Algemene subsidieverordening Vechtstromen

Geldend van 03-03-2020 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Vechtstromen

Het algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen;

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 11 november 2019;

gelet op artikel 78, lid 1 van de Waterschapswet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT

vast te stellen de Algemene subsidieverordening Vechtstromen

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van waterschap Vechtstromen;

  • b.

    algemeen bestuur: algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    subsidie: aanspraak op financiële middelen, door het dagelijks bestuur verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het dagelijks bestuur geleverde goederen of diensten;

  • e.

    subsidieplafond: bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • f.

    gangbare apparaatskosten: de kosten van gewerkte uren die niet specifiek zijn gemaakt ten behoeve van de subsidiabele activiteit maar die gewoonlijk worden gemaakt als onderdeel van het bedrijfsproces;

  • g.

    bestuursverklaring: verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten, afgegeven door de eindverantwoordelijke van de subsidieontvanger.

Artikel 1.2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de door het dagelijks bestuur te verstrekken subsidies, voor zover in een bijzondere subsidieverordening of bij besluit van het algemeen bestuur waarbij subsidie wordt verstrekt, niet anders is bepaald.

Artikel 1.3 Bevoegdheid

  • 1. Het dagelijks bestuur kan de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepalen, de criteria die voor die verstrekking gelden vaststellen, en nadere regels stellen ter aanvulling op de regels in deze verordening.

  • 2. Het dagelijks bestuur is bevoegd te besluiten tot en over het verlenen en vaststellen van subsidies met in achtneming van de in de begroting van het waterschap opgenomen financiële middelen.

  • 3. Onder de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval ook begrepen het nemen van besluiten tot weigeren, intrekken of wijzigen van subsidies, het verstrekken van cofinancieringsverklaringen en het verrichten van cofinanciering, het niet in behandeling nemen van aanvragen voor subsidie, het verlenen van voorschotten, het betalen van voorschotten of subsidiebedragen, het betalen van subsidiebedragen in gedeelten, het wijzigen en intrekken van de verplichting tot betaling van voorschotten of subsidiebedragen, het terugvorderen van onverschuldigd betaalde voorschotten en subsidiebedragen, het toepassen van de hardheidsclausule en het beslissen op bezwaarschriften tegen subsidiebesluiten.

Artikel 1.4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het dagelijks bestuur kan een subsidieplafond vaststellen met inachtneming van de in de begroting van het waterschap opgenomen financiële middelen.

  • 2. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen in de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

  • 3. Indien de waterschapsbegroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld vermeldt, geldt dit bedrag als subsidieplafond.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 2.1 Indiening

  • 1. Het dagelijks bestuur kan een of meer modelformulieren vaststellen ten behoeve van de aanvraag van een subsidie.

  • 2. Een aanvraag kan worden ingediend door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon.

Artikel 2.2 Te overleggen informatie

  • 1. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteit worden nagestreefd en hoe de activiteit tot het bereiken van die doelen moet bijdragen;

    • c.

      een begroting en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteit.

  • 2. Indien voor dezelfde activiteit tevens bij een of meer andere bestuursorganen of organisaties een subsidie of financiële ondersteuning is of wordt aangevraagd of verkregen, deelt de aanvrager dit mee in zijn aanvraag.

  • 3. Het dagelijks bestuur is bevoegd ook andere dan in de voorgaande artikelleden genoemde gegevens te verlangen van de aanvrager.

Artikel 2.3 Ontvangstbevestiging

Het dagelijks bestuur zendt de aanvrager zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag van de subsidie een ontvangstbevestiging.

HOOFDSTUK 3 BESLISSING OP DE AANVRAAG

Artikel 3.1 Beslistermijn

Het dagelijks bestuur beslist binnen acht weken na ontvangst op de volledige aanvraag. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

Artikel 3.2 Verlening en vaststelling

  • 1. In reactie op de aanvraag wordt eerst een beschikking tot subsidieverlening gegeven, en daarna een beschikking tot subsidievaststelling.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat voor activiteiten waarvoor het te verlenen subsidiebedrag ten hoogste € 25.000,- bedraagt alleen een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven.

  • 3. Indien alleen een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven bevat deze een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Artikel 3.3 Subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in elk geval:

    • a.

      het maximaal uit te keren subsidiebedrag, en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • b.

      een omschrijving van de activiteiten en aanvullende voorwaarden waarvoor subsidie wordt verleend; en

    • c.

      de wijze waarop de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan aan de beschikking tot subsidieverlening voorwaarden en verplichtingen verbinden als bedoeld in de artikel 4:37, 4:38 en 4:39 Awb.

  • 3. Het dagelijks bestuur bepaalt, indien van toepassing, de looptijd van de subsidieverstrekking.

