Regeling vervallen per 04-06-2016

Sociaal Statuut Zeeland bij reorganisatie van de Midelburgse organisatie-eenheden

Geldend van 17-12-2003 t/m 23-05-2005 met terugwerkende kracht vanaf

nl

Gedeputeerde staten

maken bekend dat zij in hun vergadering van 18 oktober 2003 het hierna volgens sociaal statuut 2003-2007 hebben vastgesteld.

Hoofdstuk A Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor zover daarvan in dit sociaal statuut niet wordt afgeweken zijn de collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies en de overige rechtspositieregelingen onverkort van toepassing.

Artikel 2

In dit sociaal statuut wordt verstaan onder:

  • a.

    reorganisatie: een door de werkgever in gang gezet dan wel hem opgelegd veranderingsproces, dat de provinciale organisatie beïnvloedt èn personele gevolgen heeft;

  • b.

    de werkgever: de provincie Zeeland;

  • c.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zeeland;

  • d.

    werknemer: degene die in dienst is van de werkgever zoals bedoeld in artikel 3;

  • e.

    functie: het samenstel van werkzaamheden, dat door of namens gedeputeerde staten aan de werknemer is opgedragen;

  • f.

    passende functie: een functie, die aan de werknemer redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden kan worden opgedragen. Onder persoonlijkheid en omstandigheden zijn onder meer te verstaan: interesse, capaciteiten, ervaring, aard en niveau van de functie die de werknemer had, leeftijd, gezondheidstoestand, oorspronkelijke werkomgeving, scholing, salaris, salarisaanspraken en schriftelijk toegezegde dan wel daarmee overeenkomende promotiemogelijkheden;

  • g.

    geschikte functie: een functie, die redelijkerwijs aan de werknemer kan worden opgedragen en die hij bereid is te aanvaarden, nadat plaatsing in een passende functie onmogelijk is gebleken en gedeputeerde staten de overige mogelijkheden zorgvuldig hebben onderzocht;

  • h.

    formatieplaats: een samenhangend aantal taken, dat behoort bij een voltijdfunctie;

  • i.

    functieniveau: het functieniveau als bedoeld in artikel 1 van de Richtlijnen Bezoldigingsbeleid 1984, alsmede de salarisschaal, waarin de werknemer is ingepast of waarop hij uitzicht had wegens persoonsgebonden waarneming dan wel, indien geen functiewaardering heeft plaatsgevonden, de salarisschaal waarin hij is ingepast;

  • j.

    salarispositie: het totale bedrag, waarop de werknemer aanspraak onderscheidenlijk uitzicht heeft, bestaande uit:

    • -

      het voor hem geldende bedrag in de salarisschaal, waarin hij is ingepast, waaronder wordt begrepen het uitzicht op het maximumbedrag van de salarisschaal, behorende bij het functieniveau;

    • -

      de aan hem verleende toelagen.

    Van het voorgaande zijn uitgezonderd de salarisbestanddelen en toelagen, die een tijdelijk karakter dragen;

  • k.

    plaatsingscommissie: de commissie belast met de advisering over de plaatsing van werknemers;

  • l.

    plaatsing: het tijdelijk opdragen van een functie aan een werknemer onverminderd de in dit statuut opgenomen uitgangspunten en garantiebepalingen;

  • m.

    plaatsing boven de sterkte: plaatsing op een bovenformatieve plaats;

  • n.

    herplaatsing: het in dienst treden bij een nieuwe werkgever, die met de provincie vergelijkbare rechtspositieregelingen kent;

  • o.

    outplacement: het vrijwillig aanvaarden van een functie buiten de provinciale organisatie, waarbij desgewenst begeleiding namens gedeputeerde staten kan plaatsvinden onder nader aan te geven voorwaarden;

  • p.

    beoogd functionaris: de werknemer, die het meest geschikt wordt geacht door gedeputeerde staten voor plaatsing in een bepaalde functie;

  • q.

