Subsidieregeling Ruimte voor duurzaam initiatief Amsterdam

Geldend van 03-10-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Ruimte voor duurzaam initiatief Amsterdam

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op artikel 3, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 en artikel 3, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023, gezien de duurzaamheidsdoelstellingen van het college in de coalitieakkoorden ‘Een nieuwe lente, een nieuwe geluid’ en ‘Amsterdam Akkoord

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Subsidieregeling Ruimte voor duurzaam initiatief Amsterdam,

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aardgasvrije buurt: een buurt waar de aardgasaansluitingen op het door de netbeheerder beheerde aardgasnet uit de gebouwen verwijderd zijn, waar de aanwezige gebouw gebonden gasverbrandingsinstallaties uitsluitend gebruik maken van groen gas en waar gekookt wordt zonder fossiele brandstof op een manier die niet meer fijnstofuitstoot veroorzaakt dan aardgas;

  • b.

    ASA 2023: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023;

  • c.

    bestedingsvoorstel: een omschrijving van een uitgewerkt plan voor een aardgasvrije of klimaatneutrale buurt dat gericht is op het betrekken van de voor het plan noodzakelijke financiering;

  • d.

    buurt: een door denkbeeldige lijnen begrensd deel van het grondgebied van de gemeente Amsterdam, dat voor zover redelijk correspondeert met een buurt zoals deze is bepaald door de statistische buurtindeling van Amsterdam, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 9 juni 2015 en op 25 juni 2015 gepubliceerd in het Gemeenteblad 2015 met nummer 56979.

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • f.

    DAEB-vrijstellingsbesluit: het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011, betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor openbare dienst, verleend aan bepaalde, met beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU C9380)), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • g.

    deelproject: onderdeel van een duurzaam programma;

  • h.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB EU L 352 van 24.12. 2013);

  • i.

    duurzame energie: energie opgewekt zonder dat daar koolstofdioxide uit een fossiele brandstof bij vrijkomt;

  • j.

    duurzaam programma: een project dat bestaat uit een aantal met elkaar samenhangende deelprojecten dat bijdraagt aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam en die een groot bereik hebben onder Amsterdamse bewoners en/of bedrijven;

  • k.

    duurzaam project: een, in tijd en middelen begrensde, activiteit die bijdraagt aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam;

  • l.

    duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam: de ambities uit het coalitieakkoord t.a.v. duurzame energie, schone lucht, circulaire economie en klimaatbestendige stad en de uitwerkingen daarvan in door de gemeenteraad vastgestelde uitvoeringsplannen;

  • m.

    eigen bijdrage: eigen bijdrage in geld of activiteiten van de aanvrager die noodzakelijk zijn om het beoogde resultaat van de subsidieaanvraag te realiseren;

  • n.

    energievoorziening: het geheel van distributie infrastructuur, technische installaties en apparatuur die gebouwen en openbare ruimte van de voor verblijf en gebruik benodigde energie voorzien;

  • o.

    haalbaarheidsstudie: het uitwerken van de uitgangspunten voor het realiseren van een klimaatneutrale of aardgasvrije buurt, inclusief het werven van het benodigde draagvlak;

  • p.

    ketensamenwerking: een vorm van samenwerking tussen partijen die noodzakelijk is voor het sluiten van kringlopen;

  • q.

    klimaatneutraal: uitsluitend duurzame energie gebruikend en geen CO2 uitstoot tot gevolg hebbend;

  • r.

    onderneming: een entiteit die economische activiteiten uitoefent, zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid van de de-minimisverordening;

  • s.

    ontwerp: een uitgewerkt plan voor de realisatie en exploitatie van een klimaatneutrale of aardgasvrije energievoorziening van een buurt;

  • t.

    productontwikkeling: het totale proces van strategie-, organisatie- en conceptontwikkeling, productie, marketing en uitbating van een nieuw product;

  • u.

    programmakosten: de kosten die besteed worden aan de overkoepelende activiteiten van een programma en die niet rechtstreeks toegerekend kunnen worden aan de uitvoering van de deelprojecten.

  • v.

    sociaal fundament: de sociale aspecten die bijdragen aan het welzijn van Amsterdammers: gezondheid, handelingsvaardigheid, verbondenheid en zelfstandigheid;

  • w.

    verkenning: een oriënterend onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot een buurtgerichte aanpak gericht op het realiseren van een klimaatneutrale of aardgasvrije buurt, resulterend in een plan van aanpak voor een haalbaarheidsstudie

Artikel 1.2 Toepasselijkheid ASA 2023

De ASA 2023 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling

Deze subsidieregeling heeft als doel om een bijdrage te leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam door het stimuleren van initiatieven voor klimaatneutrale of aardgasvrije buurten of voor de voorbereiding van duurzame projecten en programma’s.

Artikel 1.4 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

Voor zover woningcorporaties activiteiten uitvoeren die op grond van deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, betreffen het Diensten van Algemeen Economisch belang als bedoeld in artikel 47 van de Woningwet. Het betreft een additionele, specifieke vergoeding in aanvulling op de compensatie die is genoemd in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Artikel 1.5 Wisselwerking tussen hoofdstukken 

Bepalingen in de hoofdstukken van deze regeling, anders dan in hoofdstuk 1, die geen expliciete verwijzing naar een artikelnummer in een ander hoofdstuk of wetgeving in materiele zin bevatten zijn in hun werking beperkt tot het hoofdstuk waar zij deel van uitmaken.

Artikel 1.6 Aanvraagmoment  

Het tijdvak voor het aanvragen van een subsidie eindigt gelijk met de looptijd van het subsidieplafond dat voor de subsidiabele activiteit is bepaald, tenzij in een ander hoofdstuk nadrukkelijk een ander aanvraagtijdvak is bepaald.

Artikel 1.7 Volgorde behandeling aanvragen

  • 1. Subsidieaanvragen worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan.

  • 2. Als tijdstip van ontvangst geldt het moment waarop de aanvraag compleet is.

Artikel 1.8 Geen directe vaststelling

  • 1. Subsidies worden niet direct vastgesteld.

  • 2. In afwijking op de ASA2023 gelden voor aanvragen tot vaststelling voor subsidies kleiner of gelijk aan €20.000 de volgende voorwaarden:

    • a.

      deze bevat een verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en waarin duidelijk wordt gemaakt in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd;

    • b.

      deze dient uiterlijk 12 weken na afloop van de subsidiabele activiteiten bij het college ingediend te zijn, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn wordt gesteld; en

    • c.

      het college kan de ontvanger van de subsidie eenmaal op verzoek uitstel verlenen op de bij onderdeel b genoemde termijnen.

Artikel 1.9 Voorschot

Bij de verlening van subsidie wordt een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag gegeven, tenzij de aanvrager blijk geeft van een andere voorkeur of het college gelet op de omstandigheden van het geval een andere bevoorschotting nodig acht.

Hoofdstuk 2 Duurzame Projecten en Programma’s

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor de volgende op Amsterdam gerichte activiteiten die in samenwerking tot stand komen:

  • a.

    de voorbereiding van een duurzaam project dat complex is, omdat een combinatie van ten minste twee van de onderstaande activiteiten met betrekking tot het project noodzakelijk is:

    • i.

      onderzoeken van technische haalbaarheid;

    • ii.

      onderzoeken van organisatorische haalbaarheid;

    • iii.

      onderzoeken van financiële haalbaarheid;

    • iv.

      onderzoeken van juridische haalbaarheid;

    • v.

      aantonen of realiseren noodzakelijk draagvlak voor de uitvoering;

  • b.

    het voorbereiden en opzetten van een duurzaam programma dat bestaat uit twee of meer deelprojecten en complex is, omdat een combinatie van ten minste twee van de onderstaande activiteiten met betrekking tot de deelprojecten noodzakelijk is:

    • i.

      onderzoeken van technische haalbaarheid;

    • ii.

      onderzoeken van organisatorische haalbaarheid;

    • iii.

      onderzoeken van financiële haalbaarheid;

    • iv.

      onderzoeken van juridische haalbaarheid;

    • v.

      aantonen en realiseren van het noodzakelijk draagvlak voor uitvoering.

Artikel 2.2 Subsidieplafonds

  • 1. Het subsidieplafond voor verlening van subsidie voor duurzame projecten bedraagt gedurende de volgende tijdvakken:

    • a.

      januari 2024 tot en met 31 december 2024 €250.000;

    • b.

      januari 2025 tot en met 31 december 2025 €250.000; en

    • c.

      januari 2026 tot en met 31 december 2026 €250.000.

  • 2. Het subsidieplafond voor verlening van subsidie voor duurzame programma’s bedraagt gedurende de volgende tijdvakken:

    • a.

      januari 2024 tot en met 31 december 2024 €650.000;

    • b.

      januari 2025 tot en met 31 december 2025 €450.000; en

    • c.

      januari 2026 tot en met 31 december 2026 €450.000.

Artikel 2.3 Subsidiabele kosten

  • 1. De noodzakelijke kosten die voor subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      ureninzet van werknemers en derden;

    • b.

      vergoeding van vrijwilligers en onkosten;

    • c.

      de kosten van projectgebonden materiaal;

    • d.

      notariële kosten voor het oprichten van een rechtspersoon of wijzigen van de statuten.

  • 2. Niet in aanmerking voor subsidie komen:

    • a.

      vergoeding voor door derden geleverde diensten indien het uurtarief hoger ligt dan €125,- exclusief BTW;

    • b.

      de kosten van projectgebonden materiaal als dit meer dan 20% is van het aangevraagde bedrag;

    • c.

      programmakosten die meer bedragen dan 15% van de opgetelde kosten van alle deelprojecten; en

    • d.

      de ureninzet voor het delen van kennis.

Artikel 2.4 Hoogte subsidie

  • 1. De maximale subsidie voor een duurzaam project bedraagt €20.000,-

  • 2. De maximale subsidie voor een duurzaam programma bedraagt €70.000,-.

Artikel 2.5 De aanvrager

  • 1. Subsidie voor een duurzaam project kan door natuurlijke personen en rechtspersonen, die belang hebben bij het op te zetten duurzame project, worden aangevraagd.

  • 2. Subsidie voor een duurzaam programma kan uitsluitend worden aangevraagd door een volledig rechtsbevoegde rechtspersoon, met een aantoonbaar belang bij het op te zetten programma.

Artikel 2.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

De subsidieaanvraag bevat:

  • a.

    een ingevuld aanvraagformulier, zoals dat op grond van artikel 6, eerste lid, van de ASA2023 in bijlage A is vastgesteld;

  • b.

    een schriftelijke verklaring of gespreksverslag of ander bewijs van instemming van essentiële partijen die een belangrijke rol moeten spelen in de uitvoering of in een latere fase toestemming moeten geven;

  • c.

    voor ondernemingen, niet zijnde woningcorporaties, een volledig ingevulde verklaring de-minimissteun;

  • d.

    alle op grond van artikel 6 van de ASA2023 vereiste gegevens en documenten, met uitzondering van de in artikel 6, tweede lid, onderdelen a en b van de ASA 2023 genoemde beschrijving en begroting.

Artikel 2.7 Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert een subsidie te verlenen voor een duurzaam project of een duurzaam programma als:

    • a.

      met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd al gestart is voordat de aanvraag voor subsidie is ingediend;

    • b.

      de subsidieaanvrager, geen woningcorporatie zijnde, niet voldoet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening; en

    • c.

      een weigeringsgrond uit artikel 8, eerste lid van de ASA2023 of artikel 4:25, tweede lid Awb van toepassing is.

  • 2. Het college kan weigeren of gedeeltelijk verlenen als:

    • a.

      de eigen bijdrage van de aanvrager aan de activiteiten naar het oordeel van het college niet noodzakelijk is voor of onvoldoende bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen van het project of het programma;

    • b.

      de subsidieaanvraag meer bedraagt dan het voor die activiteit in artikel 2.4 omschreven maximumbedrag;

    • c.

      de complexiteit van de voorbereiding onvoldoende is onderbouwd;

    • d.

      het activiteiten betreft waarbij onvoldoende is onderbouwd waarom de voorbereidingskosten niet ondergebracht kunnen worden in de anders rendabele investering die wordt voorbereid;

    • e.

      de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende ten gunste komen aan huishoudens met lage- en middeninkomens;

    • f.

      de activiteiten overwegend gericht zijn op productontwikkeling zonder dat deze gericht zijn op het verbeteren van de ketensamenwerking of het versterken van het sociale fundament;

    • g.

      voor dezelfde activiteiten ondersteuning verleend kan worden op basis van een andere regeling van de gemeente Amsterdam;

    • h.

      de activiteiten overwegend een belang met een commercieel karakter dienen zonder dat deze gericht zijn op het verbeteren van de ketensamenwerking of het versterken van het sociale fundament;

    • i.

      het potentiele resultaat dat met de uitvoering van de subsidie wordt beoogd naar het oordeel van het college niet in verhouding staat tot de gevraagde bijdrage.

    • j.

      het op grond van artikel 2.1 aan deze aanvrager, totale verleende subsidiebedrag, na verlening van het aangevraagde subsidiebedrag, het maximum van €100.000,- zou overschrijden;

    • k.

      het plan voor kennisdeling tijdens en na de activiteiten onvoldoende uitgewerkt is of niet verrijkend genoeg is;

    • l.

      wanneer op voorhand duidelijk is dat de risico’s die gepaard gaan met de subsidiabele activiteiten een reële belemmering vormen om vervolg te geven aan de activiteiten;

    • m.

      de aanvrager een aanvraag doet namens of in het belang van een doelgroep, zonder dat de aanvrager kan aantonen dat:

      • i.

        de doelgroep is betrokken bij de subsidieaanvraag of

      • ii.

        de aanvraag het belang van de doelgroep dient;

    • n.

      een weigeringsgrond uit artikel 8, tweede lid van de ASA2023 of 4:35 Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

Artikel 2.8 Aanvullende verplichtingen

Aan de subsidie zijn de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de activiteiten worden binnen een door het college bij verlening bepaalde termijn uitgevoerd met een maximale termijn van twee jaar. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd in het college hiervoor een uitstelverzoek ontvangt. Dit uitstelverzoek voorziet in een sluitende verklaring en moet binnen de uitvoeringstermijn zijn ingediend;

  • b.

