Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Dronten houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening 2020 gemeente Dronten)

Geldend van 17-06-2020 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Dronten houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening 2020 gemeente Dronten)

De raad van de gemeente Dronten,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders B19.002281 van 15 oktober 2019;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de auditcommissie van 10 september 2019;

gezien het advies van de raadscommissie van 14 november 2019;

besluit vast te stellen de Financiële verordening 2020 gemeente Dronten

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Dronten omvat, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • a.

      de financieel-economische positie;

    • b.

      het financieel beheer;

    • c.

      de uitvoering van de begroting;

    • d.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden, alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

  • financieel beheer: het geheel van taken en maatregelen voor het opstellen, verwerken, vastleggen en controleren van verplichtingen, uitgaven, rechten en inkomsten;

  • rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten;

  • doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen dan wel het met een bepaalde hoeveelheid inzet van middelen, realiseren van zoveel mogelijk prestaties;

  • doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt de programma-indeling vast en herijkt deze zo nodig.

  • 2.

    De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten (outcome), wat willen we bereiken?

    • b.

      de te leveren prestaties (output), wat gaan we er voor doen?

    • c.

      de baten en lasten (input), wat mag het kosten?

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4.

    De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden de baten en lasten in de programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen het totaal van het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt medio juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota vóór 31 juli vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien incidenteel opgenomen. Het college is gemachtigd eenmalige uitgaven te doen tot een bedrag van € 15.000 per onderwerp ten laste van onvoorzien incidenteel. Bij de reguliere financiële rapportages in de P&C-cyclus wordt een actueel overzicht van de post onvoorzien en de daarop gemaakte aanspraken weergegeven.

  • 3.

    Het college is gemachtigd om begrotingswijzigingen te maken tussen de programma’s ten behoeve van personele kosten, zolang dit geen verhoging van het begrotingstotaal vraagt, en tot doel heeft dezelfde inhoudelijke taken op een andere (personele) wijze tot uitvoering te brengen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    De nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 4.

    Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel aan de raad voor.

  • 6.

    Bij de behandeling van de tussenrapportage(s) in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van, reeds bij de begroting of afzonderlijk, geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 7.

    Bij het opstellen van de tussenrapportage doet het college geen nieuwe voorstellen voor investeringskredieten.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage(s)

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van minimaal één tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting.

  • 2.

    De tussenrapportage(s) gaan in op de afwijkingen ten opzichte van de gewijzigde begroting voor wat betreft de:

    • a.

      de realisatie van de beleidsvoornemens;

    • b.

      de lasten en baten per programma en investeringen als deze groter zijn dan € 50.000 incidenteel of € 10.000 structureel.

  • 3.

    Bij de behandeling van de tussenrapportage(s) in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 4.

    De inrichting van de tussenrapportage(s) sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 500.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 500.000; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstabel bij deze verordening. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 4.

    Bijdragen van de gemeente aan activa van derden kunnen worden geactiveerd.

  • 5.

    Vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin de activa gereed komt of verworven wordt, wordt gestart met afschrijven.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling van de dubieuze debiteur op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      precariobelasting;

    • c.

      parkeerbelasting;

    • d.

      rioolheffing; en

    • e.

      afvalstoffenheffing,

  • wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad elke vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast.

  • 2.

    De nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een reserve gaat het college in ieder geval in op:

    • a.

      de argumenten die aan de keuze voor een reserve ten grondslag liggen;

    • b.

      het specifieke doel van de reserve;

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • e.

      de maximale looptijd.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening gebracht worden, en van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten, de indirecte kosten (overhead en bespaarde rente) betrokken.

  • 2.

    Bij de kosten worden onder andere betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het tweede en derde lid betreffen, wordt uitgegaan van de directe personeelskosten die toegerekend zijn aan de activiteit vermenigvuldigd met het begrote percentage voor overhead.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van haar publieke taak zet de gemeente het vermogen uit in overeenstemming met de geldende kapitaalmarkttarieven en bedingt zoveel mogelijk zekerheden en garanties. Bij afwijking vanwege een publiek belang zal de raad voorafgaande aan besluitvorming in het college om een zienswijze worden gevraagd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten, waaronder leges en heffingen.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor huren en pachten.

  • 3.

    Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota voorafgaand aan een raadsbesluit.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor een juiste uitvoering van de richtlijnen zoals vastgelegd in het door de raad vastgestelde treasurystatuut.

