Regeling vervallen per 01-04-2010

Inspraakverordening provincie Zeeland 1995

Geldend van 22-02-1995 t/m 31-03-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1995

Intitulé

Inspraakverordening provincie Zeeland 1995

Gedeputeerde staten van Zeeland maken bekend, dat provinciale staten van Zeeland in hun vergadering van 10 februari 1995 onder besluitnummer 13 heben vastgesteld de navolgende Inspraakverordening provincie Zeeland 1995.

Artikelen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • -

    inspraak: het aan inspraakgerechtigden de mogelijkheid bieden hun zienswijze op voorgenomen beleid kenbaar te maken;

  • -

    inspraakgerechtigde: ingezetene van de provincie Zeeland, alsmede iedere in de provincie een belang hebbende natuurlijke of rechtspersoon.

Artikel 2

Onverminderd de vantoepassingverklaring bij wettelijke voorschrift van Afdeling 3.4 of 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen Gedeputeerde Staten of kan de commissaris van de Koning besluiten inspraak te geven bij de voorbereiding of wijziging van beleid van de provincie.

Artikel 3

  • 1.

    Voordat toepassing wordt gegeven aan de volgende artikelen van deze verordening kunnen gedeputeerde staten of kan de commissaris van de Koning overleg voeren met instellingen en organisaties die een taak vervullen bij de uitvoering van het beleid waarop het beleidsvoornemen betrekking heeft.

  • 2.

    Daartoe worden alle relevante stukken aan iedere instelling of organisatie afzonderlijk toegestuurd met het verzoek binnen een redelijke termijn schriftelijk en gemotiveerd een zienswijze naar voren te brengen.

  • 3.

    Als op die manier een voldoende bepaalbare kring van belanghebbenden bij het beleidsvoornemen kan worden geraadpleegd, kan worden volstaan met de in de vorige leden bedoelde consultatie.

Artikel 4

  • 1.

    Bij toepassing van artikel 2 wordt, behalve in het geval van artikel 3, lid 3, het beleidsvoornemen met de relevante stukken voor een ieder ter inzage gelegd gedurende tenminste vier weken. Wanneer deze periode geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van de kerst- of zomervakantie wordt de termijn naar rato verlengd.

  • 2.

    De terinzagelegging wordt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen aangekondigd onder vermelding van de plaats van terinzagelegging, de zakelijke inhoud van het beleidsvoornemen, degenen aan wie inspraak wordt verleend en de manier waarop inspraak zal plaats vinden.

  • 3.

    Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing. Indien op grond daarvan stukken niet ter inzage worden gelegd, wordt daarvan melding gemaakt.

Artikel 5

  • 1.

    lnspraakgerechtigden kunnen hun zienswijze op het beleidsvoornemen naar keuze mondeling of schriftelijk naar voren brengen, zulks mede afhankelijk van de manier waarop de inspraak plaats vindt.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen of de commissaris van de Koning kan de inspraak uitbreiden tot anderen dan inspraakgerechtigden.

  • 3.

    Aan de mogelijkheid een zienswijze naar voren te brengen wordt een termijn gesteld, die in ieder geval niet eindigt voor de laatste dag van de terinzagelegging.

Artikel 6

  • 1.

    Indien het houden van een openbare hoorzitting deel uitmaakt van de inspraak, wordt daaraan op de in artikel 4 lid 2 aangegeven manier bekendheid gegeven.

  • 2.

    De hoorzitting wordt door of namens gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning gehouden, behalve in het geval dat zij besluiten daarvoor een speciale commissie in te stellen.

  • 3.

    Een commissie als in het vorige lid bedoeld kan binnen de grenzen van haar bevoegdheid en onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning advies inwinnen, overleg voeren met insprekers en informatie verstrekken.

  • 4.

    Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt.

Artikel 7

Indien het beleidsvoornemen voortkomt uit het verzoek van een persoon of orgaan niet behorend tot het provinciaal bestuur, kan deze verzoeker in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze te geven over de ingekomen reacties alvorens het betreffende provinciale orgaan een standpunt bepaalt.

