Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent de vergaderingen en andere werkzaamheden (Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2020)

Geldend van 19-09-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent de vergaderingen en andere werkzaamheden (Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2020)

Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant van 6 maart 2020 houdende regels voor de orde van de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten

Provinciale Staten van Noord-Brabant,

gelezen het voorstel van het presidium d.d. 3 februari 2020;

gelet op artikel 16 van de Provinciewet;

overwegende dat Provinciale Staten enige aanpassingen in hun werkwijze hebben gedaan, het Reglement van orde Provinciale Staten daarop wensen aan te passen en daarbij van de gelegenheid gebruik maken om ook op enkele andere onderdelen tot aanpassingen of toevoegingen te komen en het Reglement hier en daar in technische zin te verbeteren;

overwegende dat Provinciale Staten gezien de aard en omvang van de wijzigingen het Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2017 wensen in te trekken en te vervangen door een nieuw reglement;

besluiten vast te stellen het volgende reglement:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit reglement wordt verstaan onder:

  • actuele motie: motie over een actueel en urgent onderwerp;

  • amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbesluit als bedoeld in artikel 143b van de wet;

  • initiatiefvoorstel: voorstel als bedoeld in artikel 143a van de wet;

  • motie: voorstel tot het uitspreken van een oordeel, wens of verzoek door Provinciale Staten;

  • Statendag: dag waarop activiteiten plaatsvinden van Provinciale Staten ter voorbereiding op besluitvorming en ter besluitvorming;

  • subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • wet: Provinciewet.

  • 2. In dit reglement wordt onder ‘voorzitter’ verstaan ‘voorzitter van Provinciale Staten’, tenzij uit de tekst blijkt dat een andere voorzitter wordt bedoeld.

  • 3. In het verkeer tussen de voorzitter en Provinciale Staten, dan wel individuele Statenleden of burgerleden, wordt voor de toepassing van dit reglement met schriftelijk berichtenverkeer gelijk gesteld verzending of indiening langs elektronische weg, mits:

    • a.

      dit verkeer op een voldoende betrouwbare wijze kan geschieden, gelet op de aard en inhoud van het bericht;

    • b.

      bij of krachtens wettelijk voorschrift niet anders is bepaald.

Artikel 2 Voorzitter van Provinciale Staten

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde in de vergadering;

    • c.

      het doen naleven van dit reglement;

    • d.

      hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. Provinciale Staten benoemen bij aanvang van de zittingsperiode uit hun midden één of meerdere plaatsvervangend voorzitters en stellen de volgorde voor het plaatsvervangend voorzitterschap vast.

  • 3. Ingeval het lidmaatschap van Provinciale Staten van een plaatsvervangend voorzitter als bedoeld in het tweede lid, gedurende de zittingsperiode eindigt, benoemen Provinciale Staten een nieuwe plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 3 Fracties

  • 1. De leden van Provinciale Staten die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.

  • 2. Indien onder een lijstnummer slechts één lid is verkozen, wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 3. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in Provinciale Staten deze aanduiding als naam.

  • 4. Indien boven de kandidatenlijst geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van Provinciale Staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in Provinciale Staten zal gaan voeren.

  • 5. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 6. Indien:

    • a.

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • b.

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden; of

    • c.

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

  • wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter door de desbetreffende leden.

  • 7. Met de veranderde situatie, bedoeld in het zesde lid, wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten na de mededeling daarvan aan de voorzitter.

  • 8. Een nieuw gevormde fractie als bedoeld in het zesde lid, onder a, wordt aangeduid als ‘groep’ gecombineerd met de achternaam van haar voorzitter.

  • 9. Een nieuw gevormde fractie als bedoeld in het zesde lid, onder b, wordt aangeduid met de gecombineerde namen van de oorspronkelijke fracties.

§ 2 Installatie

Artikel 4 Toelating Statenleden

  • 1. De voorzitter stelt bij benoeming van nieuwe Statenleden een commissie voor de geloofsbrieven in, bestaande uit ten minste drie Statenleden.

  • 2. De commissie onderzoekt of het nieuw benoemde Statenlid voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt.

  • 3. De commissie brengt na haar onderzoek mondeling verslag uit aan Provinciale Staten en brengt advies uit voor een besluit over de toelating van het nieuw benoemde Statenlid tot Provinciale Staten. Daarbij maakt de commissie tevens melding van een eventueel minderheidsstandpunt.

  • 4. Met het uitbrengen van het verslag is de commissie ontbonden.

  • 5. De griffier draagt zorg voor openbaarmaking en publicatie op de website van de provincie, alsmede terinzagelegging van de andere functies dan het lidmaatschap van Provinciale Staten die de Statenleden vervullen.

Artikel 5 Benoeming Gedeputeerden

  • 1. De voorzitter stelt ten behoeve van de benoeming van nieuwe Gedeputeerden een commissie in, bestaande uit ten minste drie Statenleden.

  • 2. De commissie onderzoekt of de kandidaat-gedeputeerde voldoet aan de vereisten die de wet daaraan stelt.

  • 3. De commissie brengt na haar onderzoek mondeling verslag uit aan Provinciale Staten en brengt advies uit voor een besluit over de benoeming van de kandidaat-Gedeputeerde. Daarbij maakt de commissie tevens melding van een eventueel minderheidsstandpunt.

Artikel 6 Burgerleden

  • 1. Provinciale Staten benoemen burgerleden op voordracht van die fractie, die voor het voordragen van burgerleden toestemming heeft gekregen van het presidium.

  • 2. Een burgerlid mag namens de fractie het woord voeren tijdens themabijeenkomsten en het rondvraagmoment.

  • 3. De benoeming tot burgerlid staat open voor hen, die tijdens de meest recente verkiezingen van Provinciale Staten geplaatst waren op de kandidatenlijst van een krachtens die verkiezingen in Provinciale Staten vertegenwoordigde politieke partij.

  • 4. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op een burgerlid.

  • 5. De griffier toetst of aan het bepaalde in het vierde lid is voldaan.

  • 6. Alvorens hun functie uit te kunnen oefenen, leggen burgerleden een eed of verklaring en belofte af.

  • 7. Het burgerlidmaatschap eindigt:

    • a.

      aan het einde van de zittingsperiode van Provinciale Staten;

    • b.

      indien het burgerlid niet langer voldoet aan de vereisten, bedoeld in het vierde lid;

    • c.

      indien de fractie die de voordracht tot benoeming van het burgerlid heeft gedaan, blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter, niet langer in Provinciale Staten vertegenwoordigd is.