  • 2.

    Het college besluit pas over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000 nadat de raad is geïnformeerd over dit voornemen en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 17. Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf financiering in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Daarnaast neemt het college in ieder geval de in het treasurystatuut bepaalde aanvullende informatie op.

Artikel 18. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeente op en de in de Nota Risicobeheersing bepaalde aanvullende informatie.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken geeft het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, informatie over de voortgang van het geplande onderhoud conform vastgestelde onderhoudsplannen.

  • 2.

    Het college biedt de raad elke vier jaar een visie en een uitvoeringsprogramma aan, waarin minimaal het kader voor het beoogde onderhoudsniveau aan openbaar groen, waterwerken, wegen, civieltechnische kunstwerken, riolering en gebouwen is opgenomen. De raad stelt dit vast.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf bedrijfsvoering minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Grondbeleid

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf grondbeleid minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 23. Subsidies

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf subsidies aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op de kaders voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies opgenomen.

  • 2.

    Bij de jaarrekening doet het college in de paragraaf subsidies verslag van de geraamde respectievelijk werkelijke uitgaven die voortvloeien uit de subsidieverlening.

Artikel 24. Informatisering

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf informatisering aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verwachte ontwikkelingen ten aanzien van de informatisering. Minimaal wordt in deze paragraaf ingegaan op de wettelijke verplichtingen in het kader van de informatisering. Daarnaast wordt de gewenste stand van zaken van de informatisering beschreven waarbij ook de link naar de bedrijfsvoering wordt gelegd.

  • 2.

    Bij de jaarrekening doet het college in de paragraaf informatisering verslag van de gewenste stand van zaken respectievelijk werkelijke stand van zaken op het gebied van informatisering.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 25. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enzovoort;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • e.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 27. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse planmatige uitvoering van interne toetsing door middel van audits welke zijn gebaseerd op een risicoanalyse van de binnen de organisatie respectievelijk te leveren diensten, voort te brengen producten, alsmede de onderliggende processen. De audits richten zich op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, ten behoeve van interne en externe belanghebbenden, de rechtmatigheid van beheer handelingen, fraude- en corruptierisico’s en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen en de zorgvuldigheid van de besluitvorming.

  • 3.

    Indien nodig zorgt het college op basis van de resultaten van de audits genoemd in het tweede lid voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor het herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 28. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening 2017 gemeente Dronten wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2020 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020;

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Dronten 2020.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 28 november 2019.

E.M. Geldorp

griffier

drs. J.P. Gebben

voorzitter

Ondertekening

Bijlage 1 afschrijvingstabel bij artikel 9

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden afgeschreven in:

  • 1.

    5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

  • 2.

    5 jaar: kosten sluiten geldleningen/disagio;

  • 3.

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden: conform artikel 65, lid 6 Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa

De volgende materiële vaste activa worden afgeschreven in:

  • 1.

    5 jaar: minicomputer, applicaties en actieve netwerkcomponenten;

  • 2.

    3 jaar: computers en printers;

  • 3.

    5 jaar: programmatuur;

  • 4.

    15 jaar: brandweervoertuigen inclusief installaties;

  • 5.

    10 jaar: brandblus- en reddingsmiddelen;

  • 6.

    7 jaar: brandweerkleding;

  • 7.

    40-60 jaar: stenen gebouwen;

  • 8.

    25 jaar: andere gebouwen;

  • 9.

    25 jaar: verbouwing en uitbreiding;

  • 10.

    25 jaar: renovatie gebouwen;

  • 11.

    25 jaar: woonwagens/woonwagencentra;

  • 12.

    15 jaar: installaties zoals de lift en de centrale verwarming;

  • 13.

    15 jaar: sportvoorzieningen;

  • 14.

    10 jaar: speelvoorzieningen;

  • 15.

    10 jaar: natuurgras;

  • 16.

    12 jaar: kunstgras;

  • 17.

    60 jaar: rehabilitatie-investeringen wegen, straten en pleinen als bedoeld in het onderhoudsplan wegen;

  • 18.

    10 jaar: inventaris;

  • 19.

    8 jaar: telefooncentrale;

  • 20.

    10 jaar: machines en gereedschappen;

  • 21.

    15 jaar: noodlokalen;

  • 22.

    20 jaar: 1e inrichting;

  • 23.

    20 jaar: uitbreiding inrichting;

  • 24.

