te leggen afstand van een halte van het OV tot de schoollocatie wordt bepaald op 1 km.

Aangepast vervoer

Aangepast vervoer

Regulier Basis onderwijs

Regulier Voortgezet Onderwijs

Speciaal basisonderwijs

Speciaal onderwijs

Voortgezet speciaal onderwijs

Kilometer-

grens

6 km

6 km

6 km

6 km

6 km

Voorwaarden

Reistijd meer dan 1,5 uur (incl. overstappen bij OV), OV/fiets (met begeleiding) niet mogelijk, medische gesteldheid van het kind vereist aangepast vervoer of ouders kunnen onmogelijk begeleiding organiseren bij het fietsen of in het OV.

Reistijd meer dan 1,5 uur (incl. overstappen bij OV), OV/fiets (met begeleiding) niet mogelijk, medische gesteldheid van het kind vereist aangepast vervoer of ouders kunnen onmogelijk begeleiding organiseren bij het fietsen of in het OV.

Reistijd meer dan 1,5 uur (incl. overstappen bij OV), OV/fiets (met begeleiding) niet mogelijk, medische gesteldheid van het kind vereist aangepast vervoer of ouders kunnen onmogelijk begeleiding organiseren bij het fietsen of in het OV.

Reistijd meer dan 1,5 uur (incl. overstappen bij OV), OV/fiets (met begeleiding) niet mogelijk, medische gesteldheid van het kind vereist aangepast vervoer of ouders kunnen onmogelijk begeleiding organiseren bij het fietsen of in het OV.

Reistijd meer dan 1,5 uur (incl. overstappen bij OV), OV/fiets (met begeleiding) niet mogelijk, medische gesteldheid van het kind vereist aangepast vervoer of ouders kunnen onmogelijk begeleiding organiseren bij het fietsen of in het OV.

Algemeen aanvullende opmerkingen voor aangepast vervoer:

- Bij aangepast vervoer wordt in beginsel uitgegaan van vervoer van en naar opstapplaatsen.

- Het uitgangspunt is om de streven naar een zo kort mogelijke reistijd. De gemeente heeft echter ook rekening te houden met een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer door het combineren van vervoer. De individuele verblijfstijd per kind in het voertuig mag niet meer bedragen dan 90 minuten.

- Afwijking van de maximale verblijfstijd is alleen mogelijk indien het door de afstand niet mogelijk is binnen de maximale tijdsduur te blijven of dat daarmee naar verder weggelegen scholen het niet meer mogelijk is om vervoer van deze leerling te combineren met andere leerlingen en er daardoor meerdere voertuigen ingezet moeten worden terwijl er voldoende zitplaatsen in het voertuig over zijn.

- De vervoerder gaat over de uitvoering van het aangepast vervoer en dat betekent onder andere dat zij de haal en brengtijden bepalen. Hiervoor wordt ook verwezen naar het vervoersreglement van de vervoerder.

- Bijzondere indicaties in het aangepast vervoer kunnen onder voorwaarden worden toegekend. Het gaat hierbij om de volgende indicaties en voorwaarden:

  • o

    Individueel vervoer

    Voor deze indicatie kan men in aanmerking komen mits er sprake is van een medische verklaring afgegeven door een medisch specialist waarin is geformuleerd waarom de indicatie noodzakelijk is.

  • o

    Voorinzitgarantie

    Bij aangepast vervoer bestaat de mogelijkheid van de voorinzitgarantie. Dit betekent dat de leerling te allen tijde voorin de taxi, dat wil zeggen naast de bestuurder, kan zitten tijdens de rit. Ook voor deze indicatie geldt in het leerlingenvervoer een medische verklaring van een medische specialist waarin is geformuleerd waarom de indicatie noodzakelijk is.

  • o

    Medisch begeleider

    Indien het tijdens de rit (medisch) noodzakelijk is dat er een begeleider aanwezig is kan er een indicatie medisch begeleider worden afgegeven. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het uitvoeren van medisch noodzakelijke handelingen tijdens de rit of zeer ernstig gedragsmatige redenen. Voor deze extra indicatie kan men in aanmerking komen mits er sprake is van een medische verklaring afgegeven door een medisch specialist waarin is geformuleerd waarom de indicatie noodzakelijk is.

Eigen vervoer

Of van bekostiging van eigen vervoer op aanvraag van de ouders sprake kan zijn is ter beoordeling van het college (voor deze Team Vervoer van het wijkteam), uitgevoerd door de Sociale Wijkteams. Een belangrijke maatstaf hierbij is dat dit vervoer voor de gemeente goedkoper is dan aangepast vervoer.

Hoogte kilometervergoeding

Voor 2020 is dit bedrag € 0,19 per kilometer. Met ingang van 2020 wordt dit bedrag jaarlijks aangepast aan het bedrag genoemd in de brief van de VNG. Waarbij wel gelet wordt op de berekeningsmethodiek van de vergoeding. Deze vergoeding voor eigen vervoer is onbelast en vormt voor de ontvangers geen “bron van inkomsten”.

