Nadere regel subsidiëring regulier peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Nadere regel subsidiëring regulier peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten;

gelet op artikel 3 lid 4 van de Algemene subsidieverordening gemeente Asten 2017;

gelet op het ‘Beleidsplan sociaal domein 2018-2021’, maart 2018 en de ‘Notitie subsidiëring regulier peuterwerk en voorschoolse educatie gemeente Asten’, april 2019;

besluit:

vast te stellen de Nadere regel subsidiëring regulier peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2020

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • In dit besluit wordt verstaan onder:

  • Adviestabel VNG: Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van de VNG voor het betreffende jaar, zoals gepubliceerd op de website van de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten);

  • Algemene

  • Subsidieverordening: De Algemene subsidieverordening gemeente Asten 2017;

  • College: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten;

  • Gemeente: Gemeente Asten;

  • Houder: Degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert;

  • Inkomensafhankelijke

  • ouderbijdrage: Financiële bijdrage die de ouders moeten betalen voor de afname van een reguliere peuterplaats en VVE-peuterplaats conform de adviestabel VNG;

  • Kindercentrum: Een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang en welke is ingeschreven in het LRK (Landelijk register kinderopvang);

  • Kinderopvang1: Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot 4 jaar;

  • Kinderopvangtoeslag: Tegemoetkoming van het Rijk, uitgekeerd aan ouders conform de regels van de Belastingdienst, bedoeld als bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kindercentrum;

  • Kostendekkende uurprijs: Dit is de uurprijs die de gemeente betaalt aan de houder voor een uur regulier peuterwerk en VVE;

  • Landelijk Register

  • Kinderopvang (LRK): Register waarin kindercentra zijn opgenomen die voldoen aan de geldende wet- en regelgeving;

  • Ouder(s): Ouder(s)/verzorger(s) van de peuter die woonachtig is in de gemeente Asten;

  • Peuter: Een kind woonachtig in de gemeente Asten in de leeftijd van 2 tot 4 jaar;

  • Peutergroep: Een groep bestaande uit maximaal 16 peuters die door een combinatie van gemeentesubsidie, ouderbijdrage en kinderopvangtoeslag wordt gefinancierd. De groep bestaat uit zowel peuters met als zonder VVE-indicatie;

Reguliere peuterplaats: Kortdurend aanbod in een kindercentrum voor peuters, zonder indicatie VVE-peuter, van 2 tot 4 jaar2 van 8 uur per week verdeeld over 2 dagdelen met een maximum van 4 uur per dagdeelgedurende 40 weken per jaar;

  • Subsidie: Subsidie als bedoeld in artikel 4.21 van de Algemene wet bestuursrecht, inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • Voor- en vroegschoolse

  • educatie (VVE): Hier opgevat als een kortdurend aanbod in een kindercentrumvoor VVE-peuters waarin via een VVE-programma op gestructureerde wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van VVE-peuters op het gebied van de 4 ontwikkelings-domeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Het kindercentrum voldoet aan het landelijk kwaliteitskader voorschoolse educatie en staat als zodanig geregistreerd in het LRK;

  • VVE-peuter: Een kind, woonachtig in de gemeente Asten in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, die op indicatie van het consultatiebureau in

    aanmerking komt voor een VVE-peuterplaats;

  • VVE-peuterplaats: Kortdurend aanbod in een kindercentrum voor VVE-peuters van 2,5 tot 4 jaar3 van 16 uur per week verdeeld over 4 dagdelen met een maximum van 4 uur per dagdeelgedurende 40 weken per jaar;

  • VVE-programma: Erkend programma voor voor- en vroegschoolse educatie,gericht op de 4 ontwikkelings-domeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Artikel 2 Doel

Het doel van deze nadere regel is reguliere peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen toegankelijk te maken voor alle peuters, zowel voor peuters met als zonder VVE-indicatie.

Artikel 3 Reikwijdte

Het bepaalde in deze nadere regel is enkel van toepassing op subsidies die door het college worden verstrekt voor reguliere peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen.

  • Artikel 4 Subsidieaanvrager

  • De subsidie wordt aangevraagd door de houder van het kindercentrum en is gevestigd in de gemeente en opgenomen in het LRK.

  • Artikel 5 Aanvullende subsidievoorwaarden

  • Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de houder aan de volgende subsidievoorwaarden te voldoen:

  • a.

    De houder voldoet aan alle geldende wet- en regelgeving en landelijke kwaliteitseisen4;

  • b.

    De houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van het jonge kind5;

  • c.

    De houder houdt een kortdurend aanbod voor peuters in een kindercentrum in stand, anders dan kinderdagopvang.

  • Artikel 6 Grondslag subsidie reguliere peuterplaats enVVE-peuterplaats

1. De grondslag voor subsidie is het werkelijk aantal peuters x het aantal uren voor een

reguliere peuterplaats en een VVE-peuterplaats x de kostendekkende uurprijs –

de inkomensafhankelijke ouderbijdragen (van ouders die geen recht hebben op

kinderopvangtoeslag).

2. Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober de hoogte van de subsidie vast voor:

  • a.

    Peuters die een reguliere peuterplaats bezetten, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • b.

    Peuters die een reguliere peuterplaats bezetten, en waarvan de ouders aantoonbaar wel recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • c.

    VVE-peuters die een VVE-peuterplaats bezetten, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • d.

    VVE-peuters die een VVE-peuterplaats bezetten, en waarvan de ouders aantoonbaar wel recht hebben op kinderopvangtoeslag.

3. De gemeente subsidieert voor VVE-peuters het derde en vierde dagdeel VVE, is 8 uur per week verdeeld over 2 dagdelen met een maximum van 4 uur per dagdeel x 40 weken per jaar.

4. De subsidie wordt verleend voor het tijdvak van een kalenderjaar.

5. De houder biedt op alle groepen VVE aan, ongeacht of er VVE-peuters aanwezig zijn.

De groepen zijn gemengd om integratie te bevorderen.

6. De houder geeft bij plaatsing voorrang aan VVE-peuters.

7. Voor een reguliere peuterplaats geldt een verplichting van deelname van 2 dagdelen per week. Bij een VVE-peuterplaats geldt een verplichting van 4 dagdelen per week. De gemeentelijke subsidie vervalt voor peuters die minder dagdelen komen. Indien de peuter de reguliere peuterplaats of VVE-peuterplaats niet het gehele jaar bezet, wordt de subsidie naar rato verstrekt.

8. De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter, om welke reden dan ook, de voorschoolse voorziening verlaat.

Artikel 7 VVE-peuters in de kinderdagopvang

1. Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober de hoogte van de subsidie vast voor VVE-peuters in de kinderdagopvang.

2. De gemeente subsidieert voor VVE-peuters in de kinderdagopvang 8 uur per week verdeeld over 2 dagdelen met een maximum van 4 uur per dagdeel verdeeld over 40 weken of de gemeente subsidieert 1 dagdeel van 5,5 uur per week verdeeld over 52 weken.

3. De overige bepalingen uit de nadere regel zijn van toepassing met uitzondering van artikel 8 en 9.

Artikel 8 Inkomensafhankelijke ouderbijdrage eerste en tweede dagdeel

1. Alle ouders betalen over het eerste en tweede dagdeel, is 8 uur per week verdeeld over 2 dagdelen met een maximum van 4 uur per dagdeel x 40 weken per jaar, een inkomensafhankelijke ouderbijdrage conform de adviestabel VNG.

2. De hoogte van de ouderbijdrage wordt, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, bij de start van elk kind, door de houder vastgesteld op basis van het gezamenlijk toetsingsinkomen gezin. Hiertoe wordt door ouders een inkomensverklaring overgelegd.

3. De ouderbijdrage wordt betaald aan de houder.

4. De houder int zelf de ouderbijdrage en is verantwoordelijk voor het bijbehorende risico van niet-betalers.

Artikel 9 Maximumuurtarief

  • 1.

    Alle ouders betalen niet meer daneen maximumuurtarief.

  • 2.

    Dit maximumuurtarief is gelijk aan het maximumuurtarief voor de kinderopvang van de Belastingdienst. Het maximumuurtarief wordt jaarlijks door de Belastingdienst vastgesteld.

Artikel 10 Kostendekkende uurprijs

  • 1.

    De gemeente betaalt aan de houder een kostendekkende uurprijs voor een reguliere peuterplaats en een VVE-peuterplaats.

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober de kostendekkende uurprijs vast.

Artikel 11 Subsidieplafond

1. De raad stelt jaarlijks bij de begrotingsbehandeling het subsidieplafond vast.

2. Indien het totaal van de aangevraagde subsidie het vastgestelde subsidieplafond overschrijdt, wordt voorrang gegeven aan VVE-peuters.

Artikel 12 Subsidieaanvraag en verlening

1. De houder dient jaarlijks schriftelijk vóór 30 novembereen aanvraag om subsidieverlening in bij het college. De aanvraag heeft betrekking op het nieuwe kalenderjaar.

2. Op de aanvraag om verlening van subsidie is de Algemene subsidieverordeningvan toepassing.

3. De aanvraag om subsidieverlening omvat:

  • Een overzicht van een reële inschatting van het aantal bezette reguliere peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen voor het nieuwe kalenderjaar,verdeeld in ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag en ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente beschikbaar gesteld Format.

4. Het college beslist uiterlijk binnen 8 weken op de aanvraag.

5. Het college kan het besluit met ten hoogste 6 weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan in kennis.

Artikel 13Subsidievaststelling

1. De houder dient jaarlijks schriftelijk vóór 1 junieen aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college. De aanvraag heeft betrekking op het voorgaande kalenderjaar.

2. Op de aanvraag tot subsidievaststelling is de Algemene subsidieverordening van toepassing.

3. De aanvraag tot subsidievaststelling omvat:

  • Een inhoudelijk verslag dat een beschrijving bevat van de:

    - wijze waarop de brede ontwikkeling van het kind gevolgd wordt;

    - wijze van evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

    - wijze waarop gericht ouderenbeleid wordt gevoerd;

    - informatieoverdracht bij overgang van kindercentrum naar basisschool, en

    - samenwerking met andere organisaties.