    Een woningcorporatie administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het DAEB-vrijstellingsbesluit, die zijn verbonden met de activiteiten, op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie;

  • c.

    de verplichtingen uit artikelen 9 en 10 van de ASA2023.

Artikel 2.9 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

  • a.

    de betaalde facturen voor de gesubsidieerde activiteiten inclusief betaalbewijzen;

  • b.

    een overzicht van de uren van vrijwilligers en medewerkers in loondienst indien de vergoeding van die uren onderdeel uitmaakt van de gesubsidieerde activiteiten;

  • c.

    een digitale kopie van publicaties, onderzoeken en presentaties die in het kader van de activiteiten zijn gemaakt;

  • d.

    de gegevens en documenten die, mede gelet op artikel 1.8, worden vereist op grond van artikel 16 van de ASA2023.

Hoofdstuk 3 Op weg naar klimaatneutrale buurten

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor:

  • a.

    het uitvoeren van een verkenning naar de mogelijkheden om te komen tot een buurtgerichte aanpak gericht op het realiseren van een klimaatneutrale of een aardgasvrije buurt, waarbij de hoogte van de subsidie maximaal €15.000 bedraagt;

  • b.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie voor het realiseren van een klimaatneutrale of een aardgasvrije buurt inclusief het werven van het benodigde draagvlak, waarbij de hoogte van de subsidie 70% van de subsidiabele kosten zoals bedoeld in 3.2 bedraagt, met een maximum van €80.000,- ;

  • c.

    het uitwerken van een ontwerp voor de realisatie en exploitatie van een klimaatneutrale of een aardgasvrije energievoorziening van een buurt, waarbij de hoogte van de subsidie 70% van de subsidiabele kosten als bedoeld in 3.2. bedraagt, met een maximum van €80.000,- .

Artikel 3.2 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk in relatie tot het doel van activiteiten als bedoeld in artikel 3.1, komen de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      de ureninzet van werknemers en derden;

    • b.

      de onkosten verbonden aan de inzet van vrijwilligers;

    • c.

      de kosten van projectgebonden materiaal;

    • d.

      de kosten verbonden aan de kennisdeling;

    • e.

      de notariële kosten voor het oprichten of wijzigen van een rechtspersoon voorafgaand aan de aanvraag.

  • 2. De kosten van het projectgebonden materiaal als dit meer dan 20 % is van het aangevraagde bedrag komen niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 3.3 Subsidieplafonds en subsidietijdvakken

  • 1. Het subsidieplafond voor de in artikel 3.1, onder a genoemde activiteiten is gedurende de volgende tijdvakken als volgt bepaald:

    • a.

      tussen de inwerkingtreding van deze regeling en 31 december 2020 bedraagt dit plafond € 100.000,- ;

    • b.

      tussen 1 januari 2021 en 31 december 2021 bedraagt dit plafond €60.000, - ;

    • c.

      tussen 1 januari 2022 en 31 december 2022 bedraagt dit plafond €60.000,- ;

    • d.

      tussen 1 januari 2023 en 31 december 2023 bedraagt dit plafond €60.000,- ;

    • e.

      tussen januari 2024 en 31 december 2024 bedraagt dit plafond €60.000,-;

    • f.

      tussen januari 2025 en 31 december 2025 bedraagt dit plafond €60.000,-;

    • g.

      tussen januari 2026 en 31 december 2026 bedraagt dit plafond €60.000,-.

  • 2. Het subsidieplafond voor de in artikel 3.1, onder b en c genoemde activiteiten is gedurende de volgende tijdvakken als volgt bepaald:

    • a.

      tussen de inwerkingtreding van deze regeling en 31 december 2020 bedraagt dit plafond €575.000;

    • b.

      tussen 1 januari 2021 en 31 december 2021 bedraagt dit plafond €575.000,-;

    • c.

      tussen 1 januari 2022 en 31 december 2022 bedraagt dit plafond €575.000,-;

    • d.

      tussen 1 januari 2023 en 31 december 2023 bedraagt dit plafond €575.000,-;

    • e.

      tussen januari 2024 en 31 december 2024 bedraagt dit plafond €575.000,-;

    • f.

      tussen januari 2025 en 31 december 2025 bedraagt dit plafond €575.000,-;

    • g.

      tussen januari 2026 en 31 december 2026 bedraagt dit plafond €575.000,-.

Artikel 3.4 De aanvrager

  • 1. Subsidie voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.1, onder a, kan door een ieder worden aangevraagd, met een aantoonbare binding met de buurt waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Subsidie voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.1, onder b en c, kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon die blijkend uit de overlegde stukken is aangewezen als penvoerder voor de samenwerkende betrokkenen in de buurt.

Artikel 3.5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Bij een aanvraag voor een subsidie voor de uitvoering van een verkenning bevat de beschrijving, zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid van de ASA2023 tevens een beschrijving van:

    • a.

      de aanleiding en een onderbouwing van de ambitie om de buurt klimaatneutraal of aardgasvrij te maken;

    • b.

      de binding van de aanvrager met de buurt waarop de aanvraag ziet;

    • c.

      de eigen bijdrage van de aanvrager.

  • 2. Een aanvraag voor een subsidie voor de uitvoering van een haalbaarheidsstudie bevat

    • a.

      een voorstel tot een haalbaarheidsstudie waarin is uitgewerkt:

      • i.

        Een overzicht van de mogelijke varianten voor de klimaatneutrale of aardgasvrije energievoorziening voor de buurt;

      • ii.

        De uitgangspunten en randvoorwaarden voor de verdere uitwerking en besluitvorming over de klimaatneutrale of aardgasvrije energievoorziening voor de buurt.

    • b.

      een door de betrokken partijen getekende intentieovereenkomst waarin partijen zich committeren aan de intentie om de haalbaarheidsstudie uit te voeren tezamen met een financieringsvoorstel, dat ook ingaat op de wijze waarop zal worden voldaan aan het co-financieringsvereiste uit artikel 3.1, onder b;

    • c.

      een participatie- en communicatieplan gericht op het verkrijgen van draagvlak onder de bewoners, gebruikers en gebouweigenaren in de buurt voor de gekozen variant;

    • d.

      de gegevens en documenten die worden vereist op grond van de algemene bepalingen in hoofdstuk 1;

    • e.

      de gegevens en documenten die worden vereist op grond van artikel 16 van de ASA2023.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie voor de het uitwerken van een ontwerp bevat:

    • a.

      een voorstel voor een klimaatneutrale of aardgasvrije energievoorziening voor de buurt,

    • b.

      onderzoeksresultaten die het draagvlak in de buurt voor de voorkeursvariant aantonen;

    • c.

      een samenwerkingsovereenkomst waarin de rollen en verantwoordelijkheden tussen de relevante partijen voor het tot stand brengen van de klimaatneutrale of aardgasvrije energievoorziening voor de buurt zijn vastgelegd;

    • d.

      een participatie- en communicatie plan gericht op het verleiden en overtuigen van de bewoners, gebruikers en gebouweigenaren in de buurt om deel te nemen aan de uitgewerkte variant;

    • e.

      een voorstel voor kennisdeling met initiatiefnemers van soortgelijk initiatieven over de verkregen inzichten en resultaten;

    • f.

      een financieringsvoorstel voor de uitwerking van het ontwerp, dat ook ingaat op de wijze waarop zal worden voldaan aan het co-financieringsvereiste uit artikel 3.1, onder c;

    • g.

      de gegevens en documenten die worden vereist op grond van de algemene bepalingen in hoofdstuk 1;

    • h.

      de gegevens en documenten die worden vereist op grond van artikel 16 van de ASA2023.

  • 4. Een subsidieaanvraag van een ondernemer of een onderneming bevat een volledig ingevulde verklaring de-minimissteun. Woningcorporaties of een andere organisatie die met de aanvraag uitvoering geven aan een wettelijke taak zijn hiertoe niet verplicht.

Artikel 3.6 Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert subsidie te verlenen als:

    • a.

      de voorgestelde activiteiten niet toegespitst zijn op een specifieke buurt;

    • b.

      de voorgestelde activiteiten niet gebouw- of complex overstijgend zijn;

    • c.

      de subsidieaanvrager niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet;

    • d.

      subsidie wordt aangevraagd voor een haalbaarheidsstudie en er geen verkenning heeft plaatsgevonden zoals beschreven in artikel 3.1, onder a;

    • e.

      subsidie wordt aangevraagd voor een ontwerp en er geen verkenning en haalbaarheidsstudie hebben plaatsgevonden, zoals beschreven in artikel 3.1;

    • f.

      een weigeringsgrond uit artikel 8, eerste lid van de ASA2023 of artikel 4:25, tweede lid Awb van toepassing is.

  • 2. Het college kan een subsidie weigeren of gedeeltelijk verlenen als:

    • a.

      voor dezelfde buurt of deel van die buurt al een andere buurtgerichte subsidie voor activiteiten, zoals genoemd in artikel 3.1, onder b of c is verleend;

    • b.

      aan de aanvrager al eerder een subsidie is verleend, voor eenzelfde activiteit, als bedoeld in artikel 3.1.

    • c.

      het totaal van de subsidies dat op grond van dit hoofdstuk en de subsidieregeling Ruimte voor Duurzame Initiatief zijn verstrekt aan één en dezelfde aanvrager of aan één buurgericht initiatief tot een klimaatneutrale of aardgasvrije energievoorziening, na verlening van de aangevraagde subsidie, het bedrag van € 150.000,- overstijgt;

    • d.

      uurtarieven in rekening worden gebracht die hoger zijn dan € 125,00 ex. BTW;

    • e.

      er naar het oordeel van het college onvoldoende is afgestemd met noodzakelijke samenwerkingspartners;

    • f.

      het resultaat dat met de uitvoering van de subsidiabele activiteiten wordt beoogd niet in verhouding staat tot de gevraagde subsidie;

    • g.

      het plan voor kennisdeling met initiatiefnemers van soortgelijke initiatieven naar het oordeel van het college onvoldoende concreet is of het plan niet in voldoende mate zal leiden tot kennisdeling;

    • h.

      het plan voor het uitwerken van het ontwerp van de energievoorziening, als bedoeld in artikel 3.1, onder c, naar het oordeel van het college leidt tot een energievoorziening die:

      • i.

        niet voorziet in de benodigde betrouwbaarheid, rendabiliteit, betaalbaarheid, duurzaamheid, toekomstbestendigheid, beschikbaarheid, haalbaarheid;

      • ii.

        niet de voorkeur heeft van de gebouw- en infrastructuureigenaren en –gebruikers in een buurt geniet.

    • j.

      een weigeringsgrond uit artikel 8, tweede lid van de ASA2023 of 4:36 Awb van toepassing is.

Artikel 3.7 Aanvullende verplichtingen

Aan de subsidie zijn de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de subsidieontvanger moet de activiteiten binnen een termijn van twee jaar na de datum van de verleningsbeschikking uitvoeren;

  • b.

    de subsidieontvanger draagt zorg voor de benodigde toestemmingen en vergunningen;

  • c.

    de subsidieontvanger houdt een logboek bij;

  • d.

    de subsidieontvanger deelt actief kennis met soortgelijke organisaties in andere buurten;

  • e.

    een woningcorporatie administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het DAEB-vrijstellingsbesluit, die zijn verbonden met de activiteiten bedoeld in artikel 3.1, op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie;

  • f.

    de verplichtingen op grond van artikel 9 en 10 van de ASA2023.

Artikel 3.8 Bij de vaststelling in te dienen gegevens

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling van een subsidie voor een verkenning bevat een voorstel voor een haalbaarheidsstudie, zoals bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, onder a.

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling van een subsidie voor een haalbaarheidsstudie bevat een rapport van de haalbaarheidsstudie met een voorstel voor een klimaatneutrale of aardgasvrije energievoorziening voor de buurt, inclusief de rapportage over het benodigde draagvlak in de buurt

  • 3. Een aanvraag tot vaststelling van een subsidie voor het uitwerken van een ontwerp bevat de volgende documenten:

    • a.

      een definitief en gedetailleerd ontwerp aardgasvrije of klimaatneutrale energievoorziening;

    • b.

      een omschrijving van het doorlopen proces om te komen tot een bestedingsvoorstel dat ziet op de realisatie en exploitatie van de uitgewerkte variant en indien sprake is van een geslaagd proces als bijlage dat bestedingsvoorstel;

    • c.

      een omschrijving van het doorlopen proces om te komen tot realisatieovereenkomsten tussen de noodzakelijke betrokken partijen, waaronder in ieder geval de eigenaren van het vastgoed dat noodzakelijk is om de gekozen variant te kunnen exploiteren en, indien sprake is van een geslaagd proces, als bijlage de realisatieovereenkomst(en);

    • d.

      een overzicht van de noodzakelijke toestemmingen en vergunningen voor de realisatie en exploitatie van de aardgasvrije of klimaatneutrale energievoorziening voor de buurt;

    • e.

      een verslag van de kennisdeling over de realisatie van een klimaatneutrale of aardgasvrije buurt met soortgelijke organisaties in andere buurten.