De vergoeding voor de (brom)fiets is € 0,09 per kilometer voor 2020. Met ingang van 2020 wordt dit bedrag jaarlijks aangepast met hetzelfde percentage waarmee de VNG de hiervoor genoemde kilometervergoeding heeft opgehoogd. Ook hierbij wordt wel gelet op de berekeningsmethodiek van de vergoeding.

De kilometervergoeding voor begeleiding of inzet eigen vervoer of het laten vervoeren van de leerling wordt voor maximaal 4 keer per dag uitgaande van een enkele reis toegekend. Voor de leerling geldt bij de vergoeding voor de fiets maximaal 2 keer per dag enkele reis.

Artikel 13 Vervoersvoorziening naar stage

Basis is artikel 17 van de Verordening Leerlingenvervoer

Stage vormt voor veel leerlingen (met een beperking) in het voortgezet speciaal onderwijs een verplicht onderdeel van het onderwijsprogramma. Om leerlingen die gebruik maken van het leerlingenvervoer de mogelijkheid te bieden om ook de bij hun opleiding horende stage te kunnen doorlopen, kunnen de ouders/verzorgers van deze leerlingen een aanvraag indienen voor de vervoerskosten naar de stageplek.

Voor stagevervoer moet een aparte aanvraag worden ingediend. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van een stageovereenkomst. Vervoer naar stageadressen vindt alleen op schooldagen plaats dus niet tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties. Omdat de stage kan plaatsvinden op tijden en/of locaties, die niet aansluiten bij het vervoer naar de school doet de gemeente een dringend beroep op de scholen om de stageplaatsen zo dicht mogelijk bij de school of het huisadres van de leerling te zoeken en de stagetijden aan te laten aansluiten op de schooltijden.

Omdat stage een opstap is naar deelname in het maatschappelijk verkeer zal de gemeente kritisch kijken naar de mogelijkheden van het openbaar vervoer of fiets, omdat dit de zelfredzaamheid van de leerling ook bevordert.

Indien leerlingen een stage- of reiskostenvergoeding krijgen dient deze (deels) te worden aangewend voor bekostiging van de vervoerskosten.

Artikel 14 Vervoersvoorziening naar opvangadres

Basis is artikel 18 van de Verordening Leerlingenvervoer

Het vervoer van/naar iedere vorm van opvang voor/na schooltijd, dus ook in de schoolvakanties, is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de ouders.

Om onbillijke situaties te voorkomen of verhelpen kan de ouder van een kind dat met een taxi(busje) naar school gaat, een verzoek doen om naast het woonadres een opvangadres op te geven. De regels die hiervoor gelden zijn opgenomen in artikel 18 van de Verordening.

Co-ouderschap

Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze uitvoeringsregels als volgt

omschreven: ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden.

Er is sprake van co-ouderschap als zowel de ene ouder, als de andere ouder in een regelmatige afwisseling en vaste structuur de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Onder vaste structuur verstaat het college een vast patroon per week of per twee weken dat zich op dezelfde wijze door het schooljaar herhaalt.

Bij co-ouderschap kan er recht zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft (ouder moet wonen in Arnhem). De beide ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft. Dit doet de ouder in de gemeente waar de ouder woonachtig is.

Bij co-ouderschap is er recht op bekostiging leerlingenvervoer indien voldaan wordt aan het gestelde in de Verordening, een verklaring van co-ouderschap wordt afgegeven, en de aanvraag door ouders apart voor de betreffende dagen wordt ingediend.

Artikel 15 Andere vergoedingen

Basis is artikel 19 van de Verordening Leerlingenvervoer

Wat beschreven staat in artikel 19 van de Verordening geldt echter niet voor vergoedingen die – op aanvraag – aan ouders van schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs worden verstrekt op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Deze vergoeding is opgebouwd uit verschillende componenten, zoals lesgeld, en is zeker niet uitsluitend bestemd voor reiskosten. Daarom wordt deze vergoeding niet verrekend met de vervoersvoorziening.

Artikel 16 Tijdelijk verblijf buiten de gemeente

Basis is artikel 20 van de Verordening Leerlingenvervoer

Het komt voor dat leerlingen uit andere gemeenten in het kader van jeugdzorg tijdelijk worden opgevangen bij pleegouders in onze gemeente. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat leerlingen uit onze gemeente tijdelijk elders verblijven. Aanvragen om vervoer bij crisissituaties behandelen we met voorrang. Gemeenten werken met een overgangsperiode van 6 weken waarin de oorspronkelijke gemeente van herkomst de kosten voor vervoer voor haar rekening neemt.

In alle gevallen is sprake van maatwerk en zal afstemming gezocht worden met de andere gemeente.

Artikel 17 Vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie

Basis is artikel 21 en 22 van de Verordening Leerlingenvervoer

Toekenning

Artikel 4, zesde lid, van de WEC geeft aan in de verordening bepalingen op te nemen voor het weekeinde- en vakantievervoer. In paragraaf 4 van de verordening wordt hier invulling aan gegeven.

