Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR633878
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR633878/3
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2020)
Geldend van 12-12-2023 t/m heden
Intitulé
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2020)De raad van de gemeente Ede;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, zaaknummer 113072;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2020.
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
-
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
- •
algemene gebruikelijke voorziening:een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel die:
· niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;
· daadwerkelijk beschikbaar is;
· een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is; en
· financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.
- •
algemeen voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;
- •
andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- •
college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Ede;
- •
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die een leefeenheid vormen;
- •
hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn of haar vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de cliënt in de basisregistratie personen staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres;
- •
niet-professional: rechtspersoon of natuurlijk persoon die zorg verleent en niet voldoet aan alle hieraan gestelde kwaliteitseisen;
- •
pgb: persoonsgebonden budget;
- •
professional: rechtspersoon of natuurlijk persoon die zorg verleent en voldoet aan de hieraan gestelde kwaliteitseisen;
- •
respijtzorg: tijdelijk verblijf (logeren) ter ontlasting van hulp of mantelzorger.
- •
sociaal vervoer: het lokaal vervoer, niet zijnde woon-werkverkeer, vervoer naar dagbesteding, vervoer naar vrijwilligerswerk, of vervoer in het kader van school of opleiding;
- •
wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
- •
-
2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de daarop gebaseerde regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht.
-
3. Indien en voor zover er in de verordening wordt gesproken over aanbieder, betreft dit eveneens de aanbieder die niet in contractuele relatie staat met de gemeente.
Hoofdstuk 2: Onderzoek hulpvraag maatschappelijke ondersteuning
Artikel 2 Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning
-
1. Een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. Indien de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.
-
2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.
Artikel 3 Vooronderzoek
Dit artikel komt te vervallen.
Artikel 4 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren
-
1. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt of zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig andere personen.
-
2. De cliënt toont in ieder geval een identiteitskaart, paspoort of rijbewijs ter identificatie.
-
3. De volgende onderwerpen maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
- c.
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
- d.
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen en opvang;
- e.
de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
- f.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheid om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen en opvang;
- g.
de mogelijkheden om samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening;
- h.
hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en culturele achtergrond van de cliënt;
- i.
welke bijdragen in de kosten de cliënt verschuldigd zal zijn, en
- j.
de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.
- a.
-
4. Als de cliënt een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.
-
5. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, zijn rechten en plichten en de vervolgprocedure.
-
6. Het college kan met instemming van de cliënt afzien van een gesprek.
Artikel 5 Verslag
-
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het gesprek.
-
2. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt of aan zijn gemachtigde het plan van aanpak.
-
3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt voegt het college toe aan het plan van aanpak.
Hoofdstuk 3: Algemene voorzieningen
Artikel 6 Cliëntondersteuning
Het college zorgt ervoor dat cliënten een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt het uitgangspunt is.
Artikel 7 Thuisondersteuning
Dit artikel is komen te vervallen.
Hoofdstuk 4: Maatwerkvoorzieningen
Artikel 8 Aanvraag
-
1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.
-
2. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na ontvangst van de melding of van een gesprek is afgezien.
-
3. Het plan van aanpak kan, als de cliënt dit wenst, worden beschouwd als aanvraag.
Artikel 9 Advisering
Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.
Artikel 10 Inhoud beschikking
-
1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wat de (te verwachten) kosten van de voorziening zijn.
-
2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
wat de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de voorziening is;
- c.
hoe de voorziening wordt verstrekt en
- d.
indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- a.
-
3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor welk resultaat het pgb wordt toegekend;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
- e.
wat de duur is van de voorziening waarvoor het pgb is bedoeld, en
- f.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- a.
-
4. Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.
Artikel 11 Criteria voor een maatwerkvoorziening
-
1. Het college neemt het plan van aanpak als uitgangspunt voor de beoordeling of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening;
-
2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt als:
- a.
de cliënt deze beperkingen naar oordeel van het college niet op andere wijze kan verminderen of wegnemen en
- b.
de maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
- a.
-
3. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen of opvang als:
- a.
de cliënt door psychische en psychosociale problemen of door het verlaten van de thuissituatie zich niet zelfstandig kan handhaven in de samenleving;
- b.
de cliënt deze beperkingen naar oordeel van het college niet op andere wijze kan verminderen of wegnemen en
- c.
de maatwerkvoorziening een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
- a.
-
4. Met inachtneming van het derde lid, komt een cliënt die niet woonachtig is in de gemeente Ede in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen als:
- a.
de kans op een succesvol traject beschermd wonen in de gemeente Ede het grootst is en;
- b.
dit is vastgesteld aan de hand van de criteria zoals genoemd in de Handreiking Landelijke toegang beschermd wonen.