  • 4. Een aanvraag tot vaststelling van subsidie bevat bovendien de gegevens en documenten die worden vereist op grond van artikel 16 van de ASA2023.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt op 15 januari 2020 in werking.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief Amsterdam.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 januari 2020

De voorzitter

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Algemene Toelichting

Inleiding

Om onze stad leefbaar te houden, heeft Amsterdam zich als doel gesteld om in 2050 een klimaatneutrale en circulaire stad te zijn. Dit betekent een stad die van kolen, olie en aardgas overgaat op schone energie. En bovendien dat afval niet meer bestaat. Alles maakt deel uit van een kringloop. Om deze doelstellingen te halen is het belangrijk dat iedereen z’n steentje bijdraagt in de verduurzaming van onze stad; de gemeente zelf, het bedrijfsleven, en de inwoners. Gelukkig zijn er al veel Amsterdammers die zich betrokken voelen bij hun stad en met duurzame projecten bijdragen aan het behoud van het leefklimaat. Speciaal voor deze initiatiefnemers hebben we de subsidieregeling Ruimte voor duurzaam initiatief in het leven geroepen. Met deze steun in de rug kan men de haalbaarheid van hun project/programma dichterbij brengen.

Coalitieakkoord en de uitwerkingen daarvan

De initiatieven die met deze subsidieregeling worden voorbereid of uitgevoerd zijn gericht op Amsterdam en dragen bij aan de realisatie van de duurzaamheidsdoelstellingen in het coalitieakkoord. Het betreft ambities rond duurzame energie en energiebesparing, schone lucht, circulaire economie en klimaatadaptatie. De coalitie zet in op brede welvaart en de toepassing van modellen zoals de Amsterdamse Donut. De verduurzaming van de stad is daarmee ook een sociale en maatschappelijke opgave.

Duurzame projecten en programma’s

De subsidieregeling faciliteert duurzame initiatieven van ‘onderop’; aanvragers zijn zelf mede-uitvoerder van het beoogde project of programma. De subsidie kan aangevraagd worden voor voorbereidingskosten: kosten die gemaakt moeten worden, voordat een project daadwerkelijk gerealiseerd kan worden.

Op weg naar klimaatneutrale buurten

Op 14 april 2020 heeft het college besloten om de Subsidieregeling ruimte voor duurzaam initiatief Amsterdam uit te breiden door een nieuw hoofdstuk aan deze subsidieregeling toe te voegen. Dit derde hoofdstuk ziet op het stapsgewijs stimuleren van de groei van buurtgerichte initiatieven tot het buurtgericht aardgasvrij of klimaatneutraal maken van een buurt. De opzet van de regeling is dat stapsgewijs groter wordende subsidiebedragen op basis van geleidelijk steeds hoger wordende aanvraag vereisten beschikbaar worden gesteld. Er is een directe aansluiting tussen de gesubsidieerde activiteiten en de ingangsvereisten voor de volgende fase. Op deze manier worden buurtgerichte initiatieven gestuurd om te professionaliseren en wordt de basis gelegd voor kansrijke uitkomsten. Het einddoel is dat er breed gedragen plannen voor buurten ontstaan. Plannen die voorzien zijn van een onderbouwd bestedingsvoorstel om de uitvoering te betalen op basis waarvan de raad middelen uit bijvoorbeeld het Klimaatfonds beschikbaar kan stellen.

Artikelsgewijze Toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepaling

De artikelen in dit hoofdstuk zijn algemeen van aard en zijn van algemene toepassing binnen deze regeling.

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • d.

    buurt: De door denkbeeldige lijnen begrensde delen van het grondgebied van de gemeente Amsterdam komen doorgaans overeen met de statistische buurtindeling. Dit is echter niet verplicht. Als een gewenste energieoplossing een andere schaal vereist dan kan hiervan afgeweken worden. Vandaar dat in de definitie de term ‘redelijkheid’ is opgenomen.

  • j.

    duurzaam programma: De samenhang tussen de deelprojecten komt tot uiting in een gemeenschappelijke doelstelling of ambitie rond duurzaamheid.

  • l.

    duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam: Een overzicht van deze plannen vindt u op de duurzaamheidspagina van de gemeente: Externe link: www.amsterdam.nl/duurzaam

  • m.

    eigen bijdrage: Voorbeelden van activiteiten die aan te merken zijn als een eigen bijdrage zijn het leveren van cofinanciering, eigen expertise, het zelf uitvoeren van een buurtonderzoek, het verkrijgen van draagvlak of de organisatie van bijeenkomsten.

  • n.

    energievoorziening: daaronder vallen in ieder geval gasdistributienetten, elektriciteitsdistributienetten, warmtedistributienetten, maar ook gasverbrandingsinstallaties, elektrische verwarmingsapparaten en warmtewisselaars.

  • p.

    ketensamenwerking: Om tot een circulaire economie te komen moeten bedrijven samenwerken in de keten. Bedrijven voeren gezamenlijk activiteiten uit die, direct of indirect, leiden tot een efficiënte en duurzame omgang met grondstoffen.

  • v.

    Sociaal fundament: dit is gebaseerd op de Stadsdonut voor Amsterdam. Het is de uitwerking van de vraag: wat betekent het voor de inwoners van Amsterdam om tot bloei te komen? De vele aspecten van welzijn worden in de Stadsdonut samengebracht op vier terreinen. Dat wil zeggen Amsterdammers zijn:

    • gezond, en beschikken over voedsel, water, gezondheidszorg en huisvesting;

    • handelingsvaardig, en beschikken over scholing, energie, inkomen en werk;

    • verbonden, en zijn dus mobiel, maken deel uit van de gemeenschap en de cultuur, en hebben toegang tot de digitale wereld;

    • zelfstandig, en hebben dus politieke en sociale rechten, en leven in een samenleving waarin vrede en gerechtigheid en gelijkheid in verscheidenheid zijn gewaarborgd.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA 2013). De ASA2013 is inmiddels vervangen door de Algemene Subsidieverordening 2023 (ASA2023). Met Wijzigingsbesluit herziening Ruimte voor Duurzaam Initiatief Amsterdam projecten en programma’s 2024 is de subsidieregeling herzien, zodat deze aansluit bij de ASA2023 en praktisch op grond van de ASA2023 vastgesteld zou kunnen zijn. Een aantal aspecten is niet in deze subsidieregeling vastgelegd, maar volgt uit de ASA 2023.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is het nodig ook de ASA 2023 te lezen. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling. De Algemene subsidieverordening Amsterdam 2023 (ASA 2023) is te vinden op www.overheid.nl.

Artikel 1.3 Doel Subsidieregeling

Deze subsidieregeling heeft een tweeledig doel. Het eerste doel is om initiatieven die duurzaamheidswinst opleveren te stimuleren. Deze duurzaamheidswinst dient in lijn te liggen met de algemene doelstellingen van de gemeente Amsterdam, op een of meer van de volgende thema’s: duurzame energie, energiebesparing, duurzame mobiliteit, klimaatbestendige stad en circulaire economie. Het tweede doel is specifiek gericht op het stimuleren van buurtgerichte initiatieven die bijdragen aan een klimaatneutrale of aardgasvrije stad. De subsidieregeling uit hoofdstuk 3, Op weg naar klimaatneutrale buurten, stimuleert buurtgerichte initiatieven die dat doel nastreven.

Artikel 1.4 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

Subsidies op basis van deze regeling kunnen in sommige gevallen ook aan woningcorporaties verleend worden. Voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) bestaan afzonderlijke voorwaarden met betrekking tot Europees toelaatbare staatsteun. Om aanspraak te kunnen maken op die voorwaarden is een zogenaamd DAEB-aanwijzingsbesluit nodig. Dat gebeurt middels deze bepaling. Deze bepaling is uitsluitend relevant voor woningcorporaties.

Artikel 1.5 Wisselwerking tussen hoofdstukken

De subsidieregeling Ruimte voor duurzaam initiatief Amsterdam is een verzamelregeling. In ieder hoofdstuk, behalve het eerste, wordt een andere groep subsidies beschreven met specifieke voorwaarden. Deze bepaling ziet er op dat de voorwaarden uit de verschillende specifieke hoofdstukken geen wisselwerking met elkaar hebben. Hoofdstuk 1 is een algemeen hoofdstuk en dat is van toepassing op alle hoofdstukken binnen de regeling. Wisselwerking is wel mogelijk als er sprake is van expliciete verwijzing. Verwijzing naar wetgeving in materiele zin is bewust zo breed mogelijk gekozen om expliciete verwijzing naar iedere algemene, burgers bindende rechtsregel mogelijk te maken.

Artikel 1.6 Aanvraagmoment

Deze bepaling is expliciet bedoelt om weigering op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de ASA2023 mogelijk te maken. De weigeringsgrond in artikel 4:25, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht biedt uitsluitend ruimte als het tot overschrijding van het plafond zou leden. In het geval dat het tijdvak van het plafond verstreken is, is het plafond niet overschreden. Weigering zou dan moeten gebeuren op basis van het feit dat er geen plafond is vastgesteld. Wat een vervelende discussie opent. Deze bepaling leidt er toe dat het einde van het tijdvak automatisch ook de laatste aanvraagdatum is, tenzij er nadrukkelijk een ander tijdvak is bepaald.

Artikel 1.7 Volgorde behandeling aanvragen

Subsidieaanvragen worden behandeld op van het principe ‘Wie het eerst komt, wie het eerste maal’.

Artikel 1.8 Geen directe vaststelling

Eerste lid

Dit artikellid is gebaseerd op artikel 15, eerste lid van de ASA2023. Het college stelt hierbij in een nadere regel dat afweken wordt van de bepaling dat subsidies tot en met €20.000 direct vastgesteld worden. Dat betekent dat alle aanvragers van subsidie op grond van deze gehele regeling een aanvraag tot vaststelling moeten indienen.

Tweede lid

Dit artikellid bepaalt wat de aanvrager allemaal moet indienen in het kader van een aanvraag tot vaststelling voor een subsidie onder de €20.000,-. Gekozen is om de in te dienen stukken te beperken en uitsluiten te vragen om een verslag, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a van de ASA2023. Het financiele verslag kan achterwege blijven, dat drukt de administratieve lasten voor de aanvrager van de kleinere subsidie en houdt ook voor de gemeente uitvoering eenvoudig. De andere zaken die op grond van de ASA2023 aangeleverd zouden moeten worden bij een aanvraag tot vaststelling zijn alleen relevant voor subsidies van €250.000,- of meer. Daar komen we logischerwijs met bedrag tot en met €20.000 niet aan toe.

Artikel 1.9 Voorschot

Dit artikel maakt expliciet dat in principe een 100% voorschot wordt gegeven. Uitzonderingen daarop zijn de gevallen dat de aanvrager zelf het geld niet vooraf wil hebben of als het college het gelet op de specifieke omstandigheden van het geval een andere bevoorschotting wenselijk acht.

Hoofdstuk 2 Duurzame projecten en programma’s

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

Aanhef en onderdeel a

De subsidie voor projecten is bedoeld voor proceskosten die gemaakt moeten worden voordat het zeker is of een project door kan gaan. Vaak is er behoefte aan juridische, technisch en/of financieel advies. Soms moet ook het draagvlak vergroot worden of de samenwerking tussen partijen versterkt worden om tot uitvoering over te gaan. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet worden onderbouwd dat de voorbereiding complex is, omdat tenminste twee vraagstukken tegelijkertijd spelen. De subsidie mag niet worden besteed aan algemene activiteiten die samenhangen met de bedrijfsvoering van de aanvrager.

Aanhef en onderdeel b

De subsidie voor programma’s is voor activiteiten die nodig zijn voor het voorbereiden en opzetten van een duurzaam programma. Het duurzame programma bestaat uit meerdere deelprojecten die bijdragen aan dezelfde duurzaamheidsdoelstelling De bijdrage van de afzonderlijke deelprojecten aan de duurzaamheidsdoelstelling dient zo concreet mogelijk uitgewerkt te worden.

onderdeel b, sub v

Binnen een programma moeten veel Amsterdammers (bewoners en/of bedrijven) bereikt en geactiveerd worden. Daarmee wordt het draagvlak binnen de stad voor duurzaamheid vergroot.

Artikel 2.2 Subsidieplafond en verdeelsleutel

Dit artikel bepaalt de verschillende subsidieplafonds voor Duurzame projecten en duurzame programma’s. Het subsidieplafond is het maximale bedrag per jaar dat het college op grond van de regeling mag verlenen. Als in een jaar al het maximale bedrag uitgegeven is dan worden daarna binnenkomende subsidieaanvragen direct geweigerd op grond van 4:25, tweede lid Awb.

U kunt het gehele jaar aanvragen indienen, tenzij het jaarlijkse subsidieplafond bereikt is. U kunt dan wel in het daaropvolgende tijdvak opnieuw een aanvraag indienen. Het streven is om ervoor te zorgen dat u op de gemeentewebsite over deze subsidieregeling kunt u zien hoeveel ruimte er globaal nog binnen het vigerende subsidieplafond bestaat.

Artikel 2.3 Subsidiabele kosten

Eerste lid

Alleen kosten die noodzakelijk zijn komen in aanmerking voor subsidie. Dit betekent dat er wordt getoetst of de kosten wel redelijk zijn: als een hoge kostenpost in de begroting is opgenomen voor bijvoorbeeld externe advieskosten, maar deze post is niet gespecificeerd of een objectieve onderbouwing ontbreekt waarom de kosten nodig zijn voor het doel van de subsidie, dan kunnen de kosten uitgesloten worden. Het is dus aan de aanvrager om steeds aannemelijk te maken dat de opgevoerde kosten noodzakelijk zijn voor het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 1.3.

Eerste lid, Onderdeel a - ureninzet van werknemers en derden;

De aanvrager kan subsidie vragen voor vergoeding van de ureninzet van werknemers en/of deskundigen inhuren om de haalbaarheid van een project te onderzoeken. Denk daarbij aan een financieel, juridisch, technisch of andere expert waarvan het advies noodzakelijk is om te kunnen starten met het project. Als een individu (natuurlijk persoon) subsidie aanvraagt kan dit dus niet ingezet worden als vergoeding van de eigen ureninzet. Hiermee willen we voorkomen dat mensen met behulp van subsidie hun eigen werk creëren.