Artikel 3.4 Bevoorschotting

  • 1. Het dagelijks bestuur is bevoegd voorschotten te verlenen.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur besluit tot bevoorschotting van de subsidie, worden in de beschikking tot subsidieverlening nadere bepalingen omtrent de bevoorschotting opgenomen.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden subsidieverlening

  • 1. In aanvulling op artikel 4.35 Awb wordt geen subsidie verleend indien:

    • a.

      door de aanvraag het subsidieplafond wordt overschreden;

    • b.

      de activiteit strijdig is met wet- of regelgeving of het beleid van het waterschap, dan wel dat het subsidiëren van de activiteit in strijd is met wet- of regelgeving;

    • c.

      de activiteit geen duidelijke relatie heeft met de kernactiviteiten van het waterschap, dan wel daarmee strijdig is;

    • d.

      de aanvraag betrekking heeft op de activiteiten van de aanvrager waarvoor het waterschap al een subsidie heeft verleend;

    • e.

      conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de subsidieaanvrager.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan besluiten geen subsidie te verlenen indien:

    • a.

      de aanvraag afbreuk doet aan een goede geografische spreiding in het gebied van het waterschap;

    • b.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd niet of onvoldoende bijdraagt tot het bereiken van het doel van die subsidie, of de kerntaken van het waterschap;

    • c.

      in het beoogde doel of de voorgenomen activiteit al op een andere wijze in belangrijke mate is voorzien.

    • d.

      de aanvraag betrekking heeft op reguliere activiteiten van de aanvrager.

HOOFDSTUK 4 VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 4.1 Informatievoorziening

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen, en ook de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2. De subsidieontvanger verleent aan het dagelijks bestuur, dan wel aan de door dit bestuur aangewezen ambtenaren of deskundigen, inzage in de administratie indien dit naar het oordeel van het dagelijks bestuur nodig is voor de beoordeling van de besteding van de verstrekte subsidie.

Artikel 4.2 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger maakt actief bekend dat voor de betreffende activiteiten subsidie is verleend door het waterschap.

  • 3. De subsidieontvanger informeert het dagelijks bestuur zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op het beëindigen van de activiteit, waarvoor subsidie is verleend;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      het doen van aangifte van faillissement of het aanvragen van surseance van betaling;

    • d.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden of verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • e.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon;

    • f.

      ontbinding van de rechtspersoon en de mogelijke financiële afwikkeling.

  • 4. De subsidieontvanger dient een aanvraag om subsidievaststelling in binnen de termijn die daarvoor in de beschikking tot subsidieverlening is gesteld.

Artikel 4.3 Specifieke verplichtingen

  • 1. Het dagelijks bestuur kan in de subsidiebeschikking de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden kosten.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger bij de verstrekking van subsidie ook andere verplichtingen dan bedoeld in artikel 4:37 Awb opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 4.4 Subsidiabele kosten

  • 1. Loonkosten van medewerkers in dienst van de aanvrager zijn subsidiabel als deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn, doelmatig en aantoonbaar zijn én de berekening ervan gebaseerd is op één van de volgende systematieken:

    • a.

      volgens de loonkosten plus opslag. Voor de berekening van de loonkosten op deze wijze wordt de volgende formule gehanteerd: directe loonkosten per jaar delen door 1.600 uren per fulltime medewerker, vermeerderd met maximaal 40% als vergoeding voor de indirecte kosten;

    • b.

      het hanteren van een door het dagelijks bestuur vastgesteld vast uurtarief voor eigen werkzaamheden, directe loonkosten of voor arbeidskosten van personen waarvan het loon niet eenduidig bepaald kan worden.

  • 2. Kosten voor het gebruik van machines en apparatuur zijn naar rato van het gebruik subsidiabel indien deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn. Dit geldt voor zowel machines en apparatuur die in bezit zijn als voor machines en apparatuur die nog worden aangeschaft ten behoeve van de te subsidiëren activiteit.

  • 3. Kosten van derden zijn subsidiabel indien deze kosten op factuur aantoonbaar aan een onafhankelijke derde verschuldigd zijn, rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit zijn toe te rekenen zijn, doelmatig zijn en betrekking hebben op activiteiten die binnen de subsidieperiode uitgevoerd zijn. Het dagelijks bestuur stelt het maximaal subsidiabele uurtarief van derden vast.

  • 4. Kosten voor de inzet van vrijwilligers zijn alleen subsidiabel als ze op factuur aantoonbaar aan een onafhankelijke derde verschuldigd zijn.

Artikel 4.5 Niet subsidiabele kosten

  • 1. De in de begroting bij de subsidiabele activiteiten opgenomen kostenpost Onvoorzien, kosten die niet rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn, boetes, gerechtskosten, kosten voor financieringen, debetrente, leges, en kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of andere subsidiebemiddelaar zijn niet subsidiabel.

  • 2. Btw is niet subsidiabel, tenzij door de subsidieaanvrager bij de verlening kan worden aangetoond dat de Btw over de subsidiabele activiteiten niet met de fiscus of via het Btw-compensatiefonds kan worden verrekend.

  • 3. Kosten van activiteiten die zijn uitgevoerd, voordat de subsidieaanvraag is ingediend zijn niet subsidiabel.

  • 4. Gangbare apparaatskosten zijn niet subsidiabel, tenzij de aanvrager kan aantonen dat deze kosten specifiek worden gemaakt ten behoeve van de subsidiabele activiteit en anders niet zouden zijn gemaakt.

Artikel 4.6

Het dagelijks bestuur kan in de nadere regels bepalingen opnemen die afwijken van de artikelen 4.4 en 4.5.

