Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent planologische afwijkingen (Beleidsregels planologische afwijkingen Noordwijk 2019 (kruimelgevallen))

Geldend van 11-03-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent planologische afwijkingen (Beleidsregels planologische afwijkingen Noordwijk 2019 (kruimelgevallen))

Hoofdstuk 1

1.1 Toelichting en systematiek van de beleidsregels

Het gemeentelijke ruimtelijke ordeningsbeleid is vastgelegd in door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisies en bestemmingsplannen. Het toekennen van het mogelijke gebruik van gronden en bouwmogelijkheden zoals de maximale bouwhoogtes, maximale inhoudsmaten van woningen en maximale oppervlaktes van bijgebouwen bij woningen is een weloverwogen beleidsafweging geweest. Als het college van burgemeester en wethouders (college) gebruik wil maken van de door de wetgever aan haar toegekende beleidsvrijheid om van het in de bestemmingplannen vastgelegde raadsbeleid af te wijken dan moet dat zeer zorgvuldig gebeuren.

1.2 Doelstelling

In deze beleidsregels wordt vastgelegd in welke gevallen burgemeester en wethouders kunnen meewerken aan een aanvraag die niet past binnen het bestemmingsplan maar wel binnen categorieën van gevallen die zijn opgesomd in artikel 4 van bijlage II Bor (‘kruimelgevallenregeling’). In alle andere gevallen zijn de planregels leidend en wordt niet afgeweken van het bestemmingsplan.

1.3 Reikwijdte afwijkingenbeleid

De gemeenteraad is verantwoordelijk voor het ruimtelijke beleid van een gemeente. Dit doet hij door het vaststellen van onder andere bestemmingsplannen op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

De Wro schrijft daarbij voor dat deze beleidsstukken met het oog op een goede ruimtelijke ordening bestemmingen aanwijzen en hieraan regels verbinden. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kent ingevolge artikel 2.12, 1e lid, onder a, aan het college de bevoegdheid toe om af te wijken van een bestemmingsplan.

Het college wenst niet van alle bevoegdheden gebruik te maken. De bestemmingsplannen (de standaardregels) zijn in principe het uitgangspunt. In de bestemmingsplannen wordt de meest brede afweging gemaakt tussen alle betrokken belangen.

Het bestemmingsplan is het instrument bij uitstek waarin het ruimtelijk beleid van de gemeente vastgelegd wordt. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is een gedegen afweging gemaakt. In het bestemmingsplan wordt aangegeven waar kan worden gebouwd, met welke afmetingen en hoe percelen grond en gebouwen mogen worden gebruikt. Bovendien kan bovenop de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, op grond van het Bor ook nog een behoorlijke oppervlakte aan vergunningvrije bebouwing worden gerealiseerd. Naast deze mogelijkheden van het bestemmingsplan en het Bor is het niet gewenst om ook nog extra bebouwingsmogelijkheden te bieden. De geboden mogelijkheden worden als ruimtelijk aanvaardbaar beschouwd.

Door de verruiming van het omgevingsvrije bouwen is de druk op de ruimtelijke kwaliteit van de gebieden namelijk al toegenomen. Te ruimhartige beleidsregels kunnen deze druk nog verder verhogen. Het nieuwe afwijkingenbeleid is daarom strikter dan het voorheen geldende beleid van Noordwijk/Noordwijkerhout.

Voor afwijkingen die passen onder de kruimelgevallenregeling geldt onder de Wabo de reguliere procedure en is de beslistermijn 8 weken. De beslistermijn kan worden verlengd met 6 weken. Bezwaar, beroep en hoger beroep zijn mogelijk tegen het besluit op de aanvraag om een omgevingsvergunning.

De beleidsregels krijgen na vaststelling door het college van Burgemeester en wethouders de status van beleidsregels als bedoeld in artikel 1.3 juncto 4.81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat voor de motivering van de besluiten in principe kan worden volstaan met het verwijzen naar deze beleidsregels.

1.4 Besluit omgevingsrecht

Artikel 4 van bijlage II Bor beschrijft de categorieën van gevallen waarvoor het college voor bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, van de wet kunnen verlenen.

Het Bor maakt in artikel 4 van bijlage II een onderscheid tussen gronden die binnen de bebouwde kom en die buiten de bebouwde kom liggen. Voor de gronden die binnen de bebouwde kom liggen biedt het Bor bijvoorbeeld voor bijbehorende bouwwerken (lid 1) meer mogelijkheden om van het bestemmingsplan af te wijken. Daarnaast is het voor de gronden binnen de bebouwde kom in meer gevallen mogelijk om af te wijken van het bestemmingsplan/beheersverordening voor planologische gebruiksactiviteiten (lid 9).