  • 8. Een burgerlid kan te allen tijde ontslag nemen en doet daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter.

  • 9. Provinciale Staten kunnen een burgerlid ontslaan op voorstel van de fractie die de voordracht tot benoeming heeft gedaan.

§ 3 Gremia

Artikel 7 Instelling en samenstelling presidium

  • 1. Provinciale Staten stellen een presidium in.

  • 2. Het presidium bestaat uit de Commissaris van de Koning, die fungeert als voorzitter, en de voorzitters van de fracties uit Provinciale Staten.

  • 3. Bij verhindering van de voorzitter en diens plaatsvervangers als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wijst het presidium een vervanger aan.

  • 4. De fractievoorzitters kunnen zich laten vervangen door een daartoe aangewezen lid uit de eigen fractie, niet zijnde een burgerlid.

  • 5. De griffier is secretaris van het presidium.

Artikel 8 Taken en werkwijze presidium

  • 1. Het presidium bepaalt zijn eigen werkzaamheden.

  • 2. Het presidium heeft onder meer de volgende taken:

    • a.

      bepalen van de werkwijze van en voorzieningen voor Provinciale Staten;

    • b.

      voorbereiden van Statenvoorstellen die betrekking hebben op de werkwijze van en voorzieningen voor Provinciale Staten;

    • c.

      jaarlijks vaststellen van het vergaderschema van Provinciale Staten;

    • d.

      aansturen van de griffier;

    • e.

      vaststellen van het griffiejaarplan en -jaarverslag;

    • f.

      vervullen van een stimulerende rol bij de verbetering van het functioneren van Provinciale Staten.

  • 3. De vergaderingen van het presidium zijn openbaar.

  • 4. In afwijking van het vorige lid worden de deuren gesloten, wanneer:

    • a.

      gesproken wordt over personen voor het doen van een benoeming, voordracht of aanbeveling;

    • b.

      stukken aan de orde zijn, waaromtrent Gedeputeerde Staten geheimhouding hebben opgelegd;

    • c.

      een van de leden daarom verzoekt of de voorzitter dat nodig acht.

  • 5. Het presidium komt ten minste eenmaal per kwartaal bijeen en voorts wanneer de voorzitter of twee van de leden dit nodig achten.

  • 6. De griffier draagt zorg voor openbaarmaking van de agenda en een beknopt schriftelijk verslag van de vergadering van het presidium via de website van de provincie, met dien verstande dat dit verslag openbaar wordt gemaakt voor zover bespreking in het openbaar heeft plaatsgevonden.

  • 7. In afwijking van het zesde lid heeft het openbaar te maken verslag ook betrekking op het deel van de vergadering dat op grond van het vierde lid, onder c, besloten is geweest, indien het presidium concludeert dat er geen aanleiding is voor geheimhouding.

Artikel 9 Instelling en samenstelling agendavergadering

  • 1. Provinciale Staten stellen een agendavergadering in.

  • 2. De agendavergadering bestaat uit de Commissaris van de Koning, die fungeert als voorzitter, en de voorzitters van de fracties uit Provinciale Staten.

  • 3. Bij verhindering van de voorzitter en diens plaatsvervangers als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wijst de agendavergadering een vervanger aan.

  • 4. De fractievoorzitters kunnen zich laten vervangen door een daartoe aangewezen lid uit de eigen fractie.

  • 5. De griffier is secretaris van de agendavergadering.

Artikel 10 Taken en werkwijze agendavergadering

  • 1. De agendavergadering is belast met de gecoördineerde voorbereiding van themabijeenkomsten en vergaderingen van Provinciale Staten.

  • 2. De agendavergadering heeft onder meer de volgende taken:

    • a.

      het beslissen over het houden van themabijeenkomsten;

    • b.

      adviseren over de conceptagenda van vergaderingen van Provinciale Staten inclusief de wijze van behandeling van Statenvoorstellen;

    • c.

      adviseren aan Provinciale Staten over:

      • 1°.

        de wijze van afdoening van bij Provinciale Staten ingekomen stukken;

      • 2°.

        initiatiefvoorstellen van Statenleden;

      • 3°.

        verzoek tot het houden van een interpellatiedebat;

      • 4°.

        agendering van actuele moties;

      • 5°.

        agendering van mondelinge vragen;

    • d.

      toezien op de nakoming van toezeggingen aan Provinciale Staten en aangenomen moties door Provinciale Staten;

    • e.

      bewaken van tijdige aanmelding van onderwerpen en de langetermijnagenda van Gedeputeerde Staten;

    • f.

      bewaken van de tijdige aanlevering van stukken ten behoeve van themabijeenkomsten en vergaderingen van Provinciale Staten op basis van de lange termijnagenda van Gedeputeerde Staten;

    • g.

      bewaken van de kwaliteit van vergaderstukken;

    • h.

      voeren van een voorbespreking met de voorzitter over de orde van vergaderingen van Provinciale Staten.

  • 3. De beslissing over het houden van een themabijeenkomst als bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt genomen door een door het presidium te bepalen minimaal aantal fracties of minimaal aantal leden van Provinciale Staten, dan wel van een combinatie van beide.

  • 4. De vergaderingen van de agendavergadering zijn openbaar.

  • 5. In afwijking van het voorgaande lid worden de deuren gesloten wanneer:

    • a.

      gesproken wordt over personen voor het doen van een benoeming, voordracht of aanbeveling;

    • b.

      stukken aan de orde zijn, waaromtrent Gedeputeerde Staten geheimhouding hebben opgelegd;

    • c.

      een van de leden daarom verzoekt of de voorzitter dat nodig acht.

  • 6. De agendavergadering komt bijeen ter voorbereiding van een Statendag in een frequentie die de meerderheid van de fractievoorzitters of de voorzitter nodig achten.

  • 7. De griffier draagt zorg voor openbaarmaking van de agenda en behandeladviezen van de agendavergadering aan Provinciale Staten via de website van de provincie, met dien verstande dat deze openbaar worden gemaakt voor zover bespreking in het openbaar heeft plaatsgevonden.

Artikel 11 Vergaderschema

  • 1. De Statendagen vinden overeenkomstig het vergaderschema, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder c, plaats op vrijdag.