HOOFDSTUK 5 INTREKKEN EN WIJZIGEN SUBSIDIEVERLENING

Artikel 5.1

Naast de gevallen genoemd in afdeling 4.2.6. Awb kan het dagelijks bestuur de subsidieverlening met in achtneming van een redelijke termijn intrekken of wijzigen indien:

  • a.

    conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de subsidieontvanger;

  • b.

    de subsidieontvanger surcéance van betaling is verleend;

  • c.

    de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard;

  • d.

    er binnen uiterlijk zes maanden na verstrekking van de subsidie nog geen begin is gemaakt met de activiteiten;

  • e.

    er binnen drie jaar na het verlenen van de beschikking geen verzoek tot subsidievaststelling is ingediend.

HOOFDSTUK 6 VERANTWOORDING EN SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 6.1 Verantwoording zonder subsidieverlening

Indien subsidie is vastgesteld zonder dat daaraan voorafgaand een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, toont de subsidieontvanger binnen zes maanden na afloop van de activiteiten, dan wel het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt, aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Hierbij legt hij de in artikel 6.2, derde lid, genoemde stukken over.

Artikel 6.2 Modelformulieren

Het dagelijks bestuur kan een of meer modelformulieren vaststellen ten behoeve van de aanvraag tot vaststelling van een subsidie.

Artikel 6.3 Verantwoording subsidie tot € 25.000

  • 1. Indien de subsidieverlening minder dan € 25.000 bedraagt dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het dagelijks bestuur uiterlijk acht weken na het verricht zijn van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, dan wel uiterlijk acht weken na de datum waarop de activiteit uiterlijk moet zijn verricht.

  • 2. Voor activiteiten waarvoor het subsidiebedrag ten hoogste € 5.000 bedraagt, kan het dagelijks bestuur in afwijking van lid 1 de subsidie ambtshalve vaststellen binnen acht weken nadat de activiteit uiterlijk moet zijn verricht.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteit waarvoor subsidie is verleend is verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie waren verbonden;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

  • 4. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 5. Indien toepassing is gegeven aan lid 2 kan het dagelijks bestuur de aanvrager in de beschikking tot subsidieverlening verplichten om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, is verricht en dat voldaan is aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 6.4 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000 tot €125.000

  • 1. Indien de subsidieverlening € 25.000 of meer bedraagt dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het dagelijks bestuur, uiterlijk acht weken na het verricht zijn van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteit waarvoor subsidie is verleend is verricht, en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie waren verbonden;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een bestuursverklaring.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens of bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 6.5 Subsidies vanaf € 125.000

  • 1. Indien de subsidieverlening € 125.000 of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het dagelijks bestuur, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, of binnen een in de regeling of verleningsbeschikking opgenomen afwijkende termijn.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat, respectievelijk in welke mate, de activiteit waarvoor subsidie is verleend is verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie waren verbonden;

    • b.

      een kostenverantwoording en,

    • c.

      indien in de subsidieparagraaf of de verleningsbeschikking als zodanig verplicht, een accountantsverklaring op basis van het controleprotocol, vastgesteld door het dagelijks bestuur.

  • 3. Uit de kostenverantwoording als bedoeld in het tweede lid blijkt wat het totale bedrag is van de gerealiseerde subsidiabele kosten van de activiteiten en de dekking daarvan, gespecificeerd naar:

    • a.

      loonkosten per medewerker in loondienst, met het bijbehorend uurtarief;

    • b.

      de afschrijvingskosten per machine of apparaat naar rato gebruik; en

    • c.

      de kosten van derden per factuur.

Artikel 6.6 Termijn vaststelling subsidie

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het dagelijks bestuur de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 6.7 Vaststelling subsidie

  • 1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven waarin een bedrag is vermeld waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, wordt zij vastgesteld op basis van de werkelijke kosten en baten van de activiteiten waarvoor zij is verleend indien deze minder bedragen dan de maximale subsidie.

  • 2. Indien een aanvraag om subsidievaststelling niet binnen de in de beschikking tot subsidieverlening gestelde termijn is ontvangen, kan het bestuur zes weken na een eenmalig rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 3. Het dagelijks bestuur is bevoegd in de vaststellingsbeschikking een betalingstermijn op te nemen, die afwijkt van de termijn, genoemd in artikel 7.1.

HOOFDSTUK 7 BETALING

Artikel 7.1 Betaaltermijn

De betaling van de subsidie vindt plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling, onder verrekening van de reeds betaalde voorschotten.

HOOFDSTUK 8 BIJZONDERE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1

Het in artikel 4:24 Awb bedoelde verslag wordt alleen op gesteld indien het dagelijks bestuur dit heeft bepaald in de nadere regels.

Artikel 8.2 Samenloop

  • 1. Indien het dagelijks bestuur subsidie verstrekt voor activiteiten waarvoor ook door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt, kan het dagelijks bestuur afwijken van deze verordening en van eventuele van toepassing zijnde bijzondere subsidieverordeningen.

