Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening nadere paraatheidregelen ambulancevervoer Zeeland

Geldend van 17-06-1978 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening nadere paraatheidregelen ambulancevervoer Zeeland

Gedeputeerde State van Zeeland

  • -

    overwegende, dat ingevolge artikel 4, lid 3, van de Wet ambulancevervoer de bij algemene maatregel van bestuur gestelde regelen met betrekking tot de paraatheid van ambulance-auto's en het begeleidende personeel nader dienen te worden uitgewerkt;

  • -

    gelet op het bepaalde in het Eisenbesluit ambulancevervoer en de door de Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne bij brief van 14 juli 1977, no. 45.641, DG/Vgz./P.B., gegeven richtlijnen

  • -

    gehoord de geneeskundig inspecteur van de Volksgezondheid voor Zeeland

Besluiten vast te stellen de navolgende Verordening betreffende nadere regelen omtrent de paraatheid van ambulance-auto's en het begeleidende personeel.

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    centrale post: een krachtens een gemeenschappelijke regeling door de onderscheiden groepen van gemeenten, bedoeld in artikel 1 van de "Verordening tot aanwijzing van gebieden, waarvoor centrale posten voor het ambulancevervoer werkzaam zijn" ingestelde en in stand gehouden post ter regeling en begeleiding van het ambulancevervoer op het grondgebied van de betrokken gemeenten;

  • -

    vergunninghouder: een aan het ambulancevervoer deelnemende vervoerden aan wie daartoe een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet ambulancevervoer is verleend.

Artikel 2

Deze verordening is, onverminderd het bepaalde in het Eisenbesluit ambulancevervoer, van toepassing op het spoedeisend en besteld ambulancevervoer in de gebieden, die in de "Verordening tot aanwijzing van gebieden, waarvoor centrale posten voor het ambulancevervoer werkzaam zijn" zijn aangewezen voor het instellen en instandhouden van een centrale post.

Artikel 3

  • 1.

    De beschikbaarheid per gebied en per vervoerden dient zodanig te zijn, dat het besteld vervoer in de gemiddeld verwachtbare, dagelijkse vervoersbehoefte, en het spoedeisend vervoer in de gemiddeld verwachtbare dagelijkse acute hulpverleningsvraag zal kunnen voorzien. De centrale posten in deze gebieden treffen daartoe - in overleg met de onderscheiden vergunninghouders - een regeling.

  • 2.

    In overleg met de vergunninghouders in het eigen gebied, alsmede met de centrale post van aan elkaar grenzende gebieden, treffen de centrale posten eveneens een regeling voor wederzijdse bijstand, in geval zich situaties voordoen, waarin niet (meer) met de middelen van het eigen gebied kan worden volstaan.

  • 3.

    Van de regelingen, bedoeld onder 1 en 2, wordt aan gedeputeerde staten mededeling gedaan.

  • 4.

    In gebieden waar nog geen centrale posten functioneren, treffen de vergunninghouders onderling de onder 1 en 2 bedoelde regelingen.

    Het bepaalde onder 3 is daarbij eveneens van toepassing.

Artikel 4

De vergunninghouder dient er zorg voor te dragen, dat de ambulancestationering per telefoon of mobilofoon continu bereikbaar is, alsmede dat de telefoon of mobilofoon onder alle omstandigheden gedurende 24 uur per dag wordt bediend door personeel, dat in staat mag worden geacht de ontvangen oproepen op de juiste wijze te behandelen.

Artikel 5

  • 1.

    De vergunninghouder is verplicht om het aantal ambulances, dat op grond van de in artikel 3 getroffen regelingen beschikbaar dient te zijn voor spoedeisend vervoer, zodanig gebruiksgereed en bemand te houden, dat deze ambulances kunnen uitrukken binnen twee minuten:

    • a.

      na ontvangst van een opdracht van de centrale post, in gebieden waar reeds een centrale post werkzaam is;

    • b.

      na ontvangst van een melding van andere instanties of personen, zoals bijvoorbeeld politie, artsen, ziekenhuizen of particulieren, in gebieden waar nog geen centrale post is.

  • 2.

    De vergunninghouder draagt er zorg voor, dat hij, behoudens niet voorziene omstandigheden, binnen vijftien minuten na de in het eerste lid bedoelde opdracht/melding ter plaatse kan zijn bij de patiënt ten behoeve van wie het vervoer is aangevraagd.

Artikel 6

  • 1.

    Gedurende de op grond van artikel 3 bepaalde periode van beschikbaarheid voor het verrichten van besteld vervoer, dient de ambulance met het begeleidend personeel op het afgesproken tijdstip ter plaatse te zijn bij de patiënt ten behoeve van wie het vervoer is aangevraagd.

  • 2.

    Het gestelde in het vorige lid blijft buiten toepassing, indien met deze ambulance op hetzelfde tijdstip een spoedopdracht moet worden uitgevoerd.

Artikel 7

Overtreding van deze verordening kan op grond van artikel 12 van de Wet ambulancevervoer leiden tot intrekking van de vergunning tot het verrichten van ambulancevervoer.

Artikel 8

Deze regelen worden aangehaald als "Verordening nadere paraatheidsregelen ambulancevervoer Zeeland".

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgend op die waarop zij in het provinciaal blad is afgekondigd.

Toelichting

De gemeenschappelijke regelingen als bedoeld onder de begripsomschrijving van een "centrale post" (zie artikel 1) voorzien in het instellen van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, dat onder meer tot taak heeft het instellen, instandhouden en continu paraat hebben van een centrale post (ook wel ambulance-alarmpost genoemd), die voor het grondgebied van de gemeenten het ambulancevervoer dirigeert.

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 13 juni 1978.
Gedeputeerde staten voornoemd,
BOERTIEN, voorzitter
D. VAN DER WEL, griffier
Uitgegeven 16 juni 1978.
De griffier der Staten
D. VAN DER WEL