  • 2. Statendagen kunnen onder meer bestaan uit:

    • a.

      themabijeenkomst;

    • b.

      rondvraagmoment;

    • c.

      inspreekmoment ten behoeve van het inspreken door burgers;

    • d.

      vergadering van Provinciale Staten.

  • 3. Gedurende een Statendag kunnen maximaal drie bijeenkomsten als bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met c, parallel aan elkaar worden gehouden.

  • 4. Tijdens een vergadering van Provinciale Staten worden geen themabijeenkomsten of rondvraagmomenten gehouden.

  • 5. De voorzitter kan in overleg met het presidium bepalen, dat van het bepaalde in het eerste lid wordt afgeweken.

  • 6. De griffier plant op basis van de behandeladviezen van de agendavergadering de themabijeenkomsten en vergaderingen van Provinciale Staten op de Statendagen.

  • 7. De planning van een Statendag, inclusief bijbehorende stukken, wordt uiterlijk tien dagen vóór een Statendag ter openbare kennis gebracht via de website van de provincie, tenzij een kortere termijn noodzakelijk is.

Artikel 12 Themabijeenkomst algemeen

  • 1. Themabijeenkomsten kunnen bestaan uit:

    • a.

      themabijeenkomst met een informatief karakter;

    • b.

      themabijeenkomst met een oordeelvormend karakter;

    • c.

      themabijeenkomst met een combinatie van een informatief en een oordeelvormend karakter.

  • 2. Behandeling in de themabijeenkomst vindt plaats aan de hand van door het presidium vast te stellen thema’s.

  • 3. Met inachtneming van artikel 10, derde lid, bepaalt de agendavergadering het doel van de themabijeenkomst.

  • 4. Tijdens een themabijeenkomst kan per onderwerp per fractie één Statenlid of burgerlid als woordvoerder optreden.

  • 5. Themabijeenkomsten zijn openbaar, tenzij de agendavergadering in meerderheid concludeert dat het sluiten van de deuren wenselijk is.

  • 6. Van een themabijeenkomst wordt geen schriftelijk verslag gemaakt.

  • 7. Van een themabijeenkomst wordt, voor zover de locatie van de themabijeenkomst dit toelaat, een digitale audio-opname gemaakt die ten tijde van de vergadering live te beluisteren is en die beschikbaar wordt gesteld via de website van de provincie.

Artikel 13 Themabijeenkomsten met een informatief karakter

  • 1. Een informatieve bijeenkomst heeft tot doel Statenleden en burgerleden over een onderwerp informatie te laten vergaren.

  • 2. De griffier kan, al dan niet op advies van de agendavergadering, Gedeputeerden, burgers, organisaties en instellingen uitnodigen aan een themabijeenkomst deel te nemen.

  • 3. Van een themabijeenkomst is tenminste de helft van de tijd van de themabijeenkomst beschikbaar voor het stellen van vragen over het onderwerp door Statenleden en burgerleden.

Artikel 14 Themabijeenkomsten met een oordeelvormend karakter

  • 1. Een oordeelvormende themabijeenkomst heeft tot doel Statenleden en burgerleden een oordeel te laten vormen over een onderwerp door te beraadslagen over het desbetreffende onderwerp tussen Statenleden en burgerleden, al dan niet met de Gedeputeerde.

  • 2. Het presidium stelt regels vast over de spreektijd van de fracties en de leden van Gedeputeerde Staten.

  • 3. Wanneer de voorzitter van de themabijeenkomst vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij de woordvoerders in meerderheid voortzetting daarvan wensen tijdens een volgende themabijeenkomst.

  • 4. In het geval van het vorige lid maakt de griffier aan de agendavergadering gemotiveerd kenbaar dat een vervolgbijeenkomst nodig is.

Artikel 15 Rondvraagmoment

  • 1. Het rondvraagmoment vindt plaats op een Statendag.

  • 2. Tijdens het rondvraagmoment kunnen Statenleden en burgerleden vragen stellen aan een lid van Gedeputeerde Staten.

  • 3. De vragen worden om uiterlijk 12.00 uur op de dinsdag voorafgaand aan de Statendag bij de griffier onder vermelding van de volledige vraag ingediend.

  • 4. De voorzitter van het rondvraagmoment geeft de vragenstellers het woord op volgorde van aanmelding.

  • 5. De voorzitter bepaalt per vraag de spreektijd voor de vragensteller en voor de beantwoording door het lid van Gedeputeerde Staten, rekening houdend met de duur van het rondvraagmoment, het aantal ingediende vragen en een evenwichtige verdeling over de fracties.

  • 6. Na de beantwoording van de vraag door het lid van Gedeputeerde Staten kan de voorzitter aan de vragensteller desgewenst het woord verlenen om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Van het rondvraagmoment wordt, voor zover de locatie van het rondvraagmoment dit toelaat, een digitale audio-opname gemaakt die ten tijde van de vergadering live te beluisteren is en die beschikbaar wordt gesteld via de website van de provincie.

Artikel 16 Voorzitterschap themabijeenkomsten en rondvraagmoment

  • 1. Provinciale Staten benoemen uit hun midden een door het presidium te bepalen aantal voorzitters voor themabijeenkomsten en het rondvraagmoment.

  • 2. De voorzitter van een themabijeenkomst of het rondvraagmoment is belast met:

    • a.

      het leiden van de themabijeenkomst of het rondvraagmoment;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

  • 3. De voorzitters, bedoeld in het eerste lid, worden op voorstel van de griffier toegewezen aan een themabijeenkomst of rondvraagmoment.

  • 4. De voorzitter van een themabijeenkomst of het rondvraagmoment wordt ondersteund door een door de griffier aan te wijzen griffiemedewerker.

§ 4 Algemene bepalingen omtrent vergaderingen van Provinciale Staten

Artikel 17 Oproep voor vergadering van Provinciale Staten

  • 1. De voorzitter roept de leden van Provinciale Staten uiterlijk tien dagen vóór de dag van de vergadering van Provinciale Staten schriftelijk ter vergadering op, tenzij een kortere termijn noodzakelijk is.

  • 2. Gelijktijdig met de oproep voor de vergadering van Provinciale Staten wordt de voorlopige agenda van de vergadering van Provinciale Staten en de bijbehorende stukken zo veel mogelijk ter openbare kennis gebracht, voor zover het geen zaken betreft waarop krachtens artikel 84 van de wet geheimhouding rust.

