Regeling vervallen per 01-06-2020

Beleidsregels inkomensondersteuning Participatiewet 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-05-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Beleidsregels inkomensondersteuning Participatiewet 2020

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen,

Gelet op de bepalingen van artikel 35 van de Participatiewet,

BESLUIT:

Algemeen

Als iemand een laag inkomen heeft, waarmee hij of zij in een bijzondere situatie niet uitkomt, dan kan onder omstandigheden een beroep gedaan worden op bijzondere bijstand voor kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In deze beleidsregels worden de kaders uiteengezet voor een aanvraag om bijzondere bijstand. Benadrukt moet worden, dat dit algemene kaders zijn en er dus individuele omstandigheden kunnen zijn om hiervan af te wijken.

Ten aanzien van de in deze beleidsregels opgenomen regelingen waarbij percentages van de bijstandsnormen gelden, hanteert het college de volgende, naar boven afgeronde Inkomensgrenzen.

Voor personen tot de pensioengerechtigde leeftijd:

100%

110%

120%

130%

Alleenstaande

€ 1.060,-

€ 1.166,-

€ 1.272,-

€ 1.378,-

Alleenstaande ouder

€ 1.360,-

€ 1.496,-

€ 1.632,-

€ 1.768,-

Gehuwden

€ 1.510,-

€ 1.661,-

€ 1.812,-

€ 1.963,-

Voor personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd gelden de onderstaande bedragen:

100%

110%

120%

130%

Alleenstaande

€ 1.180,-

€ 1.305,-

€ 1.422,-

€ 1.545,-

Alleenstaande ouder

€ 1.440,-

€ 1.584,-

€ 1.728,-

€ 1.872,-

Gehuwden

€ 1.600,-

€ 1.760,-

€ 1.920,-

€ 2.080,-

Voor personen die in een inrichting verblijven met een zak- en kleedgeldnorm:

100%

110%

120%

130%

Alleenstaande

€ 340,-

€ 375,-

€ 410,-

€ 445,-

Alleenstaande ouder

€ 455,-

€ 505,-

€ 550,-

€ 595,-

Gehuwden

€ 535,-

€ 590,-

€ 645,-

€ 700,-

Voor personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd verblijvende in een inrichting:

100%

110%

120%

130%

Alleenstaande

€ 365,-

€ 405,-

€ 440,-

€ 475,-

Alleenstaande ouder

€ 530,-

€ 585,-

€ 640,-

€ 690,-

Gehuwden

€ 585,-

€ 645,-

€ 705,-

€ 765,-

(Alle bedragen zijn netto per maand, exclusief vakantiegeld)

A.Bijzondere bijstandsverlening Participatiewet

1. Indiening aanvraag

Op grond van artikel 44 van de Participatiewet wordt geen (bijzondere) bijstand verstrekt met terugwerkende kracht. Op dit artikel wordt een uitzondering gemaakt, als een aanvraag wordt ingediend binnen drie maanden nadat de kosten zich voordoen. Er kan met maximaal drie maanden terugwerkende kracht bijzondere bijstand worden verstrekt.

2. Drempelbedrag

Het college heeft de bevoegdheid bijzondere bijstand te weigeren indien de kosten op jaarbasis een bepaald “drempelbedrag” niet te boven gaan. Het college hanteert geen drempelbedrag.

3. Draagkracht

Het college heeft de bevoegdheid te bepalen in hoeverre het inkomen dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm in aanmerking wordt genomen bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand. We spreken over draagkracht.

Het college hanteert de volgende draagkrachtregels:

  • De inkomensvrijlating en vermogensvrijlating zijn van toepassing bij het bepalen van de draagkracht. Inkomen en vermogen dat hieronder valt, wordt buiten beschouwing gelaten.

  • De individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag worden niet beschouwd als een voorliggende voorziening en/of middel.

Draagkrachtpercentages

Het draagkrachtpercentage bedraagt 100% bij de bijzondere bijstand voor de volgende toeslagen/kosten:

  • Woonkostentoeslag;

  • Toeslag voor voormalig alleenstaande ouders;

  • Bijzondere bijstand voor 18- tot 21-jarigen voor zover die de algemene bijstandsnorm ex artikel 20 lid 1 onder a en lid 2 onder a Participatiewet te boven gaat;

  • Bijstand voor kosten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen;

  • Het draagkrachtpercentage bedraagt 30% wanneer het gaat om bijzondere bijstand voor alle andere kosten.

Draagkracht gezinnen met kinderen

Voor alleenstaande ouders en gezinnen met één ten laste komend kind wordt het draagkrachtloos inkomen gesteld op de inkomensgrens van 110% met dien verstande dat als men in de hierboven beschreven periode van drie jaar zit, gedurende deze periode een draagkrachtloos inkomen van de inkomensgrens van 120% geldt.

Voor alleenstaande ouders en gezinnen met twee of meer ten laste komende kinderen wordt het draagkrachtloos inkomen gesteld op 120% van de toepasselijke inkomensgrens.

Draagkracht verlagende kosten voor gezinnen met kinderen

Voor zover belanghebbenden met kinderen, kosten voor peuterarrangementen en/of kinderopvang hebben, die voor eigen rekening komen, worden deze kosten bij de draagkrachtberekening in mindering gebracht.

Draagkracht ouderen

Bij personen die de pensioengerechtigde leeftijd of ouder hebben bereikt, met een inkomen naast de AOW, wordt het draagkrachtloos inkomen gesteld op de inkomensgrens van 120%.

Van het inkomen boven de inkomensgrens van 120%, wordt 30% van het meerdere als draagkracht beschouwd.

Bij het vaststellen van het inkomen wordt de pensioenvrijlating ex artikel 33 lid 5 Participatiewet meegeteld. De 120%-draagkrachtregel geldt niet bij een aanvraag woonkostentoeslag.

Voordat het inkomen dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm als draagkracht in aanmerking genomen wordt, wordt er een forfaitair bedrag voor kleinere medische kosten voor een alleenstaande en een bedrag voor gehuwden in mindering gebracht.

Draagkracht chronisch zieken en gehandicapten

Bij chronisch zieken en gehandicapten wordt het draagkrachtloos inkomen gesteld op de inkomensgrens van 120%. Van het inkomen boven de inkomensgrens van 120% wordt 30% van het meerdere als draagkracht beschouwd.

