Regeling vervallen per 20-11-2020

Beleidsregels bijtincidenten honden

Geldend van 11-04-2019 t/m 19-11-2020

Intitulé

Beleidsregels bijtincidenten honden

De burgemeester van Harderwijk

Overwegende dat:

• er in de gemeente meermaals bijtincidenten met honden hebben plaatsgevonden;

• het gewenst is om beleid vast te stellen over de uitleg van het wettelijk voorschrift in artikel 2:59 van de Algemene plaatselijke verordening;

Gelet op:

• de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikelen 1:3 lid 4, 4:81 lid 1, 4:83, 5:31;

• de Gemeentewet (GW), artikelen 125 lid 3 en 172;

• de Algemeneplaatselijke verordening (Apv), artikel 2:59.

Besluit:

De beleidsregel 'Bijtincidenten honden' vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Licht bijtincident:

van een licht bijtincident is sprake wanneer een hond een persoon, hond, ander dier bijt of in plaats daarvan een voorwerp bijt, maar daarbij 

geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

Ernstig bijtincident:

van een ernstig bijtincident is sprake:

1.wanneer het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon, hond of ander dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

2. wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier;

3. wanneer meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een bijtincident zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen plaatsvindt;

4. bij een bijtincident door een hond dat vermeld staat op de lijst van hoog-risico honden van het ministerie;

5. in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

Ernstig letsel:

van ernstig letsel is sprake als bij een persoon, hond of ander dier medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident.

Gevaarlijke hond:

een hond, die een ernstig bijtincident heeft veroorzaakt.

Hinderlijke hond:

een hond, die een licht bijtincident heeft veroorzaakt.

Kort aanlijnen:

aanlijnen van een hond met een deugdelijke lijn met een lengte, die gemeten van hand tot halsband, niet langer is dan 1,50 meter.

Muilkorf:

een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer, of van beide stoffen, die door middel van een

stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is en die

zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen

de korf een geringe opening van de bek van de hond toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Artikel 2 Hinderlijke hond

  • 1.

    De burgemeester acht een hond hinderlijk, in de zin van artikel 2:59 Apv, als een hond een persoon bijt of een ander dier, 

    maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen. De burgemeester geeft de eigenaar of houder van de hond een 

    waarschuwing en kan daarbij een aanlijngebod opleggen.

  • 2.

    Het aanlijngebod geldt zolang de hond in leven is, met uitzondering van artikel 5 lid 3.

Artikel 3 Gevaarlijke hond

1. De burgemeester verklaart een hond gevaarlijk, in de zin van artikel 2:59 (Apv), als er sprake is van een ernstig bijtincicent.

Afhankelijk van de ernst van het incident kan worden overgegaan tot inbeslagname van de hond, of kan worden besloten tot het

opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod.

2. Het aanlijn- en muilkorfgebod geldt zolang de hond in leven is, met uitzondering van artikel 5 lid 3.

Artikel 4 Boete

Overtreding van het opgelegde aanlijnen/of muillmrfgebod in artikel 2 en 3 wordt op grond van artikel 2:59 jo 6: 1, van de APV, 

bestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 5 Gedragstest

1. In opdracht van de eigenaar of houder kan bij de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet

hinderlijk of gevaarlijk is. Dit zogenaamde risico-assessment dient altijd te worden afgenomen door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied benoemde gedragskeurmeester, dan wel een andere erkende en door de gemeente goedgekeurde onderzoeker of faculteit.

2. De kosten voor het laten uitvoeren van een risico-assessment door de eigenaar of houder van de hond zijn voor rekening van de eigenaar of houder van de hond.

3. De burgemeester kan op schriftelijk verzoek van de eigenaar of houder van de hond de opgelegde maatregel opheffen, wanneer de eigenaar of houder van de hond door middel van de in lid 1 genoemde gedragstest aannemelijk heeft gemaakt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.