    beoogde plaatsing: het besluit van gedeputeerde staten om een werknemer als beoogd functionaris aan te wijzen;

  • r.

    managementfunctie: een functie, die leidinggevende taken bevat;

  • s.

    manager: een werknemer die een managementfunctie vervult;

  • t.

    kandidaat: de werknemer, die op grond van het statuut voldoet aan de vereisten voor plaatsing in een bepaalde functie en daarvoor belangstelling heeft geuit;

  • u.

    profiel: de vereisten, waaraan een functionaris moet voldoen;

  • v.

    directieteam: ambtelijk toporgaan, bestaande uit de griffier en de directeuren van de beleidsdirecties.

Artikel 3

Het bepaalde in dit statuut is van toepassing op:

  • a.

    ambtenaren in de zin van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies. Hieronder zijn tevens begrepen zij, die tijdelijk zijn aangesteld bij wijze van proef of wegens het nog niet voldoen aan de functie-eisen, doch met uitzondering van alle overige tijdelijk aangestelden;

  • b.

    werknemers, waarmee de werkgever een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht voor onbepaalde tijd is overeengekomen.

Hoofdstuk B Uitgangspunten

Artikel 4

  • 1.

    Gedeputeerde staten verplichten zich in beginsel tot plaatsing van de werknemer, waartegenover de werknemer zich verplicht een passende dan wel een geschikte functie te aanvaarden dan wel mee te werken aan het nagaan van mogelijkheden voor herplaatsing in een passende dan wel geschikte functie elders.

  • 2.

    Bij de interne plaatsing van de werknemer als gevolg van een door de werkgever in gang gezette reorganisatie of ter uitvoering van het interne mobiliteitsbeleid kunnen gedeputeerde staten de werknemer niet tegen zijn wil ontslag verlenen.

Artikel 5

Voorafgaand aan de plaatsing worden met de werknemer de bestaande mogelijkheden voor plaatsing en zonodig herplaatsing dan wel outplacement besproken.

Artikel 6

Gedeputeerde staten benutten ruimte in de formaties - ontstaan door het niet of niet geheel vervullen van vacatures - voor de plaatsing van werknemers.

Artikel 7

Bij reorganisatie wordt op basis van de (wettelijke) voorschriften overleg

gevoerd in de commissie voor georganiseerd overleg en met de ondernemingsraad.

Hoofdstuk C Inrichting van de organisatie

Artikel 8

  • 1.

    Gedeputeerde staten stellen, nadat hierover overleg is gevoerd als bedoeld in artikel 7, achtereenvolgens vast:

    • a.

      een wijziging van de hoofdstructuur van de provinciale organisatie,

    • b.

      de werkeenheden binnen de hoofdstructuur,

    • c.

      de personeelsformaties.

  • 2.

    Gedeputeerde staten geven daarbij aan, rekening houdend met het uit te voeren takenpakket,

    • a.

      met welke taken elke werkeenheid wordt belast,

    • b.

      welke functies ongewijzigd of nagenoeg ongewijzigd zijn gebleven, welke zijn gewijzigd en welke nieuw zijn ontstaan.

Artikel 9

Het niveau van de functies wordt bepaald met behulp van het geldende systeem van functiewaardering. De werknemers worden hierover ingelicht.

Hoofdstuk D Plaatsing

Paragraaf 1 Plaatsingscommissie

Artikel 10

Gedeputeerde staten stellen ten behoeve van de plaatsing van de werknemers een plaatsingscommissie in bestaande uit:

  • a.

    de gedeputeerde voor personeelszaken, tevens voorzitter, tenzij hij daarvoor een ander aanwijst;

  • b.

    de leden van het directieteam;

  • c.

    het hoofd van de stafafdeling personeel, organisatie en informatie;

  • d.

    een waarnemer aangewezen door de werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in de commissie voor georganiseerd overleg, tenzij deze aanwijzing niet nodig achten;

  • e.

    in die situaties, waarin gedeputeerde staten dit wenselijk achten, een externe deskundige, die de plaatsingscommissie adviseert over de geschiktheid van kandidaten voor managementfuncties.

