Regeling vervallen per 01-01-2009

Beleidsregel subsidieverstrekking onderhoud monumentale kerkgebouwen 2003.

Geldend van 01-04-2003 t/m 31-12-2008

Intitulé

Beleidsregel subsidieverstrekking onderhoud monumentale kerkgebouwen 2003.

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Beleidsregelsubsidieverstrekkingonderhoud monumentale kerkgebouwen2003.

(besluit van b. en w. van 25 maart 2003)

Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, overwegende dat zij krachtens de Algemene subsidieverordening 2002 bevoegd zijn tot de toekenning van subsidies;

dat zij een beleidsregel willen vaststellen betreffende de toekenning en de normering van de hoogte van subsidies in het kader van het onderhoud aan monumentale kerkgebouwen c.a.;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en op de Algemene subsidieverordening 2002;

BESLUITEN:

1.de Uitvoeringsregeling Onderhoud Monumentale Kerkgebouwen Utrecht

1997 in te trekken;

2.vast te stellen de navolgende

BELEIDSREGEL subsidieverstrekking onderhoud monumentale kerkgebouwen 2003":

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Doel van het subsidie

Het doel van de subsidieverstrekking op basis van deze beleidsregel is eigenaren van een monumentaal kerkgebouw, zoals bedoeld in deze beleidsregel, subsidie te verlenen voor de kosten die gemoeid zijn met het bouwkundig onderhoud van het gebouw

Artikel 2 Doelgroep

  • 1.

    Op een subsidie ten behoeve van onderhoud van monumentale kerkgebouwen kan een beroep gedaan worden door:

    • a.

      natuurlijke personen die eigenaar zijn van een monumentaal kerkgebouw;

    • b.

      rechtspersonen, die al dan niet het oogmerk hebben tot het maken van winst, die eigenaar zijn van een monumentaal kerkgebouw;

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening 2002 kan op basis van deze beleidsregel subsidie worden verstrekt aan rechtspersonen met het oogmerk tot het maken van winst op grondslag van kosten.

Artikel 3 Subsidietermijn en -grondslag

  • 1.

    Het subsidie wordt verstrekt voor een project.

  • 2.

    Het subsidie wordt verstrekt op grond van door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde kosten.

Artikel 4 Afwijkingen ten opzichte van de Algemene

Subsidieverordening 2002

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 3.4.3, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening 2002 wordt de hoogte van de subsidie niet vastgesteld op basis van een raming van kosten van de onderhoudswerkzaamheden.

  • 2.

    Ingeval van strijdigheid tussen deze beleidsregel en de Algemene

Subsidieverordening 2002 gaat het bepaalde in deze beleidsregel voor.

3.Het bepaalde in de artikelen 2.6 en 2.7 alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.7 van de Algemene Subsidieverordening 2002 is niet van toepassing op deze beleidsregel.

Hoofdstuk 2 Onderhoud Monumentale Kerkgebouwen

Artikel 5 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a.de verordening de Algemene Subsidieverordening

2002, vastgesteld door de raad van de gemeente Utrecht op 4 juli 2002

(Gemeenteblad van Utrecht 2002, nr. 13);

  • b.

    monumentaal kerkgebouw een kerkgebouw dat is opgenomen in het monumentenregister als bedoeld in artikel 3, negende lid van de Monumentenverordening Utrecht 1998;

  • c.

    bijgebouw c.a. object, behorend tot en in één opzet gebouwd met het kerkgebouw en tevens geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst van de gemeente Utrecht;

  • d.

    eigenaar een (rechts)persoon -als bedoeld in artikel 1.1. van de verordening die op het object waarop de aanvraag om subsidie betrekking heeft een zakelijk recht heeft in de zin van:

    • 1.

      het eigendom

    • 2.

      het recht van erfpacht;

    • 3.

      een appartementsrecht (op een deel van het complex);

    • 4.

      een deelnemings- of lidmaatschaprecht op gebruik van een woning (in het kerkgebouw of bijgebouw);

    • 5.

      onder eigenaar wordt tevens verstaan een (rechts)persoon die in het bezit is van een voorlopig koopcontract.

