Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent Amateurkunst Subsidies (Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2020)

Geldend van 12-02-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent Amateurkunst Subsidies (Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2020)

[Deze bekendmaking betreft een rectificatie omdat er onjuiste tekst was opgenomen. De oorspronkelijke bekendmaking is op 11 februari 2020 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2020, 35675.]

De raad van de gemeente Leiden:

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (Raadsvoorstel 19.0164 van 2019), mede gezien het advies van de commissie,

BESLUIT

  • 1.

    De Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2020 vast te stellen.

INLEIDING

In de Deelverordening Amateurkunst Subsidies wordt de subsidieverstrekking ten behoeve van de amateurkunst in Leiden geregeld. De amateurkunst subsidie is bestemd voor het in stand houden van Leidse amateurkunstorganisaties en het bevorderen van activiteiten door bij die organisaties aangesloten amateurkunstenaars. De inhoud van de deelverordening is als volgt:

Hoofdstuk I, definities en algemene bepalingen

Artikel 1, begrippen

Artikel 2, toelating

Artikel 3, toelating en subsidiëring

Artikel 4, aanvraag en subsidieverlening

Artikel 5, verantwoording inkomsten

Artikel 6, subsidiemogelijkheden van nog niet tot de deelverordening toegelaten organisaties

Artikel 7, subsidieplafond

Hoofdstuk II, instandhoudingssubsidie

Artikel 8, aanvraag en toekenning

Hoofdstuk III, uitvoeringssubsidie

Artikel 9, aanvraag

Artikel 10, subsidiabele uitgaven

Hoofdstuk IV, aanvullende bepalingen

Artikel 11, aanvullende bepalingen

Hoofdstuk V, slotbepalingen

Artikel 12, overgangsbepaling

Artikel 13, inwerkingtreding

Artikel 14, citeertitel

HOOFDSTUK I DEFINITIES EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begrippen

Voor de toepassing van deze deelverordening wordt verstaan onder:

Aanmoedigingssubsidie:

een incidentele subsidie ter tegemoetkoming in de vaste lasten, dan wel in de kosten voor een uitvoering van een organisatie die nog niet tot de deelverordening is toegelaten;

Amateurkunst:

het beoefenen van kunst in zijn verschillende uitingsvormen, in groepsverband en op niet professionele basis; dit impliceert dat de deelnemers uit hoofde van deze activiteit geen presentiegeld of andere vergoedingen, anders dan eventueel een onkostenvergoeding op declaratiebasis ontvangen;

College:

burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden;

Concours:

Een in of buiten Leiden plaatsvindende wedstrijd op het gebied van amateurkunst waarbij deelnemers strijden om te laten zien of horen dat ze het beste zijn in hun discipline;

Deelnemer:

aan een organisatie op het gebied van de amateurkunst verbonden natuurlijk persoon, die zich door een contributiebijdrage en door deelname aan activiteiten aan de organisatie verbindt;

Festival:

een openbaar toegankelijk cultureel evenement dat onder één noemer wordt gepresenteerd, waarbij diverse presentaties worden gegeven op diverse binnen- en/of buitenlocaties, die met elkaar zijn verbonden of op loopafstand van elkaar zijn gesitueerd;

Huurkostensubsidie:

aanvullende uitvoeringssubsidie voor optredens in de Pieterskerk, de Hooglandse Kerk, de Leidse Schouwburg of de Stadsgehoorzaal;

Instandhoudingssubsidie:

een per kunstcategorie vastgestelde algemene subsidie ter tegemoetkoming in de vaste lasten van een organisatie;

Jeugdledensubsidie:

aanvullende instandhoudingssubsidie voor leden van organisaties, die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt;

Kunstcategorieën:

de verschillende werkvormen van de amateurkunst;

Openbaar optreden:

een optreden op Leids grondgebied dat al dan niet tegen betaling voor iedereen toegankelijk is en dat als zodanig van te voren publiekelijk wordt aangekondigd;

Organisatie:

een in Leiden gevestigde vereniging, stichting of groep personen die zich, blijkens de statuten en feitelijke werkzaamheden, de amateurkunst ten doel stelt;

Project:

een in Leiden georganiseerde activiteit passend bij de doelstelling van de betreffende organisatie;

Richtbedrag:

standaard subsidiebedrag waarop op grond van dreigende overschrijding van het subsidieplafond een korting kan worden toegepast;

Uitvoeringssubsidie:

subsidie in (een deel van) het nader gespecificeerde tekort van de door de organisaties gehouden openbare optredens;

Werkgroep Amateur Kunst (WAK):

de Leidse koepelorganisatie ten dienste van de sector amateurkunst.

