Regeling vervallen per 01-07-2011

Verordening categoriale bijzondere bijstand

Geldend van 23-12-1999 t/m 30-06-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-1998

Intitulé

Verordening categoriale bijzondere bijstand

De raad van de gemeente Langedijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Langedijk van 23 november 1999;

gelet op artikel 39, lid 2 van de Algemene bijstandswet en de circulaire Verruiming mogelijkheden gemeentelijk inkomensondersteuningsbeleid van juni 1996 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

overwegende, dat het wenselijk is te komen tot het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten van schoolgaande kinderen, maatschappelijke participatie, aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen;

besluit :

vast te stellen de navolgende

VERORDENING CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. eenpersoonshuishouden

een alleenwonende alleenstaande van 18 jaar of ouder, die een zelfstandige woning bewoont;

b. meerpersoonshuishouden

een gezin als bedoeld in de Algemene bijstandswet, dat een zelfstandige woning bewoont en waarvan de hoofdbewoner 18 jaar of ouder is;

c. huishouden

een eenpersoonshuishouden als bedoeld onder a dan wel een meerpersoons-huishouden als bedoeld onder b;

d. laag inkomen

het norminkomen, ongeacht de inkomensbron, afgeleid van de voor het huishouden van toepassing zijnde bijstandsnorm en gemeentelijke toeslag, inclusief een vakantietoelage van 5,2% en het maximale bedrag van vrijlating, genoemd in artikel 43, lid 2 sub l van de Algemene bijstandswet;

e. huishoudeninkomen

het door de werkgever(s) of uitkeringsinstantie(s) opgegeven netto-inkomen van alle leden van het huishouden, die de zelfstandige woning in gebruik bewonen, inclusief een vakantietoelage van 5,2% en winst uit kostgeld, onder- en verhuur. Buiten beschouwing worden gelaten de inkomsten van leden van het huishouden, die jonger zijn dan 18 jaar tot een maximumbedrag van de voor een thuisinwonende van 18 tot 21 jaar van toepassing zijnde bijstandsnorm, de kinderbijslag, vergoedingen voor studiekosten en huursubsidie;

f. meerinkomen

het verschil tussen het huishoudeninkomen en het laag inkomen, voorzover het huishoudeninkomen hoger is dan het laag inkomen;

g. zelfstandige woning

een huur- of koopwoning, welke een eigen toegang heeft en waarin de wezenlijke voorzieningen, zoals was- en kookgelegenheid en een toilet, niet met de bewoners van andere ruimten hoeven te worden gedeeld;

h. vermogen

alle bezittingen zoals gedefinieerd in de Wet op de Vermogensbelasting 1964 minus schulden, van alle leden van het huishouden, waarbij onder schulden wordt verstaan de uitgaven die ten tijde van de besteding noodzakelijk en onontkoombaar waren en waarvoor het inkomen ontoereikend was om door reservering vooraf of achteraf hierin te voorzien;

i. referteperiode

de periode, waarover het huishoudeninkomen wordt vergeleken met het laag inkomen, afhankelijk van de voorziening;

j. peildatum

de datum waarop de aanvraag door de gemeente is ontvangen;

k. schoolverklaring

een verklaring van de onderwijsinstelling, waaruit blijkt dat het kind daar daadwerkelijk voortgezet onderwijs volgt.

Artikel 2 Categoriale bijzondere bijstand

Aan groepen van mensen die in dezelfde bijzondere omstandigheden verkeren, kan een inkomensondersteunende voorziening worden verstrekt voor maatschappelijke participatie, indirecte schoolkosten en de aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen, zonder dat er sprake is van een ongerichte inkomenssuppletie (categoriale bijzondere bijstand).

Artikel 3 Maatschappelijke participatie

1. Huishoudens die gedurende een referteperiode van één jaar voorafgaande aan de peildatum beschikken over een laag inkomen, komen in aanmerking voor de voorziening maatschappelijke participatie.

2. De voorziening maatschappelijke participatie wordt verstrekt voor de kosten van een abonnement op een krant of tijdschrift, lidmaatschap bibliotheek, telefoon of omroepbijdrage tot een bedrag van maximaal ƒ 913,-- per huishouden per jaar.

3. Naast het in lid 2 genoemde wordt de voorziening maatschappelijke participatie verstrekt voor de kosten van vrije tijd (bijvoorbeeld bezoek bioscoop, museum, attractiepark) of van contributies en/of lidmaatschappen van niet-commerciële verenigingen of organisaties in de gemeente Langedijk tot een bedrag van maximaal ƒ 132,-- per lid van het huishouden per jaar.