- a.
-
5. Met inachtneming van het derde lid, komt een cliënt die niet woonachtig is in de gemeente Ede in aanmerking voor een maatwerkvoorziening opvang als:
- a.
de kans op een succesvol traject opvang in de gemeente Ede het grootst is en;
- b.
dit is vastgesteld aan de hand van de criteria zoals genoemd in het Convenant Landelijke Toegankelijkheid maatschappelijke opvang.
- a.
-
6. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is en er zijn meerdere voorzieningen even goed, verstrekt het college de adequate goedkoopste voorziening.
Artikel 12 Vervanging van bestaande voorzieningen
-
1. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze alleen verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven, tenzij:
- a.
de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
- b.
de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.
- a.
-
2. Het college kan afwijken van het bepaalde in het vorige lid onder a als de cliënt gedeeltelijk of geheel tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.
Artikel 13 Algemene weigeringsgronden
Het college weigert een maatwerkvoorziening als:
- a.
de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijk hulp, met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk, met gebruikmaking van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, beperkingen in zelfredzaamheid en participatie of de behoefte aan beschermd wonen of opvang kan verminderen of wegnemen;
- b.
deze geheel of gedeeltelijk noodzakelijk is vanwege de keuzes die de cliënt maakt of heeft gemaakt zonder rekening te houden met zijn huidige of te verwachten beperkingen of problemen;
- c.
deze niet langdurig noodzakelijk is, met uitzondering van ondersteuning in de vorm van het verlenen van diensten;
- d.
de kosten van de voorziening niet in redelijke verhouding staan tot de levensduur van de voorziening;
- e.
er geen sprake is van meerkosten ten opzichte van de situatie voordat de beperkingen of problemen bestonden;
- f.
de cliënt onvoldoende meewerkt aan het onderzoek, waardoor niet kan worden vastgesteld welke voorziening passend is;
- g.
de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan het besluit over de maatwerkvoorziening heeft gemaakt, tenzij de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld of het college voorafgaand schriftelijk toestemming heeft verleend.
Artikel 14 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening woning
Met inachtneming van artikel 11 verleent het college een maatwerkvoorziening gericht op ondersteuning bij het wonen in de vorm van een woningaanpassing en/of hulpmiddelen om zich in en om de woning te verplaatsen, als er sprake is van een aantoonbare beperkingen bij het normaal gebruik van de noodzakelijke gebruiksruimte(n) in de woning.
Artikel 15 Criterium primaat van verhuizen
Als de cliënt is aangewezen op een woonvoorziening die duurder is dan €7.000, beoordeelt het college eerst de mogelijkheid van verhuizing naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning. Hierbij houdt het college rekening met de individuele omstandigheden van de cliënt.
Artikel 16 Weigeringsgronden woonvoorzieningen
Het college weigert een woonvoorziening als:
- a.
de cliënt in de betreffende woning niet zijn hoofdverblijf heeft;
- b.
de noodzaak voor het treffen van de voorziening het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid en participatie en er geen andere belangrijke reden aanwezig was voor deze verhuizing;
- c.
de cliënt is verhuisd naar een woning die op dat moment niet het meest geschikt was gelet op de beperkingen, tenzij het college hiervoor van te voren schriftelijke toestemming heeft verleend;
- d.
het een Wlz-instelling, hotel/pension, trekkerswoonwagen, klooster, tweede woning, vakantiewoning, recreatiewoning of kamerverhuur betreft;
- e.
het gaat om voorzieningen in gezamenlijke ruimtes in woningen of woongebouwen, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders, trapleuningen portiekflat of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte of;
- f.
deze zich in de gemeenschappelijke ruimtes bevinden en de cliënt woont in een specifiek voor mensen met een beperking of ouderen bedoeld gebouw;
- g.
de onder sub e genoemde voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie kunnen worden gerealiseerd zonder noemenswaardige meerkosten;
- h.
de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;
- i.
de woonvoorziening als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt.
Artikel 17 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening sociaal vervoer
-
1. Met in achtneming van artikel 11 verleent het college maatwerkvoorzieningen gericht op ondersteuning bij deelname aan het maatschappelijk verkeer als er beperkingen zijn in het verplaatsen over de korte afstand rondom de woning en verplaatsingen over de langere afstand binnen de leefomgeving van de cliënt die geen gebruik kan maken van het reguliere Openbaar Vervoer.
-
2. De maatwerkvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden verleend in de vorm van:
- a.
vervoersvoorzieningen;
- b.
een kortingspas Regiotaxi, waarvoor de cliënt een ritbijdrage is verschuldigd;
- c.
individueel (rolstoel)taxivervoer;
- a.