Artikel 2: Toelating

  • 1. Bij de inwerkingtreding van deze deelverordening worden geacht tot de regelingen voor instandhoudings- en/of uitvoeringssubsidie als bedoeld in deze deelverordening te zijn toegelaten, de organisaties die op de bij deze verordening behorende bijlage 1 zijn opgenomen.

  • 2. Voor de werkingsduur van deze deelverordening hebben de volgende, niet in de bijlage 1 opgenomen, organisaties de mogelijkheid om bij het college uitvoeringssubsidie aan te vragen: LSKO Collegium Musicum en Stichting De Leidse Korendag.

  • 3. Het college kan, wanneer zich een organisatie aanmeldt voor toelating tot de deelverordening, onverlet de werkingsduur van de deelverordening, gehoord het advies van de WAK, besluiten de aanvrager tot de deelverordening toe te laten en in bijlage 1 op te nemen. Hierbij gelden de volgende criteria.

  • De organisatie dient:

    • a.

      rechtspersoonlijkheid te bezitten en als zodanig ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      gedurende een periode van tenminste drie jaar door de uitvoering van activiteiten en het in stand houden van een organisatie haar bestaansrecht te hebben bewezen; 

    • c.

      een minimaal aantal deelnemers hebben van:

      10 deelnemers voor toneelgezelschappen en theatergroepen;

      16 deelnemers voor koren;

      20 deelnemers voor harmoniekorpsen, brassbands en fanfares;

      10 deelnemers voor drumbands en trommelgroepen;

      15 deelnemers voor orkesten;

      7 deelnemers voor zigeunerorkesten;

      18 deelnemers voor operette- en musicalgezelschappen;

      25 deelnemers voor volksdansverenigingen;

      13 deelnemers voor majoretteverenigingen;

      10 deelnemers voor verenigingen op het gebied van audiovisuele mediakunst;

      10 deelnemers voor verenigingen op het gebied van literaire kunst;

      7 deelnemers voor popmuzikantenverenigingen;

    • d.

      haar oefenruimte binnen het grondgebied van de gemeente Leiden te hebben;

    • e.

      tenminste één maal per jaar in Leiden op te treden, door middel van een voor de betreffende kunstcategorie voortvloeiende wijze van uitvoeren;

    • f.

      gedurende een periode van tenminste drie jaar door de uitvoering van activiteiten en het in stand houden van een organisatie haar bestaansrecht te hebben bewezen.

Artikel 3: Toelating en subsidiëring

  • 1. Organisaties die tot de deelverordening zijn toegelaten kunnen aanspraak maken op een instandhoudingssubsidie (inclusief eventuele jeugdledensubsidie) en / of uitvoeringssubsidie (inclusief eventuele huurkostensubsidie) zoals omschreven in deze deelverordening.

  • 2. Organisaties waarvan de financiële ondersteuning behoort tot de zorg van overheden (waaronder de gemeente Leiden), van de Universiteit Leiden en/of van het bedrijfsleven komen niet in aanmerking voor subsidiëring in het kader van deze deelverordening.

  • 3. Op grond van de jaarlijkse subsidieaanvragen en de inhoudelijke en financiële verantwoording van de toegelaten organisaties zal jaarlijks worden beoordeeld of deze organisaties hebben voldaan c.q. voldoen aan de bepalingen van deze deelverordening.

  • 4. Wanneer het college aanleiding ziet om op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen uit deze deelverordening de subsidie voor een bepaalde organisatie te beëindigen of te verminderen, zal alvorens daartoe te besluiten, de WAK worden gehoord.

  • 5. Organisaties die gedurende het restant van de driejarige looptijd van de deelverordening ten minste twee achtereenvolgende jaren geen optredens door op een voor de betreffende kunstcategorie voortvloeiende wijze van uitvoeren hebben verzorgd, worden uit de in bijlage 1 opgenomen lijst verwijderd.

Artikel 4: Aanvraag en subsidieverlening

  • 1. Om in een kalenderjaar voor subsidie in aanmerking te komen, dienen de in artikel 2 genoemde organisaties voor of uiterlijk op 1 januari voorafgaand aan het te subsidiëren jaar een aanvraag bij het college in te dienen.