Bebouwde kom/buiten bebouwde kom

In artikel 4 lid 1 en 9 van bijlage II Bor wordt onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten de bebouwde kom. Voor de uitvoering van deze bepalingen is het nodig om het begrip ‘bebouwde kom’ te concretiseren. Bij het bepalen van de bebouwde komgrens is uitgegaan van de ruimtelijke invalshoek en niet van de grens volgens bijvoorbeeld de Wegenverkeerswet.

Om te spreken van een bebouwde kom moet er sprake zijn van een op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing die geconcentreerd is tot een samenhangende structuur. Om onduidelijkheid tegen te gaan wordt de bebouwde kom in deze beleidsregels vastgelegd. De bestemmingsplannen “Landelijk Gebied Noordwijk”, “Buitengebied Noordwijkerhout”, “De Duinrand”, “Oosterduinse Meer” en “Reparatieplan Oosterduinse Meer” vallen buiten de bebouwde kom.

De overige bestemmingsplannen vormen de bebouwde kom.

Hoofdstuk 2

2.1 Begripsbepalingen

In de beleidsregels worden diverse begrippen gehanteerd. Voor de begrippen wordt primair aansluiting gezocht bij artikel 1.1 Bor ten tijde van de vaststelling van dit beleid en secundair bij het voor het betreffende perceel vigerende bestemmingsplan. De begrippen van Bijlage II van het Bor gaan voor op die van het bestemmingsplan voor zover deze betrekking hebben op deze beleidsregels.

Standaardregels: de bestemmingsplanregels zoals deze zijn opgenomen in de laatst vastgestelde bestemmingsplannen.

2.2 Wijze van meten

In de beleidsregels zijn maataanduidingen opgenomen. Voor de wijze van meten wordt verwezen naar Bijlage II van het Bor en het op het betreffende perceel geldende bestemmingsplan. De wijze van meten van Bijlage II van het Bor gaat voor op die van het bestemmingsplan voor zover ze betrekking hebben op deze beleidsregels.

Hoofdstuk 3 beleidsregels

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking;

3.1 Bijbehorend bouwwerk, artikel 4 onderdeel 1

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 5 meter, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 150 m2;

De enige wettelijke voorwaarde is dat het aantal woningen niet toeneemt, tenzij het huisvesting betreft in verband met mantelzorg. Dit is geregeld in artikel 5, lid 1, bijlage II Bor (onderdelen 9 en 11). 

Bouw van een bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding hiervan, binnen en buiten de bebouwde kom, is mogelijk voor zover dit voldoet aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen conform artikel 2, Bijlage II Bor of de standaardregels. Aan afwijken hiervan wordt geen medewerking verleend.

Toelichting

In de standaardregels, met inbegrip van toepassing van de hierin opgenomen binnenplanse vrijstellingen, zijn de meest recente planologische inzichten geregeld over hetgeen ruimtelijk aanvaardbaar is. Er is daarom geen aanleiding om verder af te wijken dan de standaardregels. Voor aanvragen die passen binnen de standaardregels ligt medewerking voor de hand.

Bijbehorende bouwwerken zijn in de meeste gevallen al toegestaan binnen het bestemmingsplan en in veel gevallen zijn deze op grond van artikel 2 en 3 van bijlage II van het Bor vergunningsvrij te realiseren. In die gevallen bedraagt de vergunningsvrije oppervlakte het maximum.

3.2. Gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening, artikel 4 onderdeel 2

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemde eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 5 meter, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m2;

De standaardregels zijn maatgevend. Aan andere plannen wordt geen medewerking verleend.

Toelichting

De meeste gebouwen voor de in dit onderdeel genoemde categorie voldoen aan de kenmerken genoemd in artikel 2 onderdeel 18 van bijlage II en zijn daardoor vergunningsvrij voor zowel de activiteit bouwen als handelen in strijd met ruimtelijke regels.

3.3. Een bouwwerk geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, artikel 4 onderdeel 3

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 10 meter, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m2;

De standaardregels zijn hier maatgevend. Aan andere plannen wordt geen medewerking verleend.

Toelichting

De standaardregels bieden voldoende ruimte. Daarnaast bieden de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen voldoende ruimte. Hiervan wordt niet afgeweken..