De 120%-draagkrachtregel geldt niet bij een aanvraag woonkostentoeslag.

Tot de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten behoren in ieder geval de volgende personen:

  • Belanghebbenden van 18 jaar of ouder die een voorziening ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning hebben

  • Belanghebbenden die een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO-, WIA- (WGA- en IVA), Wajong- of WAZ-uitkering) ontvangen

  • Belanghebbenden die kunnen aantonen chronisch ziek of gehandicapt te zijn.

Draagkracht in geval van beslag, WSNP of MSNP

Inkomsten worden in aanmerking genomen als een belanghebbende daarover beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. In geval van WSNP of minnelijke schuldregelingen wordt iemand voorondersteld geen draagkracht te hebben. In geval van executoriaal beslag wordt het bedrag waarvoor beslag is gelegd niet als inkomen beschouwd.

Wordt de schuld van de belanghebbende veroorzaakt door tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, dan is het beslag, WSNP of MSNP aan hem te wijten. In dat geval blijft toekenning van bijzondere bijstand achterwege, of kan in uitzonderlijk geval in de vorm van een geldlening plaatsvinden.

4. Reserveringscapaciteit

Voor de kosten van aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen geldt dat een belanghebbende geacht wordt te reserveren van het inkomen dat men heeft. Onder inkomen wordt ook verstaan een bijstandsuitkering.

Op deze hoofdregel maakt het college de volgende uitzonderingen:

- Pensioengerechtigde leeftijd

Belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd of ouder hebben bereikt worden geacht geen reserveringscapaciteit te hebben. In geval van een echtpaar moeten beide partners de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.

- Inkomen op bijstandsniveau

Als een belanghebbende, voorafgaand aan de aanvraag, tenminste gedurende drie jaar was aangewezen op een inkomen ter hoogte van 100% van de voor hem geldende inkomensgrens, wordt hij geacht geen reserveringscapaciteit te hebben. De bijzondere bijstand wordt dan ook om niet verstrekt.

Als een belanghebbende had kunnen reserveren, maar het niet heeft gedaan, kan de aanvraag worden afgewezen of kan bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt worden. Deze lening komt niet voor kwijtschelding in aanmerking. Het ontbreken van reserveringscapaciteit omdat men aflost op schulden, is geen bijzondere omstandigheid die een uitzondering rechtvaardigt.

5. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen

Het college hanteert als het gaat om bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen de volgende regel:

Het college hanteert een lijst met noodzakelijke goederen die in beginsel in aanmerking komen voor vergoeding uit bijzondere bijstand. Voor wat betreft de hoogte van de bijzondere bijstand geldt dat het college:

  • voor de goederen uitgaat van het actuele prijsniveau van tweedehandsgoederen. Het bureauhoofd van het Bureau Inkomensondersteuning stelt jaarlijks per 1 januari de exacte hoogte van de vergoedingen vast. Per 1-1-2019 worden de vergoedingen gebaseerd op de prijstabel uit het collegebesluit ‘Aanpassing vergoedingen bijzondere bijstand inrichtingskosten’ (25-09-2018).

  • voor wasmachines, koelkasten, kookplaten, stofzuigers, matrassen, beddengoed en vloerbedekking 100% van de NIBUD-prijs hanteert, vanuit het oogpunt van respectievelijk duurzaamheid, hygiëne en maatwerk.

Bij de vervanging van duurzame gebruiksgoederen wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • Het college gaat ervan uit dat de gemiddelde leeftijd van duurzame gebruiksgoederen acht jaar bedraagt, ook als deze tweedehands worden aangeschaft. Binnen deze termijn is geen bijzondere bijstand mogelijk voor dezelfde soort duurzame gebruiksgoederen. In individuele gevallen is het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken binnen acht jaar, als de noodzaak van de kosten voor vervanging niet verwijtbaar is. Bijzondere bijstand kan dan worden verstrekt voor reparatie of nieuwe aanschaf. Als het college tot het oordeel komt dat de noodzaak voor de kosten wel verwijtbaar is, dan kan in uitzonderlijk geval bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van een lening wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Bijzondere bijstand bij Housing First van de GGD

Het college neemt aanvragen voor bijzondere bijstand van cliënten/klanten uit het traject Housing first van de GGD pas in behandeling na twee jaar nadat zij de woninginrichting in natura van de GGD, met een waarde van €2500,-,hebben ontvangen. De verstrekking in natura (middels subsidie) is in de plaats gekomen van de reguliere individuele bijzondere bijstand. De reguliere regels worden toegepast, met inachtneming van de al verstrekte wooninrichting.

Controle en verantwoording

Het college onderzoekt steekproefsgewijs de besteding van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen. Aan rechthebbende wordt daartoe de verplichting opgelegd om de benodigde (objectief verifieerbare) bewijsstukken te bewaren gedurende de periode van twee jaar. Als 85% van het verstrekte bedrag genoegzaam verantwoord is, ziet het college af van verdere controle en eventuele terugvordering. Van genoegzame verantwoording is sprake als uit de bewijsstukken blijkt dat 85% van het verstrekte bedrag is besteed aan daadwerkelijke aanschaf van het product of de producten.

Indien minder dan 85% van het verstrekte bedrag verantwoord kan worden, wordt het totale bedrag (minus het verantwoorde deel) teruggevorderd. In dat geval kan men geen aanspraak maken op een bestedingsvrij deel.

GKB

Voor rechthebbenden die minder dan drie jaar voorafgaand aan de aanvraag een inkomen van 100% van de voor hen relevante inkomensgrens hebben gehad, is een lening van de Gemeentelijke Kredietbank een voorliggende voorziening. Voor de lening van de kredietbank kan een borgstelling worden verleend uit de bijzondere bijstand. Als er borgstelling plaatsvindt, valt de besteding van de lening voor wat betreft verantwoording onder voornoemd regime.

Als de lening van de kredietbank onvoldoende is voor de noodzakelijke kosten, is onder omstandigheden bijzondere bijstand in een lening ter aanvulling mogelijk.