  • 3. Een door Gedeputeerde Staten opgesteld Statenvoorstel dat is opgenomen op de voorlopige agenda van de vergadering van Provinciale Staten, kan door Gedeputeerde Staten gemotiveerd worden gewijzigd tot uiterlijk dinsdag 14.00 uur voorafgaande aan de vergadering van Provinciale Staten, dan wel door Gedeputeerde Staten worden ingetrokken tot aan het moment dat Provinciale Staten de agenda vaststelt. Indien de vergadering van Provinciale Staten niet op een vrijdag wordt gehouden, eindigt de termijn drie dagen voor de dag dat die vergadering wordt gehouden om 14.00 uur.

  • 4. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd, blijven onder berusting van de griffier, die op passende wijze inzage aan de Statenleden verleent.

  • 5. De voorzitter kan in spoedeisende gevallen na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende voorlopige agenda vaststellen.

  • 6. Een extra vergadering wordt uitgeschreven indien de voorzitter dat nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal Statenleden schriftelijk en met opgaaf van redenen daarom verzoekt.

  • 7. Een extra vergadering wordt binnen twee weken gehouden.

  • 8. Bij aanvang van de vergadering van Provinciale Staten stellen Provinciale Staten de agenda vast.

Artikel 18 Ingekomen stukken

  • 1. Ingekomen stukken betreffen onder meer schriftelijke mededelingen van Gedeputeerde Staten, alsmede mededelingen en brieven van derden gericht aan Provinciale Staten.

  • 2. Voor aan Provinciale Staten gerichte ingekomen stukken geldt het volgende:

    • a.

      de griffier plaatst de naam van de afzender en het onderwerp, voorzien van een behandelvoorstel, op een lijst ingekomen stukken;

    • b.

      indien de afzender een natuurlijk persoon betreft, is het ingekomen stuk als burgerbrief op de lijst van ingekomen stukken opgenomen;

    • c.

      de griffier agendeert de lijst ingekomen stukken voor de agendavergadering;

    • d.

      de griffier maakt de lijst ingekomen stukken bekend via de website van de provincie;

    • e.

      de griffier verstrekt de op die lijst vermelde mededelingen en brieven aan alle Statenleden;

    • f.

      de agendavergadering brengt advies uit aan Provinciale Staten omtrent de wijze van afhandeling door Provinciale Staten;

    • g.

      Provinciale Staten stellen de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3. De griffier kan besluiten een ingekomen stuk niet op de lijst ingekomen stukken te plaatsen indien het stuk onbegrijpelijk of beledigend is, dan wel overduidelijk sprake is van boodschappen van commerciële aard.

Artikel 19 Zitplaatsen

  • 1. Bij de aanvang van iedere zittingsperiode van Provinciale Staten wijst de voorzitter, na overleg met het presidium, aan de voorzitter, de Statenleden en de griffier een vaste zitplaats aan.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter, na overleg met het presidium, de indeling tussentijds herzien.

  • 3. De leden van Gedeputeerde Staten nemen plaats op de daartoe in de vergaderzaal voor hen gereserveerde plaatsen.

  • 4. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare themabijeenkomsten en vergaderingen van Provinciale Staten bijwonen.

Artikel 20 Spreekplaats

  • 1. Statenleden spreken vanaf het spreekgestoelte, tenzij dit niet mogelijk is of door het Statenlid dan wel de voorzitter niet wenselijk wordt geacht.

  • 2. Bij interrupties en bijzondere gelegenheden kan de voorzitter toestaan dat een Statenlid vanaf de interruptietafel of een andere plaats spreekt.

Artikel 21 Gebruik mobiele apparatuur

  • 1. Tijdens themabijeenkomsten en vergaderingen van Provinciale Staten is het gebruik van mobiele apparatuur toegestaan tenzij dit inbreuk kan maken op de orde van de bijeenkomst of vergadering.

  • 2. Degene die tijdens een vergadering in de vergaderzaal geluid- of beeldregistraties wenst te maken, dan wel deze wenst te vertonen of ten gehore brengen, doet daarvan mededeling aan de voorzitter en gedraagt zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 22 Uitingen in vergaderruimten

  • 1. Tijdens Statendagen is het zowel voor deelnemers aan vergaderingen als voor degenen die op de publieke tribune een vergadering bijwonen verboden uitingen van partijpolitieke aard in de vorm van voorwerpen met benaming, logo of symboliek, gerelateerd aan een politieke partij, zichtbaar bij zich te hebben.

  • 2. Het eerste lid geldt ook ten aanzien van andere voorwerpen dan wel visuele of tastbare uitingen in welke vorm dan ook die irrelevant of ongewenst zijn voor vergaderingen en te opvallend, ongepast, storend dan wel afleidend zijn.

  • 3. Het blijk geven van tekenen van goedkeuring of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde door toehoorders is verboden.

  • 4. Het verbod, genoemd in het eerste, tweede en derde lid, geldt in alle vergaderruimten tijdens vergaderingen en bijeenkomsten van Provinciale Staten.

  • 5. De voorzitter van de vergadering, dan wel van de bijeenkomst, handhaaft het verbod, bedoeld in het vorige lid.

§ 5 Opening en beraadslaging vergadering Provinciale Staten

Artikel 23 Opening vergadering en quorum

  • 1. Ieder Statenlid plaatst bij het binnenkomen van de vergaderzaal zijn handtekening op de presentielijst.

  • 2. De voorzitter opent de vergadering, mits op dat moment meer dan de helft van het aantal zitting hebbende Statenleden de presentielijst hebben getekend.

  • 3. Indien bij de opening van de vergadering het vereiste aantal leden niet aanwezig is in de vergaderzaal, stelt de voorzitter de vergadering uit tot een nader tijdstip. Dit tijdstip ligt minimaal 24 uur na het tijdstip van het hernieuwd bijeenroepen.

Artikel 24 Volgorde sprekers en woordvoering

  • 1. De voorzitter verleent het woord aan Statenleden op volgorde van fractiegrootte, te beginnen met de grootste fractie.

  • 2. Een spreker richt het woord tot de voorzitter.

  • 3. De spreekvolgorde kan worden doorbroken wanneer een Statenlid het woord vraagt over:

    • a.

      een persoonlijk feit, nadat een aanduiding van dat feit is gegeven;

    • b.

      de orde van de vergadering.

  • 4. De beoordeling of sprake is van een persoonlijk feit, is voorbehouden aan de voorzitter.

