Regeling vervallen per 07-11-2018

Ontgrondingenverordening 2002

Geldend van 01-12-2002 t/m 19-07-2011

nl

Provinciale staten van Zeeland

  • -

    gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Zeeland d.d. 2 juli 2002 nr. 026856/16;

  • -

    gelet op de Ontgrondingenwet en de Provinciewet;

besluiten vast te stellen de volgende “Ontgrondingenverordening Zeeland 2002” .

Hoofdstuk 1

Vrijstellingen

Artikel 1

Geen vergunning, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Ontgrondingenwet is vereist voor:

  • a.

    het aanleggen, onderhouden, wijzigen of opruimen van waterstaatswerken, uit te voeren door of in opdracht van overheidslichamen;

  • b.

    het aanleggen, onderhouden, verruimen of ver¬diepen van greppels, sloten, grachten of andere watergangen door of in opdracht van overheids¬lichamen;

  • c.

    het aanleggen, onderhouden, verruimen of verdiepen van greppels, sloten, grachten of andere watergangen anders dan bedoeld onder b, voorzover deze een bovenbreedte hebben of krijgen van niet meer dan 5 m, een bodembreedte van niet meer dan 1,50 m en een diepte van niet meer dan 1 m beneden het vastgestelde zomerpeil of, bij gebreke daarvan, 2,50 m beneden de gemiddelde hoogteligging van het aangrenzende terrein;

  • d.

    het door of in opdracht van overheidslichamen veranderen van de hoogteligging en van de grondgesteldheid van terreinen ten behoeve van het aanleggen, instandhouden, wijzigen of opruimen van parkeerterreinen, vliegvelden, industrieterreinen, vuilstortplaatsen, bouwterreinen, sport¬terreinen, parken, plantsoenen en tuinen en bovendien: de werken plaatsvinden overeenkomstig een rechtsgeldig bestemmingsplan of op grond van een onherroepelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

  • e.

    de normale uitoefening van het land-, tuin- of bosbouwbedrijf;

  • f.

    het in het kader van de uitoefening van land- en tuinbouw maken, onderhouden, wijzigen of opruimen van waterputten, reservoirs, bassins en soortgelijke werken met een specieopbrengst van niet meer dan 500 m3;

  • g.

    het aanleggen, onderhouden, wijzigen en opruimen van tuinvijvers die zijn gelegen op een perceel met de functie woondoeleinden met een specieopbrengst van niet meer dan 50 m3;

  • h.

    het aanleggen, onderhouden en wijzigen van kikker- en/of drinkputten en soortgelijke natuurlijke objecten met een specieopbrengst van niet meer dan 500 m3;

  • i.

    het maken, onderhouden, wijzigen of opruimen van bouwwerken krachtens een daartoe door het bevoegde bestuursorgaan verleende vergunning;

  • j.

    het doen van archeologische opgravingen door een rijksdienst, provin¬ciale dienst, instelling voor wetenschappelijk onderwijs of een gemeente die daarvoor een vergunning heeft ingevolge de Monumentenwet;

  • k.

    de uitvoering van werken in gebieden die vallen onder de werking van de Natuurbeschermingswet.

Hoofdstuk 2

Vergunningen

Paragraaf 1 - Algemeen

Artikel 2

Een aanvraag tot verlening van een vergunning wordt met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier ingediend.

De daarbij behorende bijlagen dienen in negenvoud te worden overgelegd.

Artikel 3

Bij een verzoek tot wijziging of intrekking van een vergunning worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

  • a.

    het kenmerknummer van de door Gedeputeerde Staten verleende vergunning;

  • b.

    indien het een verzoek tot wijziging betreft, een aanduiding van de te wijzigen vergunningsvoorschriften.

Artikel 4

Gedeputeerde staten laten een aanvraag buiten behandeling indien de aanvrager niet de eigenaar is van één of meer van de te ontgronden onroerende zaken, waarvoor hij vergunning aanvraagt, tenzij het aanvraagformulier door de eigenaar mede is ondertekend.

Paragraaf 2 - Adviserende bestuursorganen en instanties

Artikel 5
  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen de belanghebbende gemeenten, waterschappen, de Kamer van Koophandel voor Zeeland, de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, de Dienst Landelijk Gebied, de Stichting cultureel erfgoed Zeeland archeologie alsmede de regionale directie van de Rijkswaterstaat in de provincie Zeeland in de gelegenheid advies uit te brengen met betrekking tot het nemen van een besluit betreffende de verlening, weigering, wijziging of intrekking van een vergunning.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen ook andere daarvoor in aanmerking komende instellingen in de gelegenheid stellen tot het uitbrengen van een advies als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 3

Schadevergoeding

Artikel 6

In of bij een beschikking betreffende verlening, weigering, wijziging of intrekking van een vergunning wijzen Gedeputeerde Staten op het bepaalde in de artikelen 26 en 28 van de Ontgrondingenwet.

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7

De "Ontgrondingenverordening Zeeland", vastgesteld bij besluit van 25 oktober 1985, nummer 11 (provinciaal blad 1987, nummer 27), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 mei 1988, nummer 8 (provinciaal blad 1988, nummer 54) wordt ingetrokken.

Artikel 8

Op aanvragen tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning, ingekomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de "Ontgrondingenverordening Zeeland" van kracht.

Artikel 9

Op besluiten tot ambtshalve verlening, wijziging of intrekking van een vergunning, die worden bekendgemaakt binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de "Ontgron¬dingen¬verordening Zeeland" van kracht.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 december 2002.

Hoofdstuk 5

Citeertitel

Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Ontgrondingenverordening Zeeland 2002".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van 20 september 2002.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

drs. W. T. VAN GELDER, voorzitter.

mr. drs. L. J. M. VERDULT, griffier.

Uitgegeven 1 oktober 2002.

De griffier der Staten,

mr. drs. L. J. M. VERDULT