Eerste lid, Onderdeel b - vergoeding van vrijwilligers en onkosten

De aanvrager kan subsidie aanvragen voor een vrijwilligersvergoeding voor mensen met een uitkering, of voor onkosten die vrijwilligers moeten maken, zoals reiskosten. Hiervoor gelden de tarieven zoals vastgesteld door de Belastingdienst. Zie: Externe link: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/werk_en_inkomen/werken/werken-als-vrijwilliger/vergoeding_voor_inzet_en_voor_kosten

Eerste lid, Onderdeel c - de kosten van projectgebonden materiaal

Voorbeelden zijn gereedschap, meetapparatuur en/of constructiemateriaal die nodig zijn om de haalbaarheid te toetsen. Ook communicatiemateriaal (bijvoorbeeld t.b.v. draagvlakverwerving) is subsidiabel. Kantoorartikelen en kosten huisvesting vallen hier niet onder. Ook investeringen in hardware als onderdeel van de realisatie zijn niet subsidiabel.

Bij de beantwoording van de vragenlijst moet onderbouwd worden waarom deze activiteiten noodzakelijk zijn om het gewenste resultaat van uw project of programma te bereiken. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn voor het realiseren van een (gezamenlijke) business case of om samenwerking te bekrachtigen.

Tweede lid, onderdeel a, vergoeding derdendiensten

Dit maximumtarief is gelijkgesteld met het maximum dat geldt voor externe inhuur binnen de gemeente Amsterdam, zoals vastgelegd in het Raadsbesluit initiatiefvoorstel “beperking topsalaris externe inhuur” van 22 april 2015 (2015,233). Het college heeft inmiddels deze beperking opgeheven en daarbij is aangesloten bij de Wet Normering Topinkomens. Er is desondanks bewust gekozen om op deze manier het uurtarief te blijven maximeren.

Tweede lid, onderdeel b - de kosten van projectgebonden materiaal als dit meer dan 20% is van het aangevraagde bedrag;

Omdat de middelen zijn bedoeld voor activiteiten die vooraf gaan aan de uitvoering van een of meerdere duurzame initiatieven, is het percentage van het bedrag dat voor de proef(installatie) mag worden ingezet gemaximeerd op 20% van de begroting.

Tweede lid, onderdeel c - programmakosten die meer zijn dan 15 % van het aangevraagde bedrag, exclusief de programmakosten;

Voor het bepalen van de maximale hoogte van het subsidiebedrag worden de kosten bij elkaar opgeteld die rechtstreeks aan de deelprojecten worden besteed. Stel dat de opgetelde kosten voor de projecten € 30.000,-- bedraagt, dan is de hoogte van het subsidiebedrag voor de programmakosten maximaal € 4500,-- .

Artikel 2.4 Hoogte van de subsidie

Dit artikel regelt de hoogte van de maximale hoogte van de subsidie.

Artikel 2.5 De aanvrager

Dit artikel regelt wie de subsidie aan kan vragen. Voor projecten kan iedereen met een belang bij het duurzame project aanvragen. Subsidie voor programma’s kan uitsluiten door rechtspersonen worden aangevraagd. Onder de rechtspersonen die kunnen aanvragen vallen bijvoorbeeld de stichting, de coöperatie of de vereniging. Het aantoonbare belang kan de vastgestelde, maatschappelijke doelstelling van de aanvrager zijn. Het belang kan ook de binding zijn van de aanvrager met het gebied of de buurt waar de activiteiten plaatsvinden. Bijvoorbeeld als de aanvrager gevestigd is in het gebied en ook al eerder buurtgerichte activiteiten heeft uitgevoerd.

Artikel 2.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Dit artikel regelt welke informatie ingediend moet worden.

aanhef en onderdeel a

Centraal in de aanvraag staat het aanvraagformulier, zoals dat is opgenomen in bijlage A. Omdat het aanvraagformulier een belangrijke rol speelt in de beoordeling is het is van groot belang om het aanvraagformulier volledig en correct in te vullen. Bijlage A bevat afzonderlijke aanvraagformulieren voor projecten en voor programma’s. Het aanvraagformulier is ook in digitale variant beschikbaar.

Aanvullend op het aanvraagformulier is het mogelijk een filmpje in te dienen, als de initiatiefnemer denkt dat de omschrijving van het voorstel dan beter tot z'n recht komt. Dit filmpje mag maximaal 3 minuten duren. Dat stelt aanvragers die makkelijker spreken dan schrijven ook in staat het projectvoorstel goed voor het voetlicht te brengen.

aanhef en onderdeel b

Dit geldt altijd voor (deel)projecten gericht op ketensamenwerking omdat ‘samenwerking’ hier centraal staat. Er moet aangetoond worden dat een aantal (beoogde) ketenpartijen het doel van de subsidieaanvraag onderschrijven en bij de uitvoering betrokken zijn.

Voor andere (deel)projecten is dit verplicht indien voor de daadwerkelijke uitvoering van een project toestemming nodig is van een direct betrokkene zoals een vastgoedeigenaar. Denk aan een complex waar energiemaatregelen genomen gaan worden of de aanpak van een gedeelde (binnen)tuin. Om vanaf het begin af aan te werken aan het benodigde draagvlak is het verplicht om met deze partijen af te stemmen over de subsidieaanvraag. Zij moeten dit ondersteunen. Een bewijs hiervan kan een kopie van een mailwisseling zijn.

Aanhef en onderdeel c

Op grond van de reguliere De-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- (het huidige belastingjaar en de twee voorafgaande) steunen zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun is zó minimaal (de-minimissteun) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt. Om de-minimissteun te mogen ontvangen, moet de ontvanger een de-minimisverklaring overleggen. In een de-minimisverklaring geeft de gesteunde onderneming de de-minimissteun weer die in de voorgaande twee belastingjaren is ontvangen.

Aanhef en onderdeel d

Dit onderdeel is er op gericht te voldoen aan de vereisten die volgen uit te ASA2023. Het betreft in ieder geval de volgende documenten en gegevens:

  • het bankrekeningnummer en een kopie van een bankafschrift of kopie van een bankpas van de aanvrager; en

  • de laatste jaarrekening, voor zover de rechtspersoon deze verplicht is op te stellen.

Het is dus niet nodig om een beschrijving van de activiteiten of een begroting, zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a van de ASA2023 aan te leveren. De gedachte is dat de antwoorden op de vragen in het aanvraagformulier, uit onderdeel a, de benodigde informatie verschaffen.

Artikel 2.7 Weigeringsgronden

Eerste lid, aanhef

Dit artikellid somt de gebonden weigeringsgronden op. Het college moet in de gevallen die in de onderdelen van dit lid worden opgesomd de subsidie weigeren.

Eerste lid, aanhef en onderdeel a

Vereist wordt dat activiteiten nog niet begonnen zijn, voordat de subsidie aangevraagd wordt. Er is een groot grijs gebied waar gesteld kan worden dat een deel van de activiteiten al begonnen is. Het college beoordeelt daarbij of de activiteiten al begonnen zijn. De subsidie kan alleen verleend worden als de reeds begonnen activiteiten buiten de subsidieaanvraag worden gelaten. Het is aan de aanvrager om ervoor te zorgen dat de aanvraag geen reeds begonnen activiteiten bevat.

Eerste lid, aanhef en onderdeel b

Deze bepaling heeft een grote overlap met artikel 8, tweede lid, onderdeel d van de ASA2023. Het beoogt te borgen dat geen subsidie verleend wordt de niet binnen de Europese regels met betrekking tot staatssteun past. Het fundamentele verschil is echter dat expliciet wordt gemaakt dat, behalve voor corporaties, uitsluitend gebruik gemaakt zal worden van de uitzonderingsmogelijkheden geboden door de de-minimisverordening. Het college hoeft dus niet te onderzoeken of ondersteuning op grond van bijvoorbeeld de Algemene Groepsvrijstellingsverordening mogelijk is. Voor woningcorporaties geldt dit de-minimisvereiste niet, omdat gebruik wordt gemaakt van de vrijstellingen die volgen uit het DAEB-vrijstellingsbesluit.

Eerste lid, aanhef en onderdeel c

Deze bepaling is eigenlijk juridisch niet nodig, want de ASA2023 en de Awb zijn ook zonder deze bepaling van toepassing. Hij is toegevoegd om de lezer van de regeling te helpen herinneren aan het bestaan van deze weigeringsgronden.

Tweede lid, aanhef

De onderdelen van dit lid sommen de discretionaire weigeringsgronden op. Het college ‘kan’ deze weigeringsgronden toepassen, maar is daar niet toe verplicht. Het college is kan ook gedeeltelijk weigeren, wat betekent dat ze slechts een deel van de subsidiabele activiteiten subsidieert of een deel van het aangevraagde subsidiebedrag verleend.

Tweede lid, aanhef en onderdeel a

De subsidie dekt niet alle kosten van álle activiteiten die nodig zijn om een project of een programma van de grond te krijgen. Een eigen bijdrage van de aanvrager is noodzakelijk. De aanvrager wordt uitgedaagd om zelf activiteiten uit te voeren waardoor het succes van het project of het programma vergroot kan worden. Voorbeelden van activiteiten die de aanvrager zelf uit kan voeren zijn: een buurtonderzoek, het verkrijgen van draagvlak, of de organisatie van bijeenkomsten. Als de eigen bijdrage een te beperkte bijdrage levert aan het realiseren van het project of programma, dan kan het college kiezen om de subsidie te weigeren of de subsidie lager te verlenen.

Tweede lid, aanhef en onderdeel b

Deze bepaling stelt het college in staat om zonder dat de aanvrager zelf het aanvraagbedrag naar beneden bijstelt, toch een lagere subsidie te verlenen. Ze verlenen de subsidie dan gedeeltelijk.

Tweede lid, aanhef en onderdeel c

Vereiste aan projecten en programma’s om voor subsidies in aanmerking te komen is dat ze complex zijn. Dat volgt uit artikel 2.1. De aanvrager moet echter wel voldoende onderbouwen dat een aanvraag complex is. Als die onderbouwing onvoldoende is of als de geleverde onderbouwing tot de conclusie leidt dat de activiteiten onvoldoende complex zijn kan het college op grond van deze weigeringsgrond kiezen om de subsidie te weigeren. Dit kan bijvoorbeeld ook het geval zijn als er al een vergelijkbaar project heeft plaatsgevonden zonder dat er haalbaarheidsonderzoeken nodig waren of dat er (technische) oplossingen toepasbaar zijn die naar het oordeel van het college even goed zijn als de oplossingen die de aanvrager wil onderzoeken.

Tweede lid, aanhef en onderdeel d

Bij een rendabele investering kunnen onderzoekskosten meegenomen worden en is er dus geen subsidie nodig. Dat verminderd natuurlijk de rendabiliteit van de investering. Het college is niet voornemens subsidie te verlenen om de winsten van de initiatiefnemers te vergroten. Maar er kunnen specifieke omstandigheden zijn (bijvoorbeeld bij innovatie) dat rechtvaardigt. De aanvrager moet motiveren waarom dit het geval is.

Tweede lid, aanhef en onderdeel e

Indien relevant moet een duurzaam initiatief inzetten op resultaten die in lijn zijn met het principe van klimaatrechtvaardigheid. In het coalitieakkoord ‘Amsterdams Akkoord’’ staat hierover: In onze aanpak zetten we extra in op het bestrijden van energiearmoede door energielasten van mensen met lage inkomens te verlagen. Iedereen moet immers mee kunnen doen en klimaatbeleid moet juist ten goede komen aan mensen met een smallere beurs door verlaging van de woonlasten. Het draagvlak in de buurt, het sociaal fundament en/of het bereik van het project onder Amsterdammers onvoldoende moet voldoende uitgewerkt zijn;

Tweede lid, aanhef en onderdeel f:

Productontwikkeling (bijvoorbeeld een app, een lespakket, een innovatief PV paneel, of een duurzaam vervoermiddel) is geen doel van deze regeling, tenzij dit tegelijkertijd het sociale fundament versterkt, bijvoorbeeld door het creëren van werkgelegenheid of het verbeteren van leefomstandigheden van Amsterdammers. Dat moet zo concreet mogelijk onderbouwd worden in het aanvraagformulier.

Productontwikkeling is wel toegestaan als dit het resultaat is van beoogde ketensamenwerking. Het nieuwe product (of dienst) kan bijvoorbeeld onderbouwd worden aan de hand van de strategieën op de R-ladder. De R-ladder geeft de mate van circulariteit aan. Hoe hoger een strategie op de R-Ladder staat, hoe meer grondstoffen bespaard worden. De reden dat dit wel voor subsidie in aanmerking komt, is dat de totstandkoming van ketensamenwerking erg complex is, maar wél nodig is in de transitie richting de circulaire economie.

Tweede lid, aanhef en onderdeel g

Wanneer de activiteiten uit het project ook gedekt kunnen worden door een andere Amsterdamse regeling zal de aanvraag bij deze regeling geweigerd worden. Onder een dergelijke regeling vallen ook de diensten die de gemeente aanbiedt aan verschillende doelgroepen zoals VvE’s.

Tweede lid, aanhef en onderdeel i

Het aangevraagde subsidiebedrag moet redelijk in verhouding staan tot het resultaat dat hiermee bereikt kan worden. Het college is niet voornemens hele grote subsidies te verlenen voor hele kleine resultaten.

Tweede lid, aanhef en onderdeel j

Een aanvrager kan meerdere keren subsidie op grond van artikel 2.1 aanvragen, voor verschillende projecten, al dan niet ondergebracht in één programma. Een aanvrager kan in totaal niet meer dan € 100.000 aanvragen. Voor een programma of een project kan in totaal ook niet meer dan € 100.000 aangevraagd worden.

Tweede lid, aanhef en onderdeel k

Kennisdeling is een belangrijk onderdeel van deze subsidie. Het is de bedoeling dat aanvragers duidelijk laten zien welke kennis ze denken te vergaren door dit complete project of programma uit te voeren en hoe ze ervoor zullen zorgen dat deze kennis voor andere beschikbaar is. Het is de bedoeling dat andere aanvragers de opgedane kennis van voorgaande subsidies kunnen gebruiken, zodat zij geen aanvraag hoeven in te dienen. Als geen voldoende doordacht plan voor kennisdeling bestaat, dan kan het college kiezen om de subsidie te weigeren.