6. Duurzame gebruiksgoederen en fraudeschuld

Bij de beoordeling of een belanghebbende voor de kosten van aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen geacht wordt te hebben kunnen reserveren van de toepasselijke inkomensgrens hanteert het college de volgende regel:

Bij een aanvraag voor bijstand voor duurzame gebruiksgoederen speelt de aanwezigheid van fraudeschulden een rol. Is er sprake geweest van verzwegen inkomsten of woonfraude, dan heeft men extra inkomsten genoten. Men had dan kunnen reserveren voor de kosten waarvoor men bijstand vraagt. Het feit dat de ten onrechte verstrekte bijstand wordt teruggevorderd, doet hier niets aan af.

Wil de fraudeschuld een rol spelen in de beoordeling moet aan het volgende criteria voldaan zijn:

  • De fraude moet zijn gepleegd in de drie jaar direct voorafgaand aan de datum van aanvraag voor bijzondere bijstand.

  • De fraude is minimaal voor een bedrag van €1500,- geweest

7. Bijzondere bijstand voor volledige woninginrichting

Bij de beoordeling van de noodzaak tot bijstandsverlening voor de kosten van een volledige woninginrichting hanteert het college de volgende regels:

  • Voor kosten van de (volledige) inrichting van een woning door mensen die (voor het eerst) zelfstandige woonruimte betrekken, wordt geen bijstand verstrekt. De eerste inrichting van zelfstandige woonruimte komt voor eigen rekening. Ook een verhuizing vanuit een studentenflat of -kamer wordt als een eerste inrichting aangemerkt.

  • Voor meerderjarige (bij ouders) inwonende kinderen geldt dat er geen sprake is van eerste inrichting. Een aanvraag wordt dan beschouwd als een aanvraag om bijstand voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen.

  • Bij verstrekking van bijzondere bijstand aan gehuwden of samenwonenden geldt dat beide partners in gelijke mate aanspraak hebben op de bijstand voor het duurzame gebruiksgoed.

Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor noodzakelijk uitwonende personen. Voor personen die noodzakelijk verhuizen naar een zelfstandige woning of een zelfstandige woonruimte en die niet in staat zijn geweest om te reserveren voor de inrichting van hun woonruimte, is bijzondere bijstand voor inrichtingskosten mogelijk. De bijstand wordt verstrekt als lening. Personen die in aanmerking komen voor deze geldlening zijn bijvoorbeeld:

  • Vergunninghouders die voor het eerst de beschikking krijgen over een eigen woonruimte;

  • personen die in een inrichting hebben gezeten en die een inkomen ontvingen ter hoogte van een zak- en kleedgeldnorm;

  • jongeren die door omstandigheden niet meer bij hun ouders kunnen wonen;

  • in het geval er sprake is van een echtscheiding of verlating;

  • personen die vanuit een justitiële inrichting naar een woning/kamer gaan;

  • personen die begeleid wonen en verhuizen van een kamer naar een woning en een netto inkomen ontvingen lager dan de van toepassing zijnde 100% inkomensgrens.

In lijn met de hoofdregel van duurzame gebruiksgoederen geldt eventuele bijzondere bijstand slechts in aanvulling op een lening van de kredietbank die als voorliggend wordt beschouwd.De bijzondere bijstand wordt dan verstrekt als geldlening die in aanmerking komt voor kwijtschelding.

Dit geldt niet voor noodzakelijk uitwonende jongeren tot 21 jaar. Voor deze groep geldt de GKB niet als voorliggende voorziening. De wijze van verstrekking van de bijzondere bijstand voor deze groep gebeurt in twee delen. Het eerste deel moet eerst verantwoord worden. Enkel wanneer daar voor dat totaal bedrag verifieerbare bewijsstukken worden overgelegd, wordt het tweede deel uitbetaald. Deze geldlening komt voor kwijtschelding in aanmerking.

Indien nodig kunnen deze personen ook aanspraak maken op bijzondere bijstand voor de kosten voor de eerste huurtermijn, de borgsom en administratiekosten in verband met het huren van de woonruimte. Ook deze bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening. Als over de periode waarvoor bijstand is verstrekt voor de kosten van huur, recht op een woonkostentoeslag of huurtoeslag ontstaat, dient het bedrag van de toeslag aan de gemeente Nijmegen te worden betaald, ter aflossing van de lening.

Inrichting na echtscheiding of verlating

Bij een aanvraag voor bijstand voor inrichtingskosten na een scheiding wordt uitgegaan van de aanwezigheid van een halve inboedel of de waarde daarvan. Met afwijkende afspraken die eventueel zijn gemaakt, wordt geen rekening gehouden. Staat de noodzaak van bijstandsverlening vast, dan wordt uitgegaan van maximaal de helft van de richtprijs voor een volledige inrichting. Voor woningstoffering geldt dat in dat geval 100% van het normbedrag wordt vergoed. De eventuele bijzondere bijstand als lening geldt slechts in aanvulling op een lening van de kredietbank die als voorliggend wordt beschouwd.

Verhuizing

Als een belanghebbende een indicatie op basis van de huisvestingsverordening voor rolstoelgeschikte en levensloopgeschikte woningenurgentieverklaring heeft gekregen via het Swt, is de noodzaak voor verhuiskosten een gegeven. Als de belanghebbende aan de overige voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoet, is bijzondere bijstand voor verhuiskosten mogelijk.

8. Toeslagen voormalige alleenstaande ouder (garantietoeslag)

Als het laatste kind niet langer ten laste van een alleenstaande ouder komt, vervalt het recht op een kindgebonden budget.

Ter compensatie van een terugval in het gezamenlijke inkomen hanteert het college de volgende regel:

Bij een terugval in het gezamenlijke inkomen van de ouder en het kind, wordt ter compensatie, een garantietoeslag toegekend. Voorwaarde hierbij is dat het kind en de ouder hun hoofdverblijf in dezelfde woning houden. De garantietoeslag bedraagt maximaal het verloren recht op kindgebonden budget minus de inkomsten van het inwonende kind. Daarbij wordt rekening gehouden met daadwerkelijk ontvangen inkomsten alsmede inkomsten waar het kind in redelijkheid aanspraak op zou kunnen maken, zoals studiefinanciering of een eigen uitkering. De garantietoeslag stopt als het kind 21 jaar wordt.

9. Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunning

Vreemdelingen die een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd hebben en die op enig moment verlengd moet worden, moeten hoge legeskosten betalen. Dit geldt ook voor aanvraag verblijfsvergunning voor hier te lande geboren kinderen uit niet Nederlandse ouders.