Artikel 18 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening dagbesteding en begeleiding
-
1. Met in achtneming van artikel 11 verleent het college een maatwerkvoorziening in de vorm van dagbesteding bij één of meer van de volgende ondersteuningsbehoeften:
- a.
het bieden van arbeidsmatige ondersteuning aan cliënten die (nog) niet over arbeidsvermogen beschikken;
- b.
het aanbrengen van structuur, het bevorderen van sociale contacten;
- c.
het ontlasten van de mantelzorger.
- a.
-
2. Onder dagbesteding wordt verstaan groepsbegeleiding door een professional.
-
3. Onder dagbesteding valt ook het noodzakelijke vervoer inclusief de eventuele begeleiding zodat de cliënt gebruik kan maken van de dagactiviteit. Het college kent vervoer toe als:
- a.
de cliënt niet in staat is zelfstandig lopend, al dan niet met een algemeen gebruikelijk loophulpmiddel, de dagbesteding te bereiken of zelfstandig met een algemeen gebruikelijk vervoermiddel te reizen;
- b.
de cliënt niet met beschikbare hulp van personen uit diens sociale netwerk of vrijwilligers kan reizen of op een andere manier door hen kan worden begeleid.
- a.
-
4. Met in achtneming van artikel 11 verleent het college een maatwerkvoorziening in de vorm van individuele begeleiding als de cliënt ondersteuning nodig heeft bij één of meer van de volgende aspecten:
- a.
het verrichten van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen;
- b.
het voeren van een gestructureerd huishouden;
- c.
deelname aan de maatschappij.
- a.
Artikel 19 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening respijtzorg
-
1. Met in achtneming van artikel 11 verleent het college een maatwerkvoorziening in de vorm van respijtverblijf als:
- a.
dit noodzakelijk is om de mantelzorger te ontlasten; en
- b.
de cliënt ondersteuning nodig heeft met permanent toezicht, niet zijnde het bieden van geneeskundige zorg; en
- c.
dagbesteding en/of begeleiding al dan niet aangevuld met ambulante geneeskundige zorg uit de Zorgverzekeringswet niet als passende bijdrage kan worden aangemerkt.
- a.
-
2. Respijtzorg varieert van 1 etmaal tot maximaal 3 etmalen per week. Het college kan het respijtverblijf ook voor een aaneengesloten periode per kalenderjaar verlenen.
Artikel 20 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening beschermd wonen
-
1. Met in achtneming van artikel 11 verleent het college de maatwerkvoorziening beschermd wonen als:
- a.
de cliënt is aangewezen op een beschermende woonomgeving , gelet op complexe problematiek; en
- b.
de cliënt - indien aan de orde - een intramurale behandeling voor zijn psychiatrische aandoening heeft afgerond.
- c.
de cliënt (op termijn) een herstel/ontwikkeltraject accepteert dat met inachtneming van zijn of haar mogelijkheden gericht is op het realiseren van een situatie waarin hij in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
- a.
-
2. Een beschermende woonomgeving gaat gepaard met noodzakelijk verblijf in een accommodatie van een instelling waar toezicht en aangewezen ondersteuning wordt geboden. Hiertoe is personeel 24 uur per dag fysiek aanwezig op de locatie van de instelling.
Artikel 21 Regels voor pgb
-
1. De hoogte van een pgb:
- a.
is gebaseerd op een in overleg en samenwerking met de cliënt opgesteld budgetplan over waarvoor of hoe het pgb wordt besteed;
- b.
is toereikend om veilige, effectieve en kwalitatief goede diensten, woonvoorzieningen, hulpmiddelen of andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren in te kopen;
- c.
bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie adequate goedkoopste beschikbare maatwerkvoorziening in natura.
- a.
-
2. Het pgb wordt uitsluitend aangewend voor kosten die noodzakelijk zijn in verband met de hulpvraag van de cliënt. De volgende kosten zijn in ieder geval uitgesloten:
- a.
kosten voor belangenbehartiging of bemiddelingskosten;
- b.
administratiekosten;
- c.
kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb;
- d.
contributies voor het lidmaatschap van Per Saldo;
- e.
het volgen van cursussen over het pgb;
- f.
kosten voor het bestellen van informatiemateriaal;
- g.
reiskosten van de cliënt en/of de zorgverlener;
- h.
kosten gerelateerd aan wonen, zoals huurbetalingen, gas, water en elektra inventariskosten, servicekosten en gemeentelijke heffingen;
- i.
volgen van lessen voor het gebruik van een hulpmiddel of vervoersvoorziening.