  • 2. Het eerste lid is alleen van toepassing als afwijking wenselijk is ter afstemming van de op de betrokken subsidies toepasselijke voorschriften, mits daardoor de belangen met het oog waarop de bepalingen waarvan wordt afgeweken zijn gesteld, niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8.3 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan van deze verordening afwijken, indien toepassing in een individueel geval leidt tot onevenredige onbillijkheid, gelet op het doel van de regeling.

Artikel 8.4 Inwerkingtreding en titel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.

  • 2. De verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening Vechtstromen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering d.d. 12 februari 2020,

Het algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen,

dr. S.M.M. Kuks, watergraaf drs. R.I. Andringa, secretaris

TOELICHTING

Algemene toelichting

De Algemene wet bestuursrecht bevat in titel 4.2 een algemene wettelijke regeling voor het verstrekken van subsidies in titel 4.2.

Afbakening subsidiebegrip

In de Awb wordt “subsidie” gedefinieerd als:

De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten.

Bepalend voor de vraag of sprake is van “subsidie” is, volgens de Memorie van toelichting, of aan de elementen van de begripsomschrijving is voldaan.

  • Aanspraak op financiële middelen

Er moet sprake zijn van een (potentiële) geldstroom. Verlening van voordeel in natura valt daarom niet onder het begrip Subsidie.

Het verstrekken van krediet met het oog op wenselijk geachte activiteiten en onder voorwaarden die gunstiger zijn dan de markt zou kunnen geven, vallen echter wel onder het begrip subsidie.

Ook garantie (garantstelling) valt onder het begrip subsidie. Als de betrokken derden niet voldoet aan zijn verplichtingen zal het bestuur een betaling moeten doen om de garantstelling na te komen.

  • Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager

Het gaat bij subsidiering om het bijdragen in de kosten van door de overheid om redenen van algemeen belang wenselijk geachte activiteiten. Bij verstrekking van subsidie voorafgaand aan de te verrichten activiteiten, moet de bestedingsrichting van de middelen zijn vastgelegd.

  • anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten

Betalingen (of aanspraak op betaling) van een prijs voor een tegenprestatie is geen subsidie. Opdracht en aankoop vallen niet onder het begrip Subsidie.

Bovenstaande betekent dat de volgende verstrekkingen van financiële middelen onder het begrip subsidie van de Awb vallen:

  • eenmalige bijdrage aan derde met het oog op activiteiten van die derde

  • subsidie aan derden voor het verrichten van bepaalde activiteiten

  • garantstelling

Niet onder het begrip subsidie vallen:

  • deelneming in aandelenkapitaal

  • schenking

  • verlening van voordeel in natura

De hoofdregel is dat een bestuursorgaan subsidie verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

Op deze hoofdregel bestaan twee uitzonderingen:

  • 1.

    Subsidies aan een gering aantal ontvangers

Van deze subsidies moeten de subsidie-ontvanger(s) en het maximale subsidiebedrag jaarlijks worden opgenomen in de toelichting bij de begroting;

  • 2.

    Incidentele subsidies

Deze subsidies mogen niet voor meer dan 4 jaren worden verstrekt.

Voor deze subsidiesituaties geldt niet de eis van wettelijke grondslag, maar voor het overige gelden de voorschriften van titel 4.2 Awb, en van deze ASV ook voor deze situaties onverkort.

Voor alle andere situaties die onder het begrip Subsidie vallen is wettelijke grondslag vereist. Voor het waterschap betekent de verplichting om voor subsidiëring een wettelijke grondslag te hebben, dat een verordening als bedoeld in artikel 78 van de Waterschapswet moet worden vastgesteld.

Het waterschap hanteert voor het vaststellen van deze subsidieregels de volgende systematiek:

  • a.

    een Algemene subsidieverordening, en

  • b.

    nadere regels voor subsidies voor specifiek bepaalde activiteiten.

a. Algemene Subsidieverordening

De Algemene Subsidieverordening geeft een aantal algemene voorschriften (een kader), dat voor alle door het waterschap te verstrekken subsidies zal gelden, ongeacht het doel van de subsidie. De voorschriften zijn vooral procedureel van aard.

Deze algemene voorschriften beperken zich tot die bepalingen waarvoor titel 4.2 en titel 4.4 van de Awb de ruimte laat aan het waterschap als wetgever. De verordening is aanvullend aan hetgeen al in de Awb is geregeld en moet daarom in nauwe samenhang met de Awb worden gelezen. Het gaat hierbij in het bijzonder om wettelijke regels voor:

  • -de afwijzing van een aanvraag om subsidieverlening (4:35);

  • -de voorwaarden, voorschriften en beperkingen (afdeling 4.2.4) die aan de subsidieontvanger kunnen worden opgelegd;

  • -de intrekking en wijziging van de subsidieverlening en -vaststelling (afdeling 4.2.6);

  • -de stopzetting van betalingen (4:56) en de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten en subsidiebedragen (4:57).

b. Nadere regels

Naast de procedurele regels, neergelegd in de ASV, is het noodzakelijk dat voor elke te verstrekken subsidie concreet wordt bepaald:

  • voor welke activiteit de subsidie wordt verstrekt;

  • wie voor subsidie in aanmerking komen;

  • welke vereisten gelden voor toewijzing van subsidie;

  • hoe de hoogte van de subsidie wordt bepaald;

  • of een subsidieplafond geldt.