  • Een overzicht van het werkelijke aantal bezette reguliere peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen, verdeeld in ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag en ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en voorzien van uren regulier peuterwerk en VVE dat is afgenomen. Tevens wordt inzichtelijk gemaakt

het totaal aan inkomsten ontvangen ouderbijdrage van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

Voor het overzicht wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente beschikbaar gesteld format.

  • Indien het subsidiebedrag hoger is dan € 100.000,=, een accountantsverklaring. De verklaring geeft een oordeel of de subsidie ook werkelijk is gebruikt waarvoor de subsidie is verleend.

  • Andere door het college noodzakelijk geachte bescheiden.

4. Indien uit de vaststelling blijkt dat er sprake is van minder bezette reguliere peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen dan waarop de subsidieverlening was gebaseerd kan het te veel aan subsidie worden teruggevorderd.

5. Het college beslist uiterlijk binnen 8 weken op de aanvraag.

6. Het college kan het besluit met ten hoogste 6 weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan in kennis.

Artikel 14Aanvullende verplichtingen houder

1. De houder verstrekt 2 keer per jaar, per teldatum 1 oktober en 1 april, een overzicht van het aantal peuters die deelnemen aan het reguliere peuterwerk en VVE. Voor het overzicht wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente beschikbaar gesteld format.

2. De houder dient een registratie bij te houden. Deze registratie omvat gegevens met betrekking tot de peuter en ouders:

  • a.

    een door de ouders ondertekend contract met daarin de namen, adres(sen) en BSN van ouders;

  • b.

    bewijs geen recht op kinderopvangtoeslag;

  • c.

    naam, geboortedatum en BSN van de peuter waarop de subsidie betrekking heeft;

  • d.

    indien het gaat om een VVE-peuterplaats, een bewijs van indicatiestelling VVE van het consultatiebureau.

De houder kan deze gegevens indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente.

3. De houder verleent medewerking aan een (on)aangekondigde controle van het college, Inspectie van het Onderwijs en de GGD. De controle kan gericht zijn op het toetsen van de kwaliteit van de voorschoolse voorziening als ook op de inhoud en de juistheid van de gegevens conform lid 2.

Artikel 15Bevoorschotting en betaling

1. Indien de beschikking tot subsidieverlening meer dan € 25.000,= bedraagt gaat het college over tot bevoorschotting van de subsidie. Het college bepaalt de hoogte van het voorschot en het aantal termijnen waarin dit betaalbaar wordt gesteld. Voorschotten worden verrekend bij de vaststelling van de subsidie.

2. De subsidie wordt uitbetaald aan de houder.

Artikel 16 Aanvullende bevoegdheid

In die gevallen, waarin deze nadere regel niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan artikelen van deze nadere regel buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het doel van deze nadere regel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 18 Intrekking nadere regel

Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze nadere regel wordt de ‘Nadere regel subsidiëring regulier peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2019’ ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

Artikel 20 Citeertitel

  • Dit besluit wordt aangehaald als: Nadere regel subsidiëring regulier peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2020

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten van 30 januari 2020

College van burgemeester en wethouders van Asten,

mr. W.M.A. Verberkt

secretaris

mr. H.G. Vos

burgemeester


Noot
1

Onder kinderopvang valt kinderdagopvang en het reguliere peuterwerk. Regulier peuterwerk is een kortdurend aanbod in een kindercentrum. Kortdurend houdt in dat peuters, in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, niet de hele dag en/of week naar het peuterwerk gaan. Het is niet bedoeld als dagopvang. Het zijn korte dagdelen variërend van 2,5 tot 4 uur per dagdeel.

Noot
2

In de praktijk komt het voor dat een peuter bijv. in juni 4 jaar wordt en pas in augustus de overstap maakt naar de basisschool. Voor deze peuter zou dan strikt genomen geen subsidie meer beschikbaar worden gesteld en waarschijnlijk zullen de ouders dan stoppen met het regulier peuterwerk/VVE. Voor deze peuters wordt een uitzondering gemaakt, zij kunnen tot aan de zomervakantie gebruik blijven maken van het regulier peuterwerk/VVE. De gemeente subsidieert maximaal 2 maanden extra tot aan de start van de zomervakantie, voorbeeld: een kind wordt eind mei 4 jaar en gaat dan nog niet naar de basisschool, de gemeente subsidieert dan nog extra tot aan de zomervakantie.

Noot
3

Zie noot 2.

Noot
4

Hieronder valt ook het toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs.

Noot
5

Het gemeentelijk beleid is neergelegd in het ‘Beleidsplan sociaal domein 2018-2021’, maart 2018, de ‘Notitie subsidiëring regulier peuterwerk en voorschoolse educatie gemeente Asten’, april 2019, beleidskader ‘Voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten’, maart 2018 en de LEA.