Artikel 11

  • 1.

    De plaatsingscommissie heeft tot taak:

    • a.

      gedeputeerde staten te adviseren over de (beoogde) plaatsing van alle werknemers, met uitzondering van de in artikel 15, lid 1, genoemde categorie;

    • b.

      het op hun verzoek horen van werknemers over de plaatsing;

    • c.

      het bewaken van de plaatsingsprocedure;

    • d.

      het zonodig geven van voorlichting bij de procedure en de voortgang van de plaatsingen.

  • 2.

    Het secretariaat van de plaatsingscommissie berust bij de centrale stafafdeling personeel, organisatie en informatie.

Artikel 12

  • 1.

    Ter ondersteuning van de in het vorige artikel bedoelde plaatsingscommissie fungeert het mobiliteitsplatform.

  • 2.

    Het mobiliteitsplatform bestaat uit het hoofd van de stafafdeling personeel, organisatie en informatie als voorzitter en de aan te wijzen personeelsfunctionarissen.

  • 3.

    Het hoofd van de stafafdeling personeel, organisatie en informatie is bevoegd in zijn plaats een vervanger aan te wijzen.

Artikel 13

Het mobiliteitsplatform heeft tot taak:

  • a.

    de voorbereiding van de door de plaatsingscommissie uit te brengen plaatsingsadviezen;

  • b.

    het verstrekken van relevante informatie aan de plaatsingscommissie;

  • c.

    het voeren van overleg met de te plaatsen werknemers en hun leidinggevenden ter voorbereiding van de plaatsingsvoorstellen;

  • d.

    het inventariseren van informatie over de geschiktheid van de werknemer voor het vervullen van een functie in de zin van artikel 16, lid 1 onder b. of c.

  • e.

    de voorbereiding van de selectie van de beoogde functionaris, indien meerdere werknemers voor een functie beschikbaar zijn;

  • f.

    het ten behoeve van de plaatsingscommissie gemotiveerd aangeven welke werknemers niet kunnen worden geplaatst.

Het secretariaat van het mobiliteitsplatform berust bij de stafafdeling personeel, organisatie en informatie.

Paragraaf 2 Plaatsing werknemers algemeen

Artikel 14

Gedeputeerde staten stellen een plaatsingsplan op, waarin de mogelijkheden zijn opgenomen voor de plaatsing van de werknemers. Het plan bevat de volgende gegevens:

  • a.

    de voor de plaatsing relevante persoons- en functiegegevens van de werknemers;

  • b.

    de belangstelling van een werknemer voor een andere functie.

Artikel 15

  • 1.

    De plaatsing van de secretaris en van de leden van het directieteam geschiedt zonder tussenkomst van de plaatsingscommissie door gedeputeerde staten.

  • 2.

    De plaatsing van de overige werknemers geschiedt door gedeputeerde staten.

  • 3.

    De volgorde bij plaatsing is:

    • a.

      de secretaris en de leden van het directieteam;

    • b.

      de managers van de centrale stafeenheden en van de werkeenheden, die rechtstreeks onder de directeuren ressorteren;

    • c.

      de overige werknemers

Artikel 16

  • 1.

    Bij de plaatsing van de werknemers in het kader van reorganisatie nemen gedeputeerde staten de volgende uitgangspunten in acht:

    • a.

      indien gedeputeerde staten een bestaande functie geheel of vrijwel geheel in de nieuwe of gewijzigde organisatiestructuur inpassen, plaatsen gedeputeerde staten de betrokken werknemer in deze functie;

    • b.

      gedeputeerde staten plaatsen een werknemer zo mogelijk in een passende functie, indien een functie zodanig is gewijzigd, dat inpassing in de nieuwe organisatiestructuur als bedoeld onder a. niet mogelijk is;

    • c.

      gedeputeerde staten plaatsen een werknemer in een voor hem geschikte functie, indien de onder a. en b. genoemde mogelijkheden zich niet voordoen;

    • d.

      indien de onder a., b. en c. genoemde mogelijkheden zich niet voordoen, onderzoeken gedeputeerde staten of herplaatsing of outplacement mogelijk is.