De nadere regels zijn aanvullend ten opzichte van de Algemene Subsidieverordening. Alleen voor de twee uitzonderingen op de hoofdregel (begrotingssubsidies en incidentele subsidies) zijn nadere regels niet vereist.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

De omschrijvingen van “subsidie” en “subsidieplafond” zijn exact gelijk aan de definities van deze begrippen in de Awb (artikel 4.21. lid 1, respectievelijk artikel 4:22 Awb).

Onder gangbare apparaatskosten vallen over het algemeen de volgende (overhead) kosten:

huisvestingskosten:

  • kosten van het bestuur,

  • management en secretariële ondersteuning

  • personeel en organisatie

  • informatisering en automatisering

  • financiën en control

  • communicatie

  • juridische zaken

  • facilitaire zaken

Artikel 1.2 Reikwijdte

De algemene subsidieverordening voorziet in een algemene regeling voor diverse subsidiesoorten. Het is echter denkbaar dat in bijzondere omstandigheden deze algemene regeling niet passend wordt geacht. In dat geval kan het algemeen bestuur een beter passende regeling opnemen in een specifieke subsidieverordening of –besluit. Daarbij kan worden afgeweken van deze algemene subsidieverordening.

Artikel 1.3 Bevoegdheid

Op grond van de Waterschapswet is het algemeen bestuur bevoegd tot subsidieverstrekking. In artikel 1.3 draagt het algemeen bestuur deze bevoegdheid over aan het dagelijks bestuur. Dit betekent dat alleen nog het dagelijks bestuur kan besluiten tot subsidieverstrekking op grond van deze verordening. Daarnaast kan het algemeen bestuur nog subsidie verstrekken als het daarvoor een ander, specifieke op maat geschreven, subsidiebesluit neemt (zie toelichting op artikel 1.2.).

Als het dagelijks bestuur besluit om ter stimulering van bepaald gewenst gedrag van derden een subsidie in te stellen, kan het daardoor meestal volstaan met het benoemen van de subsidiabele activiteit, en van de doelgroep (mogelijke subsidieontvangers) en het vaststellen van het subsidieplafond. Voor het verdere verloop van het proces van aanvraag, verlening en vaststelling voldoen de bepalingen in deze ASV.

Als dat wenselijk is kan het dagelijks bestuur op onderdelen de bepalingen van deze ASV aanvullen (zie artikel 1.3, lid 1). Deze gedelegeerde bevoegdheid bevordert een praktische werkwijze. De nadere regels zijn uitvoerend van aard, bevatten specifieke, veelal jaarlijks aan te passen, bepalingen en moeten blijven binnen de door het algemeen bestuur bepaalde financiële, juridische en overige beleidskaders.

Artikel 1.4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Een subsidieplafond is hét juridische instrument, dat waarborgt dat nimmer méér subsidiegelden moeten worden verstrekt dan de middelen die daartoe zijn opgenomen in de begroting van het waterschap. Het voorkomt, dat een open einde regeling ontstaat doordat aanvragers een beroep op het gelijkheidsbeginsel zouden kunnen doen. De noodzaak van een plafond dient zich vooral aan bij een potentieel onbegrensd aantal subsidieverzoeken voor veel en structureel voorkomende activiteiten. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt, dat de vaststelling van een begrotingspost niet tevens de vaststelling van het subsidieplafond impliceert. De vaststelling van het plafond moet plaatsvinden bij een afzonderlijk besluit. Daarbij is het mogelijk om het plafond op een lager bedrag vast te stellen dan het bedrag van de begrotingspost.

De Awb bepaalt dat in combinatie met een plafond de verdeelcriteria worden vastgelegd, en bekendgemaakt voor aanvang van het tijdvak waarvoor het geldt (artikel 4:26 lid 2, en artikel 4.27 Awb).

Als het subsidieplafond later wordt bekendgemaakt, heeft dit geen gevolgen voor reeds ingediende aanvragen. Deze aanvragen kunnen dan niet worden geweigerd met een beroep op overschrijding van het subsidieplafond (tenzij de late vaststelling en bekendmaking van het subsidieplafond verband houdt met het moment van vaststelling van de begroting, en dit van tevoren is aangegeven; artikel 4:28 Awb).

Volgens vaste jurisprudentie dient het besluit tot vaststelling van een subsidieplafond aangemerkt te worden als een besluit van algemene strekking, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, voor zover deze strekt tot het bepalen van de werkingssfeer van reeds bestaande algemeen verbindende normen. Hier is dat de ASV 2009. Tegen dergelijke besluiten staat in beginsel bezwaar en beroep open.

Jurisprudentie bevestigt dat de toetsing van de vaststelling van subsidieplafonds beperkt dient te blijven tot de formele aspecten ervan (is er een wettelijke grondslag voor het plafond, heeft het betreffende bestuursorgaan de bevoegdheid tot het vaststellen van een plafond, is er sprake van de daartoe benodigde beleidsvrijheid, voldoet de bekendmaking aan de wettelijke vereisten, etc.).