  • e.

    onderhoudswerkzaamheden periodieke onderhoudswerkzaamheden om een casco van een kerkgebouw, een bijgebouw of een specifiek onderdeel in stand te houden;

  • f.

    bouwkundig inspectierapport een rapport met betrekking tot het kerk- en bijgebouw dat: de bouwtechnische staat van het kerk- en bijgebouw beschrijft en opgesteld is door een deskundige;

  • g.

    onderhoudsplan een plan met betrekking tot het meerjarig onderhoud van een kerk- en bijgebouw dat:

    • 1.

      gebaseerd is op het bouwkundig inspectierapport;

    • 2.

      gedetailleerd inzicht geeft in de voorgenomen onderhoudswerkzaamheden over een periode van zes jaren alsmede de kosten daarvan.

Toelichting:

I n onderdeel b (kerkgebouwen) gaat het om gebouwen die in oorsprong uit sluitend of voor een groot deel ten behoeve van de eredienst (of het belijden van de geloofsovertuiging) zijn opgericht. Het huidig gebruik van die kerkgebouwen is niet van belang.

Onder bijgebouw i n onderdeel c wordt verstaan een object dat als onderdeel van een complex in één opzet met het kerkgebouw is gebouwd en daarmee een architectonische eenheid vormt. Voorbeelden van een bijgebouw zijn de pastorie en de kosterij. In al deze gevallen geldt dat de onderhoudskosten van zelfstandig beschermde onderdelen in de aanvraag om een subsidie separaat moeten worden opgenomen.

Onder de onderhoudswerkzaamheden als bedoeld i n onderdeel e vallen die werkzaamheden die bijdragen aan een goede bouwkundige staat van het kerkgebouw dan wel bijgebouw. Hierbij is het uitgangspunt dat de monu mentale waarden van het kerk- en bijgebouw niet worden aangetast.

Met het i n onderdeel f bedoelde bouwkundig inspectierapport wordt beoogd een inzicht te krijgen in de bouwkundige staat van het monument op het moment van de opname. De aandacht dient zich hierbij vooral te richten op die onderdelen, waarvoor in principe een subsidie kan worden verkregen.

Het i n onderdeel g genoemde onderhoudsplan dient voor een periode van zes jaar aan te geven welke werkzaamheden -met opgave van in loon en materiaal gespecificeerde kosten- in elk van die jaren zijn voorzien. Dit plan dient door een ter zake deskundige te worden opgesteld. Jaarlijks dienen voorafgaand aan uit te voeren werkzaamheden een werkomschrijving en een in mensuren en materialen uitgesplitste begroting ter goedkeuring te worden overgelegd.

Voor de opstelling van een onderhoudsplan moet gebruik worden gemaakt van een door de gemeente uit te geven (digitaal) model. De eigenaar heeft de mogelijkheid om een ingediend en goedgekeurd onderhoudsplan tussentijds te herzien naar aanleiding van bijvoorbeeld een bouwkundig inspectierapport van de Monumentenwacht of een interne heroverweging. Ook dit herziene onderhoudsplan behoeft de goedkeuring van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 2.

Artikel 6 Grondslag en werkingssfeer

  • 1.

    Op grond van de verordening artikel 3.2, vierde lid kunnen burgemeester en wethouders een projectsubsidie verlenen voor de kosten van het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan monumentale kerkgebouwen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een kerk- en/of bijgebouw voor de periode van zes jaar een subsidie verstrekken in de kosten van de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden aan het casco daarvan ten behoeve van het wind- en waterdicht houden.

  • 3.

    Het subsidie wordt slechts verleend ten behoeve van een kerk- en bijgebouw dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders in redelijk tot goede staat verkeert.

