Regeling vervallen per 07-11-2018

Landschapsverordening Zeeland 2001

Geldend van 01-10-2001 t/m 31-10-2002

nl

De staten der provincie Zeeland,

  • -

    gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 15 mei 2001 nr. 0014005/10;

  • -

    gelet op de Wet Milieubeheer;

  • -

    gelet op de Provinciewet;

  • -

    gelet op de Provinciale milieuverordening Zeeland;

  • -

    gezien het advies van de Commissie Ruimte, Milieu en Water d.d. 1 juni 2001;

  • -

    gezien het advies van de Commissie Algemeen Bestuur d.d. 1 juni 2001;

  • -

    gezien het advies van de Provinciale Commissie voor de Groene Ruimte d.d. 6 juni 2001;

besluiten:

  • -

    Vast te stellen de Landschapsverordening Zeeland 2001.

  • -

    Vast te stellen de bijgaande verordening tot wijziging van de Provinciale Milieuverordening Zeeland.

  • -

    Deze verordeningen in werking te laten treden met ingang van een door gedeputeerde staten te bepalen tijdstip.

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, bedoeld in artikel 20a Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    borden: opschriften, aankondigingen, afbeeldingen, constructies ten behoeve daarvan of kennelijk voor reclamedoeleinden gebezigde transportmiddelen en overige objecten;

  • c.

    bedrijventerrein: industrie- of bedrijventerrein als zodanig bestemd in het vigerende bestemmingsplan of waarop artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening is toegepast;

  • d.

    vlaggen: opschriften, aankondigingen, afbeeldingen aangebracht op doek, plastic of vergelijkbaar materiaal voor dat doel bestemd, dat aan één of meer zijden bevestigd is;

  • e.

    spandoeken: opschriften, aankondigingen, afbeeldingen aangebracht op een uitgespannen doek, plastic of vergelijkbaar materiaal voor dat doel bestemd;

  • f.

    sportterrein: terrein, waar men een sport kan beoefenen en dat als zodanig bestemd is in een bestemmingsplan, hetzij als hoofdbestemming, hetzij als subbestemming, dan wel in de voorschriften als zodanig is aangegeven of waar sprake is van bestendiging van bestaand gebruik of waarop artikel 19 Wet op de ruimtelijke ordening is toegepast;

  • g.

    agrarisch bouwblok: het gedeelte van het agrarisch bedrijf dat in het bestemmingsplan als zodanig is aangegeven.

Artikel 2

  • 1.

    Het is verboden om buiten de bebouwde kom borden, vlaggen en spandoeken te plaatsen, te doen plaatsen, aan te brengen, dan wel als eigenaar of andere zakelijk gerechtigde of gebruiker van enige onroerende zaak plaatsing op, aan of tegen die onroerende zaak toe te staan.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet als de borden, vlaggen, en spandoeken niet zichtbaar zijn vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor de op de kaarten a tot en met ae aangegeven bedrijventerreinen.

  • 4.

    Gedeputeerde staten zijn bevoegd de kaarten a tot en met ae aan te passen aan wijzigingen van de desbetreffende bestemmingsplannen.

Artikel 3

  • 1.

    Het in artikel 2 bedoelde verbod geldt niet voor borden:

    • a.

      die kennelijk tot de meubilering of stoffering van een gebouw behoren mits deze:

      1o. tegen het gebouw zijn geplaatst en

      2o. niet boven het gebouw uitsteken;

    • b.

      die zich in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak bevinden en zichtbaar zijn vanaf de openbare weg;

    • c.

      die moeten worden aangebracht ter voldoening aan een wettelijke verplichting, mits de wettelijk voorgeschreven minimum maten niet worden overschreden; zijn in de desbetreffende wettelijke voorschriften geen maten vermeld, dan mag de oppervlakte ten hoogste 0,50 m2 en de grootste afmeting in één richting ten hoogste 1 meter bedragen;

    • d.

      die betrekking hebben op enig beroep, enig bedrijf of enige dienst, uitgeoefend in een gebouw, mits niet meer dan twee borden bij het gebouw of bij de inrit daar naar toe zijn aangebracht;

    • e.

      die op of bij een onroerende zaak zijn aangebracht, waarbij deze onroerende zaak te koop, te huur of in pacht wordt aangeboden, mits deze:

      1o. feitelijke betekenis hebben en

      2o. het aantal niet groter is dan twee;

    • f.