Het begrotingsvoorbehoud, beschreven in het derde lid, vervalt indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan, door de subsidieverlening in te trekken, aldus artikel 4:34, lid 3 en 4 Awb.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 2.1 Indiening

Het aanvraagformulier wordt zodanig samengesteld dat daarin de belangrijkste gegevens voor beoordeling van de aanvraag zijn opgenomen. Met de verplichting om een aanvraagformulier te gebruiken wordt onduidelijkheid over de aanvraag en de administratieve belasting die dit met zich meebrengt (navragen, nazenden, verduidelijken) zoveel mogelijk voorkomen. Daarom zal op elk aanvraagformulier in elk geval worden gevraagd om de gegevens, genoemd in artikel 2.2 van deze verordening.

Het dagelijks bestuur kan een aanvraagformulier ook in digitale vorm aanbieden.

Artikel 2.2 Te overleggen informatie

De aanvrager moet onder meer beschrijven hoe de activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt bijdraagt aan het doel van die subsidie. Als uit deze beschrijving onvoldoende blijkt dat de activiteit iets bijdraagt kan de subsidie worden geweigerd. Het is daarom van belang dat de aanvrager terdege aandacht besteedt aan dit onderdeel van de aanvraag.

De subsidie kan overigens ook worden geweigerd als de aanvrager weliswaar heeft beschreven dat de activiteit iets bijdraagt aan het doel van de activiteit, maar het waterschap daar anders over denkt.

Het vereiste om te vermelden dat ook elders subsidie is aangevraagd of verkregen heeft ten doel te voorkomen dat kosten dubbel worden gesubsidieerd.

Artikel 2.3 Ontvangstbevestiging

Het verzenden van een ontvangstbevestiging is bedoeld om de aanvrager de zekerheid te geven dat zijn aanvraag is ontvangen, en op welk moment. Vanaf het moment van ontvangst van de aanvraag gaan termijnen voor de behandeling ervan lopen (het moment van verzending van de ontvangstbevestiging is op deze termijn niet van invloed).

HOOFDSTUK 3 BESLISSING OP DE AANVRAAG

Artikel 3.1 Beslistermijn

Het dagelijks bestuur beslist binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag. Zolang niet alle verplicht te verstrekken informatie door het waterschap is ontvangen loopt deze behandeltermijn dus nog niet. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd. Dit zijn termijnen van orde, bedoeld om de aanvrager inzicht te geven in de te verwachten duur van afhandeling van zijn aanvraag. Overschrijding van deze termijnen kan echter wel formele gevolgen krijgen. Indien de beschikking niet tijdig wordt afgegeven, kan de aanvrager het waterschap een schriftelijke ingebrekestelling sturen. Als het waterschap niet binnen twee weken na ontvangst van een ingebrekestelling een beschikking neemt verbeurt het aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is (tot maximaal 42 dagen, en € 1.442 –voor 2019-).

Artikel 3.2 Verlening en vaststelling

De term verlenen is gereserveerd voor het besluit, waarbij de subsidie wordt toegekend voor een bepaalde – in het algemeen toekomstige – activiteit. Met de verlening krijgt de aanvrager aanspraak op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en aan al zijn overige verplichtingen voldoet. ‘Verlenen’ is daarmee het equivalent van het vaak gebruikte begrip ‘toekennen’. Een bestuursorgaan gaat door subsidieverlening een voorwaardelijke financiële verplichting aan. Wordt de activiteit uitgevoerd en worden de verplichtingen nagekomen (en doen zich geen omstandigheden voor als bedoeld in artikel 5.1 van deze verordening) dan kan het waterschap niet meer terugkomen op het verleningsbesluit.

Bij het vaststellen gaat het om het definitief bepalen van het bedrag van de subsidie en het verschaffen van aanspraak op betaling van dit bedrag. Het gaat hierbij om het besluit, waarbij definitief wordt beslist dat de aanvrager de subsidie krijgt ter hoogte van een bepaald bedrag. Voordat dat besluit genomen is zal het nodig zijn om vast te stellen of de activiteiten zijn verricht en opgelegde verplichtingen zijn nagekomen.

Als regel volgt op een subsidieaanvraag dus een verleningsbesluit en, na afloop van de activiteit of het boekjaar, een vaststellingsbesluit.

Er zijn echter omstandigheden denkbaar waarvoor deze dubbele besluitvorming een te zware belasting is in verhouding tot die omstandigheden. Hierbij kan gedacht worden aan de geringe hoogte van het subsidiebedrag, de doelgroep, het doel dat met de subsidieverstrekking wordt nagestreefd en de wenselijk geachte controle-intensiteit. In dergelijke omstandigheden kan het dagelijks bestuur bepalen dat verlening en vaststelling in één besluit worden vervat. Dit kan het doelmatig werken door de subsidieontvanger bevorderen, en voor het waterschap kan deze werkwijze een zekere beperking van de uitvoeringslasten als voordeel hebben. De toetsing achteraf bij deze subsidies is doorgaans minder intensief dan bij de subsidies waaraan verlening vooraf gaat aan de vaststelling. Per specifieke subsidie moet worden bezien wat het risico van oversubsidiëring is wanneer de vaststelling vooraf gebeurt.