    8 jaar: leer- en hulpmiddelen

  • 25.

    90 jaar: vrijvervalriolen;

  • 26.

    45 jaar: gemalen - bouwkundig deel;

  • 27.

    15 jaar: gemalen - mechanisch/electrisch deel;

  • 28.

    45 jaar: persleidingen;

  • 29.

    30 jaar: drukriolering - bouwkundig deel;

  • 30.

    15 jaar: drukriolering - mechanisch/electrisch deel;

  • 31.

    10 jaar: speeltoestellen en voorzieningen;

  • 32.

    8 jaar: vervoermiddelen

Bijlage 2 artikelsgewijze motivatie en verschil met financiële verordening 2017

Doordat er veel BBV wijzigingen zijn geweest in de afgelopen jaren, was het noodzakelijk om

de financiële verordening aan te passen aan de huidige normen. We hebben hiervoor de

modelverordening van de VNG als basis genomen. Deze hebben we aangepast en

aangevuld aan de situatie van de gemeente Dronten. De nieuwe financiële verordening heeft

als ingangsdatum 1 januari 2020. Vooruitlopend hierop is artikel 6 (1 tussenrapportage) al in

2019 van kracht, dit artikel is reeds besproken met de Audit-commissie. Ook artikel 9 (het

moment van starten met afschrijven) wordt in 2019 reeds toegepast, omdat we dan aan de

BBV richtlijn voldoen.

 

Wordt

Was

1

Definitie inkomsten toegevoegd conform de modelverordening VNG

Definities begroting en administratieve organisatie zijn uit de definities van artikel 1 verwijderd

2

Tekstueel aangepast op basis van de modelverordening VNG

De tekstuele (niet inhoudelijk) wijzigingen zijn doorgevoerd in de artikelen. 3, 6, 8, 23 en art. 24

3

Lid 1 conform de oude verordening. Leden 2, 3 en 4 zijn toegevoegd op basis van de nieuwe modelverordening VNG

Betreft artikel 3 lid 3 en de artikelen 5 en 8

4

Het bedrag onvoorzien was niet opgenomen in de oude verordening. Daarbij is lid 3 nieuw; het betreft hier personele kosten die van het ene naar het andere programma gaan.

Hierbij geven we het college bevoegdheid

om deze wijzigingen zelf te maken. Het gaat hier uitdrukkelijk om wijzigingen en niet om extra budget. Deze wijziging is aangescherpt conform de wens vanuit de Auditcommissie.

Betreft artikel 2

5

Lid 2, 3, 4 en 5 zijn toegevoegd op basis

Van de modelverordening VNG

Dit betreft artikel 9 lid 3 en artikel 7.5

6

In plaats van 2 tussentijdse rapportages, nu

minimaal 1 tussentijdse rapportage per jaar.

In lid 2 zijn de bedragen opgenomen

waarboven er gerapporteerd wordt. Beide

wijzigingen zijn reeds met de Auditcommissie

afgestemd.

Deze aanpassingen hebben betrekking op artikel 7 lid 1, 2, 3 en 4

7

Nieuw artikel conform model verordening VNG

 

8

Het moment van starten met afschrijven

wordt in de nieuwe verordening duidelijk

omschreven conform de BBV. Wat we in de

“oude” situatie deden is achterhaald. We willen nu starten in het jaar volgend op het

jaar van ingebruikname van het actief.

In de artikelen 10 en 15 is het moment van starten met

afschrijven opgenomen; dit was niet omschreven in de oude verordening.

In de praktijk werd gestart met afschrijven halverwege het jaar van activering.

 

 

9

Tekstueel aangepast op basis van de modelverordening VNG

De artikelen 11, 12 en 13 zijn tekstueel (niet inhoudelijk) aangepast aan de nieuwe modelverordening van de VNG

10

Nieuw artikel conform model verordening VNG

 

11

Tekstueel aangepast op basis van de modelverordening VNG

De artikelen 14 tot en met 22 zijn tekstueel (niet inhoudelijk) aangepast aan de nieuwe modelverordening van de VNG

12

Tekstueel aangepast op basis van de modelverordening VNG

De artikelen 15, 26 en 27 zijn tekstueel (niet inhoudelijk) aangepast aan de nieuwe modelverordening van de VNG

13

Artikel 4 komt niet meer terug in nieuwe verordening omdat de gemeente Dronten niet met producten werkt