Bijzondere bijstand voor legeskosten voor verblijfsvergunningen is mogelijk voor:

  • Legeskosten voor verlengingen van vergunningen voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd en wijzigingen in verblijfsdoelen.

  • Legeskosten voor hier te lande geboren kinderen uit niet Nederlandse ouders.

10. Bijzondere bijstand voor woonkosten

Woonkosten behoren tot de noodzakelijke kosten van bestaan. Uitgangspunt is dat de algemene bijstand in combinatie met huurtoeslag voorziet in de woonkosten.

Het college hanteert op dit uitgangspunt de navolgende aanvullende regel:

Indien (nog) geen of onvoldoende aanspraak op huurtoeslag bestaat, kan via de bijzondere bijstand een tijdelijke woonkostentoeslag worden verstrekt. Het betreft de volgende situaties:

  • Wegens een huur boven de maximale huur ingevolge de Wet op de huurtoeslag bestaat er geen recht op huurtoeslag.

  • Door een wijziging in het huishouden wordt een te lage huurtoeslag ontvangen.

  • Er is sprake van een koopwoning waardoor de Wet op de huurtoeslag niet geldt.

* Voor de bepaling van de hoogte van de woonkostentoeslag wordt aangesloten bij de systematiek van de Wet op de huurtoeslag.

Als er sprake is van een koopwoning wordt voor de berekening van de woonkostentoeslag rekening gehouden met de volgende netto woonlasten:

  • bruto hypotheekrente per maand

  • rioolrecht per maand

  • eigenaarsgedeelte onroerend zaakbelasting per maand

  • opstal/brandverzekering per maand

  • waterschapslasten per maand

Bijzondere bijst and woonlasten tijdens detentie

Als iemand in detentie zit, is onder omstandigheden bijzondere bijstand mogelijk voor huurdoorbetaling. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • Het moet gaan om een periode van langer dan één, maar maximaal zes maanden.

  • Er mag geen sprake zijn van huurachterstand.

  • Op het adres staan geen andere meerderjarigen ingeschreven.

  • De straf kan niet alleen in het weekend of in vakantietijd worden uitgezeten.

  • Eigen vermogen wordt (met uitzondering van één maand huur) eerst ingezet.

  • Bijzondere bijstand is niet mogelijk als bewust is gekozen voor hechtenis in plaats van een boete.

  • Bijzondere bijstand wordt in beginsel als geldlening verstrekt.

  • Er mag niet eerder bijzondere bijstand voor woonlasten tijdens detentie zijn verstrekt aan belanghebbende, met andere woorden deze regeling wordt slechts eenmaal per persoon ingezet.

11. Medische en medisch gerelateerde kosten

Als uitgangspunt geldt dat geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor medische kosten. In de regel zullen deze kosten vallen onder een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de wet. Hierbij kan worden gedacht aan de Zorgverzekeringswet en de Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering (CAZ) van de gemeente Nijmegen in het bijzonder. In aanvulling op deze hoofdregel hanteert het college het volgende beleid.

Situatie rechthebbende

CAZ-verzekerd

Niet CAZ-verzekerd, maar wel aanvullend verzekerd

Niet CAZ-verzekerd en niet aanvullend verzekerd

Eigen bijdrage Wmo

Kosten worden vergoed door verzekeraar

Ofwel verzekeraar vergoedt, anders bijzondere bijstand mogelijk tot volgende overstapmogelijkheid

Bijzondere bijstand mogelijk tot volgende overstapmogelijkheid

Tandartskosten (geen orthondontie)

CAZ vergoedt deel, bijzondere bijstand als aanvulling mogelijk naar hoogte van bedrag van gunstigste CAZ-pakket.

Verzekeraar vergoedt deel, bijzondere bijstand als aanvulling mogelijk naar hoogte van bedrag van gunstigste CAZ-pakket.

Geen bijzondere bijstand.

Bril/lenzen

Geen bijzondere bijstand.

Bijzondere bijstand mogelijk tot bedrag dat men in CAZ (gunstigste pakket) zou hebben ontvangen.

Geen bijzondere bijstand.

Hoortoestel

Bijzondere bijstand mogelijk voor eigen bijdrage naar hoogte van CAZ-bedrag voor hoortoestellen.

Idem als bij CAZ-verzekerden, tot volgende overstapmogelijkheid.

Geen bijzondere bijstand.

Pedicure

Geen bijzondere bijstand.

Alleen bij medische noodzaak vergoeding mogelijk tot hoogte van gunstigste CAZ-pakket, tot volgende overstapmogelijkheid.

Geen bijzondere bijstand.

Toelichting:

Waar vermeld staat dat geen bijzondere bijstand wordt verstrekt, of het bedrag is gemaximeerd, geldt dat men zich dient te realiseren dat het een beoordeling in het kader van bijzondere bijstand betreft. Individuele situaties kunnen altijd noodzaken tot afwijken van deze hoofdregel. Hierbij valt te denken aan situaties met een medische noodzaak.

Waar gesproken wordt van ‘overstapmogelijkheid’, geldt dat van iemand verwacht mag worden dat hij zo spoedig mogelijk kiest voor de aanvullende zorgverzekering die het beste aansluit bij de medische kosten die hij kan voorzien. Dat zal in de regel het eerstvolgende kalenderjaar zijn. Dit ligt anders bij de rechthebbenden die vanwege een betalingsachterstand feitelijk niet kunnen wisselen van zorgverzekering. Van deze rechthebbenden wordt verwacht dat zij alles in het werk stellen om de blokkade voor overstappen op te heffen. Ter overbrugging is bijzondere bijstand mogelijk. Na vier jaar wordt van iemand verwacht via wettelijke of minnelijke schuldsanering schuldenvrij te zijn, waarbij drie jaar voor de regeling geldt en een jaar om deze op te starten. Na deze periode zal op individueel niveau bekeken moeten worden of er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid of dat bijzondere omstandigheden noodzaken tot verlengen van de periode.

Medisch gerelateerde kosten

Aantoonbare meerkosten

Het college beschouwt de medisch gerelateerde aantoonbare meerkosten die belanghebbenden die behoren tot de doelgroep kunnen hebben in het kader van bijzondere bijstand als noodzakelijke kosten. Het betreft dan onder andere mogelijke meerkosten van kledingslijtage, bewassing, stookkosten, maaltijden en personenalarmering.