  • 2. De aanvraag moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier dat voor 1 december aan de in artikel 2 bedoelde instellingen wordt toegezonden. Als het aanvraagformulier om welke reden dan ook niet wordt ontvangen, kan bij de gemeente (Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Economie, Cultuur, Wonen en Duurzaamheid) een formulier worden aangevraagd. Ook dan dient een aanvraag uiterlijk op 1 januari voorafgaand aan het subsidiejaar bij het college te zijn ingediend, anders vervalt het recht op subsidie in het betreffende jaar. Hiervan kan in bijzondere gevallen worden afgeweken nadat men hierover voor 1 januari in overleg is getreden met de gemeente.

  • 3. Subsidie wordt binnen tien weken na de sluitingsdatum als genoemd in het eerste lid van dit artikel aan de betreffende organisatie verleend.

  • 4. Wanneer het totale subsidiebedrag € 5.000,- of meer bedraagt is de aanvrager verplicht een verantwoording in te dienen (zie artikel 5). Steekproefsgewijs zullen ook verantwoordingen worden opgevraagd bij subsidies onder de € 5.000,=, die ook dienen te voldoen aan de gestelde eisen in artikel 5.

Artikel 5: Verantwoording inkomsten en uitgaven

  • 1. De verantwoording van de subsidies van € 5000,- of meer dient op basis van het door het college verstrekte jaaropgaveformulier voor 1 maart volgend op het jaar van subsidiering te worden ingediend.

  • 2. De op te verantwoorde inkomsten zijn:

    • a.

      de inkomsten uit de verkoop van plaatsbewijzen, abonnementen, programmablad e.d.;

    • b.

      donateursinkomsten, voor zover deze kunnen worden beschouwd als betaling van entreegeld voor optredens;

    • c.

      uitkoopsommen gedurende een periode tot één jaar na de première;

    • d.

      bijdragen die direct verband houden met het optreden.

  • 3. Niet tot de inkomsten worden gerekend de opbrengsten van verlotingen, tombola’s, sponsorbijdragen en subsidies. Deze inkomsten dienen echter wel in de jaaropgaafformulieren te worden vermeld.

Artikel 6: Subsidiemogelijkheden van nog niet tot de deelverordening toegelaten organisaties

  • 1. Aan een organisatie die zich heeft aangemeld voor toelating tot de deelverordening, maar die nog niet voldoet aan voorwaarden van artikel 2, derde lid, onder b of f, kan door het college, gehoord het advies van de WAK - binnen de in hoofdstuk II opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor instandhoudingssubsidies - een aanmoedigingssubsidie worden verleend.

  • 2. Aan een niet tot de deelverordening toegelaten organisatie die voor een eenmalige openbare activiteit een subsidie aanvraagt kan door het college, gehoord het advies van de WAK - binnen de in hoofdstuk III opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor uitvoeringssubsidies - een aanmoedigingssubsidie in het tekort op de kosten van die activiteit worden verleend.

  • 3. Voor het toekennen van de in het eerste en het tweede lid genoemde subsidies dient een organisatie te voldoen aan het gestelde in artikel 2, derde lid onder a, c, d en e.

  • 4. Jeugd- en overige onderafdelingen van organisaties komen eerst dan voor een zelfstandige instandhoudingssubsidie in aanmerking als zij als zelfstandig rechtspersoon ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 7: Subsidieplafond

  • 1. De in deze deelverordening genoemde bedragen zijn richtbedragen. Het totale maximale subsidiebudget voor de amateurkunst wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld.

  • 2. Voor zover de gemeenteraad tot indexering van de gemeentelijk subsidies heeft besloten, zal het totaal beschikbare subsidiebudget ten behoeve van de uitvoering van deze deelverordening met het vastgestelde indexeringspercentage worden aangepast.

  • 3. Indien het totaal aan subsidiebedragen op basis van deze deelverordening meer bedraagt dan het in het eerste lid bedoelde subsidieplafond zullen de beschikbaar te stellen subsidiebedragen in het betreffende jaar naar rato worden aangepast.

HOOFDSTUK II INSTANDHOUDINGSSUBSIDIE

Artikel 8: Aanvraag en toekenning

  • 1. De richtbedragen voor instandhoudingssubsidies voor de verschillende kunstcategorieën zijn als volgt:

    • A.