  • 2.

    Vooruitlopend op een plaatsing kan van de werknemer in de hoedanigheid van beoogd functionaris medewerking worden gevraagd aan een ontwikkelingstraject

  • 3.

    De in lid 1. bedoelde werknemers kunnen zich voor een andere zich aandienende vacante functie aanmelden hetzij bij de werkgever, hetzij bij een organisatie, waarmee de werkgever een mobiliteitsproject heeft opgezet.

  • 4.

    Gedeputeerde staten stellen de werknemer in de gelegenheid zijn bedenkingen kenbaar te maken tegen het voornemen tot zijn plaatsing of niet-plaatsing.

Artikel 17

Bij de plaatsing gelden voor de werknemers de volgende garanties:

  • a.

    de werknemer behoudt zijn salarispositie;

  • b.

    plaatsing geschiedt zoveel mogelijk in een functie met een functieniveau, dat gelijk is aan het functieniveau van de oorspronkelijke functie, met dien verstande, dat plaatsing in een functie met een functieniveau, dat één niveau onder de oorspronkelijke functie ligt, als plaatsing in een passende functie wordt aangemerkt. Van plaatsing in een geschikte functie is sprake, wanneer bij ongewijzigde hoofdgroepindeling plaatsing in een functie geschiedt die maximaal twee niveaus lager is gewaardeerd;

  • c.

    het recht op het in deeltijd vervullen van een functie wordt in een nieuwe of gewijzigde organisatiestructuur gehandhaafd. Bij toetsing van de geschiktheid als plaatsingscriterium wordt geen onderscheid gemaakt tussen werknemers met een volledige dienstbetrekking en die met een deeltijdbetrekking;

  • d.

    gedeputeerde staten treffen voorzieningen ter bescherming van de persoonsgegevens van de betrokken werknemers;

  • e.

    bij een wijziging van standplaats samenhangende met de plaatsing in een andere functie kunnen gedeputeerde staten voorzieningen treffen aanvullend op de aanspraken op grond van de Verplaatsingskostenverordening 1991 en het Verplaatsingskostenbesluit 1991;

  • f.

    bij de plaatsing van werknemers wordt zo veel mogelijk recht gedaan aan het voorkeurs- en of doelgroepenbeleid ten aanzien van bepaalde categorieën werknemers.

Paragraaf 3 Plaatsing en toetsing managers

Artikel 18

  • 1.

    Deze paragraaf is alleen van toepassing, ingeval sprake is van een reorganisatie met ingrijpende gevolgen voor de provinciale organisatie.

  • 2.

    Gedeputeerde staten beoordelen, mede aan de hand van de criteria omschreven bij de begrippen passende en geschikte functie in artikel 2 onder f. en g., wie kandidaten zijn voor een functie van secretaris of directeur. Krachtens het sociaal statuut zijn kandidaten in elk geval de directeuren en vervolgens de overige leidinggevenden. Zij worden in de gelegenheid gesteld hun belangstelling schriftelijk en gemotiveerd kenbaar te maken. Slechts de gedeputeerde voor personeelszaken, de externe deskundige en het hoofd van de stafafdeling personeel, organisatie en informatie hebben inzage in de stukken.

  • 3.

    Krachtens het sociaal statuut zijn de leidinggevenden kandidaten voor overige managementfuncties op of omstreeks hun huidige functieniveau. Zij worden in de gelegenheid gesteld hun belangstelling schriftelijk en gemotiveerd kenbaar te maken. Slechts de plaatsingscommissie heeft inzage in de stukken.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in het sociaal statuut kunnen ook anderen hun belangstelling voor een managementfunctie kenbaar maken.

Artikel 19

  • 1.