Op grond van artikel 4:30 Awb kan de omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend ook later nog worden uitgewerkt. Voorwaarde hiervoor is wel dat de beschikking tot subsidieverlening dit expliciet vermeldt.

Artikel 3.3 Subsidieverlening

Op grond van artikel 4:37 Awb kan het dagelijks bestuur aan de beschikking tot subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

  • d.

    d de te verzekeren risico’s;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • g.

    het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • h.

    het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

Artikel 4:38 Awb geeft de ruimte om ook andere verplichtingen op te leggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen moeten worden opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening, en/of in de nadere regels die het dagelijks bestuur vaststelt.

Artikel 4:39 Awb maakt het daarnaast ook mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Dat kan alleen voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald, en de verplichtingen kunnen in dat geval alleen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 3.4 Bevoorschotting

Gewoonlijk wordt subsidie uitbetaald nadat de hoogte er van is vastgesteld. Dit betekent dat de aanvrager de gesubsidieerde activiteit moet voorfinancieren. Dit is onwenselijk wanneer subsidie wordt ingezet als instrument om uitvoering van een bepaalde activiteit te stimuleren. Om dit nadeel te ondervangen krijgt het dagelijks bestuur de bevoegdheid om voorschotten te verlenen. Vanuit oogpunt van voorspelbaarheid en transparantie verdient het aanbeveling dat het dagelijks bestuur de bevoorschotting zoveel mogelijk regelt in de nadere regels die het vaststelt op basis van deze algemene subsidieverordening. Hierbij kan onder meer worden bepaald of bevoorschotting in de betreffende nadere regeling de hoofdregel zal zijn, of dat alleen op verzoek tot bevoorschotting kan worden overgegaan.

Om het de subsidieontvanger mogelijk te maken zijn uitgaven goed te plannen worden in de beschikking tot subsidieverlening in elk geval de hoogte en de termijn van de voorschotten bepaald. Daarnaast kan het dagelijks bestuur in deze beschikking ook andere aspecten van bevoorschotting opnemen, zoals bijvoorbeeld de wijze waarop de hoogte van de voorschotten wordt berekend.

Over het algemeen zullen de voorschotten niet het totale subsidiebedrag bedragen.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Dit artikel geeft enkele algemene, voor alle bij het waterschap inkomende subsidieverzoeken, toepasbare gronden op basis waarvan een subsidieverlening kan worden geweigerd.

Zij vormen een aanvulling op de wettelijke gronden voor de weigering van subsidieverlening, zoals neergelegd in artikel 4:35 Awb:

  • 1.

    indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • 2.

    indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

De subsidieverlening moet worden geweigerd indien de verstrekking van subsidie naar het oordeel van het bestuursorgaan onverenigbare staatssteun oplevert (“niet verenigbaar is met het bepaalde in de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie”). Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, kan het dagelijks bestuur de subsidie alleen verstrekken indien voldaan wordt aan een Europese verordening op basis waarvan de subsidie toelaatbaar is verklaard.

HOOFDSTUK 4 VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 4.2 Overige verplichtingen van de subsidieaanvrager

Het eerste lid schept, gegeven de subsidiesystematiek van de Awb, geen dwingende rechtsplicht. In de voorkomende gevallen dat het om redenen van algemeen (waterschaps)belang gewenst is dat een bepaalde activiteit daadwerkelijk tot stand komt zal in de subsidiebeschikking een aanvullende uitvoeringsovereenkomst verplicht worden gesteld. Nakoming daarvan is rechtens afdwingbaar.

De informatieplicht van het derde lid is bedoeld om desbetreffende subsidietoekenningen ongedaan te maken, en daardoor te bereiken dat die gelden weer vrijvallen en zo mogelijk kunnen worden ingezet voor nieuw inkomende subsidieverzoeken.

Artikel 4.4 Subsidiabele kosten

Kosten die gemaakt worden voor gebruik van apparatuur ten behoeve van de subsidiabele activiteit zijn subsidiabel . Onder apparatuur vallen apparaten en machines, maar bijvoorbeeld ook bijkomende kosten zoals licenties voor software maar ook de eventuele onderhoudskosten van een machine of apparatuur. De kosten voor het gebruik van de apparatuur zijn naar rato van gebruik subsidiabel. Dit betekent dat de kosten niet volledig opgevoerd mogen worden indien de apparatuur breder ingezet wordt dan alleen voor de subsidiabele activiteit. Ook de eventuele afschrijvingskosten worden naar rato van gebruik opgenomen als kosten.

Voor de berekening van subsidiabele loonkosten vormen de loonstaten per medewerker die deelneemt aan het project de basis. Het aantal productieve uren en percentage indirecte kosten (overhead) opslag waarmee het uurtarief mag worden berekend is maximaal 40%;

Het dagelijks bestuur stel de (maximaal) subsidiabele bedragen vast. Dit kan gebeuren bij nadere regels of in de subsidieverlening.

Artikel 4.5 Niet-subsidiabele kosten

Als de activiteit is gestart voordat de aanvraag voor subsidie is ingediend, dan kunnen alleen de kosten van het deel van de activiteit dat nog niet is uitgevoerd voor subsidie in aanmerking komen. In dat geval kan worden gevraagd om een specificatie van de kosten van de activiteiten die al zijn uitgevoerd.