Voor een advies over de noodzaak voor de meerkosten voor kledingslijtage, stookkosten of bewassingnaar aanleiding van een ziekte of beperking wordt een extern onafhankelijk bureau ingeschakeld. De indicatie is geldig voor de duur van maximaal 5 jaar, tenzij uit de indicatie blijkdat er sprake is van een blijvende ziekte of beperking. Dan hoeft er geen nieuwe indicatie meer te worden gevraagd.

Kledingvervanging

Het college acht bijzondere bijstand voor vervanging van kleding mogelijk in het geval dat de belanghebbende in verband met ziekte of een beperking in ieder geval binnen een termijn van 6 maanden noodzakelijkerwijs zijn garderobe moest aanpassen vanwege een sterk gewijzigde lichaamsomvang. De volgende punten zijn in het algemeen geen reden om bijstand te verlenen:

  • Gewichtsverlies als gevolg van een al dan niet op medisch advies tot stand gekomen vermagering;

  • afwijkende lichaamsbouw waarvoor maatkleding nodig is;

  • aanschaf van kleding in verband met een seksetransformatie;

  • het betalen van de eigen bijdrage van Orthopedisch schoeisel

Voor de hoogte van de vergoeding wordt een kledingpakket voor een volwassene van de Nibudprijzengids aangehouden.

K ledingslijtage

Het college gaat ervan uit dat als gevolg van een medische of sociale handicap sprake kan zijn van meer dan algemeen gebruikelijke kosten voor herstel of vervanging van kleding. Deze kosten doen zich met name voor bij het gebruik van kunst- en hulpmiddelen en het gebruik van geneesmiddelen. Voor kinderen onder de 4 jaar worden deze kosten als normaal beschouwd. Gebruikers van alleen (elleboog)krukken hebben geen extra kosten omdat zich nauwelijks slijtage voordoet.

Aantoonbare meerkosten waskosten

Het college beschouwt de kosten die de belanghebbende die in een inrichting verblijft moet maken voor het uitbesteden van de was, indien de was niet uitbesteed kan worden aan familieleden, als noodzakelijke kosten. Het bedrag dat verschuldigd is om de was uit te besteden aan de inrichting wordt dan vergoed.

Kosten deskundigheidsverklaring transgenders

De kosten die transgenders maken voor de wijziging van de identiteit in hun geboorteakte en in de Basisregistratie Personen worden als noodzakelijke kosten aangemerkt.

Het betreft dan de kosten van een deskundigheidsverklaring, de kosten ter verkrijging van deze verklaring en de kosten voor de wijzing van de geboorteakte en identiteitswijziging in de Basisregistratie Personen.

12. Bijzondere bijstand voor reiskosten

Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten welke uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan.

Als uitzondering op deze hoofdregel hanteert het college de volgende regel:

Voor vergoeding van reiskosten via de bijzondere bijstand komen in aanmerking de belanghebbenden die:

  • Bezoek brengen aan gedetineerden in Nederland. De gedetineerde moet een partner of een eerste- of tweedegraads bloedverwant zijn. De vergoeding is maximaal 2 maal per maand en voor maximaal 2 personen.

  • Bezoek brengen aan partner, of een eerste- of tweedegraads bloedverwant die buiten Nijmegen is opgenomen in een ziekenhuis of verpleeginrichting. De vergoeding is maximaal 2 maal per maand en voor maximaal 2 personen.

  • Bezoek brengen aan een kind dat door Jeugdzorg in het kader van een OTS buiten Nijmegen uit huis is geplaatst. De vergoeding is maximaal 2 maal per maand en voor maximaal 2 personen. Incidenteel komen extra bezoeken in verband met gesprekken op de instelling, waar het kind verblijft, ook voor vergoeding in aanmerking.

  • Een ten laste komend kind hebben, dat onderwijs volgt buiten Nijmegen en dat kind, gelet op de leeftijd, nog niet kan beschikken over een OV jaarkaart. Voorwaarde is wel dat dit onderwijs niet in Nijmegen te volgen is. Vergoeding vindt plaats op basis van het openbaar vervoer.

  • Een eigen bijdrage moeten voldoen voor medisch noodzakelijke reiskosten wanneer deze niet of niet volledig vergoed worden vanuit de aanvullende verzekering.

Hoogte bijzondere bijstand

Als voldaan is aan een van bovenstaande voorwaarden is bijzondere bijstand mogelijk naar de hoogte van:

  • a.

    bij gebruik van openbaar vervoer: een reis in de tweede klas van het openbaar vervoer;

  • b.

    bij gebruik van auto: € 0,19 per kilometer, tot maximaal het bedrag dat op basis van openbaar vervoer verstrekt zou zijn.

13. Bijzondere bijstand voor computer

Bijzondere bijstand voor een computer voor kinderen in basisonderwijs (vanaf groep 6) en voortgezet onderwijs is niet mogelijk. Stichting Leergeld geldt hiervoor als voorliggende voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend en toereikend te zijn. Het schooljaar 2019-2020 is een overgangsjaar, in die zin dat bijzondere bijstand mogelijk is voor een computer voor kinderen in groep 6 ter hoogte van € 500,- per gezin. Voor deze regeling geldt een afwijking ten aanzien van het draagkrachtloos inkomen, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de normen van Stichting Leergeld. Dat betekent dat 120% wordt aangehouden voor een huishouden met 1 kind en 130% voor een huishouden met 2 of meer kinderen.

14. Eigen bijdrage rechtsbijstand en kosten bewindvoering, mentorschap

Eigen bijdrage rechtsbijstand.

Voor de kosten die de belanghebbende heeft bij het voeren van een procedure met gefinancierde rechtshulp is bijzondere bijstand mogelijk voor:

  • de eigen bijdrage voor rechtsbijstand en

  • het griffierecht bij een beroepsprocedure.

Voor de hoogte van de eigen bijdragen kan de site van de Raad voor de Rechtsbijstand worden geraadpleegd. De hoogte van het griffierecht is afhankelijk van de zaak en de instantie. Voor vergoeding gelden plafondbedragen. We houden daarbij de bedragen aan die gelden voor onvermogenden. Zie hiervoor de site van de Rechtspraak.