    De toetsing van de geschiktheid van de kandidaat voorafgaand aan de (beoogde) plaatsing dan wel de advisering daarover vindt plaats voor de managementfunctie(s), waarbij een plaatsing aan de orde is.

  • 2.

    De toetsing van kandidaten voor managementfuncties geschiedt door een door gedeputeerde staten aan te wijzen externe deskundige.

  • 3.

    De toetsing geschiedt aan de hand van door gedeputeerde staten vast te stellen profielen voor managementfuncties.

  • 4.

    De profielen worden met behulp van een externe deskundige opgesteld. De profielen worden mede ontleend aan de geldende visie op management.

  • 5.

    De resultaten van de toetsing worden vastgelegd in een schriftelijke rapportage. De (concept-)rapportage wordt met betrokkene besproken. De vertrouwelijke kennisname van de rapportage beperkt zich tot de gedeputeerde voor personeelszaken en het hoofd van de stafafdeling personeel, organisatie en informatie.

  • 6.

    De externe deskundige brengt op basis van de toetsingsresultaten aan de plaatsingscommissie advies uit over de geschiktheid dan wel de potentiële geschiktheid van de kandidaten.

  • 7.

    Indien betrokkene het niet eens is met de toetsingsresultaten, vraagt de plaatsingscommissie een aanvullend advies van een tweede onafhankelijke deskundige.

  • 8.

    Het hoofd van de stafafdeling personeel, organisatie en informatie is samen met de leidinggevenden verantwoordelijk voor de begeleiding van werknemers, voor wie naar aanleiding van de toetsing een ontwikkelingstraject noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 20

  • 1.

    De plaatsing in een managementfunctie geschiedt voor de periode van één jaar vanaf de ingangsdatum van plaatsing. Gedurende deze periode vindt met de leidinggevende tenminste drie maal een functioneringsgesprek plaats met de verantwoordelijke functionaris op het naasthogere niveau. Aan het eind van dat jaar vindt, overeenkomstig artikel 25, door of namens gedeputeerde staten een evaluatie plaats. Op de rapportage en de evaluatie is artikel 19, lid 7, van toepassing. Op basis van de resultaten van de evaluatie beslissen gedeputeerde staten of de plaatsing wordt gecontinueerd dan wel dat een andere besluit is vereist.

  • 2.

    Plaatsing van leidinggevenden geschiedt in algemene provinciale dienst. Leidinggevenden worden geacht beschikbaar te zijn voor andere passende of geschikte functies.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, vindt na een periode van 3 tot maximaal 5 jaar een evaluatie plaats in het kader van loopbaanbegeleiding.

Paragraaf 4 Overige bepalingen inzake plaatsing

Artikel 21

  • 1.

    Gedeputeerde staten maken op grond van het advies van de plaatsingscommissie voor elke bij de reorganisatie betrokken werknemer hun voornemen tot plaatsing of niet-plaatsing schriftelijk en gemotiveerd aan betrokkenen bekend. Ingeval van niet-plaatsing wordt de werknemer tijdelijk boven de sterkte geplaatst in afwachting van een andere voorziening.

  • 2.

    Onder een andere voorziening als bedoeld in lid 1 kan onder meer worden verstaan her-, om- en bijscholing teneinde de werknemer alsnog voor plaatsing in aanmerking te doen komen.

Artikel 22

  • 1.

    Gedeputeerde staten besluiten tot plaatsing nadat:

    • a.

      de termijn, waarbinnen belanghebbende zijn bedenkingen kenbaar had kunnen maken, is verstreken;

    • b.

      de plaatsingscommissie haar advies inzake de bedenkingen kenbaar heeft gemaakt.

  • 2.

    De plaatsingscommissie is bevoegd partijen over de bedenkingen te horen.

Artikel 23

  • 1.