- a.
-
3. In afwijking van het tweede lid kan de cliënt die een pgb ontvangt voor ambulante ondersteuning of beschermd wonen dat meer bedraagt dan € 1.500,00 per jaar 1,5% van dit budget vrij besteden, met een maximum van € 1.250,00 per jaar.
-
4. De aan een pgb verbonden taken kunnen door een vertegenwoordiger van de cliënt worden uitgevoerd, mits deze vertegenwoordiger niet ook de zorgverlener is. Met uitzondering van situaties waarin familieleden in de eerste of tweede graad (een deel van) de zorg verlenen en het college dit passend vindt.
Artikel 22 Tarief pgb
-
1. De hoogte van het pgb is gelijk aan het bedrag dat is opgenomen in tabel 1.
-
2. Het normbedrag is het tarief dat de gemeente is overeengekomen met een gecontracteerde aanbieder.
Tabel 1: Hoogte pgb |
|
Soort maatwerkvoorziening |
Hoogte tarief |
Thuisondersteuning door een professional |
70% van het normbedrag per uur |
Thuisondersteuning door een niet-professional |
60% van het normbedrag per uur |
Pgb beschermd wonen |
80% van het normbedrag per etmaal |
Pgb overige maatwerkvoorzieningen professional |
90% van het normbedrag per uur, dagdeel of etmaal |
Pgb overige maatwerkvoorzieningen (niet zijnde dagbesteding) niet-professional |
€20,- per uur in overige gevallen |
Tegemoetkoming voor respijtzorg binnen het informele netwerk |
€30 per etmaal met een maximum van €141 per maand |
Pgb woonvoorzieningen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen |
100% van het bedrag van de voorziening in natura bij de leverancier waarmee het college een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering of; 100% van het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte indien het college voor de betreffende zaak geen overeenkomst heeft gesloten |
Artikel 23 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
-
1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over een maatwerkvoorziening.
-
2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing over een maatwerkvoorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;
- c.
de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten;
- d.
de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden, of
- e.
de inwoner de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt.
- a.
-
3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen een redelijke termijn na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
-
4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid onder a heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget .
-
5. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
-
6. Bij opname in een ziekenhuis of instelling mag de cliënt het pgb tot maximaal twee maanden na opname houden, ondanks de gewijzigde situatie. Het college heroverweegt na deze periode de maatwerkvoorziening.
-
7. Bij verblijf in het buitenland van maximaal zes weken per jaar behoudt de cliënt het recht op pgb. Als de cliënt langer in het buitenland verblijft, heroverweegt het college de maatwerkvoorziening.
Artikel 24. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.
Artikel 25 Opschorting pgb
-
1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de cliënt het pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.
-
2. Als de cliënt langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.
-
3. Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van lid 1 en 2.
Hoofdstuk 5: Eigen bijdrage
Artikel 26 Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening en pgb
-
1. De cliënt betaalt een bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel pgb, gedurende de periode waarvoor de maatwerkvoorzieningwordt verstrekt.
-
2. In afwijking van het eerste lid, betaalt de cliënt voor een rolstoel geen eigen bijdrage.
-
3. De hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen samen bedraagt het landelijk vastgestelde tarief per maand, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen bijdrage is verschuldigd.
-
4. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.
-
5. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.
Artikel 27 Bijdrage in de kosten van beschermd wonen
-
1. De cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor de maatwerkvoorziening beschermd wonen, zolang de cliënt van deze maatwerkvoorziening gebruikt maakt. De eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.
-
2. Het college hanteert de bedragen en percentages zoals vastgelegd in de Regeling vaststelling bedragen ex Besluit langdurige zorg en Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
-
3. De eigen bijdrage wordt berekend en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor.
Artikel 28 Bijdrage in de kosten van opvang
-
1. De hoogte van de bijdrage voor verblijf in de 24-uurs opvang is gelijk aan de kosten van die opvang.
-
2. De eigen bijdrage is verschuldigd per dag, waarbij een deel van een dag als volledige dag geldt.
-
3. De hoogte van de eigen bijdrage die verschuldigd is voor maatschappelijke opvang wordt vastgesteld door het college en in geval van:
- a.
inkomsten uit de Participatiewet, Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en/of Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, geïnd door het college;
- b.
andere inkomsten dan genoemd in sub a, geïnd door de aanbieder van maatschappelijke opvang.
- a.
-
4. De eigen bijdrage wordt per maand in rekening gebracht en voor zover mogelijk ingehouden op een uitkering voor levensonderhoud als bedoeld in lid 3.