      ORKESTEN

      Een jaarlijkse bijdrage van € 860,= voor reguliere volwassenenorkesten, met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 740,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 490,= met een ledenaantal van 50 of meer.

      Een jaarlijkse bijdrage van € 1.730,= voor jeugdorkesten, met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 1.480,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 990,= met een ledenaantal van 50 of meer.

      Voor projectorkesten een percentage van de genoemde instandhoudingssubsidie berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar.

    • B.

      HARMONIE, BRASSBANDS, (DRUM)FANFARES, SHOWKORPSEN EN TROMMELGROEPEN

      Een jaarlijkse bijdrage van € 860,= bij een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 740,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 490,= met een ledenaantal van 50 of meer. De jaarlijkse bijdrage wordt vermeerderd met een bijdrage van € 14,= per lid.

      Onder lid wordt verstaan een spelend lid en/of een lid van de bij de muziekvereniging behorende majorettegroep.

    • C.

      KOREN

      Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor reguliere koren met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.

      Voor projectkoren een percentage van de genoemde instandhoudingssubsidie berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar.

    • D.

      TONEELGEZELSCHAPPEN EN THEATERGROEPEN

      Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor toneelgezelschappen en theatergroepen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.

    • E.

      OPERETTE- EN MUSICALGEZELSCHAPPEN

      Een jaarlijkse bijdrage van € 1.750,= voor operette- en musicalgezelschappen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 1.500,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 1.000,= met een ledenaantal van 50 of meer.

    • F.

      VOLKSDANSVERENIGINGEN

      Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor volksdansvereniging met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.

    • G.

      MAJORETTENVERENIGINGEN

      Een jaarlijkse bijdrage van € 300,= voor majorettenverenigingen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 260,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 170,= met een ledenaantal van 50 of meer.

      De jaarlijkse bijdrage wordt vermeerderd met een bijdrage van € 14,= per lid.

    • H.

      VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN AUDIOVISUELE MEDIAKUNST

      Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor verenigingen op het gebied van audiovisuele mediakunst met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.

    • I.

      DIVERSE MUZIEKGROEPEN

      Een jaarlijkse bijdrage van € 956,= voor diverse muziekgroepen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 820,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 550,= met een ledenaantal van 50 of meer.

    • J.

      VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN LITERAIRE KUNST

      Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor verenigingen op het gebied van literaire kunst met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.”

  • 2. Voor jeugdleden van organisaties wordt een aanvullende instandhoudingssubsidie beschikbaar gesteld van € 27,= per actief lid, per jaar. De jeugdledensubsidie dient te worden gebruikt voor extra activiteiten ten behoeve van de jeugdleden.

    Jeugdorkesten in categorie A kunnen geen gebruik maken van de aanvullende instandhoudingssubsidie.

HOOFDSTUK III UITVOERINGSSUBSIDIE

Artikel 9: Aanvraag

  • 1. De uitvoeringssubsidie bedraagt 80% van het te verwachten tekort van de activiteit(en) waarvoor het wordt toegekend met een richtbedrag van maximaal € 2.000,= per kalenderjaar.

  • 2. Het te verwachten tekort van de activiteit wordt gedefinieerd als het verschil tussen de aan de activiteit gerelateerde te verwachten opbrengsten (artikel 5, tweede lid) en de subsidiabele uitgaven (artikel 10).

  • 3. Een organisatie kan voor meer dan één openbaar optreden, dan wel voor meer dan één project voor uitvoeringssubsidie in aanmerking komen, maar de totaal te ontvangen uitvoeringssubsidie is nooit hoger dan de in deze verordening genoemde maximum richtbedragen voor uitvoeringssubsidie.

  • 4. Het college kan in de hieronder te noemen gevallen, het in het eerste lid van dit artikel genoemde richtbedrag, verhogen met een richtbedrag van maximaal € 1.280,= voor onderstaande gevallen:

    • a.

      voor uitvoeringen waarbij begeleiding door een orkest en/of beroepssolist(en) onontbeerlijk is;

    • b.

      voor uitvoeringen waarbij een als zodanig geregistreerde beroepsdirigent onontbeerlijk is;

    • c.

      in geval van uitvoeringen van toneelverenigingen en theatergroepen en van operette- en musicalgezelschappen waarbij voor de regie een als zodanig geregistreerde beroepsregisseur onontbeerlijk is;

    • d.

      in andere gevallen, afzonderlijk te beoordelen door het college, gehoord de WAK.