  • 4.

    Indien het in totaal beschikbare budget niet toereikend is om volledig aan alle aanvragen om een subsidie te kunnen voldoen, bepalen burgemeester en wethouders voor welke onderdelen van kerk(en)- en bijgebouw(en) een subsidie in de onderhoudskosten wordt verleend.

  • 5.

    Het subsidie wordt slechts verleend indien de financiële dekking van het gedeelte van de kosten van de voorgenomen onderhoudswerkzaamheden dat niet door een subsidie gedekt kan worden, naar genoegen van burgemeester en wethouders zeker gesteld is. Indien in verband met ontoereikendheid van het budget slechts een subsidie wordt verleend in de onderhoudskosten van bepaalde onderdelen van een kerk- en bijgebouw, geldt deze verplichting slechts met betrekking tot de onderhoudskosten van deze onderdelen.

  • 6.

    Voor kosten van onderhoudswerkzaamheden die op grond van een verzekering worden gedekt dan wel op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in mindering kan worden gebracht wordt geen subsidie verstrekt.

  • 7.

    Voor kerkelijke en overige particuliere eigenaren geldt een subsidiepercentage van 50%; voor eigenaren die belastingplichtig zijn in het kader van vennootschapsbelasting geldt een subsidiepercentage van 20%.

  • 8.

    Het subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verleend op grond van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd onderhoudsplan.

Toelichting: Lid 1

Op basis van het eerste lid is het mogelijk een subsidie te verkrijgen voor de uitvoering van onderhoudswerken, mits hiervoor voldoende middelen beschikbaar zijn (begrotingsvoorbehoud op grond van de verordening artikel

2.5). Het subsidieplafond van de regeling wordt jaarlijks gepubliceerd.

Lid 2

Het subsidie heeft tot doel het periodieke onderhoud zodanig te stimuleren dat daardoor voorkomen wordt dat binnen afzienbare tijd een restauratie moet worden uitgevoerd. Het gaat bij onderhoudswerkzaamheden in de zin van deze regeling om werkzaamheden aan de buitenkant van het monument ten behoeve van het wind- en waterdicht houden.

Voor zover die aan de buitenzijde verrichte werkzaamheden noodzakelijker wijs en tegelijkertijd werkzaamheden aan de binnenzijde moeten worden ver richt, is er sprake van een zodanige samenhang dat deze regeling ook van toepassing is op de binnenzijde. Het moeten dan uiteraard wel -in de reden gevende beschrijving aangegeven -orgels of andere specifieke onderdelen zijn zoals aangegeven in het achtste lid van dit artikel.

Lid 3

Op grond hiervan wordt geen subsidie verleend voor monumenten die in een zodanige slechte staat verkeren dat het doel van deze regeling (instandhou - ding van monumentale waarden) niet meer te realiseren is. Om de bouwkundige staat goed te kunnen beoordelen is bepaald dat een bouwkundig inspectierapport moet worden meegezonden met de aanvraag.

Lid 4 en 5

Het subsidie is bedoeld als een aanvullende bijdrage. Dat wil zeggen dat pas tot subsidieverlening wordt overgegaan als de dekking voor de eigen bijdra ge uit de aanvraag blijkt en "hard" is. Ingeval het totaal gevraagde bedrag het beschikbare subsidiebudget overtreft bepalen burgemeester en wethouders voor welke onderdelen van het kerk- en bijgebouw een subsidie wordt verleend. De benodigde dekking van de eigenaren geldt dan natuurlijk ook slechts voor die onderdelen.

Lid 6

Hieraan ligt ten grondslag dat geen subsidie behoort te worden verleend in kosten die ook op een andere wijze niet ten laste van de eigenaar behoeven te komen. Kosten die door een verzekering kunnen worden gedekt alsmede kosten die op de verschuldigde BTW in aftrek kunnen worden gebracht.

