Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Roerdalen houdende regels omtrent Bi-zone bedrijventerrein (Verordening BI-zone Bedrijventerrein Roerdalen 2021-2025)

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Roerdalen houdende regels omtrent Bi-zone bedrijventerrein (Verordening BI-zone Bedrijventerrein Roerdalen 2021-2025)

De raad van de gemeente Roerdalen heeft;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 maart 2020,

gelet op de Wet op de bedrijveninvesteringszones, de tussen de gemeente Roerdalen en de Stichting BIZ Roerdalen gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 10 maart 2020 en het advies van de raadsadviescommissie;

het volgende besluit genomen:

Besluit:

  • 1.

    De Verordening BI-zone Bedrijventerrein Roerdalen 2016-2020 in te trekken;

  • 2.

    De navolgende Verordening bedrijveninvesteringszone Bedrijventerrein Roerdalen 2021-2025 (Verordening BI-zone Bedrijventerrein Roerdalen 2021-2025) vast te stellen.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    bedrijveninvesteringszone: het op de bij deze verordening behorende kaart (bijlage 1) aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven.;

  • b.

    wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Roerdalen en Stichting BIZ Roerdalen gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 10 maart 2020;

  • e.

    activiteitenplan: het plan waarin de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 van de wet, staan vermeld die de stichting namens de ondernemers zal uitvoeren.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 2 belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1. Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2. De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 3 Belastingobject

Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen belastingobject gebruikt.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een belastingobject in gebruik is gegeven aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven. Degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een belastingobject voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat belastingobject ter beschikking heeft gesteld. Degene die het belastingobject ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat belastingobject ter beschikking is gesteld.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde zoals deze geldt voor het kalenderjaar.

  • 2. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 , met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst van de gemeente;

    • k.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

    • l.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • m.

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • n.

      belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs;

    • o.

      belastingobjecten die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur, of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;

    • p.

      belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid.

    • q.

      belastingobjecten die uitsluitend bestemd zijn voor en in gebruik zijn als werken die zijn bestemd voor de gasvoorziening;

    • r.

      belastingobjecten die uitsluitend bestemd zijn voor en in gebruik zijn als werken die zijn bestemd voor de electriciteitsvoorziening en (tele)communicatie;

    • s.

      belastingobjecten voor zover die in gebruik zijn als ‘dagverblijf’.

  • 2. In afwijking van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-bijdrage van de gebruiker buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van het belastingobject die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Tarief BIZ-bijdrage

  • 1. Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt per bijdrageplichtige per jaar 0,06 % van de heffingsmaatstaf.

  • 2. Indien op grond van het in lid 1 bepaalde percentage de BIZ-bijdrage voor een object:

    • a.

      lager dan € 100,00 uitkomt dan bedraagt de bijdrage, in afwijking van lid 1, voor dat betreffende object in dat jaar € 100,00.

    • b.

      hoger dan € 1.000,00 uitkomt dan bedraagt de bijdrage, in afwijking van lid 1, voor dat betreffende object in dat jaar € 1.000,00.

Artikel 8 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald:

    • a.

      bij niet-automatische incasso:

      in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later;

    • b.

      bij automatische incasso:

      in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier, maximaal tien bedraagt.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder b geldt dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op het aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,-. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijn.

Artikel 10 Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van vijf jaar.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 11 Aanwijzing Stichting

Stichting BIZ Roerdalen wordt aangewezen als de Stichting bedoeld in artikel 7 van de wet waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.

Artikel 12 Buiten toepassing stellen algemene subsidieverordening

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Roerdalen niet van toepassing.

Artikel 13. Subsidieaanvraag

  • 1. Stichting BIZ Roerdalen dient jaarlijks, vóór 1 november van het kalenderjaar voorafgaand aan het betreffende subsidiejaar schriftelijk een subsidieverzoek in bij het college.

    Voor het subsidiejaar 2021 dient de Stichting voor 1 december 2020 schriftelijk een subsidieverzoek in bij het college.

  • 2. De subsidieaanvraag bevat tevens een begroting en een activiteitenplan. In dit activiteitenplan geeft de Stichting aan welke activiteiten zij voornemens is uit te voeren, die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BIZ. Daartoe kunnen ook activiteiten op het gebied van promotie behoren voor zover deze het publieke belang in de openbare ruimte dienen.

  • 3. De in lid 2 genoemde begroting en het activiteitenplan dienen uiterlijk op 1 november in conceptvorm te zijn ingediend. Voor het jaar 2021 worden het activiteitenplan en de begroting 2021 die zijn opgenomen in het Activiteitenplan 2021-2025 aangemerkt als de hiervoor genoemde stukken.

  • 4. De Stichting stelt dit activiteitenplan op in overleg met de gemeente.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht kan het niet tijdig en/of onvolledig indienen van een schriftelijk subsidieverzoek tot gevolg hebben dat de uitbetaling van het voorschot wordt opgeschort.

  • 6. Het niet goedkeuren van de stukken door de gemeente heeft tot gevolg dat de uitbetaling van het voorschot van de subsidie wordt opgeschort. De gemeente zal vier weken nadat de stukken alsnog zijn goedgekeurd overgaan tot uitbetaling van het voorschot van de subsidie.

Artikel 14. Subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt jaarlijks door het college verleend aan de Stichting BIZ Roerdalen voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst en het daarbij behorend Activiteitenplan.

  • 2. De subsidie bedraagt de daadwerkelijk in het kalenderjaar netto ontvangen BIZ-bijdrage.

Artikel 15. Subsidieverplichtingen

Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen kunnen aan de Stichting BIZ Roerdalen ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de met de Stichting BIZ Roerdalen gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 16. Subsidievaststelling

  • 1. De Stichting BIZ Roerdalen is verplicht om uiterlijk 1 mei na afloop van het subsidiejaar de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen stukken te overleggen.

  • 2. De subsidie wordt uiterlijk 6 weken na ontvangst van de in het voorgaande lid genoemde stukken vastgesteld.

Artikel 17. Melding van relevante wijzigingen

De Stichting BIZ Roerdalen stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:

  • meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie;

  • een wijziging van de statuten;

  • verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 18 Intrekken oude verordening en overgangsrecht.

De Verordening BI-zone Bedrijventerrein Roerdalen 2016-2020 wordt ingetrokken op de datum van ingang van de heffing bedoeld in artikel 18, tweede lid, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten de zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt inwerking met ingang van de derde dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening BI-zone Bedrijventerrein Roerdalen 2021-2025’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 april 2020.

De gemeenteraad van Roerdalen,

De griffier,

R.J.J. Notermans

De voorzitter,

mr. M.D. de Boer-Beerta

Bijlage 1: Kaart van de afgebakende BIZ-zone

afbeelding binnen de regeling