Tweede lid, aanhef en onderdeel l

Als onvoldoende rekening wordt gehouden met risico's of belemmeringen die de eindelijke uitvoering in de weg staan, kan dat een reden zijn om de subsidie te weigeren. Denk aan het verkrijgen van een vergunning, het vinden van een locatie of als uitvoering niet mogelijk is zonder instemming / medewerking van een bepaalde organisatie/ partij en die partij geen blijk heeft gegeven van de intentie om die instemming of medewerker te geven.

Tweede lid, aanhef en onderdeel m

Betrokkenheid van de aanvrager bij het onderwerp waarvoor ze subsidie aanvragen is essentieel. De aanvrager moet aantonen dat ze zelf deel van de doelgroep zijn of aantoonbare affiniteit met de doelgroep hebben. Als de aanvrager deze relatie met de doelgroep onvoldoende aannemelijk maakt, dan kan het college kiezen om de subsidie te weigeren.

Tweede lid, aanhef en onderdeel n

Deze bepaling is eigenlijk juridisch niet nodig, want de ASA2023 en de Awb zijn ook zonder deze bepaling van toepassing. Hij is toegevoegd om de lezer van de regeling te helpen herinneren aan het bestaan van deze weigeringsgronden.

Artikel 2.8 Aanvullende verplichtingen

Aanhef

Dit artikel regelt de aanvullende verplichtingen die gelden voor partijen die de aangevraagde subsidie verleend hebben gekregen. De verplichtingen zijn opgesomd in de onderdelen van dit artikel. Het niet naleven van deze voorwaarden kan leiden tot het lager of op nihil vaststellen van de subsidie op grond van 4:46, tweede lid, onderdeel b van de Awb.

Aanhef en onderdeel a

De aanvrager moet de activiteiten natuurlijk wel binnen een redelijke termijn uitvoeren. In principe is daarbij een termijn van 2 jaar gesteld, maar daar kan op basis van de planning in de aanvraag middels de verleningsbeschikking worden afgeweken. Uitstel op de gestelde termijn is mogelijk, maar de aanvrager moet dat uitstel wel tijdig aanvragen en dat uitstel moet met dragende redenen onderbouwd zijn. Het college kan dat uitstel ook weigeren in welk geval zij overgaat tot ambtshalve vaststelling van de subsidie op grond van 4:47, onderdeel a, Awb.

Aanhef en onderdeel b

Dit is een verplichting die uitsluitend voor woningcorporaties geldt. Het betreft een verplichting om een voldoende nauwkeurige administratie bij te houden. Waarbij de kosten voor de gesubsidieerde activiteiten goed te onderscheiden zijn van de gebruikelijke bedrijfsvoering. De reden hiervoor is dat het DAEB-vrijstellingsbesluit vereist dat er niet meer subsidie wordt gegeven dan de daadwerkelijk gemaakte kosten voor het project of programma. Als de administratie niet van voldoende kwaliteit is kan het college op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb de verleende subsidie lager vaststellen.

Aanhef en onderdeel c

Deze bepaling is eigenlijk juridisch niet nodig, want de ASA2023 zijn ook zonder deze bepaling van toepassing. Hij is toegevoegd om de lezer van de regeling te helpen herinneren aan het bestaan van deze weigeringsgronden

Artikel 2.9 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Aanhef

Bij het doen van een verzoek tot vaststelling van de subsidie zal de aanvrager de in dit artikel en de in artikel 14 van de ASA 2013 opgenomen documenten moeten overleggen. Dit artikel heeft werking op voor subsidies boven de €20.000,-. Voor subsidies onder de €20.000,- gelden de voorwaarden die volgen uit artikel 1.8 van deze regeling.

Aanhef en onderdeel a

Betaalde facturen worden gevraagd, omdat het college daaruit redelijkerwijs moet kunnen afleiden dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Gevraagd wordt in feite om kopieën van de facturen. Het gevraagde betaalbewijs kan bijvoorbeeld bestaan uit een bankrekeningafschrift van de betaling, ook een getekende verklaring van de opsteller van de factuur dat deze voldaan is kan als betaalbewijs fungeren.

Aanhef en onderdeel c

Op basis van de digitale kopieën van publicaties, onderzoeken en presentaties die in het kader van de activiteiten zijn gemaakt kan achterhaald worden wat er onderzocht is en of die uitkomsten relevant zijn voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten.

Aanhef en onderdeel d

Deze bepaling is eigenlijk juridisch niet nodig, want de ASA2023 zijn ook zonder deze bepaling van toepassing. Hij is toegevoegd om de lezer van de regeling te helpen herinneren aan het bestaan van deze weigeringsgronden

Hoofdstuk 3 Op weg naar Klimaatneutrale buurten

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten

De activiteiten om te komen tot een klimaatneutrale of aardgasvrije buurt zijn ondergebracht bij verschillende subsidies. Deze activiteiten bieden de subsidieaanvrager houvast in het complexe proces van het ontwikkelen van een buurtgericht initiatief tot een aardgasvrije of klimaatneutrale buurt. Een initiatief kan klein beginnen en wordt gaandeweg groot en professioneel genoeg om een solide investeringsvoorstel te ontwikkelen. Initiatiefnemers moeten de voorgaande activiteiten doorlopen hebben om in aanmerking te komen voor de subsidie in die fase. Dit wordt geborgd met artikel 3.6, eerste lid, onder d en e.

Met eenmalige subsidie wordt bedoeld dat het een incidentele subsidie betreft en geen periodieke subsidie die herhaaldelijk (bijvoorbeeld jaarlijks) wordt uitgekeerd.

Per activiteit is het aan te vragen subsidiebedrag gemaximeerd. Een aanvrager kan voor elke activiteit subsidie aanvragen. Het totaal aan te vragen subsidiebedrag over de drie fasen gezamenlijk kan, als gevolg van artikel 3.6, tweede lid, onder c, niet meer zijn dan €150.000,-. Het is aan de aanvrager zelf om te bepalen hoe dit het beste verdeeld kan worden over de verschillende fases.

Onderdeel a verkenning

Het is de bedoeling dat de initiatiefnemer via een verkenning een plan formuleert en onderbouwt om een klimaatneutrale of aardgasvrije buurt te realiseren. Hierbij past een brede en open opvatting qua mogelijke toe te passen technieken en wat betreft partijen die nodig zijn bij de verdere uitwerking. Bij de verkenning kan 100 % van de subsidiabele kosten vergoed worden, met een maximum van € 15.000 Cofinanciering is dus geen vereiste. Wel moet de initiatiefnemer een eigen bijdrage leveren. De definitie van de eigen bijdrage staat in de begripsomschrijvingen (artikel 1.1) en wordt nader toegelicht in de toelichting van artikel 3.5, eerste lid onderdeel c. In artikel 3.5 eerste lid omschrijft ook welke gegevens u nog meer moet indienen.

De verkenning mondt uit in een plan van aanpak voor een haalbaarheidsstudie. Daarnaast zorgt u in deze fase voor de samenwerking met noodzakelijke stakeholders om vervolgstappen te kunnen zetten. De resultaten van de verkenning zijn vereisten voor een subsidieaanvraag voor het uitvoeren van de haalbaarheidsstudie. Dat blijkt ook uit artikel 3.5 tweede lid.

Onderdeel b haalbaarheidsstudie

Tijdens de haalbaarheidsstudie worden meerdere warmteoplossingen tegen elkaar afgewogen op basis van de uitgangspunten en randvoorwaarden die zijn geformuleerd tijdens de verkenning. Dit is een proces waar meerdere partijen aan deelnemen, bijvoorbeeld de belangrijkste vastgoedeigenaren (VvE’s, woningbouwcorporaties), de energieleverancier en netwerkbeheerder. Deze deelname is geregeld in een intentieovereenkomst die onderdeel uitmaakt van de aanvraag. In deze fase wordt ook het draagvlak gepeild onder de eindgebruikers (vooral bewoners). In artikel 3.5 tweede lid staat welke gegevens ingediend moeten worden. U kunt voor deze fase maximaal 80.000,- aanvragen. Voor deze fase is tenminste 30% cofinanciering noodzakelijk. Dat betekent dat uw plan voor de haalbaarheidsstudie niet volledig door deze subsidieregeling gefinancierd wordt. De haalbaarheidsstudie mondt uit in een voorstel voor een klimaatneutrale of aardgasvrije energievoorziening voor de buurt. Zie artikel 3.8, tweede lid.

Een rapport over de haalbaarheidsstudie moet u bij de vaststelling van de subsidie indienen. Inzet is tevens dat het commitment van de noodzakelijke samenwerkingspartners verder vergroot wordt en is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst is nodig bij een subsidieaanvraag voor het ontwerp. Zie hiervoor artikel 3.5 derde lid.

Onderdeel c ontwerp

De activiteiten bij deze subsidie richten zich op het uitwerken van een ontwerp. In artikel 1.1 onderdeel p wordt omschreven wat een ontwerp inhoudt. Er is sprake van een definitief en uitgewerkt ontwerp als het ontwerp dusdanig concreet is dat het bruikbaar is voor het aanvragen van concrete offertes voor de realisatie. Dat kan betekenen dat sommige delen van de realisatie tot op het niveau van een bouwkundig bestek uitgewerkt dienen te zijn. Het lijkt daarbij verstandig om aansluiting te zoeken bij de in Nederland gebruikelijk besteksystematieken, zoals STABU, NBS of RAW. Inzet is dat aan het eind van deze fase alle voor deze buurt relevante partijen klaar en bereid zijn om het plan tot uitvoering te brengen. Dat wordt bekrachtigd in een realisatieovereenkomst.

In deze fase wordt naast het technische rekenwerk ook gevraagd dat de aanvrager aantoont dat er draagvlak in de buurt is voor uit te werken variant. Zonder draagvlak van de eigenaren en gebruikers is de kans dat het uit te werken plan voor de energievoorziening tot uitvoering komt vrijwel nihil. Het aantonen van draagvlak gebeurt door middel van een onderzoek. Handtekenlijsten, de resultaten van een enquête en/of het aantal betalende leden kunnen bruikbare gegevens opleveren voor het bepalen van het draagvlak. Een dergelijk onderzoek toetst idealiter in welke mate de verschillende te onderscheiden groepen (Particulieren, VvE, Woningbouwcorporaties, Commerciële investeerders, huurders, bedrijfseigenaren) de gekozen oplossing onderschrijven. Het voorleggen van een oplossing bevat in ieder geval dat een onderbouwde indicatie is gegeven van de voor die groep relevante kosten. Draagvlak zonder een gedeelde visie op de potentiële financiële consequenties is in deze fase onvoldoende. In artikel 3.5, derde lid staat welke gegevens u voor de activiteiten in de fase van het ontwerp moet inleveren.

De kans bestaat dat tijdens de ontwerpfase gebleken is dat de realisatie en exploitatie van een alternatieve energievoorziening niet rendabel te maken is. Voor het onrendabele deel van de realisatie en exploitatie van de alternatieve energievoorziening kan de gemeente kiezen om bij te springen. Dat kan zij bijvoorbeeld doen door eindgebruikers een subsidie voor het aardgasvrij maken van hun woning te geven of door een bijdrage te doen aan de investeringen in de realisatie. In het op te stellen bestedingsvoorstel onderbouwt en rechtvaardigt u aan de gemeenteraad een bijdrage van de gemeente voor het uitgewerkte ontwerp.

Artikel 3.2 Subsidiabele kosten

Alleen kosten die noodzakelijk zijn komen in aanmerking voor subsidie. Dit betekent dat er wordt getoetst of de kosten wel redelijk zijn: als een hoge kostenpost in de begroting is opgenomen voor bijvoorbeeld externe advieskosten, maar deze post is niet gespecificeerd of een objectieve onderbouwing ontbreekt waarom de kosten nodig zijn voor het doel van de subsidie, dan kunnen de kosten afgewezen worden. Het is dus aan de aanvrager om steeds aannemelijk te maken dat de opgevoerde kosten noodzakelijk zijn voor het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 1.3.

Eerste lid, aanhef en onderdeel a - ureninzet van werknemers en derden;

De aanvrager kan subsidie vragen voor vergoeding van de ureninzet van werknemers en/of deskundigen inhuren om de activiteiten voor de verkenning, de haalbaarheid of het ontwerp uit te voeren. Denk daarbij aan een financieel, juridisch of energiedeskundig waarvan het advies noodzakelijk is om varianten naast elkaar te kunnen zetten of door te rekenen. Voor het uitvoeren van een verkenning kan een individu (natuurlijk persoon) subsidie aanvragen. Deze subsidie kan in dat geval niet ingezet worden als vergoeding van de eigen ureninzet. Hiermee willen we voorkomen dat mensen met behulp van subsidie hun eigen werk creëren.

Eerste lid, aanhef en onderdeel b - vergoeding van vrijwilligers en onkosten

De aanvrager kan subsidie aanvragen voor een vrijwilligersvergoeding, of voor onkosten die vrijwilligers moeten maken, zoals reiskosten. Hiervoor gelden de tarieven zoals vastgesteld door de Belastingdienst. Zie: Externe link: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/werk_en_inkomen/werken/werken-als-vrijwilliger/vergoeding_voor_inzet_en_voor_kosten

Eerste lid, aanhef en onderdeel c - de kosten van projectgebonden materiaal.

Te denken valt aan communicatiemateriaal (bijvoorbeeld t.b.v. draagvlakverwerving) of een proefopstelling waarmee de haalbaarheid van een energie maatregel getest wordt. Kantoorartikelen en kosten huisvesting vallen hier niet onder. Ook investeringen in installaties of infrastructuur als onderdeel van de realisatie zijn niet subsidiabel.