Artikel 4 Indirecte schoolkosten

1. Ouders of verzorgers van schoolgaande kinderen in de leeftijd tot 18 jaar, die gedurende de referteperiode, gerekend vanaf de datum van aanvang van het schooljaar tot de peildatum, beschikken over een laag inkomen, komen in aanmerking voor de voorziening indirecte schoolkosten.

2. De voorziening indirecte schoolkosten betreft een basisvergoeding voor vervoerskosten van het schoolgaande kind, een vergoeding voor schoolboeken, excursies en overige kosten, waarvoor geen andere tegemoet-koming kan worden verkregen.

3. De vergoeding bedraagt voor het basisonderwijs ƒ 208,--, voor VBO en MAVO ƒ 539,--, voor HAVO en VWO ƒ 559,-- en voor MBO ƒ 863,-- per jaar.

Artikel 5 Duurzame gebruiksgoederen

1. Huishoudens die gedurende een referteperiode van drie jaar voorafgaande aan de peildatum beschikken over een laag inkomen, komen in aanmerking voor de voorziening duurzame gebruiksgoederen.

2. De voorziening duurzame gebruiksgoederen betreft een vergoeding voor de aanschaf of vervanging van een wasautomaat, vierpits-gaskomfoor, stofzuiger, koelkast, televisie en radio.

3. De vergoeding bedraagt ƒ 363,-- per jaar voor een eenpersoonshuishouden en ƒ 453,-- per jaar voor een meerpersoonshuishouden.

Artikel 6 Studiefinanciering

Huishoudens die een inkomen hebben op grond van de Wet studiefinanciering, komen niet voor categoriale bijzondere bijstand in aanmerking.

Artikel 7 Financiële draagkracht

1. In aanvulling op het in de artikelen 3, 4 en 5 bepaalde kunnen ook huishoudens die beschikken over een huishoudeninkomen dat hoger is dan het laag inkomen, in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand.

2. Bij het verstrekken van de vergoeding wordt de financiële draagkracht van de in lid 1 bedoelde huishoudens daarop in mindering gebracht.

3. De in lid 2 bedoelde draagkracht bedraagt:

- bij een meerinkomen tot ƒ 4.000,-- per jaar 40% van het meerinkomen;

- bij een meerinkomen tussen ƒ 4.000,-- en ƒ 7.000,-- per jaar 50% van het meerinkomen;

- bij een meerinkomen tussen ƒ 7.000,-- en ƒ 10.000,-- per jaar 60% van het meerinkomen.

Artikel 8 Vermogen

1. Eenpersoonshuishoudens die beschikken over een vermogen van ƒ 5.000,-- of meer, komen niet in aanmerking voor categoriale bijzondere bijstand.

2. Meerpersoonshuishoudens die beschikken over een vermogen van ƒ 10.000,-- of meer, komen niet in aanmerking voor categoriale bijzondere bijstand.

3. Bij de bepaling van het vermogen wordt buiten beschouwing gelaten de dagwaarde van een auto tot maximaal ƒ 7.500,--. Eveneens wordt buiten beschouwing gelaten de overwaarde van een eigen woning, mits de verstrekking niet hoger is dan het bedrag van het netto-minimumloon als bedoeld in artikel 55, lid 1 van de Algemene bijstandswet.

Artikel 9 Aanvraag

1. De categoriale bijstand moet worden aangevraagd door middel van een door burgemeester en wethouders vast te stellen aanvraagformulier.

2. Burgemeester en wethouders bepalen welke stukken bij de aanvraag moeten worden gevoegd.

3. Bij de aanvraag voor categoriale bijzondere bijstand voor indirecte schoolkosten voor voortgezet onderwijs dient in ieder geval een schoolverklaring te worden gevoegd.

Artikel 10 Indexering

De in deze verordening genoemde bedragen worden jaarlijks verhoogd met het percentage van de Consumenten Prijs Index.

Artikel 11 Verrekening met categoriale bijzondere bijstand

1. Reeds verstrekte vergoedingen vanaf 1 juli 1997 tot 1 januari 2000 voor de kosten van het volgen van onderwijs, maatschappelijke participatie en aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen uit de bijzondere bijstand, met uitzondering van leenbijstand, of Gemeentelijk Sociaal Fonds zullen met de toegekende categoriale bijzondere bijstand verrekend worden.

2. De verrekening is niet van toepassing op vergoedingen uit het Gemeentelijk Sociaal Fonds, die betrekking hadden op gemeentelijke belastingen, heffingen, identiteitsbewijzen en schuldsaneringen.

Artikel 12 Onvoorziene gevallen

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen, waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 1998.

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Langedijk in zijn openbare
vergadering van 7 december 1999.
De voorzitter,
De secretaris,