HOOFDSTUK 5 INTREKKEN EN WIJZIGEN SUBSIDIEVERLENING

Artikel 5.1 Intrekking van de subsidieverlening

Intrekking en wijziging worden altijd getoetst aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dus onder andere aan rechtsgelijkheid en aan het motiveringsbeginsel. Het waterschapsbestuur dient derhalve zorgvuldig hiermee om te gaan. In afdeling 4.2.6 van de wet staan de gevallen genoemd waarin het bestuursorgaan de afgegeven verleningsbeschikking kan wijzigen of intrekken:

Zolang de subsidie niet is vastgesteld (artikel 4:48 Awb) kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • e.

    met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken (artikel 4:50 Awb) of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:

  • a.

    voor zover de subsidieverlening onjuist is;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

  • c.

    in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

Bij intrekking of wijziging op grond van artikel 4:50 Awb, eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

HOOFDSTUK 6 VERANTWOORDING EN SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikelen 6.1 t/m 6.5 Verantwoording subsidie

Deze artikelen kennen, afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag en de behoefte om indringender controle uit te oefenen, een in zwaarte oplopend verantwoordingsregime. Het doel daarvan is het beperken van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als het waterschap.

Art 6.3 Verantwoording subsidies tot € 25.000

Als de aanvraag tot subsidievaststelling niet is ingediend binnen de genoemde termijn kan het dagelijks bestuur besluiten de subsidie ambtshalve vast te stellen (artikel 6.5, lid 4 van deze verordening).

Artikel 6.2 lid 2 biedt de mogelijkheid om de subsidie waarvoor het subsidiebedrag ten hoogste € 5.000,- bedraagt, ook binnen deze acht weken ambtshalve vast te stellen. De behoefte hiertoe kan bestaan indien het dagelijks bestuur reeds over de benodigde gegevens beschikt om de subsidie vast te stellen. Een afzonderlijke aanvraag voor subsidievaststelling kan in dat geval achterwege blijven 2 .

Art 6.4 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000 tot € 125.000

De bestuursverklaring dient te worden ondertekend door de eindverantwoordelijke voor de activiteit (bestuurder volgens het Handelsregister van de KVK).

Art 6.5 Verantwoording subsidies vanaf € 125.000

Lid 2

Het controleprotocol is volgens een door het dagelijks bestuur voorgeschreven model. Niet in alle gevallen wordt een accountantsverklaring gevraagd: in de subsidieparagraaf of de verleningsbeschikking wordt expliciet opgenomen wanneer het wel aan de orde is.

Lid 3

Het inhoudelijk verslag is vormvrij en mag daarmee een al voor andere doeleinden opgesteld verslag zijn, zolang het maar voldoende informatie geeft om vast te kunnen stellen in welke mate de activiteiten zijn gerealiseerd. Wanneer de activiteiten niet of niet geheel of niet volgens de voorschriften zijn gerealiseerd, wordt de subsidie naar redelijkheid lager of op nihil vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met eventuele bijzondere omstandigheden.

Lid 5

Indien de subsidiabele kosten lager uitvallen, dan zal de subsidie lager worden vastgesteld. De subsidie is een maximale bijdrage waarbij de provincie optreedt als (mede)financier. Meer subsidie ontvangen dan nodig is, is om die reden niet aan de orde. Is in de verleningsbeschikking bijvoorbeeld opgenomen dat de subsidie 40% van de begrote kosten bedraagt, dan geldt dat percentage ook bij de vaststelling van de subsidie. Vanuit financiële beheersbaarheid is de subsidie uiteindelijk nooit meer dan het maximaal verleende bedrag.

Intrekking van de subsidievaststelling

Het is onder omstandigheden mogelijk om de subsidievaststelling te wijzigen of in te trekken. De Awb bevat hiervoor een dwingende regeling:

Na vaststelling van de subsidie kan het dagelijks bestuur de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen (artikel 4:49 Awb):

  • a.

    op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • b.

    indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • c.

    indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

HOOFDSTUK 8 BIJZONDERE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1

Artikel 4.24 Awb schrijft voor dat indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag worden gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Bij wettelijk voorschrift kan anders worden bepaald. Van deze laatste mogelijkheid is in artikel 8.1 van deze ASV gebruik gemaakt.

Blijkens de memorie van toelichting bij genoemd artikel van de Awb (MvT heeft de wetgever hierbij langlopende subsidieregelingen op het oog gehad:

“Nog te vaak bestaat te weinig inzicht in de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieregelingen in de praktijk, ook bij de decentrale overheden. Daarom bepaalt het voorgestelde artikel (..) dat een subsidieregeling periodiek geëvalueerd dient te worden (…).”

Ter voorkoming van onduidelijkheden en onnodige belasting van de uitvoeringsorganisatie van het waterschap verwoordt artikel 8.1 de bedoeling van de wetgever expliciet.

Artikel 8.2 Samenloop

In deze bepaling wordt de mogelijkheid gecreëerd tot afstemming met voorschriften van andere subsidieverstrekkende overheden.