-
5. De eigen bijdrage wordt, indien nodig, dusdanig verminderd dat de cliënt na afdracht van de bijdrage, per maand een zelf besteedbaar bedrag overhoudt dat overeenkomt met het zak- en kleedgeld, (het bedrag als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Participatiewet) vermeerderd met de standaardpremie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag en gecorrigeerd met de zorgtoeslag.
-
6. Gehuwden waarvan één van beide partners gebruik maakt van de opvang, worden als alleenstaande behandeld ten aanzien van de bijdrage.
Artikel 29 Bijdrage in de kosten Valleihopper
-
1. In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet, is voor het reizen met de Valleihopper met een kortingspas een tarief per rit verschuldigd. Het college stelt bij nadere regel de hoogte van dit tarief vast. Dit tarief bedraagt maximaal het tarief dat verschuldigd is voor het reizen met het regulier openbaar vervoer.
-
2. Voor de kortingspas zelf is belanghebbende aanschafkosten verschuldigd vergelijkbaar met de aanschafkosten van een OV-chipkaart. Het college stelt bij nadere regel de hoogte van de aanschafkosten vast.
-
3. Belanghebbende kan maximaal per kalenderjaar 2.500 km met het collectief aangepaste vervoer reizen tegen het tarief als vastgesteld in de nadere regel. Als op medische indicatie begeleiding van de belanghebbende tijdens het gebruik van het collectief systeem van aangepast vervoer noodzakelijk is, is de rit voor de begeleider gratis.
-
4. Als op sociale indicatie begeleiding van belanghebbende nodig is tijdens en na het gebruik van het collectief systeem van aangepast vervoer betaalt belanghebbende behalve voor zichzelf ook voor de begeleider het vaste tarief als bedoeld in lid 1.
Hoofdstuk 6: Kwaliteit
Artikel 30 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
-
1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, door:
- a.
het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;
- b.
het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;
- c.
erop toe te zien dat beroepskrachten handelen volgens de professionele standaard;
- d.
voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.
- a.
-
2. Voor professionele aanbieders, waaronder aanbieders die worden ingekocht door middel van een pgb, gelden de kwaliteitseisen vastgelegd in bijlage 1.
-
3. Het college onderzoekt periodiek de kwaliteit van zorg die wordt ingekocht via pgb en de besteding hiervan.
-
4. Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door steekproefsgewijze controle, periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
-
5. Het college kan aanbieders uitsluiten van het verlenen van ondersteuning indien gebleken is dat er sprake is van onvoldoende kwaliteit en/of handelen in strijd met wet- en regelgeving.
Artikel 31 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
-
1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.
-
2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende ambtenaar.
-
3. De toezichthoudende ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
-
4. Het college kan nadere regels stellen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.
Artikel 32 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
-
1. In het belang van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:
- a.
een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of
- b.
een reële prijs die geldt als ondergrens voor:
- I.
een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met een derde, en
- II.
de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.
- I.
- a.
-
2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:
- a.
volgens de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht en
- b.
rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
- a.
-
3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:
- a.
de kosten van de beroepskracht;
- b.
redelijke overheadkosten;
- c.
kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;
- d.
reiskosten en opleidingskosten;
- e.
indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; en
- f.
overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
- a.
Artikel 33 Klachtregeling
-
1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle maatwerkvoorzieningen. Het college kan bij nadere regel bepalen dat aanbieders van bepaalde algemene voorzieningen ook een regeling vaststellen voor de afhandeling van klachten.
-
2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 34 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
-
1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van maatwerkvoorzieningen waarbij sprake is van verlenen van diensten. Het college kan bij nadere regel bepalen dat aanbieders van bepaalde algemene voorzieningen ook een regeling vaststellen voor medezeggenschap.
-
2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Hoofdstuk 7: Overige onderwerpen
Artikel 35 Mantelzorgwaardering
-
1. De cliënt kan voor maximaal twee mantelzorgers per jaar een aanvraag bij het college indienen voor mantelzorgwaardering.
-
2. De mantelzorgwaardering bedraagt €100,- per mantelzorger per jaar.
-
3. Voor een mantelzorgwaardering komen in aanmerking mantelzorgers van minimaal 12 jaar die:
- a.
minstens twee uur per week gedurende twee maanden; of
- b.
minstens acht uur per week gedurende een maand;
mantelzorg verlenen aan een in de gemeente Ede woonachtige cliënt.
- a.
Artikel 36 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
-
1. Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
-
2. De tegemoetkoming bedraagt niet meer dan de daadwerkelijke meerkosten tot maximaal het in tabel 2 opgenomen bedrag. De hoogte wordt berekend volgens de in tabel 2 opgenomen voorwaarden.