3.4. dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding, artikel 4 onderdeel 4

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw.

De standaardregels zijn hier van toepassing of de dakkapellen zijn vergunningvrij te realiseren. Voor die gevallen die afwijken van het bestemmingsplan is medewerking alleen mogelijk als die bouwwerken voldoen aan de criteria van het vigerende welstandsbeleid en voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Realisatie van balkons aan de voorzijde komen hier voor niet in aanmerking.

Er wordt geen ruimtelijke medewerking te verleend aan de realisering van een dakkapel – of opbouw op een bijbehorend bouwwerk omdat dergelijke gebouwen niet in aanmerking komen en ook niet bedoeld zijn als ruimte voor langdurig verblijf, tenzij het bijbehorende bouwwerk een dienstwoning/bedrijfswoning betreft.

Herhalingsplan

Met toepassing van artikel 3.4 kan van de standaardregels worden afgeweken voor een zogenoemd herhalingsplan. Het gaat hierbij om een plan waarvoor een vergunning is verleend bij hetzelfde type woning in hetzelfde bouwblok.

Toelichting

In veel gevallen zijn bouwwerken als bedoeld in artikel 4, onderdeel 4 Bor vergunningsvrij. In de gevallen waar niet voldaan wordt aan het bestemmingsplan dan wel vergunningsvrije mogelijkheden, biedt dit onderdeel uitkomst, mits voldaan wordt aan de criteria gesteld in het vigerende welstandsbeleid.

3.5. Een antenne-installatie, artikel 4 onderdeel 5

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 meter.

  • 1.

    Medewerking aan de bouw van een antenne-installatie ten behoeve van telecommunicatie kan worden verleend onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      uit onderzoek, aangeleverd door de aanvrager, moet blijken dat sitesharing bij bestaande antenne-installaties of bestaande hoge(re) gebouwen niet mogelijk is.

    • b.

      De antenne-installatie de mogelijkheid biedt tot site-sharing en roaming;

    • c.

      Niet wordt gebouwd op en bij monumenten;

    • d.

      De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 40 meter.

  • 2.

    Geen medewerking wordt verleend aan de bouw van een antenne-installatie ten behoeve van particulieren;

Toelichting

Antenne-installaties ten behoeve van telecombedrijven dienen in beginsel te worden geconcentreerd op bestaande masten of bestaande hoge bouwwerken. Wanneer dit niet mogelijk is, kan –onder voorwaarden- een nieuwe antenne-installatie overwogen worden.

Het realiseren van antenne-installaties ten behoeve van particulieren kan worden gerealiseerd binnen de kaders van de landelijke wetgeving omtrent vergunningsvrij bouwen (Bor, bijlage II, artikel 15, 16 en 17). Meer mogelijkheden zijn vanuit ruimtelijke ordening en gelet op redelijke eisen van welstand, niet gewenst.

3.6. installatie voor warmtekrachtkoppeling, artikel 4, onderdeel 6

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking een installatie bij een glastuinbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Electriciteitswet 1998.

Passend binnen de standaardregels. Deze gevallen zijn zo specifiek dat er geen beleidsregels voor zijn opgesteld. In deze gevallen is maatwerk nodig.

Toelichting

Onder warmtekrachtkoppeling wordt verstaan; een gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit.

De plaatsing wordt enkel toegestaan binnen bestemmingsvlak van een glastuinbouwbedrijf. Locaties buiten het bestemmingsvlak zijn niet wenselijk gelet op het principe van bebouwingsconcentratie.

3.7. plaatsen van een installatie voor duurzame energie, artikel 4 onderdeel 7

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenweg aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van tenminste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.

Voor deze categorie wordt geen beleidsregel opgesteld omdat deze bedrijfsvorm in de gemeente nagenoeg niet voorkomt. Aanvragen worden per geval beoordeeld.

Toelichting

Het bestemmingsplan is het uitgangspunt. Voor eventuele aanvragen zal een maatwerkbeoordeling plaatsvinden.

3.8. het gebruiken van gronden niet-ingrijpende herinrichting openbaar gebied, artikel 4 onderdeel 8

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied.

Voor deze categorie wordt geen beleidsregel opgesteld. Aanvragen worden per geval beoordeeld.