      die betrekking hebben op een werk in uitvoering, mits deze:

      1o. onmiddellijk bij het werk zijn geplaatst en

      2o. niet langer aanwezig zijn dan de uitvoering van dat werk duurt en

      3o. het aantal niet meer bedraagt dan twee;

    • g.

      die zijn geplaatst op een terrein waar een openbare wedstrijd, manifestatie, evenement of tentoonstelling wordt gehouden, mits deze:

      1o. niet behoren tot de gebruikelijke commerciële uitoefening van een beroep, bedrijf of dienst en

      2o. niet eerder dan twee weken daaraan voorafgaand zijn geplaatst en

      3o. een week na afloop van de openbare wedstrijd, de manifestatie, het evenement of de tentoonstelling worden weggehaald;

    • h.

      die tijdelijk geplaatst zijn langs een weg teneinde het verkeer naar een openbare wedstrijd, manifestatie, evenement of tentoonstelling dan wel naar een werk in uitvoering te geleiden, mits:

      1o. de wegbeheerder ontheffing heeft verleend in het kader van de van kracht zijnde Wegenverordening Zeeland dan wel de Wegenverkeerswet en de krachtens deze wet geldende regelingen en

      2o. de borden niet groter zijn dan 0,25 m2 en

      3o. de borden geen handelsreclame bevatten en

      4o. de onderzijde van de borden niet hoger is dan 1 m boven maaiveld en

      5o. de borden niet eerder dan twee weken daaraan voorafgaand zijn geplaatst en

      6o. de borden een week na afloop van de openbare wedstrijd, de manifestatie, het evenement of de tentoonstelling dan wel na beëindiging van het werk worden weggehaald;

    • i.

      voor de verkoop van agrarische producten, mits niet meer dan twee borden worden geplaatst bij het verkooppunt of op het agrarisch bouwblok van het bedrijf waar de verkoop plaatsvindt.

    • j.

      behorend tot de bewegwijzering als bedoeld in de geldende richtlijnen van de Minister van Verkeer en Waterstaat (februari 1993), deel I autosnelwegen, deel II niet-autosnelwegen, deel Aanduidingsbeleid dan wel verkeerstekens als bedoeld in het geldende Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 alsmede de borden behorend tot de bewegwijzering als bedoeld in de regeling vastgesteld door het bestuursorgaan, dat het beheer van een weg voert als bedoeld in de van kracht zijnde Wegenverordening Zeeland;

    • k.

      behorend tot de verkeerstekens en verkeersaanwijzingen als bedoeld in de Scheepvaartverkeerswet en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten;

    • l.

      die zijn geplaatst voor een campagne ten behoeve van de verkeersveiligheid, mits de borden geen handelsreclame bevatten;

    • m.

      die zijn aangebracht op een wachtruimte bij een halteplaats voor het openbaar vervoer;

    • n.

      borden die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7 van de Grondwet, mits deze borden geen handelsreclame bevatten;

  • 2.

    Het in artikel 2 bedoelde verbod geldt niet voor borden en vlaggen:

    • a.

      die informatie verschaffen over het object of gebied, mits deze:

      1o. geplaatst zijn bij het object of gebied en

      2o. geen handelsreclame bevatten en

      3o. voorzover het vlaggen betreft, het aantal niet meer bedraagt dan vier en

      4o. deze vlaggen niet meer dan 2 meter boven het object uitsteken of

      5o. indien de vlaggen bij een gebied zijn geplaatst ze niet hoger zijn dan 4 meter;

    • b.

      die op of bij benzinestations en ANWB Wegenwachtstations zijn aangebracht, mits de borden en vlaggen direct betrekking hebben op de aldaar uitgeoefende activiteiten;

    • c.

      die zijn geplaatst op een sportterrein, mits, voorzover het borden betreft, de zijde met de tekst of de afbeelding is gericht naar het speelveld;

  • 3.