Eerste lid, aanhef en onderdeel e – Notariële kosten

De notariële kosten voor het inrichten van een rechtspersoon zijn ook subsidiabel. Gezien de hoge uurtarieven van notarissen dient u bij de selectie van de notaris aandacht te besteden aan de weigeringsgrond in artikel 3.6 tweede lid, onderdeel d. Er zijn op voorhand twee denkbare oplossingen: Zoek een notaris met een lager uurtarief, zoek een notaris die de oprichting van uw stichting voor een vast bedrag wil doen.

Tweede lid

Omdat de middelen zijn bedoeld voor activiteiten die vooraf gaan aan de realisatiefase van de klimaatneutrale wijk is het percentage van het bedrag dat mag worden ingezet voor materiaal gemaximeerd op 20% van de begroting. Het is niet mogelijk om op grond van deze regeling subsidie aan te vragen voor investeringen in energiesystemen of energiebesparingsmaatregelen.

Artikel 3.3 Subsidieplafonds en subsidietijdvakken

Er bestaan binnen dit hoofdstuk van de subsidieregeling verschillende plafonds. Het in het eerste lid telkens voor tijdvakken van een jaar bepaalde plafond is uitsluitend bedoeld voor de verkenningsfase. De in het tweede lid telkens voor tijdvakken van een jaar bepaald plafond is bedoeld voor zowel de haalbaarheidsfase als de ontwerpfase. Deze knip tussen verkenning en de volgende fasen is bewust gedaan, om te kunnen sturen op het aantal buurtinitiatieven dat tot stand komt. Bij het bepalen of het plafond bereikt is gaat het om de verleende subsidiebedragen. De volgorde van behandeling van aanvragen volgt uit artikel 1.7 van de regeling.

Artikel 3.4 De aanvrager

Eerste lid

De subsidie voor de verkenning kan door een ieder met binding met de buurt waarop de aanvraag ziet worden aangevraagd. Binding met de buurt blijkt uit de omschrijving die bij artikel 3.5, eerste lid, onder b wordt gevraagd. Als die binding onvoldoende is kan het college op grond artikel 8, tweede lid, onder a van de ASA2023 de subsidie weigeren.

Tweede lid

Subsidie voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.1, tweede lid en derde lid, kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon dat de samenwerkende betrokkenen in de buurt vertegenwoordigt bij de realisatie van die aardgasvrije of klimaatneutrale buurt.

Onder de rechtspersonen die kunnen aanvragen vallen bijvoorbeeld de stichting, de coöperatie of de vereniging. Deze rechtspersoon dient namens de samenwerkende betrokkenen in de buurt / relevante partijen de subsidieaanvraag in. Uit de statuten van die organisatie blijkt de binding met de buurt. Dit is waarschijnlijk de rechtspersoon die, op grond van artikel 3.1, onder 1d, gedurende de verkenningsfase is opgericht of aangewezen. De gemeente gaat uit van de statuten die geregistreerd zijn bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 3.5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Eerste lid

Artikel 6, tweede lid van de ASA2013 noemt een aantal gegevens, dat bij een aanvraag ingediend moeten worden. Voor de activiteiten in dit hoofdstuk geldt een aanvullend aantal concrete documenten. Deze documenten zijn in bijna alle gevallen het eindresultaat van de voorgaande (gesubsidieerde) activiteiten. Het zijn essentiële deelproducten in het ontwikkelen van een gedragen aardgasvrije of klimaatneutrale energievoorziening voor een buurt.

Eerste lid, onderdeel a

Enig inzicht in de complexiteit van de opgave (‘waar begin je aan’) is nodig om deze buurtgerichte aanpak te kunnen starten en tot een goed einde te kunnen brengen. Er wordt gevraagd naar de aanleiding voor de aanvraag en de activiteiten die al zijn uitgevoerd, in verband met deze subsidieaanvraag. Antwoord wordt gegeven op vragen als: Hoe is het initiatief ontstaan, welke contacten zijn er al en welke relevante kennis is al aanwezig? Als de aanvrager bij deze beantwoording onvoldoende blijk geeft van begrip van de complexiteit van de opgave kan het college op grond van artikel 9, tweede lid, onder f van de ASA2013 besluiten om de subsidie te weigeren.

Eerste lid, onderdeel b

Ook wordt de aanvrager gevraagd om zijn of haar binding met de buurt waarop de aanvraag ziet duidelijk te maken. Voorbeelden van mogelijke bindingen zijn dat de aanvrager in de buurt woont of al een aantoonbaar netwerk heeft binnen de buurt.

Eerste lid, onderdeel c

De subsidie dekt niet álle activiteiten die nodig zijn om de verkenning uit te kunnen voeren. Het is geen volledige subsidiering. Met de vraag om een ‘eigen bijdrage’ wordt de aanvrager uitgedaagd om zelf activiteiten uit te voeren waardoor het succes vergroot kan worden. Waar ligt de kracht van de aanvrager? Voorbeelden van activiteiten: het zelf uitvoeren van een buurtonderzoek, het verkrijgen van draagvlak het actief delen en verdiepen van kennis, of de organisatie van bijeenkomsten. Een definitie van eigen bijdrage staat in de begripsomschrijvingen in het eerste hoofdstuk.

Tweede lid

Op grond van artikel 6, tweede lid onder a van de ASA2023 dient u een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in te dienen. Bij de totstandkoming van het ontwerp bouwt u voort op de resultaten uit de haalbaarheidsstudie. Deze resultaten maken deel uit van de subsidieaanvraag voor de ontwerpfase.

Tweede lid, onderdeel a, sub i

Het overzicht van de mogelijke varianten is van belang om te voorkomen dat een optie over het hoofd wordt gezien. In de verdere uitwerking kan men op dit document terugvallen als onderbouwing van de aanpak.

Tweede lid, onderdeel a, sub ii

Bij uitgangspunten kan gedacht worden aan huidige warmteoplossingen, kenmerken van de gebouwde omgeving, afbakening van de buurt, bestaande afspraken tussen stakeholders zoals concessies) en bij randvoorwaarden kan gedacht worden aan: CO2 besparing, technische, organisatorische en financiële haalbaarheid, betaalbaarheid voor de eindgebruiker, planning en draagvlak. Tezamen vormt dit het afwegingskader waarop de varianten worden getoetst. Zie ook artikel 3.6, tweede lid onder h, waarin een aantal criteria wordt genoemd die terug moeten komen in het afwegingskader.

Tweede lid, onderdeel b

De getekende intentieovereenkomst laat zien dat er draagvlak is om door te gaan met de volgende fase en dus de haalbaarheidsstudie uit te voeren. De partijen die nodig zijn om de haalbaarheidsstudie uit te voeren zijn onder andere de vastgoedeigenaren (VvE’s, woningbouwcorporaties, beleggers), warmteleveranciers en warmteproducenten. De gevraagde intentieovereenkomst is noodzakelijk om de betrokkenheid van de noodzakelijke samenwerkingspartners te borgen. Deze partijen ondersteunen de subsidieaanvraag, bevestigen de cofinanciering en participeren in de haalbaarheidsstudie.

Tweede lid, onderdeel c

Draagvlak in de buurt is noodzakelijk voor de uiteindelijke warmte oplossing. In het participatie- en communicatieplan wordt beschreven wie de doelgroep is, hoeveel mensen u wilt bereiken, hoe u deze bij het proces wilt betrekken en hoe u het draagvlak wilt aantonen. Dat kan bijvoorbeeld door het uitvoeren van buurtonderzoek, enquêtes en/of het organiseren van bijeenkomsten. De resultaten van deze draagvlakpeiling zijn nodig bij het aanvragen van subsidie voor het uitwerken van het ontwerp. Om inzicht te krijgen of er daadwerkelijke voldoende draagvlak bevat het plan een voorstel over kwantificering en wat het ambitieniveau is. Enkele voorbeelden:

  • Het aantal mensen uit de buurt dat actief is het initiatief betrokken is (als initiatiefnemer of ambassadeur)

  • Het aantal mensen dat op bijeenkomsten is gekomen en zo belangstelling heeft getoond

  • Het aantal gesprekken dat gevoerd is met verschillende typen huiseigenaren en hun reactie

  • De minimale grootte van een representatieve steekproef in de buurt waaruit kan blijken dat de meerderheid positief is over het voorstel.

Tweede lid, onderdeel d en e

Deze bepalingen zijn eigenlijk juridisch niet nodig, want hoofdstuk 1 en de ASA2023 zijn ook zonder deze bepaling van toepassing. Hij is toegevoegd om de lezer van de regeling te helpen herinneren aan het bestaan van deze weigeringsgronden

Derde lid

Op grond van artikel 6, tweede lid onder a van de ASA2013 dient u een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in te dienen. Bij de totstandkoming van het ontwerp bouwt u voort op de resultaten uit de haalbaarheidsstudie. Deze resultaten maken deel uit van de subsidieaanvraag.

Derde lid, onderdeel a.

Het voorstel voor een klimaatneutrale of aardgasvrije energievoorziening voor de buurt is het resultaat van de haalbaarheidsstudie.

Derde lid, onderdeel b.

Aantoonbaar draagvlak in de buurt is essentieel om tot een kansrijke uitwerking van het ontwerp te komen. U heeft dit tijdens de haalbaarheidsfase in beeld gebracht.

Derde lid, onderdeel c

De definitie van de samenwerkingsovereenkomst staat in hoofdstuk 1, artikel 1.1 ‘begripsbepalingen’. De samenwerkingsovereenkomst laat zien dat elke relevante stakeholder bereid is om vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid activiteiten te ondernemen om de voorkeursvariant in detail uit te werken. Het is een verdere formalisering van het draagvlak.

Derde lid, onderdeel d

In het participatie- en communicatieplan bouwt u voort op het al verkregen draagvlak onder de eindgebruikers. In deze fase moet het commitment verder vergroot worden, bijvoorbeeld doordat de toekomstige gebruikers de intentie vastleggen dat ze de toekomstige duurzame warmte gaan afnemen.

Derde lid, onderdeel e

Een organisatie die de haalbaarheidsfase voor een buurtgericht energiesysteem heeft afgerond is in het bezit van waardevolle kennis en ervaring. Deze organisatie kan (en moet) andere organisaties die met een soortgelijke opgave bezig zijn helpen om de weg te vinden.

Derde lid, onderdeel f

Dit financieringsvoorstel maakt inzichtelijk welke kosten er in de uitwerking van het ontwerp worden verwacht en wie deze kosten zal dragen. Op grond van artikel 3.4, derde lid zal in deze fase tenminste 30% van de kosten door de organisatie zelf gedragen worden. Vierde lid

Dit lid is uitsluitend van toepassing op ondernemers en vraagt aan ondernemers een ingevulde de-minimisverklaring aan te leveren. Als niet voldaan kan worden aan dit vereiste moet de subsidie op grond van artikel 3.7, eerste lid, onder e geweigerd worden.

Artikel 3.6 Weigeringsgronden

Eerste lid

Het college moet een subsidieaanvraag weigeren als één van de onder dit lid genoemde gronden zich voordoet. Het betreft hier een aanvulling op de gronden die in artikel 8, eerste lid van de ASA2023 zijn genoemd.

Eerste lid, onderdelen a en b

Onderdelen a en b bieden een weigeringsgrond als een initiatief ruimtelijk niet juist afgebakend is. Initiatieven die niet gebouwoverstijgend zijn kunnen eventueel op grond van het tweede hoofdstuk van deze subsidieregeling aanspraak maken op subsidie. Initiatieven die niet op een specifieke buurt zijn toegespitst zijn te groot en brengen een te groot afbreukrisico met zich mee. Dit onderdeel ziet erop dat aanvragers voor subsidie voldoende binding met de buurt hebben. Als er geen binding met de buurt is, is het afbreukrisico te hoog.

Eerste lid, onderdelen d en e

Deze onderdelen zien erop dat partijen de voorgaande en noodzakelijke fasen niet over kunnen slaan. Geen haalbaarheidsfasesubsidie zonder uitgevoerde verkenningsfase. Zonder uitgevoerde verkenning of haalbaarheidsstudie is er geen subsidie voor het uitwerken van een ontwerp.

Eerste lid, onderdeel f

Deze bepaling is eigenlijk juridisch niet nodig, want de ASA2023 is ook zonder deze bepaling van toepassing. Hij is toegevoegd om de lezer van de regeling te helpen herinneren aan het bestaan van deze weigeringsgronden

Tweede lid

Het college kan subsidie weigeren of lager verlenen als de weigeringsgronden uit het tweede lid zich voordoen. Het betreft hier een aanvulling van de gronden die in artikel 8, tweede lid van de ASA2023 zijn genoemd.

Tweede lid, onderdeel a

Met dit lid ontstaat de ruimte voor het college om een subsidieaanvraag te weigeren als ze reeds eerder subsidie heeft verleend voor het tot stand brengen van een plan voor een klimaatneutrale of aardgasvrije energievoorziening in de buurt waarop de aanvraag betrekking heeft. De weigering kan betrekking hebben op aanvragen voor subsidie voor alle in artikel 3.1 genoemde activiteiten. Deze weigeringsgrond is alleen van toepassing als in die buurt reeds subsidie verleend voor de haalbaarheidsfase of ontwerpfase.

Tweede lid, onderdeel b

Het is niet de bedoeling dat een aanvrager twee maal voor dezelfde activiteit subsidie aanvraagt. Het college kan deze daarom weigeren.

Tweede lid, onderdeel c

Dit artikel ziet er op dat één aanvrager of één initiatief niet meer dan €150.000,- subsidie kan ontvangen op basis van deze regeling. Eventuele verleende subsidies op basis van de subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief worden ook meegeteld bij het bepalen van de grens van €150.000. Zoals aangegeven bij de toelichting van artikel 3.4 dient de aanvrager zelf de inschatting te maken in welke fase ze de verschillende subsidiebedragen nodig zullen hebben.