  • 5. Bij gebruik van de Pieterskerk, de Hooglandse Kerk, de Leidse Schouwburg of de Stadsgehoorzaal zal het in het eerste lid van dit artikel genoemde richtbedrag, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 800,= op de dag(en) van de uitvoering alsmede maximaal € 800,= op de dag van de generale repetitie (voor zover van toepassing) tot een totaalbedrag van maximaal € 2.400,= per kalenderjaar.

  • 6. Voor organisaties die aan een nationaal of internationaal concours dan wel nationaal of internationaal festival deelnemen zal het in het eerste lid van dit artikel genoemde richtbedrag, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 550,= per kalenderjaar.

    Deze bepaling is niet van toepassing op concours of festivals die reeds als zodanig door de gemeente worden gesubsidieerd, waaronder het Leids Amateurkunst Festival (LAF).

Artikel 10: Subsidiabele uitgaven

  • 1. Subsidiabele uitgaven zijn de binnen redelijke grenzen te maken kosten voor:

    • a.

      zaalhuur (inclusief generale repetitie), plus extra's, zoals suppoosten, pianohuur, kaartverkoop;

    • b.

      zaalversiering;

    • c.

      medewerking van een begeleidend orkest en solisten, voor zover die medewerking gezien de aard van de uit te voeren werken noodzakelijk is;

    • d.

      honorarium van een beroepsdirigent op de dag(en) van de uitvoering en de generale repetitie, voor zover die gezien de aard van de uitvoering noodzakelijk is;

    • e.

      programmablad, affiches, uitnodigingen;

    • f.

      (huur) decor, rekwisieten en kleding (echter niet de kleding voor de koren);

    • g.

      huur van audiovisuele apparatuur, aanschaf van beeld- en/of geluidsdragers en kosten verbonden met opname en montage;

    • h.

      (huur) bladmuziek, teksten, kosten arrangementen, mits speciaal voor het concert of de voorstelling waarvoor uitvoeringssubsidie is gevraagd, aangeschaft of gehuurd;

    • i.

      Verzekeringspremies;

    • j.

      vervoer van instrumenten, decors etc. en van vervoer van orkestleden bij koorbegeleiding;

    • k.

      een beroepsregisseur, voor zover die gezien de aard van de uit te voeren voorstelling noodzakelijk is;

    • l.

      grimeerkosten;

    • m.

      consumpties voor leden en medewerkers op de dag van de uitvoering en de generale repetitie;

    • n.

      bumarechten en auteursrechten.

  • 2. Het college kan andere op de uitvoering van de organisaties betrekking hebbende uitgaven subsidiabel verklaren, met dien verstande, dat in elk geval niet worden vergoed:

    • a.

      de afschrijving op uniformen, kleding en instrumenten die tot de vaste uitrusting van de organisatie behoren;

    • b.

      de kosten van de feestelijkheden na afloop van de activiteit;

    • c.

      de consumpties van genodigden en bezoekers.

HOOFDSTUK IV AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 11: Aanvullende bepalingen

  • 1. Indien blijkt dat bij twee of meer organisaties binnen een kunstcategorie voor een belangrijk deel dezelfde deelnemers zijn betrokken en de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd in hoge mate met elkaar overeenkomen, kan het college bepalen, dat de betreffende organisaties gezamenlijk slechts éénmaal gebruik mogen maken van de in de deelverordening genoemde subsidiemogelijkheden.

  • 2. Het college kan, indien achteraf blijkt dat een subsidie ten onrechte is verleend, het subsidiebesluit intrekken en het betreffende subsidiebedrag terugvorderen.

  • 3. Het college kan een of meer bepalingen van deze deelverordening, waarin voorwaarden en/of verplichtingen aan organisaties worden opgelegd, in incidentele gevallen, na overleg met de WAK, niet van toepassing verklaren. Indien het college van deze bevoegdheid gebruik maakt, doet zij hiervan gemotiveerd schriftelijk mededeling aan de betreffende organisatie.

  • 4. Een organisatie die besloten heeft zich op te heffen en/of zijn activiteiten te beëindigen, dient het college onmiddellijk van deze hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. Een dergelijke organisatie wordt niet langer beschouwd als toegelaten tot de deelverordening.