    Indien na vaststelling van de plaatsingen er nog vacatures zijn te vervullen, waarvoor geen werknemer beschikbaar of inpasbaar is, kan de plaatsingscommissie op advies van het mobiliteitsplatform gedeputeerde staten voorstellen tot interne werving over te gaan overeenkomstig de geldende uitgangspunten voor werving en selectie. In dat geval kan ook werving van kandidaten buiten de te reorganiseren organisatie-eenheden plaatsvinden. Gedeputeerde staten kunnen besluiten de vacature tijdelijk onvervuld te laten.

  • 2.

    Indien na interne werving geen kandidaat beschikbaar of inpasbaar is, adviseert de plaatsingscommissie gedeputeerde staten een kandidaat te werven met behulp van een met andere organisaties opgezet mobiliteitsproject dan wel tot externe werving over te gaan.

Artikel 24

Gedeputeerde staten bepalen de datum van inwerkingtreding van een nieuwe organisatie dan wel van een wijziging van een organisatieonderdeel op de datum, waarop gedeputeerde staten voor alle werknemers een plaatsingsbesluit hebben genomen.

Artikel 25

Binnen een jaar na inwerkingtreding, als bedoeld in artikel 24, worden onverminderd het bepaalde in artikel 20 met betrekking tot managementfuncties de plaatsingen geëvalueerd. Indien blijkt dat een plaatsing naar het oordeel van gedeputeerde staten of de werknemer dan wel van beiden niet aan de verwachtingen voldoet, wordt de plaatsingsprocedure, voor zover nodig, opnieuw doorlopen.

Hoofdstuk E Flankerende maatregelen ter bevordering van de mobiliteit van de werknemers en ter voorkoming van gedwongen ontslagen

Artikel 26

  • 1.

    Gedeputeerde staten treffen al dan niet structurele beleidsmaatregelen, die de mobiliteit van de werknemers in de meest ruime zin bevorderen en gedwongen ontslagen voorkomen. Na afloop van de werkingsduur van dit statuut evalueren gedeputeerde staten het beleid en stellen het beleid voor de komende zittingsperiode vast.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1 treffen gedeputeerde staten in ieder geval maatregelen voor de onderwerpen, die in de navolgende artikelen van dit hoofdstuk zijn uitgewerkt.

Artikel 27

Gedeputeerde staten onderzoeken de mogelijkheden, waardoor de instroom van nieuw personeel wordt gestimuleerd. In dat kader geven gedeputeerde staten vorm aan het provinciale doelgroepenbeleid.

Artikel 28

  • 1.

    Gedeputeerde staten bevorderen de mobiliteit van de werknemers in de provinciale organisatie, waarbij gedeputeerde staten de belangen van de organisatie en de individuele werknemers tegen elkaar afwegen. Gedeputeerde staten passen daarbij de beschikbare instrumenten toe dan wel ontwikkelen de benodigde nieuwe.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1 stellen gedeputeerde staten in ieder geval regels vast:

    • a.

      die plaatsing van de werknemers in de organisatie beogen op basis van een aanstelling in algemene provinciale dienst;

    • b.

      ter bevordering van het vrijwillig aanvaarden van een andere passende of geschikte functie binnen de organisatie of daarbuiten;

    • c.

      die bij het ontbreken van andere plaatsingsmogelijkheden de mogelijkheid van outplacement tot een zinvol alternatief maken;

    • d.

      die in gevallen van een noodzakelijke herplaatsing een rechtvaardige uitkomst voor de betreffende werknemer bevorderen.

  • 3.

    Gedeputeerde staten stellen voor de uitvoering financiële middelen beschikbaar.

Artikel 29

  • 1.

    In verband met een juiste uitoefening van de functie, waarin de werknemer is geplaatst, kan deze worden verplicht tot om- of bijscholing, indien het dienstbelang dat vereist. De daarmee samenhangende kosten komen volledig voor rekening van de werkgever. De werkgever stelt tevens de daarvoor benodigde diensttijd beschikbaar.

  • 2.

    De werknemer wordt tijdig ingelicht over de keuze van de te volgen opleiding(en) alsmede over de duur daarvan.