Belanghebbenden  kunnen een korting op de eigen bijdrage krijgen, als zij vooraf eerst het Juridisch Loket bezoeken. De gemeente Nijmegen  gaat er van uit dat belanghebbenden eerst gebruik maken van de dienstverlening van het Juridisch Loket Er wordt per toevoeging dan ook slechts bijzondere bijstand verstrekt ter hoogte van de eigen bijdrage minus de korting. Bijkomende kosten voor administratie , telefoon, uittreksels, reis en verblijfskosten e.d. komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Kosten Beheer en bewind

WSNP-bewind

Voor de kosten in verband met bewind in het kader van de WSNP bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand. Als blijkt dat de boedel niet voldoende is, is bijzondere bijstand mogelijk. Dit is feitelijk pas volledig duidelijk na de slotuitdeling. Wordt tijdens het WSNP-traject bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de bewindvoerder, dan dient deze aanvraag om die reden afgewezen te worden.

Beschermingsbewind en Schuldenbewind

Voor de kosten in verband met beschermingsbewind en schuldenbewind bestaat er recht op bijzondere bijstand overeenkomstig de uitspraak van de kantonrechter of overeenkomstig de landelijke regelgeving.

Mentorschap

Voor de kosten in verband met mentorschap bestaat er recht op bijzondere bijstand overeenkomstig de BPBI/lijsten en de landelijke regelgeving.

Vrijwillig budgetbeheer

Als er sprake is van verslaving of herhaalde schuldenproblematiek, dan wel bij gebleken onvermogen met geld om te gaan of bij verwijzing door een hulpverleningsinstelling, bestaat er recht op bijzondere bijstand voor de kosten van budgetbeheer. Voor vrijwillig budgetbeheer wordt als maximum  het standaardtarief beschermingsbewind gehanteerd.

Bewindvoeringskosten PGB beheer

Voor de kosten van bewindvoering voor PGB beheer wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. De reden hiervoor is dat de klant de keuze heeft voor een PGB of zorg in natura. Wanneer de keuze is gemaakt voor een PGB, dan kunnen de kosten voor beheer hiervan niet worden afgewenteld op de bijstand.

Wanneer doen de kosten zich voor?

Het college hanteert de regel dat een aanvraag voor bijzondere bijstand moet zijn ingediend binnen drie maanden nadat de kosten zich voordoen. Er wordt dus maximaal drie maanden terugwerkende kracht verstrekt. Ten aanzien van beheer en bewind geldt dat het moment dat de beschikking is afgegeven heeft te gelden als het moment dat de kosten zich voordoen. Een aanvraag bijzondere bijstand moet dan ook binnen drie maanden na afgifte datum beschikking worden ingediend. Dit geldt ook voor de eenmalige kosten voor extra werkzaamheden.

Voor WSNP-bewind zijn in de beleidsregels specifieke regels opgenomen.

15. Bijzondere bijstand voor uitvaart

Bijzondere bijstand voor een uitvaart is onder omstandigheden mogelijk. Voor de hoogte van het bedrag wordt aansluiting gezocht bij de kosten die de gemeente maakt op grond van de Wet op de lijkbezorging, namelijk € 2173,00. Deze aanbieder is ook voor particulieren bereikbaar.

B. Beleidsregels omtrent als geldlening verstrekte bijzondere bijstand

1. Geldlening of bijstand om niet

Artikel 51 van de Participatiewet geeft het college de bevoegdheid bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een geldlening of borgtocht te verlenen. Het college hanteert bij de beoordeling de volgende regel:

  • Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt als uitgangspunt verstrekt in de vorm van een geldlening, maar kan onder omstandigheden ook om niet verstrekt worden.

  • Bijstand wordt om niet verleend als belanghebbende direct voorafgaand aan de aanvraag bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen reeds tenminste 3 jaar is aangewezen op een inkomen op bijstandsniveau én de aanvraag niet rechtstreeks het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

2. Aflossing van als geldlening verstrekte bijstand

Ter aflossing van als geldlening verstrekte bijstand hanteert het college de volgende regels:

Ingaande de eerste maand na de maand van verstrekking van bijstand in de vorm van een geldlening wordt de lening in termijnen afgelost.

Uitzonderingen zijn als:

  • de rechthebbende de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en een inkomen heeft op het niveau van een noodzakelijk uitwonende jongere. In dat geval wordt de betalingsverplichting opgeschort tot de 21-jarige leeftijd is bereikt of het inkomen boven de norm is gestegen;

  • er al een aflossing loopt op een als geldlening verstrekte bijstand;

  • er al een aflossing loopt op een lening van bureau Schuldhulpverlening (GKB) voor noodzakelijke kosten waarbij de noodzaak van de GKB lening per geval beoordeeld wordt;

  • er al een verrekening plaatsvindt van een openstaande vordering.

In deze gevallen vindt aflossing plaats na aflossing van eerdergenoemde lening(en) of vorderingen.

  • De aflossingscapaciteit bedraagt 5% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld. Bij personen met een inkomen boven de bijstandsnorm vanwege werkaanvaarding blijft de aflossingscapaciteit 5% van de bijstandsnorm.

  • Een voorschot wordt afgelost door inhouding op de eerstvolgende uitkering.

    Voor aflossing van de met toepassing van artikel 50 van de Participatiewet verstrekte bijstand in de vorm van een geldlening gelden apart regels.

3. Kwijtscheldingsregels geldlening duurzame gebruiksgoederen

Als kwijtscheldingsregels van als geldlening verstrekte bijstand voor duurzame gebruiksgoederen hanteert het college de volgende regel:

Voor een belanghebbende die uitstroomt naar arbeid in loondienst of als zelfstandige in zijn bestaan is gaan voorzien en die nog een lening moet terugbetalen, geldt het volgende:

  • Na 12 termijnen van aflossing naar draagkracht vanaf datum uitstroom wordt de lening omgezet in een verstrekking om niet. Voorwaarde is dat het inkomen van de belanghebbende niet hoger is dan 130% van de relevante inkomensgrens en de belanghebbende gedurende de periode van de 12 aflossingstermijnen geen beroep meer op bijstand voor levensonderhoud heeft gedaan.

  • Is het inkomen hoger dan 130% van de relevante inkomensgrens, dan wordt de helft van de openstaande lening na 12 aflossingstermijnen omgezet in een verstrekking om niet. Na een periode van 24 aflossingstermijnen wordt een eventueel openstaand saldo van de lening omgezet in een verstrekking om niet.