  • 5. Tijdens de behandeling van een geagendeerd voorstel of onderwerp is er namens een fractie maximaal één woordvoerder, met uitzondering van de behandeling van het bestuursakkoord, de begroting en de perspectiefnota.

  • 6. De voorzitter kan interrupties toelaten.

  • 7. Interrupties dienen te bestaan uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding.

  • 8. Uitsluitend een woordvoerder als bedoeld in het vijfde lid kan interrumperen, tenzij het betreft de behandeling van het bestuursakkoord, de begroting of de perspectiefnota.

  • 9. Op een vraag als bedoeld in het zevende lid, kunnen maximaal twee korte vervolgvragen worden gesteld.

  • 10. In afwijking van het vorige lid, kan bij de behandeling van het bestuursakkoord, de begroting en de perspectiefnota maximaal één korte vervolgvraag worden gesteld.

  • 11. De voorzitter of Provinciale Staten kunnen de griffier uitnodigen in de vergadering het woord te voeren.

Artikel 25 Voorstel van orde

  • 1. De voorzitter of een Statenlid kan een voorstel over de orde van de vergadering van Provinciale Staten doen.

  • 2. Over een ordevoorstel besluit de vergadering onmiddellijk.

Artikel 26 Handhaving vergaderorde, schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig acht hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een Statenlid hem interrumpeert.

  • 2. De voorzitter kan in een geval als bedoeld in het eerste lid, onder b, bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 3. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, zijn plicht tot geheimhouding schendt, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.

  • 4. Indien de spreker geen gevolg geeft aan de oproep, bedoeld in het vorige lid, kan de voorzitter hem gedurende de desbetreffende vergadering over het aanhangige onderwerp het woord ontnemen.

  • 5. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.

Artikel 27 Aantal spreektermijnen

  • 1. Het presidium stelt regels vast over het aantal termijnen waarin de beraadslaging over een onderwerp of voorstel plaatsvindt.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een Statenlid mag in een termijn niet meer dan één keer het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Voor het bepalen van het aantal malen dat een Statenlid over eenzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt ten aanzien van de indiener van een amendement of subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel niet meegerekend het spreken ter indiening daarvan.

  • 5. Voor het bepalen van het aantal keren dat een Statenlid over eenzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

Artikel 28 Spreektijd

Het presidium stelt regels vast over de spreektijd van de Statenleden en leden van Gedeputeerde Staten.

Artikel 29 Sluiting beraadslaging

De voorzitter sluit de beraadslaging wanneer hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, tenzij Provinciale Staten anders besluiten.

§ 6 Instrumenten voor Statenleden

Artikel 30 Mondelinge vragen

  • 1. Een Statenlid kan tijdens de vergadering van Provinciale Staten mondelinge vragen stellen aan de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten over een actueel en urgent onderwerp.

  • 2. De maximale spreektijd voor het stellen en beantwoorden van mondelinge vragen bedraagt in de regel een half uur.

  • 3. De vragen worden om uiterlijk 20.00 uur voorafgaand aan de dag waarop een vergadering van Provinciale Staten wordt gehouden door tussenkomst van de griffier bij de voorzitter ingediend.

  • 4. De agendavergadering adviseert aan Provinciale Staten een mondelinge vraag niet aan de agenda van de vergadering van Provinciale Staten toe te voegen indien:

    • a.

      de vraag geen actueel en urgent karakter heeft;

    • b.

      de vraag gaat over een onderwerp dat gepland staat voor een van de eerstvolgende themabijeenkomsten;

    • c.

      de vraag gaat over nog niet beantwoorde schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 31;

    • d.

      de vraag gaat over een zaak die onder de rechter is;

    • e.

      de vraag gaat over een zaak of een verzoek om informatie, waarop een van de uitzonderingsgronden op het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet open overheid.

  • 5. In geval de agendavergadering niet in de gelegenheid is aan Provinciale Staten een advies uit te brengen over de agendering van een mondelinge vraag, kunnen Provinciale Staten hierover een besluit nemen zonder advies van de agendavergadering.

  • 6. De behandeling van de mondelinge vragen vindt plaats op volgorde van indiening, tenzij Provinciale Staten al dan niet op voorstel van de agendavergadering besluiten vragen over samenhangende kwesties direct na elkaar te behandelen.

  • 7. De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om aan de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten één of meer vragen te stellen en een toelichting te geven, waarna de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten in maximaal drie minuten antwoord geven.

  • 8. De vragensteller krijgt opnieuw het woord voor ten hoogste één minuut om vervolgvragen te stellen, waarna de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten in maximaal één minuut antwoord geven.

  • 9. Andere Statenleden dan de vragensteller kunnen vragen stellen over hetzelfde onderwerp in maximaal één minuut per Statenlid.

  • 10. Interrupties zijn toegestaan voor zover de tijd dit naar het oordeel van de voorzitter toelaat.

  • 11. Tijdens het stellen van mondelinge vragen en de beantwoording daarvan kunnen geen moties worden ingediend.

  • 12. Indien meerdere Statenleden gezamenlijk de mondelinge vraag hebben ingediend, wordt uitsluitend het lid dat als eerste indiener moet worden beschouwd als eerste de gelegenheid gegeven de mondelinge vraag te stellen. De indieners geven aan de voorzitter aan wie als eerste indiener moet worden beschouwd.

Artikel 31 Schriftelijke vragen

  • 1. Een Statenlid kan aan de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten schriftelijke vragen stellen.

  • 2. De vragen worden nauwkeurig en zo zakelijk mogelijk omschreven en bij de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten ingediend.

  • 3. De Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten beantwoorden de vragen uiterlijk binnen vier weken na ontvangst.

  • 4. De termijn, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op zes weken indien de termijn van vier weken afloopt binnen de voor de regio Zuid officieel vastgestelde zomervakantie voor het voortgezet onderwijs.

  • 5. Indien de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten niet in staat zijn de vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden, laten zij dit binnen de gestelde termijn aan de Statenleden weten onder opgave van reden.

Artikel 32 Interpellatie

  • 1. Een Statenlid kan een verzoek tot het houden van een interpellatiedebat tot uiterlijk woensdag 8.00 uur voorafgaande aan de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten schriftelijk door tussenkomst van de griffier bij de voorzitter indienen.

  • 2. Indien de vergadering van Provinciale Staten niet op een vrijdag wordt gehouden, eindigt de termijn twee dagen voor de dag dat die vergadering wordt gehouden om 8.00 uur.