Artikel 6 Afstand doen of inbeslagname

1. Als de eigenaar of houder van een hond, welke op grond van artikel 3 van deze beleidsregels door de burgemeester is aangemerkt als gevaarlijk, in strijd met het aanlijn en/of muilkorfgebod handelt en de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, wordt de houder of eigenaar gevraagd om vrijwillig afstand te doen van zijn hond.

2. De burgemeester kan besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:31, tweede lid, van de Awb:

a. als de in het eerste lid genoemde situatie zich heeft voorgedaan en de eigenaar of houder hierop niet vrijwillig afstand doet van de hond, of;

b. bij (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident.

3. Bij het in het tweede lid, onder a en b, omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de hond geeft de burgemeester opdracht de hond te laten onderwerpen aan een gedragstest uitgevoerd door een gedragskliniek van de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.

4. Wanneer uit de gedragstest, als bedoeld in het derde lid, blijkt dat de hond niet kan worden herplaatst bij een andere eigenaar of anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, wordt door de burgemeester besloten deze hond te laten euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daartoe bevoegde dierenarts.

5. De kosten van vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, gedragstest, eventuele overige noodzakelijke kosten na inbeslagname en eventueel de kosten voor het laten uitvoeren van euthanasie komen volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond en worden op hem / haar verhaald.

Artikel 7 Uitzonderingen

In uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige situaties is het mogelijk om van deze beleidsregels af te wijken en kan de burgemeester op 

grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet het bevel geven om direct over te gaan tot onvrijwillige inbeslagname van

een hond, indien er vrees is voor de verstoring van de openbareorde en de eigenaar of houder van de hond geen vrijwillige afstand doet.

Artikel 8 Slotbepalingen

1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als "Beleidsregels bijtincidenten honden".

2. De burgemeester kan, in gevallen waarbij toepassing van deze beleidsregel gelet op het te beschermen belang leidt tot onevenredige gevolgen voor belanghebbenden, afwijken van hetgeen in deze beleidsregels is bepaald.

3. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld door de burgemeester van Harderwijk op 10 februari 2019.

H.J. van Schaik

burgemeester

1. Procedure bijtincidenten honden

Stap1. Bijtincidenten worden geregistreerd bij de politie

Inwoners van de gemeente Harderwijk kunnen bij de politie melding of aangifte doen van een bijtincident. De politie registreert de melding of aangifte en geeft deze, met toestemming van de melder/aangever,door aan de gemeente. Wanneerer een aangifte wordt opgenomen, wordt gelijk beoordeeld of 

strafvervolging mogelijk is.

Met de politieis afgesproken dat in de registratie, voor zover bekend, de volgende gegevens worden opgenomen:

  • •.

    personalia  eigenaar/houder;

  • •.

    personalia benadeelde partij;

  • •.

    personalia getuige(n);

  • •.

    gegevens van bijtende hond inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of

     stamboomgegevens;

  • •.

    indien van toepassing gegevens slachtoffer;

  • •.

    indien van toepassing gegevens van gebeten hond of inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens;

  • •.

    indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object;

  • •.

    aard en omvang van letsel en schade;

  • •.

    omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten;

  • •.

    of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond (straf-of bestuursrecht);

  • of er andere of 'oudere' meldingen (tot 2 jaar terug) over desbetreffende hond in het systeem aanwezig zijn.

Deze melding wordt vanuit de politie aan een vast contactpersoon binnen team Veiligheid bij de gemeente doorgegeven.

Soms worden meldingen van bijtincidenten bij de gemeente gedaan. De gemeente zorgt dat meldingen van bijtincidenten voor registratie zo volledig mogelijk worden doorgestuurd naar de politie. De gemeente doet zelf de registratie van de bestuurlijke maatregelen die de burgemeester oplegt. 

Als de gemeente een verzoek om een kort aanlijngebod van de hond en/of een muilkorfgebod voor de hond krijgt van een burger voor de hond van een andere burger, dan vindt er altijd

afstemming met de politie plaats.

Stap 2 Beoordeling bijtincident

Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de gemeente beoordeeld en gekwalificeerd. Uitgangspunt in onze gemeente is dat iedereen zich vrij in de

openbare ruimte moet kunnen bewegen en iedereen zijn werk moet kunnen uitoefenen, zonder gebeten of aangevallen 

te worden door honden.