Artikel 8

Van de inspraak wordt een verslag gemaakt. In dit verslag worden de zienswijzen samengevat. Indien bij de verdere beleidsvorming van deze zienswijzen wordt afgeweken wordt dat gemotiveerd.

Zij die van de mogelijkheid tot inspraak gebruik hebben gemaakt ontvangen het verslag en de stukken in het kader van de verdere beleidsvorming.

Artikel 9

Indien bij de uitvoering van deze verordening bijzondere omstandigheden nopen tot afwijking van termijnen, wordt dat aan belanghebbenden door Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning meegedeeld.

Artikel 10

Een inspraakgerechtigde kan omtrent de uitvoering van deze verordening binnen zes weken na de datum van vaststelling van het beleidsvoornemen schriftelijk en gemotiveerd een klacht indienen bij het vaststellende orgaan, dat daarop binnen tien weken na indiening schriftelijk beslist.

Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Inspraakverordening Zeeland' en treedt in werking per 1 januari 1995.

Toelichting

Artikel 147 van de nieuwe Provinciewet luidt:

  • 1.

    Provinciale Staten stellen een verordening vast, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de provincie een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van provinciaal beleid worden betrokken.

  • 2.

    In de verordening worden tenminste geregeld:

    • a.

      de wijze waarop van de beleidsvoornemens waarop inspraak zal worden verleend, openbaar kennis wordt gegeven:

    • b.

      de wijze waarop ingezetenen en in de provincie een lang hebbende natuurlijke en rechtspersonen instaat worden gesteld hun mening omtrent de onder a. bedoelde beleidsvoornemens kenbaar te maken;

    • c.

      de rapportering over de onder b. bedoelde inspraak en over de uitkomsten daarvan;

    • d.

      de wijze waarop ingezetenen en in de provincie een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun beklag te doen over de uitvoering van de verordening.

Met deze bepaling is dus direct aangegeven wat er minimaal in een inspraakverordening moet worden opgenomen. In de lnspraakverordening Zeeland is aangesloten op het verhandelde tijdens de parlementaire behandeling van de nieuwe Provinciewet. Daar werd duidelijk dat de wetgever aan een vergaande inspraakregeling naast de bestaande voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht geen behoefte had.

De voorliggende verordening is zo'n minimumregeling. Beleidsvoornemens waarop bij voorbereiding Afdeling 3.4. of 3.5. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is verklaard vallen niet onder haar werking. Wel is de opzet afgestemd op de inhoud van de afdelingen.

De verordening geeft ook niet zeg aan welke categorieën van besluiten onder haar werking vallen, maar laat dat over aan de organen die met de beleidsvoorbereiding wettelijk zijn belast: Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning.

Uit de definities blijkt dat de verordening "inspraak" als een heel ruim begrip opvat. Daaruit volgt dat andere begrippen zoals bijvoorbeeld 'hoorzitting" binnen dit begrip vallen.

Naast de door de Provinciewet minimaal voorgeschreven bepalingen bevat de verordening twee verdergaande elementen: de mogelijkheid van vooroverleg opgenomen in artikel 3 en de mogelijkheid de inspraak op te dragen aan een speciale commissie.

Bij het eerste moet worden gedacht aan beleidsvoornemens, waarbij alleen instellingen op het desbetreffende beleidsterrein zijn betrokken, bij het laatste aan beleidsvoornemens met een uitzonderlijk breed maatschappelijk belang met sterk politiek-bestuurlijke aspecten in welk geval inzet van een commissie los van het provinciale bestuur de voorkeur kan hebben.

Omdat de regeling formeel binnen in jaar na inwerkingtreding van de nieuwe Provinciewet vastgesteld moet zijn (artikel 288 Pw) is aan de verordening terugwerkende kracht gegeven.

Ondertekening

Gegeven te Middelburg, 10 februari 1995
Gedeputeerde Staten voornoemd,
drs. W.T. VAN GELDER, voorzitter
mr. J.A. LANDER, griffier
Uitgegeven 21 februari 1995
De griffier der Staten
mr. J.A. LANDER