Lid 7

In het kader van de vennootschapsbelasting belastingplichtige eigenaren kunnen de kosten van herstel en verbetering van hun gebouw afschrijven op de balans en fiscaal verrekenen in de winst en verliesrekening. Om die reden geldt ten opzichte van kerkelijke en andere particuliere eigenaren een lager subsidiepercentage (per saldo is dit niet onvoordeliger).

Lid 8

Door het college wordt de redelijkheid van de in het onderhoudsplan opge voerde onderhoudskosten beoordeeld. Ook een tussentijds herzien onder houdsplan behoeft de goedkeuring van burgemeester en wethouders.

Als onderhoudswerkzaamheden in het kader van het onderhoudsplan worden in ieder geval aangemerkt:

- aan daken : het incidenteel vernieuwen van pannen of herstellen van leiwerk, het repareren en vernieuwen van zink, het aanbrengen, c.q. goed plaatsen van lood etc., het onderhoud van bliksembeveiliging

(jaarlijkse controle en kleine reparaties) en het onderhoud van brand veiligheidsvoorzieningen voor zover deze gericht zijn op het behoud van het gebouw (o.a. jaarlijkse controle en kleine reparaties van brand meldsystemen en blusinstallaties);

- aan schoorstenen : reparaties;

- aan goten of regenwaterafvoeren : het opheffen van verstoppingen, reparaties (herstel en vervanging), schoonmaken, werkzaamheden die de waterhuishouding rondom het gebouw bevorderen;

- aan muren : het herstellen van voegen en pleisterwerk;

- aan vensters: beglazing

- aan orgels : één generale stembeurt, het verhelpen van storingen en het bijregelen van het mechaniek en incidentele werkzaamheden aan het pijpwerk, die ter plekke kunnen worden uitgevoerd (bijv. bij een verzwakte pijpvoet).

- schilderwerk aan buiten- en binnenzijde van buitenkozijnen

- schilderwerk van buitengevel onderdelen

- materiale n die voor wind- en waterdicht houden in zelfwerkzaamheid worden verwerkt

- luiklokken en uurwerke n , mits van historische waarde.

Ook de kosten verbonden aan het opstellen van een bouwkundig inspectie rapport en een onderhoudsplan vallen onder het begrip onderhoudswerk zaamheden. Tevens komen de kosten, verbonden aan het lidmaatschap

(abonnement en inspectie-uren) van de Monumentenwacht voor een subsi die in aanmerking.

Tenslotte vallen ook de kosten van het maken van de noodzakelijke voorzie ningen in verband met bereikbaarheid en veiligheid (toegangsluiken en veiligheidsvoorzieningen) onder het begrip onderhoudswerkzaamheden.

N B : Voor het uitvoeren van een van de bovengenoemde werkzaamheden kan een monumentenvergunning vereist zijn (aanvraag in te dienen bij de gemeente Utrecht).

Artikel 7 Aanvraag en beschikking

1.Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, wordt tezamen met het onderhoudsplan door de eigenaar bij burgemeester

en wethouders ingediend vóór 1 oktober van het eerste jaar waarop het zesjarig onderhoudsplan betrekking heeft.

  • 2.

    Indien de beslissing het verlenen van een subsidie inhoudt, wordt het bedrag vermeld en -voor zover van toepassing- die onderdelen die door burgemeester en wethouders niet zijn goedgekeurd.

  • 3.

    Een beschikking als bedoeld in het tweede lid kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken of gewijzigd indien niet meer voldaan wordt aan het bepaalde in deze beleidsregel.

  • 4.

    Een beschikking als bedoeld in het tweede lid kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken of gewijzigd indien voor de te treffen voorzieningen een monumentenvergunning is vereist en deze (nog) niet is verleend.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders sturen een afschrift van de beschikking aan de Stichting Nationaal Restauratiefonds.