In de situatie dat een eigenaar - desgevraagd - besluit vrijwillig afstand te doen van de hond, ligt er geen taak meer voor de gemeente. Het dossier kan dan gesloten worden.

In de situaties dat er geen vrijwillige afstand van de hond wordt gedaan, wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende bijtincidenten. Afhankelijk van de kwalificatie wordt er dan

opgetreden. De gemeente hanteert bij incidenten de kwalificaties lichte en ernstige bijtincidenten.

  • 2.1

    Lichte bijtincidenten

Er wordt van een licht bijtincident gesproken wanneer een hond een ander dier of persoon

bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is.

Een licht bijtincident wordt bij een tweede melding van een licht bijtincident binnen twee jaar opgeschaald naar een 

ernstig bijtincident.

Een licht bijtincident door een hond dat vermeld staat op de lijst van hoogrisico honden van het ministerie wordt 

opgeschaald naar een ernstig bijtincident.

2.2 Ernstige bijtincidenten

Er wordt van een ernstig bijtincident gesproken:

  • 1.

    wanneer het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon, hond of ander dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

  • 2.

    wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier;

  • 3.

    wanneer meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een bijtincident zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen plaatsvindt;

  • 4.

    als er sprake is van een bijtincident door een hond dat vermeld staat op de lijst van hoog-risico honden;

  • 5.

    in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

Stap 3 Waarschuwingsbrief

Indien er sprake is van een licht bijtlncident, dan wordt een waarschuwingsbrief verzonden of door de politie uitgereikt aan 

de eigenaar/houder van de hond.

In de waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat de gemeente het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel vindt dat een mens of dier of in plaats daarvan een voorwerp gebeten wordt. Voorts wordt van de eigenaar/houder verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door uit voorzorg de hond aan te lijnen en te muilkorven op openbaar gebied of het plaatsen van een deugdelijke omheining of het volgen

van een gedragstraining. De burgemeester kan in voorkomende gevallen hierbij ook zelf besluiten om een aanlijngebod 

op te leggen.

Stap 4 Voornementot bestuursrechtelijk traject

Indien er sprake is van een ernstig bijtincident is het uitgangspunt dat de burgemeester besluit tot gevaarlijk verklaring van de hond op grond van artikel 2:59 Apv. De consequentie hiervan is het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod

De eigenaar/houder ontvangt een voorgenomen besluit tot gevaarlijk verklaring waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen zijn opgenomen.

Stap 5 Zienswijze

Binnen 10 dagen kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen. Deze termijn van 

10 dagen kan korter zijn als de burgemeester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht. Is de 

houder/eigenaar het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De gemeente dient het rapportrechtstreeks van de toetsende instantiete ontvangen.

Een risico-assessment is bijvoorbeeld een MAG-test (maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkelt door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid). Een professionele gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of 

gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring,

zoals een door de Raad van Beheer op kynologisch gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester.

Stap 6 Besluit tot opleggen van geboden of verboden

Vervolgens wordt een besluit genomen.Dit kan een aanlijngebod of een aanlijn-en muilkorfgebod zijn. Als dat besluit is genomen, moet de hond vanaf dat moment meteen worden aangelijnd en, indien van toepassing, 

een muilkorf dragen.

Bij een ernstig bijtincident kan er ook aanleiding zijn om nader onderzoek te gelasten (gedragstest). Voor de ernstige of herhaalde overtreding hebben we soms ook te maken met maatschappelijke onrust binnen een wijk of directe omgeving. Om deze onrust weg te nemen is het soms van belang dat we ook maatregelen nemen. Indien daar niet vrijwillig aan  meegewerkt wordt door de eigenaar, verzorger of houder van de hond, kan op dat moment ook inbeslagname van de hond aan de orde zijn.

Stap Bezwaar tegen besluit

De eigenaar/houder kan binnen 6 weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit.