  • 3. Een verzoek tot een interpellatiedebat bevat een korte en duidelijke omschrijving van het onderwerp en de te stellen vragen.

  • 4. Provinciale Staten nemen op advies van de agendavergadering een besluit over een verzoek tot het houden van een interpellatiedebat bij vaststelling van de agenda van de vergadering van Provinciale Staten.

  • 5. De agendavergadering kan een oordeel over het verzoek tot het houden van een interpellatiedebat overlaten aan Provinciale Staten.

  • 6. In geval de agendavergadering niet in de gelegenheid is aan Provinciale Staten een advies uit te brengen over het verzoek tot het houden van een interpellatiedebat, kunnen Provinciale Staten hierover een besluit nemen zonder advies van de agendavergadering.

  • 7. Indien Provinciale Staten hebben besloten tot het houden van het interpellatiedebat, vindt het debat plaats voordat de andere op de agenda voorkomende voorstellen worden besproken.

  • 8. Het Statenlid dat een verzoek tot een interpellatiedebat heeft ingediend, wordt als eerste voor ten hoogste vijf minuten in de gelegenheid gesteld vragen te stellen, waarna de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten in maximaal vijf minuten antwoorden.

  • 9. Het Statenlid dat het verzoek tot interpellatie heeft ingediend, krijgt opnieuw voor ten hoogste drie minuten het woord om vervolgvragen te stellen, waarna de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten in maximaal drie minuten antwoord geven.

  • 10. Indien meerdere Statenleden gezamenlijk het verzoek tot interpellatie hebben ingediend, wordt uitsluitend het lid dat als eerste indiener wordt beschouwd, de gelegenheid gegeven als eerste vragen te stellen. De verzoekers geven aan de voorzitter aan wie als eerste indiener moet worden beschouwd.

  • 11. Na beantwoording van de vragen, bedoeld in het negende lid, kunnen de overige Statenleden in twee termijnen in maximaal twee minuten per fractie per termijn aan de beraadslagingen deelnemen in een door de voorzitter te bepalen volgorde.

  • 12. De Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten antwoorden op eventuele vragen in maximaal twee minuten per termijn, of zo veel langer als de voorzitter, op basis van overleg met de agendavergadering, noodzakelijk acht.

  • 13. Interrupties zijn toegestaan voor zover de tijd dit naar het oordeel van de voorzitter toelaat.

Artikel 33 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een Statenlid kan schriftelijk door tussenkomst van de griffier bij de voorzitter een initiatiefvoorstel indienen.

  • 2. De griffier brengt het voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van Gedeputeerde Staten.

  • 3. Gedeputeerde Staten worden in de gelegenheid gesteld schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van Provinciale Staten te brengen.

  • 4. De voorzitter plaatst het initiatiefvoorstel op de agenda van de agendavergadering met het oog op het verstrekken van een behandeladvies aan Provinciale Staten.

  • 5. De bespreking van het initiatiefvoorstel tijdens de vergadering van Provinciale Staten vindt plaats voordat andere op de agenda voorkomende voorstellen worden besproken, tenzij Provinciale Staten op voorstel van de agendavergadering besluiten:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering samen met een ander geagendeerd onderwerp of voorstel te bespreken;

    • b.

      het voorstel voorafgaand aan de behandeling door Provinciale Staten te bespreken in een themabijeenkomst.

  • 6. Indien meerdere Statenleden gezamenlijk het initiatiefvoorstel hebben ingediend, wordt uitsluitend het lid dat als eerste indiener moet worden beschouwd, voor ten hoogste vijf minuten de gelegenheid gegeven als eerste het woord te voeren. De indieners geven aan de voorzitter aan wie als eerste indiener moet worden beschouwd.

Artikel 34 Amendement

  • 1. Ieder Statenlid kan ter vergadering tot het sluiten van de beraadslagingen een amendement indienen.

  • 2. Een amendement heeft betrekking op één of meerdere beslispunten uit het ontwerpbesluit.

  • 3. Een amendement wordt schriftelijk en door de indieners ondertekend bij de voorzitter ingediend.

  • 4. Gedeputeerde Staten spreken over ingediende amendementen een oordeel uit tijdens de beraadslagingen.

  • 5. Wijziging van een amendement is mogelijk tot aan het moment dat de beraadslaging over een onderwerp wordt gesloten.

  • 6. Intrekking van het amendement kan tot aan het moment waarop de voorzitter de stemming over een onderwerp aan de orde stelt.

  • 7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op voorstellen tot wijziging van reeds ingediende amendementen (subamendementen).

Artikel 35 Motie

  • 1. Ieder Statenlid kan ter vergadering een motie indienen over een geagendeerd voorstel.

  • 2. Een motie wordt schriftelijk en door de indiener ondertekend bij de voorzitter ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een geagendeerd voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat voorstel plaats.

  • 4. Gedeputeerde Staten spreken een oordeel uit over ingediende moties tijdens de beraadslagingen.

  • 5. Wijzigen van een motie is mogelijk tot het sluiten van de beraadslagingen.

  • 6. Aanhouden of intrekken van een motie is mogelijk tot aan het moment waarop de voorzitter de stemming over het voorstel waarop de motie betrekking heeft aan de orde stelt.

  • 7. De stemming over een motie kan door de indiener gedurende maximaal zes maanden worden aangehouden, waarna de motie geacht wordt te zijn vervallen.

  • 8. Het vervallen van de motie, bedoeld in het zevende lid, blijft achterwege, indien door de indiener om aanhouding is verzocht vanwege een toezegging van Gedeputeerde Staten om op een langere termijn dan zes maanden uitvoering te geven aan de motie.

Artikel 36 Actuele motie

  • 1. Ieder Statenlid kan een actuele motie indienen.

  • 2. Een actuele motie wordt uiterlijk om 20.00 uur voorafgaand aan de dag waarop een vergadering van Provinciale Staten wordt gehouden door tussenkomst van de griffier bij de voorzitter ingediend.

  • 3. De agendavergadering adviseert aan Provinciale Staten een actuele motie niet aan de agenda van de vergadering van Provinciale Staten toe te voegen indien:

    • a.

      de motie geen actueel en urgent karakter heeft;

    • b.

      de motie gaat over een onderwerp dat gepland staat voor een van de eerstvolgende themabijeenkomsten of vergaderingen van Provinciale Staten.