-
3. De bedragen genoemd in tabel 2 kunnen bij nadere regel van het college worden aangepast voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
Tabel 2: Tegemoetkoming meerkosten |
||
Kostensoort |
Hoogte tegemoetkoming |
Voorwaarden |
Gebruik eigen auto |
Maximaal €800,- per jaar |
|
Verhuis- en inrichtingskosten |
€2.750,- |
|
Verlaten eigen woning ten behoeve van iemand met beperkingen |
Maximaal €5.799,- |
Vergoeding per huishouden |
Aanschaf en onderhoud sportrolstoel |
Maximaal €2.600,- per drie jaar |
|
Bezoekbaar maken woning |
Maximaal €5.000,- |
Het bedrag wordt berekend op basis van: a. de omvang van de aanpassing; b. het programma van eisen van de aanpassing; c. het al dan niet inschakelen van een erkende aannemer; en d. de laagste kostprijs op basis van een contract dat de gemeente heeft gesloten met een erkende aannemer; |
Woningsanering waarbij het noodzakelijk is vloerbedekking of stoffering te vervangen |
- Tot 2 jaar oud: 100% van het normbedrag; - Tot 4 jaar oud: 75% van het normbedrag; - Tot 6 jaar oud: 50% van het normbedrag; - Tot 8 jaar oud: 25% van het normbedrag; - Ouder dan 8 jaar: geen vergoeding |
Het college sluit aan bij de normbedragen van de Nibudprijzengids |
Tijdelijke huisvesting vanwege noodzakelijke aanpassing huidige of toekomstige woonruimte |
- Huur onzelfstandige woonruimte maximaal €350,- per maand - Huur zelfstandige woonruimte maximaal huursubsidiegrens |
De tegemoetkoming wordt verstrekt voor maximaal zes maanden |
Artikel 37 Mediation
-
1. Mediation wordt op verzoek van de cliënt ingezet indien sprake is van een geschil over de algemene voorziening thuisondersteuning of een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
-
2. Via mediation tracht een daarvoor opgeleide neutrale deskundige met de cliënt en het college de verschillende zienswijzen dichter bij elkaar te brengen.
-
3. Het college wijst de cliënt actief op de mogelijkheid van mediation.
-
4. Aan mediation zijn voor de cliënt geen kosten verbonden.
-
5. Het inzetten van mediation beperkt niet de mogelijkheid tot het indienen van een klacht, bezwaar- of beroepschrift.
Artikel 38 Hardheidsclausule
-
1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van deze verordening als toepassing daarvan leidt tot een onaanvaardbare situatie.
-
2. In een nadere regel kan worden bepaald dat door het college in bijzondere gevallen van een of meer artikelen van die regeling kan afwijken ten gunste van de cliënt als toepassing daarvan leidt tot een onaanvaardbare situatie.
Hoofdstuk 8: Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 39 Intrekking oude verordening
De Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2019 wordt ingetrokken.
Artikel 40 Overgangsrecht
-
1. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2019 of voorgaande verordeningen totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.
-
2. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van onderhavige verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2019.
-
3. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2018, wordt beslist met inachtneming van die verordening.
-
4. De volgende besluiten gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening:
- a.
de Nadere regel maatschappelijke ondersteuning 2020;
- b.
de Beleidsregel toegang Wmo en Jeugdhulp 2019;
- c.
de Beleidsregel PGB Wmo en Jeugdhulp Ede 2018;
- d.
de Beleidsregel Wmo-arrangement GGZ Valleiregio; en
- e.
de Beleidsregel Beschermd Wonen 2015.
- a.
Artikel 41 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.
-
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Ede 2020.
Ondertekening
Vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2019, zaaknummer 113072.