Tweede lid, onderdeel d

De gemeente weigert subsidie te verlenen voor activiteiten die uitgevoerd worden door partijen die te hoge uurtarieven in rekening brengen. Het is aan de aanvrager om partijen te vinden die de activiteiten het voor een passend uurtarief willen uitvoeren.

Tweede lid, onderdeel e

Zonder identificatie van de betrokken partijen is een voorstel kansloos. Zonder afstemming met de noodzakelijke samenwerkingspartners is een aanvraag niet kansrijk. Het vermijden van afstemming geeft bovendien vaak blijk van een onderliggend probleem met het plan. Als dat probleem niet geadresseerd wordt heeft het college op grond van deze weigeringsgrond de mogelijkheid om de subsidie te weigeren.

Tweede lid, onderdeel g

Het volstaat niet om aan te kondigen dat de verkregen kennis op een website wordt geplaatst. De aanvrager moet de verkregen inzichten en de resultaten bruikbaar maken voor andere initiatiefnemers en hen dit ook actief aanreiken, bijvoorbeeld via bijeenkomsten of nieuwsbrieven. Dit moet in het plan tot kennisdeling uitgewerkt zijn.

Tweede lid, onderdeel h, sub i

De gemeente zal toetsen of de door de aanvrager gekozen variant voldoet aan de gemeentelijke uitgangspunten. Als dat in onvoldoende mate het geval is, kan de subsidieaanvraag voor het uitwerken van het ontwerp geweigerd worden. Het college kan op grond van dit artikel ook weigeren subsidie te verlenen als het te realiseren plan bij zou dragen aan de energiearmoede in de buurt. Een dergelijk voorstel wordt dan niet betaalbaar geacht en dus niet haalbaar geacht.

Een plan dat teveel op gespannen voet staat met de vastgestelde transitievisie warmte kan bijvoorbeeld op grond van dit artikel geweigerd worden, omdat het niet voldoet aan het uitgangspunt toekomstbestendigheid.

Tweede lid, onderdeel h, sub ii

Als een deel van de genoemde stakeholders niet instemt met de gekozen variant kan dat een reden zijn tot weigering van de subsidieaanvraag.

Artikel 3.7 Aanvullende verplichtingen

Aanhef en onderdeel a

De maximale termijn geldt voor iedere fase. In theorie kan het hele proces richting een klimaatneutrale buurt dus zes jaar bedragen.

Aanhef en onderdeel b

Dit betreft de toestemmingen en vergunningen tijdens de uitvoeringsperiode van deze subsidie. Bij toestemmingen kan het bijvoorbeeld gaan om toestemming van vastgoedeigenaren voor ingrepen in de woningen of om de bewoners te kunnen benaderen. Het is nog niet nodig dat alle vergunningen die nodig zijn voor de realisatie geregeld zijn. Zie ook artikel 3.8 derde lid, onderdeel d.

Aanhef en onderdeel c

Een logboek is een hulpmiddel om goed bij te kunnen houden welke gebeurtenissen plaatsvinden met al dan niet relevante resultaten voor de voortgang. Het beschrijft bijvoorbeeld relevante besluiten van vergaderingen, de opkomst tijdens buurtbijeenkomsten of afspraken die tussendoor gemaakt worden. Deze informatie kan goed gebruikt worden bij de verslaglegging en de verantwoording.

Aanhef en onderdeel d

Daarnaast wordt verwacht dat een initiatiefnemer kennis deelt tijdens relevante bijeenkomsten. De website van het Nieuw Amsterdams Klimaat: Externe link: www.nieuwamsterdamsklimaat.nl is daartoe een goede plaats. Als een initiatief onvoldoende aandacht besteedt aan kennisdeling kan dat grond zijn om een subsidieaanvraag te weigeren.

Aanhef en onderdeel e

Dit is een verplichting die uitsluitend voor woningcorporaties geldt. Het betreft een verplichting om een voldoende nauwkeurige administratie bij te houden. Waarbij de kosten voor de gesubsidieerde activiteiten goed te onderscheiden zijn van de gebruikelijke bedrijfsvoering. De reden hiervoor is dat het DAEB-vrijstellingsbesluit vereist dat er niet meer subsidie wordt gegeven dan de daadwerkelijk gemaakte kosten voor het project of programma. Als de administratie niet van voldoende kwaliteit is kan het college op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb de verleende subsidie lager vaststellen.

Aanhef en onderdeel f

Deze bepaling is eigenlijk juridisch niet nodig, want de ASA2023 zijn ook zonder deze bepaling van toepassing. Hij is toegevoegd om de lezer van de regeling te helpen herinneren aan het bestaan van deze aanvullende verplichtingen.

Artikel 3.8 Bij de vaststelling in te dienen gegevens

De gevraagde gegevens bij de vaststelling betreffen onder andere de producten die de subsidieaanvrager als onderdeel van de subsidiabele activiteiten zal realiseren. Bij het realiseren van elk van de fasen bestaat het risico dat de aanvrager er niet in slaagt om de voor vaststelling vereiste resultaten te realiseren. In dat geval zal de aanvrager toch een verzoek tot vaststelling van subsidie in moeten dienen. Het college zal de subsidie dan op grond van artikel 4:46, tweede lid, AWB lager vast kunnen stellen. De nakoming van de verplichting, op grond van artikel 9, eerste lid, onder a van de ASA2213 om het college zo spoedig mogelijk schriftelijk te informeren over ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat de activiteit waarvoor subsidie is verleend geheel of gedeeltelijk niet zullen worden verricht of aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden of verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen weegt daarin mee.

Eerste lid

De verkenning mondt uit in een voorstel voor een haalbaarheidsstudie. Dit moet bij de vaststelling ingediend worden, ongeacht het feit of er daarna subsidie wordt aangevraagd om dit voorstel uit te kunnen voeren.

Tweede lid

De resultaten van de haalbaarheidsstudie moeten bij de vaststelling ingediend worden, ongeacht het feit of er daarna subsidie wordt aangevraagd voor het uitwerken van een ontwerp.

Derde lid

De gevraagde stukken kunnen gebruikt worden bij het indienen van een bestedingsvoorstel voor het Klimaatfonds.

Derde lid, onderdeel a

De vereisten voor het ontwerp staan omschreven in de toelichting op artikel 3.1 onderdeel c. Vergeet daarbij niet om de definitie van de verschillende begrippen in artikel 1.1 op te zoeken.

Derde lid, onderdeel b

Een bestedingsvoorstel is uitsluitend nodig als de geen sluitende financiering geregeld is. In dat geval kan een bestedingsvoorstel de basis vormen voor bijvoorbeeld een beroep op het Klimaatfonds van Amsterdam.

Derde lid, onderdeel c

De realisatieovereenkomsten vormen het beoogde sluitstuk van deze ontwerpfase. Er bestaat een kans dat het niet lukt om zo’n overeenkomst te sluiten. In dat geval volstaat een beschrijving van de uitgevoerde inspanningen en de overwegingen van iedere partij om wel of niet deel te nemen. De inhoud van het bijgehouden logboek kan hiervoor goed gebruikt worden.

Derde lid, onderdeel d

Dit overzicht beschrijft ook in welke mate al afstemming heeft plaatsgevonden met de betreffende autoriteiten. Het is geen voorwaarde dat u de noodzakelijke toestemmingen en vergunningen al geregeld heeft. Het is zeer waarschijnlijk dat de realisatie van een alternatieve energievoorziening in een buurt een aantal vergunningaanvragen zal vereisten. Het is niet nodig om deze vergunning al aan te vragen, maar wel is vereist dat inzichtelijk is welke vergunningen er vereist zullen zijn. Het kan gaan om vergunningen voor de werkzaamheden in de openbare ruimte, maar ook het realiseren van sommige energie installaties kunnen een vergunning vereisen.

Derde lid, onderdeel e

Denk aan verslagen van bijeenkomsten, foto’s, artikelen of presentaties.

Bijlage A Aanvraagformulier voor subsidie voor duurzame projecten en programma’s

op grond van artikel 2.6, eerste lid onderdeel a van de subsidieregeling Ruimte voor duurzaam Initiatief Amsterdamse dienen de onderstaande aanvraagformulieren gebruikt te worden om de subsidie voor respectievelijk duurzame projecten of duurzame programma’s aan te vragen. Digitale versies van deze aanvraagformulieren kunnen ook gebruikt worden.

Aanvraagformulier voor projecten:

afbeelding binnen de regeling

Subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief Amsterdam

Aanvraagformulier subsidie voor duurzame projecten

Versie 2.0

Gegevens van de aanvrager

Naam aanvrager:

Adres aanvrager:

Naam contactpersoon:

Telefoonnummer contactpersoon:

Emailadres contactpersoon:

Bankrekeningnummer:

U kunt ervoor kiezen uw antwoorden op de onderstaande vragen op te nemen in een afzonderlijk document en dat mee te sturen met uw aanvraag. In dat geval hoeft u hieronder slechts te verwijzen naar de pagina of paragraaf in het document het antwoord terug te lezen is.

1 Wat is de naam van uw project (verplicht)

Geef een herkenbare titel die geschikt is voor de communicatie over uw project

2 Hoeveel subsidie vraagt u aan? (verplicht, max €20.000)

3 Waar in Amsterdam vindt het project plaats, of, als het niet locatie gebonden is; wat is de meerwaarde voor Amsterdam (verplicht)

4 Waarom wilt u dit project opzetten? (max. 5 zinnen) (verplicht)

graag zo concreet mogelijk beantwoorden, wat is de aanleiding/ voorgeschiedenis, het belang en/of de kans die u wilt grijpen

5 Waarom bent ú de aanvrager? Beschrijf uw betrokkenheid bij dit project en welke relevante capaciteiten/ervaring u in huis heeft. (verplicht)

Let op, wanneer uw belang commercieel is, komt u niet voor subsidie in aanmerking.

6 Aan welke duurzaamheidsdoelstelling draagt uw project bij en wat draagt het bij?

De duurzaamheidsdoelstellingen zijn: Realiseren duurzame energie, Energiebesparing, Aardgasvrije stad, Klimaatadaptatie, Circulaire economie en Duurzame mobiliteit.

7 Welke andere partijen leveren een bijdrage aan het project en wat is hun bijdrage?

Vermeld de activiteiten van andere partijen in de begroting en de planning.

8 Heeft u toestemmingen van derden nodig voor de totstandkoming van uw project? Zo ja welke en waarom?

Denk aan samenwerkingspartners, ketenpartners, de eigenaar of beheerder van een stuk grond, een gebouw, of leveranciers, samenwerkingspartners of gebruikers. Voeg een bewijs van de toestemming als bijlage bij de subsidie aanvraag. U kunt denken aan een ondertekende schriftelijke verklaring , een gesigneerd gespreksverslag of ander overtuigend bewijs van instemming van essentiële partijen waaruit hun betrokkenheid of goedkeuring blijkt.

9 Amsterdam wil een thuis zijn waar mensen tot bloei komen binnen de grenzen van de planeet. Dit is uitgewerkt in de ‘stadsdonut voor Amsterdam’. Geef aan hoe uw duurzame programma aansluit bij de stadsdonut en dus bijdraagt aan het welzijn van (groepen) Amsterdammers. (verplicht)

Op welke wijze draagt uw initiatief bij aan de onderstaande aspecten uit de Stadsdonut:

Voorbeelden van uitwerking

(Hoe) draagt uw duurzame project of programma hieraan bij?

Gezond zijn

Beschikbaarheid van gezond voedsel, beweging, fatsoenlijke woonruimte, toegang tot groene ruimte in de buurt.

 

Handelingsvaardig zijn

Beschikken over scholing, voldoende inkomen en werk

 

Verbonden zijn

Meedoen, thuis voelen in de buurt, toegang kunnen hebben tot de digitale wereld.

 

Zelfstandig zijn

Het vergroten van keuzemogelijkheden.

 

10 Met wie van de gemeente of het Stadsdeel heeft u al contact gehad en wat is het resultaat van dit contact?

Denk bijvoorbeeld aan de afdeling vergunningen, een beleidsafdelingen of- medewerker, gebiedsmakelaar, duurzaamheidscoordinator etc.

11 Wat is uw eigen bijdrage? (verplicht)

Een eigen bijdrage moet noodzakelijk zijn voor het behalen van het resultaat. Het is een voorwaarde om voor subsidie in aanmerking te komen. Denk aan eigen uren, ruimte, geld, of een bijdrage in natura. Vermeld de eigen bijdrage ook in de begroting en de planning.

a.Welke niet gesubsidieerde activiteiten zult u uitvoeren?

geef aan of het gaat om eigen uren, het beschikbaar stellen van ruimte, geld of een bijdrage in natura

b.Geef kort aan waarom deze eigen bijdrage noodzakelijk is voor het project.

12 Welke van de onderstaande activiteiten komen terug in de voorbereiding van uw project, wat zijn de daarbij behorende onderzoeksvragen? (verplicht)

De subsidie is bedoeld voor de voorbereiding van een complex duurzaam project. Het project moet zich richten op tenminste twee van de volgende activiteiten. Welke van de volgende activiteiten wilt u met de subsidie uitvoeren?

a.Organisatorische haalbaarheid, wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

b.Juridische haalbaarheid, wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

c.Financiële haalbaarheid, wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

d.Technische haalbaarheid, wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

e.Realiseren draagvlak voor uitvoering, hoe, met wie, waarom en hoe groot?

13 Hoe gaat u de verkregen kennis delen? (verplicht)

Maak een plan voor het delen voor het delen van de ervaringen , inzichten en opgedane kennis. Een creatief plan, een fotopresentatie of een filmpje behoren ook tot de mogelijkheden. Verplicht onderdeel is de totstandkoming van een artikel dat op de website van de gemeente Amsterdam gepubliceerd kan worden.

Vermeld deze activiteiten ook in de begroting en de planning.