  • 4. De agendavergadering kan een oordeel over toelating van een motie over een actueel en urgent onderwerp overlaten aan Provinciale Staten.

  • 5. In geval de agendavergadering niet in de gelegenheid is aan Provinciale Staten een advies uit te brengen over de agendering van een actuele motie, kunnen Provinciale Staten hierover een besluit nemen zonder advies van de agendavergadering.

  • 6. De behandeling van actuele moties vindt plaats op volgorde van binnenkomst van de aanmeldingen.

  • 7. De indiener van de actuele motie wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om aan Gedeputeerde Staten een toelichting te geven. Andere Statenleden dan de indiener van de actuele motie kunnen vervolgens vragen stellen over de actuele motie in maximaal één minuut per Statenlid.

  • 8. Gedeputeerde Staten geven in maximaal drie minuten antwoord.

  • 9. De indiener van de actuele motie krijgt opnieuw het woord voor ten hoogste één minuut om vervolgvragen te stellen, waarna Gedeputeerde Staten in maximaal één minuut antwoord geven.

  • 10. Indien meerdere Statenleden gezamenlijk de actuele motie hebben ingediend, wordt uitsluitend het lid dat als eerste indiener moet worden beschouwd als eerste de gelegenheid gegeven de actuele motie toe te lichten. De indieners geven aan de voorzitter aan wie als eerste indiener moet worden beschouwd.

§ 7 Instrument voor burgers

Artikel 37 Inspreekrecht burgers

  • 1. Een burger kan door tussenkomst van de griffier tijdens een Statendag het woord voeren tijdens het daarvoor gereserveerde inspreekmoment.

  • 2. Het woord kan worden gevoerd op de Statendag over de op die dag te behandelen onderwerpen.

  • 3. Het inspreekmoment wordt voorgezeten door een van de voorzitters, bedoeld in artikel 16.

  • 4. Het woord kan niet worden gevoerd over:

    • a.

      een besluit van het provinciebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht kan of kon worden ingediend op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5. Degene die van het inspreekrecht, bedoeld in het eerste lid, gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk om 12.00 uur op de dinsdag onmiddellijk voorafgaand aan de Statendag bij de griffier onder vermelding van zijn naam, adres en telefoongegevens en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 6. De voorzitter van de desbetreffende bijeenkomst geeft het woord aan insprekers op volgorde van aanmelding.

  • 7. De inspreker voert het woord nadat de voorzitter van het inspreekmoment hem dit heeft verleend.

  • 8. De voorzitter van het inspreekmoment kan van de volgorde, bedoeld in het zesde lid, afwijken indien dit in het belang is van de orde.

  • 9. Elke inspreker krijgt maximaal drie minuten het woord en doet zijn bijdrage in één termijn, tenzij de voorzitter anders bepaalt.

  • 10. Indien de agendavergadering een groot aantal insprekers verwacht, kan een aparte bijeenkomst worden georganiseerd om alle insprekers de gelegenheid te bieden het woord te voeren.

§ 8 De stemming

Artikel 38 Stemming algemeen

  • 1. Na het sluiten van de beraadslaging over een voorstel of indien niemand het woord verlangt, stelt de voorzitter de stemming aan de orde.

  • 2. Indien geen stemming wordt verlangd, stelt de voorzitter vast dat het voorstel bij acclamatie is aangenomen.

  • 3. Indien het voorstel bij acclamatie wordt aangenomen, kunnen de in de vergadering aanwezige Statenleden vragen om aantekening dat zij geacht worden te hebben tegengestemd.

  • 4. De voorzitter maakt de uitslag van de stemming terstond bekend.

Artikel 39 Stemming over personen

  • 1. Voor een stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen benoemt de voorzitter vier leden tot stemopnemers.

  • 2. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen zijn.

  • 3. Indien een aantal personen tegelijk moet worden benoemd, voorgedragen of aanbevolen, kunnen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op een stembriefje.

  • 4. De inhoud van elk stembriefje wordt door één van de stemopnemers voorgelezen, door een andere nagezien en door elk van de overigen aangetekend.

  • 5. De stemopnemers onderzoeken of het aantal ingeleverde gesloten en ongetekende stembriefjes gelijk is aan het aantal aanwezige leden dat zich niet dient te onthouden van stemming.

  • 6. Een stemming is nietig indien het getal van de in de stembus gevonden stembriefjes groter is dan dat van de leden die de presentielijst hebben getekend en zich niet van stemming moeten onthouden en dit verschil van invloed heeft kunnen zijn op de uitslag.

Artikel 40 Stembriefjes

  • 1. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje, besluiten Provinciale Staten, op voorstel van de voorzitter.

  • 2. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming meerdere vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen.

  • 3. De voorzitter ziet erop toe dat de stembriefjes onmiddellijk na de vaststelling van de uitkomst van de stemming worden vernietigd.

Artikel 41 Aantal herstemmingen

  • 1. Indien bij een enkelvoudige kandidatuur geen volstrekte meerderheid is verkregen voor die kandidaat, blijft een benoeming, voordracht of aanbeveling achterwege.

  • 2. Indien bij een meervoudige kandidatuur geen volstrekte meerderheid is verkregen voor één van de kandidaten, volgt een tweede vrije stemming.

  • 3. Is ook bij deze tweede stemming geen volstrekte meerderheid verkregen, dan vindt een herstemming plaats tussen de twee personen die bij de tweede stemming het hoogste aantal stemmen hebben gekregen.

  • 4. Indien bij de tweede vrije stemming niet is uitgemaakt over welke twee personen de herstemming moet plaatshebben, wordt bij tussenstemming beslist tussen wie van degenen die een gelijk aantal stemmen verkregen de herstemming zal lopen.

  • 5. Staken bij her - of tussenstemming de stemmen, hetgeen het geval is als de stemmen gelijkelijk zijn verdeeld, dan beslist het lot.

Artikel 42 Stemming over zaken

  • 1. Tenzij stemming plaatsvindt overeenkomstig de artikelen 39, 43 of 45, vindt stemming per fractie plaats, waarbij een lid van de fractie de stemmen van de fractieleden uitbrengt door middel van het woord ‘voor’ of ‘tegen’.

  • 2. Het Statenlid dat namens de fractie de stemmen heeft uitgebracht, kan namens de fractie een korte stemverklaring afleggen direct na het uitbrengen van de stemmen.