    Onder de voorwaarde dat de belanghebbende gedurende de periode van de aflossingstermijnen geen beroep meer op bijstand voor levensonderhoud heeft gedaan.

    Een (eventueel restant van) als geldlening verstrekte bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt na 36 maanden omgezet in een verstrekking om niet in het geval:

    • de belanghebbende gedurende die 36 maanden volledig, naar de voor hem geldende aflossingscapaciteit de lening heeft afgelost of,

    • de lening gedurende die 36 maanden niet heeft kunnen aflossen vanwege een aflossing van een andere aangegane lening voor noodzakelijke kosten.

Deze kwijtscheldingsregeling geldt niet voor leningen die vanwege een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid zijn verstrekt. Deze leningen kunnen na 120 maandelijkse termijnen van aflossing naar draagkracht worden kwijtgescholden.

C.Individuele Studietoeslag Participatiewet (IST)

1. Ondertekening aanvraag.

Indien belanghebbende een partner heeft, dient de aanvraag door belanghebbende en de partner ondertekend te worden.

2. Doelgroep

Ten aanzien van het vereiste dat de belanghebbende moet zijn ‘een persoon van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft’ geldt het volgende. De bewijslast hieromtrent ligt primair bij de belanghebbende. De belanghebbende kan op de volgende manieren aantonen dat hij aan dit vereiste voldoet:

De belanghebbende kan een verklaring overleggen van een arts of onderwijsinstelling dat de belanghebbende een medisch objectief vaststelbare structurele functionele beperking heeft. Als de belanghebbende een verklaring van de onderwijsinstelling overlegt, kan het college bij twijfel een verklaring van een arts verlangen.

Eventuele kosten, verbonden aan het verkrijgen van de voornoemde verklaringen, blijven voor rekening van belanghebbende.

Mocht het college daartoe aanleiding zien, dan kan het college zelf een arbeidsdeskundig of medisch onderzoek starten. Dit onderzoek komt voor rekening van het college.

3. Gegevens

De belanghebbende overhandigt desgevraagd de bewijsstukken die nodig zijn voor het beoordelen van het recht op de studietoeslag. In ieder geval zijn relevante bewijsstukken:

  • Identiteitsbewijs met persoonsgegevens (zoals naam, geboortedatum, adres);

  • Bewijs van recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming op grond van de WTOS;

  • Verklaring of bewijsstuk als bedoeld onder 2;

  • Actuele bankafschriften over een periode van 6 maanden voorafgaand aan dedag van aanvraag;

  • Gegevens met betrekking tot vermogen op de dag waarop de aanvraag betrekking heeft.

Verificatie kan achterwege blijven als de (relevante) gegevens van de belanghebbende bij het college bekend zijn.

4. Ingangsdatum aanvraag

De ingangsdatum is de eerste van de maand volgend op de datum van aanvraag. Bij de eerste keer dat de belanghebbende een aanvraag doet kan er met terugwerkende kracht worden toegekend voor een periode van hoogstens 3 maanden indien de belanghebbende in die periode voldeed aan de voorwaarden voor IST.

5. Betaling van de bijstand

Uitbetaling van de individuele studietoeslag vindt altijd plaats in de eerste maand volgend op de maand waarop de uitkering betrekking heeft. Ter illustratie, de uitkering van de maand april zal in de maand mei uitgekeerd worden. Voor uitkering dient de belanghebbende gedurende de gehele maand recht te hebben gehad op IST.

D.Individuele inkomenstoeslag

De individuele inkomenstoeslag is een inkomensondersteunende maatregel voor personen die langdurig een laag inkomen hebben en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet).

In de Verordening Individuele Inkomenstoeslag zijn de regels vastgesteld over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Deze 110% grens betreft een gemiddelde over de referteperiode. Dat is van belang zodat wisselende inkomsten boven de norm niet meteen leiden tot uitsluiting. Daarnaast wordt in de verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald.

Het territorialiteitsbeginsel brengt met zich mee dat het lage inkomen volgens het college in Nederland moet zijn genoten. 110% van de van toepassing zijnde inkomensgrens heeft immers in het buitenland lang niet altijd te gelden als een laag inkomen.

  • 1.

    Uitzicht op inkomensverbetering

In deze beleidsregels wordt aangegeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' houdt het college rekening met de omstandigheden van de persoon. Tot die omstandigheden worden in ieder geval gerekend:

- de krachten en bekwaamheden van de persoon, en

- de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Er is in ieder geval sprake van 'uitzicht op inkomensverbetering' als het gaat om een belanghebbende die een MBO-, HBO-, WO-opleiding of een particuliere beroepsopleiding volgt en personen die een dergelijke studie in de 36 maanden voorafgaand aan de peildatum hebben gevolgd.

Ook kan daarvan sprake zijn indien een belanghebbende parttime inkomsten heeft en in staat is om meer uren te gaan werken maar bewust besluit om dat niet te doen.

Verder wordt bij het bepalen van het recht op individuele inkomenstoeslag geen rekening gehouden met opgelegde maatregelen en boetes. Voor zover sprake is (geweest) van fraude, dient dit beoordeeld te worden in het kader van de hoogte van het inkomen: heeft men door de fraude een inkomen boven de inkomensgrens gehad, dan wordt de aanvraag afgewezen op grond van de hoogte van het inkomen. Dat de fraudevordering is of wordt terugbetaald doet daar niets aan af.

Tenslotte heeft in ieder geval geen uitzicht op inkomensverbetering de belanghebbende die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op basis van volledige arbeidsongeschiktheid.

  • 2.

    Vaststelling hoogte inkomen

Wanneer de belanghebbende 36 maanden of langer voorafgaande aan de peildatum een bijstandsuitkering heeft ontvangen, hoeft hij geen bewijsstukken aan te leveren. Het inkomen kan worden vastgesteld op grond van de gegevens van de belanghebbende die aanwezig zijn bij de gemeente.

In andere gevallen moet het inkomen van de belanghebbende gedurende de gehele referteperiode worden vastgesteld. Dat wordt als volgt gedaan:

  • a.

    aan de hand van bewijsstukken van netto-inkomsten in de drie jaar voorafgaande aan de peildatum, zoals afschriften bankrekening, loonstroken etc, en:

  • b.

    aan de hand van jaaropgaven of andere jaaroverzichten van inkomsten in de drie jaar voorafgaande aan de peildatum.