Artikel 30

Gedeputeerde staten bevorderen de kwaliteit van de werknemers door een gericht opleidingsbeleid ter ondersteuning van het in de artikelen 27 en 28 bedoelde mobiliteitsbeleid. In overleg met de commissie voor georganiseerd overleg kunnen de normen van de Studiefaciliteitenregeling Zeeland hierop worden aangepast.

Artikel 31

Ter versterking van het in artikel 27 bedoelde mobiliteitsbeleid kunnen gedeputeerde staten stimulerende maatregelen treffen.

Artikel 32

-

Hoofdstuk F Rechten en plichten personeel Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland

Artikel 33

Dit statuut is - voorzover daarvan bij de bepalingen van dit hoofdstuk niet wordt afgeweken - onverkort van toepassing op de werknemers, die op of na de datum van oprichting van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland bij deze stichting in dienst treden.

Artikel 34

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    de werkgever: de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland;

  • b.

    de werknemer: degene, die in dienst is van meergenoemde stichting ;

  • c.

    plaatsingscommissie: de door het bestuur ingestelde commissie, belast met de advisering over de plaatsing van de werknemers bij de stichting.

Artikel 35

  • 1.

    Het bestuur verplicht zich in beginsel tot plaatsing van de werknemer, waartegenover de werknemer zich verplicht een passende dan wel geschikte functie te aanvaarden.

  • 2.

    Indien tijdens de werkingsduur van dit statuut de stichting om welke reden dan ook in rechte ophoudt te bestaan, treden gedeputeerde staten van Zeeland op als nieuwe werkgever en garanderen de werknemer een passende dan wel geschikte functie bij de provincie Zeeland.

Artikel 36

Provinciale staten stellen op voordracht van gedeputeerde staten en met inachtneming van het advies van het bestuur de inrichting van de organisatie van de stichting vast.

Artikel 37

  • 1.

    De plaatsingscommissie is als volgt samengesteld:

    • a.

      drie leden van het bestuur, die uit hun midden een voorzitter aanwijzen;

    • b.

      de personeelsfunctionaris belast met de behartiging van de personeelsaangelegenheden van de aan de provincie Zeeland gelieerde instellingen, tevens secretaris;

    • c.

      een waarnemer aangewezen namens de gezamenlijke werknemersorganisaties van het tripartiete overleg ingesteld ten behoeve van de oprichting van de stichting Cultureel Erfgoed Zeeland.

  • 2.

    De secretaris wint zonodig het advies in van het provinciaal mobiliteitsplatform.

Artikel 38

Het bestuur bepaalt de datum van inwerkingtreding van de nieuwe organisatie op de datum, waarop het voor alle werknemers een plaatsingsbesluit heeft genomen.

Hoofdstuk G Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 39

In die gevallen, waarin dit statuut niet voorziet, kunnen gedeputeerde staten nadere regels vaststellen, waarover gedeputeerde staten overleg voeren met de commissie voor georganiseerd overleg en de ondernemingsraad in de zin van artikel 7. Deze regels mogen niet in strijd zijn met dit sociaal statuut dan wel de rechtspositieregelingen.

Artikel 40

  • 1.

    Dit statuut wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 oktober 2003 en geldt tot 1 oktober 2007, met dien verstande, dat dit statuut van kracht blijft voor de tijdens deze periode :

    • a.

      bekende en aanwijsbare gevolgen van reorganisatie ;

    • b.

      voornemens dan wel besluiten die leiden tot reorganisatie.

Artikel 41

Dit statuut kan worden aangehaald als "Sociaal Statuut Zeeland bij reorganisatie van de Middelburgse organisatie-eenheden".

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 18 oktober 2003

Gedeputeerde Staten voornoemd,

drs. W.T. VAN GELDER, voorzitter.

mr. drs. L.J.M. VERDULT, secretaris.

Uitgegeven 16 december 2003.

De secretaris,

mr. drs. L.J.M. VERDULT.