  • 3. De voorzitter stelt in eerste instantie de ingediende amendementen of subamendementen aan de orde, vervolgens het besluit en ten slotte de ingediende moties.

  • 4. Indien twee of meer amendementen zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde van stemming, waarbij het meest verstrekkende amendement of subamendementen als eerste in stemming wordt gebracht.

Artikel 43 Hoofdelijke stemming

  • 1. Hoofdelijke stemming vindt plaats indien de voorzitter of een van de Statenleden dat verlangt.

  • 2. De stemming vindt plaats naar de volgorde van de presentielijst, te beginnen met het door middel van loting door de voorzitter aangewezen Statenlid.

  • 3. Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter of de griffier de leden bij naam op hun stem uit te brengen door middel van het woord ‘voor’ of ‘tegen’.

  • 4. Ieder Statenlid is bevoegd een korte stemverklaring af te leggen direct na het uitbrengen van zijn stem.

  • 5. Indien de vergadering door een Statenlid wordt voorgezeten, brengt deze als laatste zijn stem uit.

Artikel 44 Vergissing uitbrengen stem

  • 1. Een Statenlid dat zich bij het uitbrengen van een stem namens de fractie als bedoeld in artikel 42, eerste lid, of van zijn stem, bedoeld in artikel 43, tweede lid, heeft vergist, kan deze vergissing herstellen voordat het volgende Statenlid heeft gestemd.

  • 2. Indien het Statenlid zijn vergissing op een later moment bemerkt, kan hij na afloop van de stemming aantekening vragen in de notulen, dat hij zich heeft vergist.

  • 3. De mededeling, bedoeld in het tweede lid, heeft geen invloed op de uitslag van de stemming.

Artikel 45 Stemmen met elektronische apparatuur

  • 1. Bij een stemming over zaken of hoofdelijke stemming kan gebruik worden gemaakt van de elektronische stemapparatuur.

  • 2. De stemming vindt plaats nadat daarvoor de apparatuur in werking is gesteld en gedurende de daarvoor door de voorzitter aangewezen tijdsduur.

  • 3. Elk Statenlid mag per stemming één stem uitbrengen met gebruikmaking van de apparatuur behorende bij de hem aangewezen plaats in de vergaderzaal, bedoeld in artikel 19.

  • 4. Een Statenlid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing binnen de tijdsduur van de stemming herstellen.

  • 5. Ieder Statenlid kan tijdens de vergadering bij de griffier een uitdraai van de stemming inzien.

§ 9 Notulen en toezeggingen

Artikel 46 Notulen

  • 1. Van de vergaderingen van Provinciale Staten worden notulen gemaakt. De notulen bevatten:

    • a.

      de namen van de aanwezige en van de afwezige Statenleden;

    • b.

      de besluiten;

    • c.

      de uitslagen van de stemmingen, inclusief stemverklaringen, met dien verstande dat bij hoofdelijke stemmingen de namen van hen die vóór en die tegen hebben gestemd worden vermeld;

    • d.

      de mededelingen, voorstellen, moties, kennisgevingen en voorts alle handelingen die in de vergadering hebben plaatsgehad.

  • 2. De notulen van een besloten vergadering worden afzonderlijk gehouden.

  • 3. Provinciale Staten stellen de notulen van hun vergaderingen vast.

  • 4. De conceptnotulen worden uiterlijk vanaf tien dagen voorafgaande aan de vergadering waarin de vaststelling van de notulen aan de orde wordt gesteld, gepubliceerd.

  • 5. Een Statenlid dat voornemens is een voorstel tot wijziging van de ontwerpnotulen in te dienen, doet hiervan vooraf door tussenkomst van de griffier schriftelijk mededeling aan de voorzitter onder vermelding van de door hem gewenste wijziging.

  • 6. Tenzij Provinciale Staten anders besluiten, worden de notulen van een besloten vergadering niet aan de Statenleden toegezonden, maar blijven deze onder berusting van de griffier. De griffier verleent op passende wijze inzage.

Artikel 47 Toezeggingen

  • 1. De griffier draagt zorg voor een overzicht van door de voorzitter en Gedeputeerde Staten gedane toezeggingen aan Provinciale Staten.

  • 2. Gedeputeerde Staten informeren de agendavergadering periodiek over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van hun toezeggingen.

§ 10 Slotbepalingen

Artikel 48 Wijziging Gedragscode integriteit leden van Provinciale Staten Noord-Brabant 2017

In artikel 9 van de Gedragscode integriteit leden van Provinciale Staten Noord-Brabant 2017 wordt “artikel 5 van het Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2015” vervangen door: artikel 6 van het Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2020.

Artikel 49 Wijziging Reglement op de platforms Noord-Brabant

Artikel 1 van het Reglement op de platforms Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel a wordt “artikel 5 van het Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2016” vervangen door: artikel 6 van het Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2020.

  • 2.

    In onderdeel c wordt “artikel 6 van het Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2015” vervangen door: artikel 7 van het Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2020.

Artikel 50 Wijziging Verordening doelmatigheid en doeltreffendheid Noord-Brabant

In artikel 1, onder e, van de Verordening doelmatigheid en doeltreffendheid Noord-Brabant wordt “Gemeenschappelijke regeling Zuidelijke Rekenkamer Noord-Brabant en Limburg 2013” vervangen door: Gemeenschappelijke regeling Zuidelijke Rekenkamer Noord-Brabant en Limburg 2020.

Artikel 51 Wijziging Verordening onderzoeksrecht van Provinciale Staten van Noord-Brabant

In artikel 8, eerste lid, van de Verordening onderzoeksrecht van Provinciale Staten van Noord-Brabant wordt “Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Provinciale Staten 2007” vervangen door: Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Provinciale Staten Noord-Brabant 2018.

Artikel 52 Wijziging Verordening rechtspositie politieke ambtsdragers Noord-Brabant

In artikel 1, derde lid, van de Verordening rechtspositie politieke ambtsdragers Noord-Brabant wordt “artikel 5 van het Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2017” vervangen door: artikel 6 van het Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2020.

Artikel 53 Uitleg reglement

Bij twijfel omtrent de uitleg van dit reglement en in gevallen waarin het niet voorziet, beslissen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter.

Artikel 54 Intrekking

Het Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 55 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 56 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2020.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 6 maart 2020

Provinciale Staten voornoemd,

de voorzitter,

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de griffier,

mw. mr. K.A.E. ten Cate