Doorslaggevend voor de toewijzing is de directe relatie tussen het verblijf in een internaat of pleeggezin en het volgen van passend onderwijs op een school die ver van de woning is gelegen. Dit betekent dat er geen vervoersvoorziening van en naar de woning van de ouders wordt verstrekt als de leerling om medische of sociale redenen in een internaat of pleeggezin verblijft, en daar in de buurt een school bezoekt. De gemeente dient na te gaan op welke gronden een leerling op een internaat of bij een pleeggezin is geplaatst.

Ouders van leerlingen van het regulier en speciaal basisonderwijs en van het regulier voortgezet onderwijs komen niet in aanmerking voor een vervoersvoorziening voor het weekeinde of de vakantie.

Het college van de gemeente waar de ouders wonen, verstrekt de vervoersvoorziening voor het weekeinde- en vakantievervoer, als de ouders daarvoor in aanmerking komen. Zo is het bepaald in de Wet op de expertisecentra. Het college van de gemeente waar de leerling in een internaat of een pleeggezin verblijft, heeft hierin geen rol. Wanneer de leerling in aanmerking komt voor dagelijks vervoer van het internaat of pleeggezin naar de school en terug, verstrekt het college van de gemeente waar de leerling in het internaat of het pleeggezin verblijft deze voorziening. In de gemeente Arnhem kan de ouder hiervoor terecht bij Team Vervoer van het wijkteam.

Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie

Het college van de gemeente waar de ouders wonen, bepaalt welke vervoersvoorziening wordt toegekend. In Arnhem kan de ouder hiervoor terecht bij Team Vervoer van het wijkteam.

Uitzonderingen zijn:

- Voor de toekenning is bekostiging van de kosten van openbaar vervoer het uitgangspunt.

- Ook de kosten van het openbaar vervoer voor een begeleider worden bekostigd, als de leerling wegens zijn structurele handicap of leeftijd niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.

- Er wordt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer verstrekt als:

a. openbaar vervoer ontbreekt;

b. begeleiding in het openbaar vervoer niet mogelijk is;

c. de leerling wegens zijn structurele handicap niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van het openbaar vervoer gebruik te maken.

Een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer wordt in dit geval niet verstrekt als de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer meer dan anderhalf uur onderweg is. Er kan worden toegestaan dat de ouders de leerling zelf vervoeren of laten vervoeren. De bekostiging is dan afhankelijk van de vervoersvoorziening waarop de ouders aanspraak zouden maken.

De algemene bepalingen van paragraaf 1 van de verordening zijn uiteraard ook van toepassing, evenals de slotbepalingen van paragraaf 5.

Artikel 18 Beslissingen college in gevallen waarin de regeling niet voorziet, afwijken van bepalingen en beleidsregels.

Basis is artikel 23 t/m 25 van de Verordening Leerlingenvervoer

De Verordening kent een hardheidsclausule. Dat betekent dat in gevallen die in de verordening geregeld zijn, maar waarin dit tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden, er met een beroep op deze bepaling alsnog bekostiging van leerlingenvervoer kan worden verleend.

Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties. Het kan ook situaties betreffen waarbij bij het opstellen van onderliggende beleidsregels geen rekening gehouden kon worden.

Ook van deze beleidsregels zelf kan in uitzonderlijke situaties worden afgeweken wanneer de toepassing ervan tot een kennelijk onbillijke uitkomst zou leiden. Mocht hier volgens de leerling/ouder sprake van zijn, dan kunnen zij zich richten tot het Team Vervoer van de wijkteams.

Als de Verordening en de beleidsregels geen uitsluitsel bieden bij de beslissingen op aanvragen inzake het leerlingenvervoer, wordt jurisprudentie en het Basisboek Leerlingenvervoer, uitgegeven door SDU uitgevers, betrokken bij de beoordeling.

De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen. De reden daarvan is, dat ook ouders die geen aanspraak maken op leerlingenvervoer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van een oplossing voor het schoolvervoer wegens werk of opleiding. De genoemde omstandigheden kunnen wel in combinatie met andere relevante omstandigheden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule.

Artikel 19 Intrekking, inwerkingtreding en citeertitel

Basis is artikel 26 van de Verordening Leerlingenvervoer

De Verordening leerlingenvervoer gemeente Arnhem 2020 is de basis voor alle aanvragen leerlingenvervoer vanaf het schooljaar 2020/2021. Lopende toekenningen op grond van de oude verordening worden in principe niet doorbroken. Dit kán anders zijn als de situatie van het gezin wijzigt. Het gaat bij artikel 26, derde lid, om wijzigingen in de omstandigheden van het gezin die ook op grond van de oude verordening zouden leiden tot aanpassing van de toekenning. Denk aan een verhuizing of wijziging van de gezinssituatie. In zo'n geval wordt de nieuwe toekenning niet gebaseerd op de oude maar op de nieuwe verordening.

Let op: wijzigingen die op grond van de nieuwe verordening wél, maar op grond van de oude verordening géén invloed hebben op de toekenning, leiden dus níet tot een aanpassing van de toekenning. In dat geval geldt gewoon artikel 26, tweede lid, van de verordening waarin wordt geregeld dat voor lopende toekenningen de aanspraken op grond van de oude verordening blijven bestaan.

Ondertekening