  • 5. Wanneer zou blijken dat een organisatie op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen in deze deelverordening niet in aanmerking komt voor een subsidie in het betreffende jaar, zal de organisatie gedurende het restant van de driejarige looptijd van de deelverordening toch als een toegelaten organisatie worden beschouwd, tenzij de WAK, gevraagd of ongevraagd, zou adviseren om de toelating tussentijds op te heffen.

  • 6. Het college kan niet gebruikte of ten onrechte gebruikte subsidiegelden terugvorderen.

  • 7. Het bepaalde in deze deelverordening is onder voorbehoud van tussentijdse wijzigingen voortvloeiende uit aanpassingen van de Algemene Subsidieverordening van de Gemeente Leiden, alsmede van de door de Gemeenteraad bij de begroting jaarlijks beschikbaar te stellen subsidiebedragen.

  • 8. Voor zover daarvan bij deze deelverordening niet is afgeweken is de Algemene Subsidieverordening Gemeente Leiden van toepassing.

  • 9. In het derde jaar na vaststelling vindt, in overleg met de WAK, een evaluatie van deze deelverordening plaats.

HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN

Artikel 12. Overgangsbepaling

Op subsidies voor uitvoeringen die in 2019 hebben plaatsgevonden en in 2020 worden verrekend, zijn de bepalingen uit de Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2016-2017-2018 van toepassing.

Artikel 13. Inwerkingtreding

De deelverordening treedt na zijn bekendmaking in werking op 1 januari 2020.

Artikel 14. Citeertitel

Deze deelverordening kan worden aangehaald als 'Deelverordening Amateurkunst Subsidies

2020’.

Ondertekening

Gedaan in de openbare raadsvergadering van 23 januari 2020,

de Griffier,

de Voorzitter,

BIJLAGE 1 Lijst organisaties

A. ORKESTEN

Frits Landesbergen Big Band, Leiden Sinfonietta, Klarinet-Ensemble Lignum, Toonkunst Orkest Leiden, Blokfluitensemble Praetorius, Stichting Leids Zigeunerorkest Csárdás.

B. HARMONIE, BRASSBAND, (DRUM)FANFARES, SHOWKORPSEN EN TROMMELGROEPEN

Show- en Marchingband Amigo Leiden, Con Fuoco, Franciscusband Leiden, Chr. Muziekvereniging Kunst en Genoegen, Leidse Harmonie Kapel, Harmoniekapel Werkmans Wilskracht, Chr. Muziek- en Showband Concordia, Trommelgroep West-Nederland.

C. KOREN

Arnold Schönberg Kamerkoor, C.O.V. Con Amore, C.O.V. Ex Animo, Algemeen Kamerkoor Akkoord, Kamerkoor Capella Vocale, Eurokoor Nederland, Leids Kamerkoor, Leiden English Choir, Het Zingend Hart, Lingua Musica, Leids Projectkoor, Klein Leids Liederen Koor, Toonkunstkoor Leiden e.o., Het Viswijvenkoor, R.C.M. Vox Humana, William Byrd Vocaal Ensemble, Stichting Wereldkoor Leiden, Klein Gemengd Koor Vocalei, Zangkoor PUIC, Sing in Tune, Leids Cantate Consort, Zeemanskoor Rumor di Mare, Vogel Vocaal, Projectkoor Projecta Musica, De Raadsvogels, Leedvermaak

D. TONEELGEZELSCHAPPEN EN THEATERGROEPEN

Theatergroep Paradox, Toneelgroep Imperium, Koninklijke Toneelvereniging Litteris Sacrum, Toneelvereniging Tot Ieders Genoegen, De Toneelfabriek, Toneelvereniging Al Dente, Stichting Toch Theater, Cuculum

E. OPERETTE- EN MUSICALGEZELSCHAPPEN

Musicalgezelschap Otis, Opera Festa

F. VOLKSDANSVERENIGINGEN

Volksdansgroep Oud Poelgeest.

G. MAJORETTENVERENIGINGEN

H. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN AUDIOVISUELE MEDIAKUNST

Leidse Video en Smalfilm Liga, Leidse Amateurfotografen Vereniging.

I. DIVERSE MUZIEKGROEPEN

Stichting VTV-ZHN, Muziek- en Showgezelschap Sempre Avanti.

J. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN LITERAIRE KUNST

K. VERENIGING VOOR POPMUZIKANTEN