De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Bijlage 1. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Zoals bedoeld in artikel 30 lid 2 van de Verordening
Categorie 1 Doelmatigheid voorziening |
Wettelijke kwaliteitseis De voorziening is doelmatig, doeltreffend en cliëntgericht (Wmo 2015, art. 3.1, tweede lid sub a) |
Wijze van vaststelling |
Alle cliënten hebben een actueel ondersteunings- / begeleidingsplan plan (een plan waaruit blijkt wat de kansen / mogelijkheden en ondersteuningsbehoeften zijn van de cliënt en welke voorziening wordt geboden). |
Onderwerp kwaliteitseis |
Omschrijving kwaliteitseis |
Ondersteuningsplan / Begeleidingsplan |
|
Vraagformulering door cliënt |
De cliënt heeft zijn/haar ondersteuningsvraag kunnen formuleren en is betrokken geweest bij het opstellen van het ondersteuningsplan. Het plan omvat een omschrijving van de vraag van de cliënt. De cliënt is betrokken geweest bij het opstellen van het plan. |
Analyse problematiek |
Het plan bevat een analyse van de problematiek. Het plan omschrijft de kansen / mogelijkheden van de cliënt (eigen kracht / sociale netwerk). |
Doelen / resultaten |
Het plan bevat concrete doelen en afspraken (wat, wanneer, wie) (SMART of PDCA-cyclus). |
Instemming cliënt |
Het plan heeft de instemming van de cliënt en is ondertekend door de cliënt of diens vertegenwoordiger. |
Bereikbaarheid verantwoordelijke |
In het plan staat de naam van de eerstverantwoordelijke vermeld. De eerstverantwoordelijke of diens vervanger is goed bereikbaar. |
Sociale netwerk betrokken |
Het sociale netwerk van de cliënt wordt actief betrokken bij bijvoorbeeld het opstellen van het plan. |
Evaluatie |
Het plan wordt minimaal jaarlijks geëvalueerd. Van deze evaluatie wordt verslag opgemaakt. De cliënt heeft het evaluatieverslag ondertekend. De datum van de eerstvolgende evaluatie staat in het ondersteuningsplan genoteerd. |
Ondersteuning sluit aan bij behoefte en mogelijkheden |
De ondersteuning sluit aan op de reële behoefte en mogelijkheden van de cliënt en zijn/haar sociale netwerk. |
Signaleringsplan |
Signalen die duiden op mogelijke decompensatie of andere incidenten / calamiteiten worden vastgelegd. |
Tevredenheid cliënt |
De cliënt is tevreden over de ondersteuning. |
Vertrouwen |
De cliënt heeft vertrouwen in de ondersteuner / zorgverlener. |
Werken aan zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie |
De zelfredzaamheid van de cliënt is toegenomen. De maatschappelijke participatie van de cliënt is toegenomen. |
Nakomen afspraken |
De afspraken uit de plannen worden uitgevoerd / nagekomen. Afwijkingen van het plan worden gemotiveerd toegelicht en besproken met de cliënt en zijn/haar sociale netwerk. |
Begeleiding |
|
24 uurs zorg |
24 uurs zorg/begeleiding is gewaarborgd. |
Ondersteunings aanbod |
Het ondersteuningsaanbod van de aanbieder is gericht op vergroten van de zelfredzaamheid en participatie van de cliënten. |
Uitstroom |
Er wordt gewerkt richting de uitstroom van de cliënten (bijv. richting een vervolgtraject). Indien van toepassing is er sprake van afschaling van begeleiding. |
Multidisciplinair team |
De inbreng van een multidisciplinaire team (indien van toepassing) is zichtbaar in het ondersteuningsplan. |
Afstemming wonen, werken, activiteiten |
De afstemming tussen dagbesteding, werk en wonen, is zichtbaar in het ondersteuningsplan (1 cliënt, 1 plan). |
Categorie 2 Veiligheid |
Wettelijke kwaliteitseis De voorziening is veilig (Wmo 2015, art. 3.1, tweede lid sub a.) |
Wijze van vaststelling |
In het kader van de geboden voorziening wordt de veiligheid van de cliënt gewaarborgd. |
Onderwerp kwaliteitseis |
Omschrijving kwaliteitseis. |
Protocollen |
De organisatie heeft werkinstructies en handelingsprotocollen De instructies en protocollen zijn actueel. |
Agressieprotocol |
De organisatie kent een agressieprotocol. Het personeel is geschoold in het omgaan met agressie. |
Medicatieprotocol |
De organisatie kent een medicatieprotocol. |
Protocol drang- en dwangmaatregelen |
De organisatie kent een protocol drang- en dwangmaatregelen. |
Medicatie |
|
Medicatie op naam. |
Alle medicatie staat op naam van cliënten. Geen voorraden zonder naam, m.u.v. een werkvoorraad die voldoet aan de ‘handreiking werkvoorraad geneesmiddelen’. |
Actueel medicatieoverzicht / toedienlijst |
Voor iedere cliënt is een actueel medicatieoverzicht (toedienlijst of deellijst) aanwezig. In het ondersteuningsplan van de cliënt is dit medicatieoverzicht (zonder doseringen) opgenomen, met vermelding van reden van gebruik. |
Zorgvuldig bewaren medicatie |