2. Handhaving en sancties

Boete en last onder bestuursdwang

Indien een hond als gevaarlijk of hinderlijk is aangemerkt op grond van artikel 2:59 van de Apv, zal toegezien worden 

op het naleven van het opgelegde aanlijn- en/of muilkorfgebod. Het overtreden van het aanlijn- en/of muilkorfgebod is strafbaar gesteld in onze Apv. Dit betekent dat zowel politieambtenaren als gemeentelijke opsporingsambtenaren een bestuurlijke strafbeschikking mogen uitschrijven.

Met het beboeten kan directe handhaving plaatsvinden en

bestraffen we de overtreder. Er zijn  situaties denkbaar dat het - herhaaldelijk - uitschrijven van een boete niet leidt

tot het naleven van artikel 2:59 van de APV. De hond blijft dan los of zonder muilkorf rondlopen. In dat geval kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, als er sprake is van zeer 

ernstige vrees voor het ontstaan van een zeer ernstig bijtincident.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, 

beëindigen of voorkomen van de overtreding . Indien de last niet wordt uitgevoerd, zal worden overgegaan tot feitelijk 

handelen door de hond in beslag te nemen. Daarmee wordt de overtreding effectief beëindigd en nadere overtreding voorkomen.

In beslagname door burgemeester

De burgemeester is op grond van artikel 5:31, lid 2 Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften met spoed te beletten of te beëindigen.

De burgemeester besluittot inbeslagname van de hond als:

  • •.

    de eigenaar/houder van een hond die door de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen in strijd met artikel 2:59 APV houdt en vervolgens

  • •.

    de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht of als er sprake is van (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident; en

  • •.

    de eigenaar/houder van de hond niet vrijwillig afstand doet van de hond.

De burgemeester geeft bevel tot inbeslagname en geeft de locatie van de hond door aan de politie. Een diensthondengeleider gaat samen met de plaatselijke politie ter plaatse over tot inbeslagname van de hond. De hond wordt onder gebracht op een geheime locatie. De diensthondengeleider regelt het vervoer naar de aangegeven locatie. De coördinatie verloopt via 

het team lnbeslaggenomen goederen en dieren van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland(RVO), 088-0424959,

ibg@rvo.nl. Zij zorgen voor een locatiehouder.

De inbeslagname mag max. 4 weken duren, uitzonderingen daargelaten. De hond ondergaat een risico-assessment. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen, wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar. De hond mag in geen geval opnieuwin het bezit komen van de oorspronkelijke eigenaar.

Kostenverhaal

In de situatie dat de burgemeester bestuursdwang toepast, zullen de daarmee gepaard gaande kosten verhaald worden op de eigenaar houder van de hond. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van transport, opslag, noodzakelijke verzorging (voedsel) en het uitvoeren van de gedragstest

Inbeslagname door burgemeester (verstoring van de openbare orde)

De burgemeester is op grond van artikel 172, lid 3, Gemeentewet bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.

De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond als:

  • •.

    de houder/eigenaar van een hond die door het de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen in strijd met artikel 2:59 APV houdt en vervolgens;

  • •.

    de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

  • •.

    er sprake is van een verstoring van de openbare orde of van ernstige vrees daarvoor en de bevelen noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde.

De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het vervoeren opslaan van de hond.

De coördinatie verloopt via het team Inbeslaggenomen goederen en dieren van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland(RVO), 088-0424959, ibg@rvo .ni. Zij zorgen voor een locatiehouder.

Met de locatiehouder kan besproken worden hoe het vervoer geregeld wordt of via de dierenambulance . De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het laten testen van de hond.

De inbeslagname mag max. 4 weken duren, uitzonderingen daargelaten. De hond ondergaat een risico-assessment. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen, wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar. 

De hond mag in geen geval opnieuw in het bezit komen van de oorspronkelijke eigenaar.

Belangrijk verschil met in beslagname op grond van spoedeisende bestuursdwang door de burgemeester:

- er is sprake van een 'concreet en actueel gevaar voor de openbare orde';

- er zijn geen andere, minder vergaande maatregelen aanwendbaar zijn.';

- de toepassing moet voortvarend plaatsvinden.