Toelichting

Het in het eerste lid genoemde onderhoudsplan is te beschouwen als de

"uitvoeringsovereenkomst" conform artikel 2.9 van de verordening. De loop tijd van het onderhoudsplan is -in afwijking van artikel 3.1 van de verorde ning- zes jaar.

In afwijking van artikel 5.2 van de verordening is de datum van indiening genoemd in plaats van een indieningtermijn van zeventien weken. Overigens blijft in alle gevallen de behandeltermijn zoals aangegeven in artikel 5.6 van de verordening gehandhaafd.

De bepalingen in artikel 5.3, tweede lid van de verordening zijn voor de aanvraag om een subsidie voor het onderhoud aan monumentale kerkgebouwen niet relevant. Uitgangspunt is instandhouding van het kerkgebouw (en bijgebouw) door middel van de uitvoering van het door burgemeester en wethou ders goedgekeurde onderhoudsplan. Hierbij wordt geen onderscheid

gemaakt tussen rechtspersonen en natuurlijke personen.

Waar in dit artikel wordt gesproken van "subsidie verlenen" is het gehele proces over een periode van zes jaar bedoeld. Indien een aanvraag om een subsidie wordt ingediend vindt -behoudens in geval van een negatieve beschikking- allereerst een verlening plaats onder vermelding van het subsi die.

Vervolgens wordt jaarlijks op basis van in te dienen rekeningen subsidie uitbetaald.

Artikel 8 Voorschotten en verrekeningen

  • 1.

    Nadat het subsidie is verleend, worden jaarlijks -bij wijze van voorschot- de door de eigenaar bij burgemeester en wethouders ingediende rekeningen voor 50% uitbetaald door de Stichting Nationaal Restauratiefonds, tot ten hoogste één zesde deel van het verleende subsidie.

  • 2.

    Indien aan een eigenaar in enig jaar minder dan het voor hem beschikbare voorschot is uitbetaald, wordt het verschil toegevoegd aan het bedrag dat in het volgende jaar bij wijze van voorschot aan hem kan worden uitbetaald.

Toelichting

op basis van uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden worden rekeningen aan burgemeester en wethouders aangeboden. Burgemeester en wethouders geven aan welk deel van de gedeclareerde kosten subsidiabel is en sturen deze rekeningen door naar het Nationaal Restauratiefonds. Het NRF zorgt voor betaling van 50% respectievelijk 20% (in geval van een in het kader

van de vennootschapsbelasting belastingplichtige eigenaar) van de subsidiabele onderhoudskosten aan de eigenaar. Hiertoe biedt het NRF de eige naar een rekening-courant-faciliteit aan.

Jaarlijks wordt, indien het onderhoudsplan wordt gevolgd, het totaal van de rekeningen -mits voldaan- uitbetaald aan de eigenaar. De niet bestede bedragen worden toegevoegd aan het beschikbare subsidie voor het volgen de jaar. Na de periode van zes jaar vindt de "geldelijke verantwoording" plaats en wordt het definitieve subsidie vastgesteld op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten.

Artikel 9 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    De eigenaar dient jaarlijks vóór 1 april een ondertekend overzicht in bij burgemeester en wethouders van de in het afgelopen kalenderjaar;

    • a.

      geplande en verrichte onderhoudswerkzaamheden;

    • b.

      de daarmee gemoeide kosten;

    • c.

      verklaring waaruit blijkt dat de kosten betaald zijn.

  • 2.

    De eigenaar dient jaarlijks het meest recente bouwkundig inspectierapport in bij burgemeester en wethouders.

Toelichting

Op grond van artikel 5.8 van de verordening dient in geval van een meerjarig subsidie jaarlijks een aantal stukken te worden overlegd met de nodige gegevens met betrekking tot de in het afgelopen jaar verrichte werkzaamhe den en gemaakte kosten.

In afwijking van artikel 5.7 van de verordening is de indieningtermijn van de jaarrapporten gesteld op 1 april van het opvolgende jaar.