Toelichting

Dit artikel heeft betrekking op het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied. Het kan bijvoorbeeld gaan om het toevoegen van een aantal parkeerplaatsen in een groenstrook, het verleggen van trottoirs, het aanbrengen van groenvoorzieningen of het realiseren van een terras. Een herinrichting van openbaar gebied vindt ook vaak plaats in samenhang met het bouwen van vergunningsvrije bouwwerken, zoals vuilcontainers, sport- of speeltoestellen en straatmeubilair. Bij het beantwoorden van de vraag of er al dan niet sprake is van een ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied, zullen de te verwachten gevolgen van de herinrichting voor omwonenden en gebruikers van het desbetreffende gebied moeten worden betrokken. Voor toepassing van dit artikel geldt een maatwerkbeoordeling.

3.9. wijzigen gebruik van bouwwerken en logiesfunctie, artikel 4 onderdeel 9

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.

Nb. Dit artikel is niet van toepassing op een activiteit als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Gebruik bouwwerken en/of aansluitend terrein

Voor deze categorie wordt geen beleidsregel opgesteld. Voor het gebruiken van bouwwerken, en/of aansluitend terrein, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten etc. wordt een maatwerkbeoordeling toegepast.

Logiesfunctie werknemers

Verwezen wordt naar de ‘Beleidsregel Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek (2019) of de opvolger van deze beleidsregel. Als de aanvraag hierbinnen past wordt met toepassing van onderdeel 9 aan een ontheffing medewerking verleend.

Toelichting

Plannen voor het hier bedoelde gebruik hebben meestal een dermate uniek karakter dat een algemene motivering voor afwijken van het bestemmingsplan onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming. Een wijziging van het gebruik heeft in veel gevallen meer impact dan een strijdigheid met een bouwregel. Voor toepassing van deze bepaling geldt een maatwerkbeoordeling.

3.10 recreatiewoning, artikel 4 onderdeel 10

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    De recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

  • b.

    De bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructieweg concentratiegebieden;

  • c.

    De bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

  • d.

    De bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was;

Er wordt geen medewerking verleend aan voornoemde afwijkingsmogelijkheid. Permanente bewoning of het laten gebruiken voor permanente bewoning, wordt planologische ongewenst geacht en dient te worden tegengegaan.

Toelichting

In de bestemmingsplannen is een regeling opgenomen voor recreatiewoningen. Er wordt niet afgeweken van deze regels omdat het permanent woning niet wenselijk is. Recreatiewoningen hebben de bestemming recreatie wat inhoudt dat permanente bewoning niet is toegestaan. Uitzondering hierop zijn de afgegeven persoonlijke gedoogbeschikkingen voor het park Sollasi te Noordwijkerhout. Op basis van de lijst (bijlage 1 bij de regels van het bestemmingsplan Reparatieplan Oosterduinsemeer) is aangegeven welke natuurlijke personen permanent kunnen wonen in een recreatiewoning tot de einddatum die in de lijst is opgenomen en per persoon kan verschillen (persoonsgebonden gedoogbeschikkingen). Op het moment dat permanente bewoning van de recreatiewoning door de betreffende natuurlijke persoon wordt beëindigd vóór de in de gedoogschikking genoemde einddatum is permanente bewoning niet langer toegestaan. Ook voor de vakantieparken gelegen in het bestemmingsplan Duinrand zijn enkele persoonsgebonden gedoogbeschikkingen afgegeven onder dezelfde voorwaarden als bij Solassi.

3.11 Ander gebruik van gronden of bouwwerken voor ten hoogste 10 jaar, artikel 4 onderdeel 11

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

Voor deze categorie wordt geen beleidsregel opgesteld. Voor iedere aanvraag vindt een maatwerkbeoordeling plaats.

Toelichting

Er geldt dat per concreet geval een afweging wordt gemaakt of afwijking wordt verleend waarbij de duur van de gewenste afwijking moet zijn onderbouwd. Het dient feitelijk mogelijk en aannemelijk te zijn dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd.

3.12 planschadeovereenkomst

Passend binnen het gestelde beleid hoeft er geen overeenkomst te worden gesloten. Voor gevallen waarvoor een maatwerkbeoordeling plaatsvindt zal er slechts medewerking worden verleend als er een planschadeovereenkomst wordt/is gesloten.

3.13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking

3.14 Vervallen oude beleidsregels

Bij de inwerkingtreding van deze beleidsregels vervallen de oude regelingen van de voormalige gemeenten Noordwijk (d.d. 8 maart 2016) en Noordwijkerhout (d.d. 22 maart 2011)

3.15 Slotbepaling

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels planologische afwijkingen Noordwijk 2019 (kruimelgevallen)”.

Ondertekening