14 Planning (verplicht)

Geef een planning van de activiteiten binnen project. Dit moet overzichtelijk zijn, bij voorkeur in fasen, met een duidelijke start en einddatum. Ook de activiteiten van derden moeten hierin terugkomen

15 Begroting (verplicht)

vul de formats hieronder in, aanvullingen mogen in een aparte bijlage

a.Geef, per activiteit, aan welke kosten u gaat maken. Zet de activiteiten onder elkaar. Geef aan wie de uitvoerder is van de activiteit, het aantal uren en het uurtarief van de uitvoerder.

De vrijwillige bijdrage moet met een (uur)tarief van €o in de tabel worden opgenomen.

Let op! Het uurtarief mag niet hoger zijn dan €125, de materiaal kosten mogen maximaal 20% van het aangevraagde bedrag zijn, kantoorartikelen en kosten voor huisvesting kunnen niet worden vergoed.

Activiteiten

Hier kunt u de bovengenoemde haalbaarheids-onderzoeken invullen (organisatorisch, financieel, juridisch, financieel en draagvlak)

Uitvoerder

Indien u een of meer offertes kunt hier het bedrag worden ingevuld. De offerte moet als bijlage worden toegevoegd

Aantal uren

Totale kosten

Aangevraagd Subsidiebedrag

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

Notariële kosten indien van toepassing

 
 
 
 

Kennisdelen

 
 
 
 

Projectgebonden materiaal 

max 20 % van het aangevraagde bedrag

 
 
 
 

Overige kosten schrijf op wat dit voor kosten zijn

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

Totaal

 
 
 
 

b.Geef in onderstaande tabel aan hoe u uw project wilt gaan financieren. Schrijf op welke bedragen al zeker zijn. Ook welke bedragen nog niet gedekt zijn, geef in dit geval aan wat u hiervoor nog moet doen. (verplicht)

Dekkingsbron (deze subsidie, andere subsidies, de eigen bijdrage, cofinanciering, etc)

Dit geld is er al

Dit geld hebben we nog nodig

Deze subsidie

 
 

Eigen bijdrage (totaal) uren/geld

 
 

Andere financieringsbronnen

 
 

 
 

 
 

 
 

Totaal

 
 

16 Zijn er belemmeringen of risico's die het succes van dit subsidietraject in de weg kunnen staan? Zo ja, welke en hoe gaat u hiermee om?

17 Heeft u vergunningen nodig? Zo ja, welke?

Het kan gaan o m vergunningen in de voorbereidende fase, maar ook voor de fase die volgt om het project te realiseren. U kunt ook beschrijven welke stappen u al heeft gezet om meer te weten over de mogelijkheden of de noodzaak van een vergunning.

18 Wat is het vervolg op dit subsidietraject, welke acties wilt u dan uitvoeren en met wie? (verplicht)

zijn er bijvoorbeeld nog middelen, partijen etc. nodig voor de uiteindelijke realisatie

Aanvraagformulier voor programma’s:

afbeelding binnen de regeling

Subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief Amsterdam

Aanvraagformulier subsidie voor duurzame programma’s

Versie 2.0

Gegevens van de aanvrager

Naam aanvrager:

Adres aanvrager:

Naam contactpersoon:

Telefoonnummer contactpersoon:

Emailadres contactpersoon:

Bankrekeningnummer:

U kunt ervoor kiezen uw antwoorden op de onderstaande vragen op te nemen in een afzonderlijk document en dat mee te sturen met uw aanvraag. In dat geval hoeft u hieronder slechts te verwijzen naar de pagina of paragraaf in het document het antwoord terug te lezen is.

1 Wat is de naam van uw duurzame programma (verplicht):

Geef een herkenbare titel die geschikt is voor de communicatie over uw project

2 Hoeveel subsidie vraagt u aan? (verplicht)(max € 70.000)

3 Waar in Amsterdam vindt het duurzame programma plaats, of, als het niet locatie gebonden is, wat is de meerwaarde voor Amsterdam (verplicht)

4 Waarom wilt u dit duurzame programma opzetten? (Verplicht en maximaal in 5 zinnen)

graag zo concreet mogelijk beantwoorden, wat is de aanleiding/ voorgeschiedenis, het belang en/of de kans die u wilt grijpen

5 Waarom bent ú de aanvrager? Beschrijf uw betrokkenheid tot dit programma en welke relevante capaciteiten /ervaring u in huis heeft. (Verplicht)

Let op, wanneer uw belang overwegend commercieel is, komt u niet voor subsidie in aanmerking.

6 Aan welke duurzaamheidsdoelstelling(en) draagt uw duurzame programma bij en wat? (Verplicht)

Vul tenminste één van de onderstaande in.

a.Realiseren duurzame energie, wat gaat uw duurzame programma daaraan bijdragen?

b.Energiebesparing, wat gaat uw duurzame programma daaraan bijdragen?

c.Aardgasvrije stad, wat gaat uw duurzame programma daaraan bijdragen?

d.Klimaatadaptatie, wat gaat uw duurzame programma daaraan bijdragen?

e.Circulaire economie, wat gaat uw duurzame programma daaraan bijdragen?

f.Duurzame mobiliteit, wat gaat uw duurzame programma daaraan bijdragen?

7 Wat is de doelgroep van uw duurzame programma, hoe denkt u die te bereiken en wie denk u te bereiken? (verplicht)

Gebruik een inschatting om de onderstaande tabel in te vullen.

Bereik doelgroep

Aantal Amsterdammers

Aantal organisaties/bedrijven

Ten tijde van deze aanvraag

 
 

Na afloop van het project

 
 

8 Welke andere organisaties en partijen spelen een rol bij het opzetten en uitvoeren van dit duurzame programma en wat is hun bijdrage?

Noem de organisaties en hun bijdrage.

9 Heeft u toestemming van derden nodig voor de totstandkoming van uw duurzame programma? Zo, ja noem ze (Verplicht)

Denk aan samenwerkingspartners, ketenpartners, de eigenaar of beheerder van een stuk grond, een gebouw, leveranciers of gebruikers. Als u toestemming van derden nodig heeft voeg dan een bewijs van toestemming als bijlage bij uw aanvraag. U kunt denken aan een ondertekende schriftelijke verklaring, een gesigneerd gespreksverslag of een ander bewijs van instemming waaruit hun betrokkenheid of goedkeuring blijkt.

10 Amsterdam wil een thuis zijn waar mensen tot bloei komen binnen de grenzen van de planeet. Dit is uitgewerkt in de ‘stadsdonut voor Amsterdam’. Geef aan hoe uw duurzame programma aansluit bij de stadsdonut en dus bijdraagt aan het welzijn van (groepen) Amsterdammers. (verplicht)

Op welke wijze draagt uw initiatief bij aan de onderstaande aspecten uit de Stadsdonut:

Voorbeelden van uitwerking

(Hoe) draagt uw duurzame project of programma hieraan bij?

Gezond zijn

Beschikbaarheid van gezond voedsel, beweging, fatsoenlijke woonruimte, toegang tot groene ruimte in de buurt.

 

Handelingsvaardig zijn

Beschikken over scholing, voldoende inkomen en werk

 

Verbonden zijn

Meedoen, thuis voelen in de buurt, toegang kunnen hebben tot de digitale wereld.

 

Zelfstandig zijn

Het vergroten van keuzemogelijkheden.

 

11 Met wie van de Gemeente of het Stadsdeel heeft u al contact gehad en wat is het resultaat, of wat zijn de resultaten hiervan?

Denk bijvoorbeeld aan de afdeling vergunningen, beleidsafdelingen, gebiedsmakelaar, duurzaamheidscoordinator etc.

12 Wat is uw eigen bijdrage in het programma? (verplicht)

Een eigen bijdrage moet noodzakelijk zijn voor het behalen van het resultaat. Het is een voorwaarde om voor subsidie in aanmerking te komen. Vermeld de eigen bijdrage ook in de begroting en de planning.

a.Welke niet-gesubsidieerde activiteiten zult u uitvoeren?

geef aan of het gaat om eigen uren, het beschikbaar stellen van ruimte, geld of een bijdrage in natura.

b.Geef kort aan waarom deze eigen bijdrage noodzakelijk is voor het programma.

13 Welke van de onderstaande activiteiten komen terug in de deelprojecten van uw duurzame programma. Wat zijn de daarbij behorende onderzoeksvragen? (verplicht)

De subsidie is bedoeld voor de voorbereiding en het opzetten van een duurzaam programma met meerdere deelprojecten. Deze deelprojecten moeten zich richten zich op twee of meer van de volgende activiteiten:

  • a.

    Onderzoek organisatorische haalbaarheid

  • b.

    Onderzoek juridische haalbaarheid

  • c.

    Onderzoek financiële haalbaarheid

  • d.

    Onderzoek technische haalbaarheid

  • e.

    Realiseren draagvlak voor uitvoering

Naam deelproject 1 :

a. Organisatorische haalbaarheid j/n, wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

b. Juridische haalbaarheid j/n, wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

c. Financiële haalbaarheid j/n wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

d. Technische haalbaarheid j/n wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

e. Realiseren draagvlak voor uitvoering j/n hoe en met wie en waarom?

Naam deelproject 2

a. Organisatorische haalbaarheid j/n, wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

b. Juridische haalbaarheid j/n, wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

c. Financiële haalbaarheid j/n wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

d. Technische haalbaarheid j/n wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

e. Realiseren draagvlak voor uitvoering j/n hoe en met wie en waarom?

Deelproject 3

a. Organisatorische haalbaarheid j/n, wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

b. Juridische haalbaarheid j/n, wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

c. Financiële haalbaarheid j/n wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

d. Technische haalbaarheid j/n wat is uw belangrijkste onderzoeksvraag hierbij?

e. Realiseren draagvlak voor uitvoering j/n hoe en met wie en waarom?

14 Is er aanvullend op de bij punt 13 genoemde deelprojecten nog een deelproject dat zich niet richt op een specifieke onderzoeksvraag, maar wel nodig is voor het programma? Zo ja, wat is de titel, het belang en het beoogde resultaat:

15 Hoe gaat u de verkregen kennis delen? (verplicht)

Maak een plan voor het delen van ervaringen, inzichten en opgedane kennis. Een creatief plan, een fotopresentatie of een filmpje behoren ook tot de mogelijkheden.

Verplicht onderdeel is de totstandkoming van een artikel dat op de website van de gemeente gepubliceerd kan worden. Vermeld deze activiteiten in de planning en in de begroting.

Let op: de ureninzet voor het delen van kennis komt niet in aanmerking voor subsidie

16 Wat is de planning van de activiteiten van deelprojecten en van het gehele programma? (Verplicht)

Zorgt dat dit overzichtelijk is, bij voorkeur in fasen, met een duidelijke start en einddatum. Ook de activiteiten van derden moeten hierin terugkomen.

17 Hoe ziet de begroting van het programma eruit?

Vul de tabellen hieronder in. Aanvullingen mogen in een aparte bijlage. Geef, per deelproject, aan welke kosten u gaat maken. Zet per deelproject de activiteiten (en mogelijk andere kosten) onder elkaar. Geef aan wie de uitvoerder is van de activiteit, het aantal uren en het uurtarief van de uitvoerder. De vrijwillige bijdrage moet met een (uur)tarief van 0 euro in de tabel worden opgenomen.

Let op! Het uurtarief mag niet hoger zijn dan euro 125; de kosten materiaal mogen maximaal 20 % van het aangevraagde bedrag zijn; kantoorartikelen en kosten voor huisvesting kunnen niet vergoed worden.

Deelproject 1, naam deelproject 1:

Activiteit

Uitvoerder/kosten

Aantal uren

Totale kosten

Aangevraagd Subsidiebedrag

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

Totaal

 
 
 
 

Deelproject 2, naam deelproject 2:

Activiteit

Uitvoerder/kosten

Aantal uren

Totale kosten

Aangevraagd subsidiebedrag

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

Totaal

 
 
 
 

Deelproject 3, naam deelproject 3:

Activiteit

Uitvoerder/kosten

Aantal uren

Totale kosten

Aangevraagd subsidiebedrag

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

Totaal

 
 
 
 

Deelproject 4, naam deelproject 4:

Activiteit

Uitvoerder/kosten

Aantal uren

Totale kosten

Aangevraagd subsidiebedrag

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

 
 
 
 

Totaal

 
 
 
 

Geef in de onderstaande tabel een overzicht van de kosten van het gehele programma

Totaal overzicht Programma, programmanaam:

Naam programma

Kosten

Aangevraagd bedrag

Uit ander budget

Deelproject 1

 
 
 

Deelproject 2

 
 
 

Deelproject 3

 
 
 

Deelproject 4

 
 
 

Deelproject 5

 
 
 

Programmakosten

max 15 % van de totale kosten van de deelprojecten

 
 
 

Kennis delen

 
 
 

 
 
 

 
 
 

Totaal

 
 
 

Geef in onderstaande tabel aan hoe u uw project wilt gaan financieren. Geef welke bedragen al zeker zijn. Ook welke bedragen nog niet gedekt zijn, geef in dit geval aan wat u hiervoor nog moet doen.

Dekkingsbron

Dit geld is er al

Dit geld hebben we nog nodig

Dit moeten we nog doen om het te krijgen

Deze subsidie

 
 
 

Eigen bijdrage (totaal) uren/geld

 
 
 

Andere financieringsbronnen

 
 
 

Totaal

 
 
 

18 Welke belemmeringen of risico’s kunnen die het succes in de weg staan en hoe gaat u hiermee om? (Verplicht)

Omschrijf de eventuele belemmeringen of risico’s en hoe ermee om gaat

19 Heeft u vergunningen nodig? Zo ja welke?

Het gaat om vergunningen in de voorbereidende fase en in de fase die volgt om het project te realiseren. U kunt ook beschrijven welke stappen u al heeft gezet om meer te weten over de mogelijkheden of de noodzaak van een vergunning

20 Wat is het vervolg op dit subsidietraject, welke acties wilt u dan uitvoeren en met wie?

(zijn er middelen, partijen, etc. nodig voor de uiteindelijke realisatie?)