Bedreiging of verstoring van de openbareorde kan aan de orde zijn, indien gevoelens van onrust ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar van de hond kan hiertoe aanleiding geven. De eigenaar bagatelliseert bijvoorbeeld het incident waardooreen gerechtvaardigde vrees voor herhaling bestaat en uit het dossier blijkt dat het probleem ook niet alleen bij de hond ligt.

In een situatie waarbij de openbare orde wordt bedreigd of verstoord door dreigende overtreding, zal na inbeslagname zoals aangegeven 

nader onderzoek gedaan moeten worden om te komen tot vervolgbesluitvorming. Door een gecertificeerde instelling zal bezien worden of de hond elders herplaatst moet worden 

of - in overleg met het OM - geëuthanaseerd moet worden

Kostenverhaal

De kosten die gepaard gaan met de inbeslagname op grond van artikel 172 Gemeentewet kunnen niet verhaald worden.

3. Heroverwegingvan het aanlijn- en/of muilkorfgebod

Een aanlijn- en/of muill<orfgebod worden in principe opgelegd voor onbepaalde tijd.

De eigenaar of houder van een hond, die een aanlijn- en/of muillorfgebod opgelegd heeft gekregen, kan handelingen verrichten waardoor de burgemeester 

het besluit heroverweegt. De eigenaar van de hond kan de hond zelf laten onderzoeken door een daartoe gecertificeerde

instelling. Dit gebeurt op zijn kosten. Indien uit het onderzoek blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, of indien de eigenaar en/of hond (een) cursus( sen) heeft/hebben gevolgd,die door de onderzoeker wordt voorgesteld en uit het onderzoek vervolgens

blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, kan de burgemeester het besluit tot het opleggen van een aanlijn-en of muilkorfgebod van de hond heroverwegen.

De eigenaar/houder van de hond dient een schriftelijk verzoek in te dienen met het verzoek het besluit te heroverwegen met toevoeging van een schriftelijke rapportage van het onderzoek.

De burgemeester zal het resultaat van het onderzoek meenemen in de heroverweging van het besluit. Mocht de burgemeester bij de heroverweging afwijken van het advies van de onderzoeker, dan zal dit in het besluit worden gemotiveerd.

4.Afwijken van beleid

In dit beleid is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn afhankelijk van de situatie. In voorkomende gevallen is het voor de burgemeester mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid, zowel met lichtere maatregelen als 

met verzwarende maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding.

Redenen voor lichtere maatregelen kunnen zijn:

  • •.

    het gevolgd hebben van een cursus;

  • •.

    maatregelen treffen, zoals de hond altijd aangelijnd uitlaten;

  • •.

    de reden voor het bijtincident is gelegen in zelfverdediging van de hond.

Redenen voor verzwarende maatregelen kunnen zijn:

  • –.

    als de eigenaar het incident bagatelliseert;

  • –.

    als de eigenaar de hond heeft aangezet tot bijten.

Bij afwijking van het beleid, wordt dit gemotiveerd. Deze mogelijkheid om van het beleid af te wijken is van groot belang, juist omdat een goede afhandeling van een bijtincident afhankelijk is van de specifieke aard en omvang van het incident.

  • 5.

    STRAFRECHTELIJK TRAJECT

Strafrechtelijke inbeslagname van de hond

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425, onder ten 1e of ten 2e Wetboek van strafrecht}, kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de officiervan justitie) overgaan tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder  afstand wil doen van de hond

Strafrechtelijke overtreding van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod

Bij overtreding van het korte aanlijn-en zo mogelijk het muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat

tot inbeslagname is overgegaan, gaat het OM over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond. Het laten inslapen van de gevaarlijke hond gebeurd onder toezicht (direct en op kosten) van verdachte/betrokkene.

  • 6.

    CIVIELRECHTELIJK TRAJECT

Civielrechtelijk

Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident op rechten en plichten en adviseert partijen om de schade onderling te regelen.

Ondertekening