Op grond van artikel 4.38 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen burgemeester en wethouders

bij verlening van een subsidie doelgerichte verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van het subsidie. In dit geval gericht op de uitvoering van het onderhoudsplan.

Met het jaarlijks rapport, dat direct na de inspectie moet worden ingediend, bereiken burgemeester en wethouders enerzijds éénduidigheid in het opvragen en verkrijgen van gegevens, anderzijds is het van belang dat de voort gang van het onderhoudsplan kan worden gevolgd en, zonodig, in overleg kan worden getreden met de eigenaar om deze voortgang alsnog te bevor deren.

Artikel 10 Vaststelling subsidie

  • 1.

    Na ontvangst van het zesde van de in artikel 9 genoemde overzichten stellen burgemeester en wethouders het definitief subsidie vast -met inachtneming van de bepalingen in artikel 6, vierde tot en met zevende lid- en delen dit mede aan de eigenaar en het Nationaal Restauratiefonds.

  • 2.

    Indien niet is voldaan aan één of meer bepalingen in deze beleidsregel, kan het subsidie in afwijking van het eerste lid op een lager bedrag worden vastgesteld.

Toelichting

Conform artikel 5.10 van de verordening stellen burgemeester en wethouders het definitief subsidie vast binnen zes maanden na de ontvangst van het laatste (zesde) van de in artikel 5 genoemde overzichten.

Na ontvangst van het zesde overzicht wordt het subsidie vastgesteld. Hierbij kan sprake zijn van een gewijzigde beschikking, bijvoorbeeld indien blijkt dat de financiële dekking van het niet voor een subsidie in aanmerking komend gedeelte van de kosten van werkzaamheden niet meer gegarandeerd is. Een ander voorbeeld is het geval waarin de eigenaar in gebreke blijft het jaarlijks overzicht als bedoeld in artikel 9 in de dienen.

Artikel 11 Overige bepalingen

  • 1.

    Indien er zich omstandigheden voordoen die van invloed kunnen zijn op de beschikking omtrent het subsidie, bericht de eigenaar dit zo spoedig mogelijk aan burgemeester en wethouders onder de overlegging van de relevante stukken.

  • 2.

    Aan de door burgemeester en wethouders aangewezen personen worden door de eigenaar alle bescheiden getoond en alle inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn voor een juiste behandeling van de subsidieaanvraag.

  • 3.

    Voor zover modellen zijn vastgesteld voor de aanvraag, het onderhoudsplan en het jaarlijks overzicht, dient hiervan gebruik gemaakt te worden.

Toelichting

Lid 1

Hierbij kan worden bijvoorbeeld gedacht aan een andere volgorde van uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden of het inplannen van andere werkzaamheden dan beschreven in het onderhoudsplan. Het informeren van burgemeester en wethouders kan teleurstelling bij de vaststelling van het subsidie voorkomen.

Lid 3

Op grond van artikel 5.3 van de verordening kunnen burgemeester en wethouders modellen voor in te dienen stukken voorschrijven.

Artikel 12 Sanctiebepalingen

  • 1.

    Indien blijkt dat een subsidie ten gevolge van het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens is vastgesteld op een subsidie dat hoger is dan wanneer het zou zijn vastgesteld op grond van juiste en volledige gegevens, kunnen burgemeester en wethouders het subsidie opnieuw vaststellen.

  • 2.

    De eigenaar stort een teveel ontvangen voorschot of subsidie op eerste verzoek van burgemeester en wethouders onmiddellijk terug, tenzij burgemeester en wethouders tot verrekening op andere wijze hebben besloten.

Artikel 13 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel subsidieverstrekking onderhoud monumentale kerkgebouwen 2003.

  • 2.

    De beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 april 2003. Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders, gehouden op 25 maart 2003.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. M.J.C. Heeremans Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking is geschied op 9 april 2003.

Deze beleidsregel is in werking getreden op 1 april 2003.