Hierop zijn de volgende uitzonderingen mogelijk:

- Wanneer de belanghebbende de hiervoor genoemde bewijsstukken niet of niet geheel kan leveren, worden bewijsstukken gevraagd die voldoende inzicht geven in het inkomen van de belanghebbende gedurende 36 maanden voorafgaande aan de peildatum.

- Wanneer aan de belanghebbende in de voorgaande jaren een individuele inkomenstoeslag of langdurigheidstoeslag is toegekend, hoeft de belanghebbende alleen bewijsstukken van inkomsten en vermogen aan te leveren van het jaar voorafgaande aan de peildatum (voor peildatum vermogen: zie onder peildatum vermogenstoets).

De noodzaak tot het opvragen van aanvullende of andere gegevens zal per aanvraag verschillen. Als een belanghebbende gedurende de gehele referteperiode een bijstandsuitkering heeft gehad, zijn zowel de inkomens- als vermogensgegevens bekend bij de gemeente. Als de belanghebbende gedurende de referteperiode heeft gewerkt bij dezelfde werkgever, kan worden nagegaan of de aangeleverde gegevens overeenkomen met de gegevens op Suwinet. Bij iemand met wisselende inkomsten bij verschillende werkgevers of bij een zelfstandige, is dat moeilijker. Het blijft mogelijk om in individuele gevallen op een alternatieve manier de inkomsten te verifiëren. De bewijslast ligt echter bij belanghebbende. Die moet aannemelijk maken dat hij gedurende de 36 maanden voorafgaande aan de peildatum heeft geleefd van een inkomen onder de voor hem of haar geldende inkomensgrens. Kan belanghebbende dat niet, dan wordt de aanvraag afgewezen.

Ook wordt opgemerkt, dat net als bij bijzondere bijstand, inkomsten pas in aanmerking mogen worden genomen als de belanghebbende daarover beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Rekening moet worden gehouden met executoriaal beslag, WSNP en minnelijke schuldregelingen. Als een belanghebbende in een schuldregeling zit en na afloop van die regeling uitzicht heeft op een inkomen boven de grens, kan worden gesteld dat iemand concreet uitzicht op inkomensverbetering heeft.

  • 3.

    Peildatum vermogenstoets

Met het oog op de vermogenstoets wordt het vermogen in aanmerking genomen waarover de belanghebbende op de peildatum beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Zo hoeft niet te worden nagegaan of een belanghebbende op geen enkel moment tijdens de referteperiode over vermogen heeft beschikt boven de vermogensgrens.

  • 4.

    Gehuwden/gezamenlijke huishouding

Uitgangspunt is, dat het recht op individuele inkomenstoeslag gehuwden gezamenlijk toekomt. Indien belanghebbenden op de peildatum voor de Participatiewet als gehuwd/gezamenlijke huishouding worden aangemerkt, moeten beide belanghebbenden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 Participatiewet.

Indien op de peildatum bij gehuwden/partners met een gezamenlijke huishouding één partner is uitgesloten van het recht op bijstand, dan kan de andere partner wel recht hebben op de individuele inkomenstoeslag van een alleenstaande (ouder). Omdat belanghebbende wel beschouwd dient te worden als gehuwde, dient het gezinsinkomen te worden getoetst aan de norm van artikel 21 onderdeel b Participatiewet. Ook het inkomen en vermogen van de niet rechthebbende echtgenoot zal aan de eisen van wet en verordening moeten voldoen.

Indien op de peildatum bij gehuwden/partners met een gezamenlijke huishouding één partner niet voldoet aan de voorwaarden van wet en verordening, hebben beide partners geen recht.

Indien de belanghebbende in de referteperiode meerdere partners heeft gehad, dienen de inkomsten en het vermogen van die partners te worden meegenomen in de inkomenstoets.

E.Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering

De gemeente Nijmegen biedt voor belanghebbenden met een inkomen van maximaal 130% van de toepasselijke inkomensgrens een Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering (CAZ) aan. Het pakket is gebaseerd op de standaard aanvullende ziektekostenverzekeringen van de gecontracteerde zorgverzekeraars. Voor het bepalen van de inkomensgrens gaan we uit van het inkomen van de maand november voorafgaande aan het verzekeringsjaar, tenzij er aanwijzingen zijn dat het inkomen over de maand november niet representatief voor het inkomen in het verzekeringsjaar. Een belanghebbende kan verzoeken om een andere peilmaand indien hij kan aantonen dat het inkomen over de maand november niet representatief is voor het inkomen in het verzekeringsjaar.

Vermogen

Bij de vermogensgrens van de CAZ wordt alleen rekening gehouden met liquide middelen op lopende betaalrekeningen en spaarrekeningen. De vermogensgrens is € 7.100 voor een alleenstaande en € 13.200 voor alleenstaande ouder, gehuwden of daarmee gelijkgesteld.

F. Busabonnement

De gemeente Nijmegen biedt voor belanghebbenden met een inkomen van maximaal 130% van de toepasselijke inkomensgrens een busabonnement aan in samenwerking met de vervoerder. Voor het bepalen van de inkomensgrens gaan we uit van het inkomen van de maand voorafgaande aan de maand waarin de aanvraag wordt ingediend, tenzij er aanwijzingen zijn dat het inkomen over die maand niet representatief voor het inkomen in het aangevraagde jaar is. Een belanghebbende kan verzoeken om een andere peilmaand indien hij kan aantonen dat het inkomen over de betreffende maand niet representatief is voor het inkomen in het aangevraagde jaar.

Vermogen

Voor het busabonnement geldt geen vermogenstoets.

Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2020.

  • 2. De Beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet gemeente Nijmegen 2019 worden ingetrokken per 1 januari 2020.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2020, worden op grond van deze beleidsregels beoordeeld, tenzij dat nadeliger uitpakt voor de belanghebbende. Lopende bezwaarprocedures zullen per 1 januari 2020 worden beoordeeld op grond van deze beleidsregels.

  • 4. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet gemeente Nijmegen 2020.

Ondertekening

Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen, op 28 januari 2020.

De Gemeentesecretaris,

mr. drs. A.H. van Hout

De Burgemeester,

drs. H.M.F. Bruls