    Het in artikel 2 bedoelde verbod geldt niet voor vlaggen die:

    • a.

      betrekking hebben op enig beroep, enig bedrijf of enige dienst, uitgeoefend in een gebouw mits niet meer dan vier vlaggen bij het gebouw of bij de inrit daar naar toe zijn aangebracht, met dien verstande dat de vlag met vlaggenstok/mast niet meer dan 2 meter uitsteekt boven de nokhoogte van het gebouw;

    • b.

      kennelijk tot de meubilering of stoffering van een gebouw behoren, mits de vlaggenstok niet meer dan 2 meter uitsteekt boven de nokhoogte van het deel van het gebouw waarop de vlag is geplaatst;

    • c.

      zijn geplaatst op een terrein waar een openbare wedstrijd, manifestatie, evenement of tentoonstelling wordt gehouden:

      1o. niet behorend tot de gebruikelijke commerciële uitoefening van een beroep, bedrijf of dienst en

      2o. niet eerder dan twee weken daaraan voorafgaand zijn geplaatst en

      3o. een week na afloop van de openbare wedstrijd, de manifestatie, het evenement of de tentoonstelling worden weggehaald;

    • d.

      zijn aangewezen als officiële binnenlandse en buitenlandse vlaggen.

  • 4.

    Het in het eerste en tweede lid bepaalde ten aanzien van borden, geldt eveneens ten aanzien van spandoeken.

Artikel 4

  • a.

    De afmetingen van een bord dan wel spandoek worden gemeten langs de buitenomtrek. De onder- of achtergrond, die kennelijk tot het bord dan wel spandoek behoort, wordt hierin begrepen.

  • b.

    De borden en spandoeken bedoeld in artikel 3, met uitzondering van het eerste lid, onder a, j, k, m en tweede lid, onder b zijn niet verlicht.

  • c.

    De oppervlakte van de borden en spandoeken, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, e, i, n en tweede lid, onder a bedraagt maximaal 1,5 m2.

  • d.

    De totale hoogte van de borden bedoeld in artikel 3, eerste lid, met uitzondering van het eerste lid, onder a, j, k, l en tweede lid, onder b bedraagt niet meer dan 2,50 m boven het maaiveld.

  • e.

    De totale hoogte van de spandoeken, bedoeld in artikel 3, vierde lid juncto het eerste en tweede lid, met uitzondering van onderdeel l, bedraagt niet meer dan 2,50 m boven het maaiveld.

  • f.

    Borden, vlaggen en spandoeken bedoeld in artikel 3 verkeren in goede staat van onderhoud.

Artikel 5

Gedeputeerde staten kunnen al dan niet onder het stellen van voorwaarden artikel 2 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover de toepassing, gelet op het belang van de bescherming van het landschap, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6

Een gedraging in strijd met artikel 2 van deze verordening is een strafbaar feit en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één maand of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 7

Met toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening gestelde, zijn belast de door gedeputeerde staten aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 8

  • 1.

    Ontheffingen op grond van artikel 2 van de Landschapsverordening Zeeland en ontheffingen, verleend op grond van artikel 4.4.2.1 van de Provinciale milieuverordening Zeeland (Provinciaal Blad 1995, nr. 4), aangevraagd vóór 1 juni 1996 en niet vallend onder de in artikel 4.4.2.3 Provinciale milieuverordening Zeeland genoemde vrijstellingen, worden geacht een vrijstelling te zijn.

  • 2.

    Ontheffingen, verleend op grond van artikel 4.4.2.1 van de Provinciale milieuverordening Zeeland (Provinciaal Blad 1995, nr. 4), aangevraagd tussen 1 juni 1996 en 1 oktober 1996 hebben een geldigheidsduur van vijf jaar.

  • 3.

    De ontheffingen laatstelijk verleend op grond van artikel 4.4.2.1 van de Provinciale milieuverordening Zeeland (Provinciaal blad 1995, 4) aan de Stichting Internationale Ronde van Midden Zeeland, de Stichting Arjaan de Schipper Trofee en de Stichting Zeeuwse Dag van het Paard worden gelijkgesteld met een vrijstelling, met dien verstande dat de vrijstelling jaarlijks geldt voor eenzelfde periode als bedoeld in de ontheffingen. De overige voorschriften blijven onverminderd van kracht.

Artikel 9

Deze verordening wordt aangehaald als: Landschapsverordening Zeeland 2001.

Artikel 10

De Landschapsverordening Zeeland 2001, vastgesteld door provinciale staten op 29 juni 2001, treedt in werking met ingang van 1 oktober 2001.

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 28 augustus 2001

Gedeputeerde Staten voornoemd,

W.T. van GELDER, voorzitter,

mr. drs. L.J.M. VERDULT, griffier,

Uitgegeven 18 september 2001

De griffier der Staten,

mr. drs. L.J.M. VERDULT

Landschapsverordening Zeeland 2001 - kaarten

Landschapsverordening_Zeeland_2001_-_kaarten.pdf