Medicatie wordt onder de goede condities bewaard en is niet toegankelijk voor onbevoegden. Hieraan is alleen voldaan als onderstaande elementen aanwezig zijn: in de koelkast gescheiden van voedingsmiddelen; in een afgesloten medicijnkast; opiaten in afgesloten kast/kist gescheiden van de overige medicatie; sleutelbeheer is adequaat geregeld; houdbaarheidsdata zijn actueel. |
Aftekenlijst |
Elk medicijn dat wordt toegediend wordt op datum en tijdstip afgetekend op een aftekenlijst. |
Controle op toediening |
Bij toediening van medicatie die niet in een GDS-verpakking zit (=baxter) en waarbij sprake is van aantoonbaar risico in geval van verkeerde dosering vindt aantoonbaar controle plaats door een tweede, bekwame persoon. |
Overigen |
|
Gebruik verdovende middelen, alcohol e.d. |
De organisatie heeft afspraken gemaakt over het gebruik van alcohol en verdovende middelen. |
Risico-inventarisatie |
|
Risico-inventarisatie aanwezig |
Het ondersteuningsplan bevat een risico-inventarisatie op die onderwerpen die voor de cliënt van toepassing zijn. |
Preventie risico’s |
De risico-inventarisatie leidt tot concrete begeleidingsafspraken ter preventie van genoemde risico’s. |
Eigen verantwoordelijkheid besproken |
Eventuele veiligheidsrisico’s en de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt zijn besproken met cliënt en zijn/haar sociale netwerk. |
Afwijkingen gemotiveerd |
Als wordt afgeweken van de risicoanalyse wordt dit gemotiveerd en besproken met de cliënt en zijn haar sociale netwerk. |
Gebouw |
|
Ontruiming |
De organisatie kent een brandveiligheids- en ontruimingsplan. |
Oefening ontruiming |
Periodiek wordt ontruiming geoefend. |
Reinheid en onderhoud |
Het gebouw en de inventaris zijn schoon en onderhouden. |
Grensoverschrijdend gedrag |
|
Beleid grensoverschrijdend gedrag |
Medewerkers zijn bekend met het beleid en de visie rondom vriendschap, intimiteit, seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag, preventie van seksueel misbruik en het melden van seksueel misbruik. |
Omgaan met intimiteit |
Medewerkers kunnen aantonen dat zij aandacht besteden aan vriendschap, intimiteit, seksualiteit en het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. |
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling |
Medewerkers zijn geïnstrueerd over en in staat tot het hanteren van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. |
Categorie 3. Samenwerking en afstemming |
Wettelijke kwaliteitseis De voorziening is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en andere vormen van zorg of hulp (Wmo 2015 art. 3.1, tweede lid sub b). |
Wijze van vaststelling |
Afspraken over de benodigde zorg / ondersteuning, alsmede over de afstemming met andere partijen, waaronder overdracht, zijn vastgelegd in het ondersteuningsdossier en zijn bekend bij de cliënt en zijn sociale netwerk. |
Onderwerp kwaliteitseis |
Omschrijving kwaliteitseis |
Afstemming met overige hulp—en zorgverleners |
Met andere hulp- en zorgverleners (huisartsen, wijkverpleging e.d.) vindt afstemming en de noodzakelijke gegevensuitwisseling plaats. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd. |
Afspraken met andere hulp- en zorgverleners |
De met andere hulp- en zorgverleners gemaakte afspraken worden regelmatig besproken met de cliënt en zijn/haar sociale netwerk en worden zo nodig bijgesteld. |
Een plan een regisseur |
Bij meervoudige, complexe problematiek is er één regisseur of coördinator die de samenhang en continuïteit bewaakt en toegang heeft tot de noodzakelijke gegevens. |
Tweede lijn beschikbaar |
De tweede lijn is direct beschikbaar. Bij mogelijke decompensatie onderneemt de begeleiding actie richting behandelaar / huisarts. |
Categorie 4. Kwaliteit van personeel en organisatie |
Wettelijke kwaliteitseis De voorziening wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid o.b.v. de professionele standaard (Wmo 2015, art. 3.1., tweede lid sub c.) |
Wijze van vaststelling |
De beroepskracht is voldoende op de hoogte van de persoonlijke omstandigheden en levensgeschiedenis van de cliënt |
Onderwerp kwaliteitseis |
Omschrijving kwaliteitseis |
Kwaliteitsmanagementsysteem |
Er is een kwaliteitsmanagementsysteem in gebruik (processen worden structureel volgens (een aanwezig) plan geëvalueerd en de documenten zijn niet ouder dan drie jaar). |
Kwaliteitskeurmerk |
De organisatie heeft een kwaliteitskeurmerk. |
Beroepsvereniging |
De organisatie is aangesloten bij een beroepsvereniging / branchevereniging. |
Klachten en KTO |
Kwaliteitsverbeteringen op basis van signalen van cliënten (zoals klachten) en van cliënt- en medewerkertevredenheids-onderzoeken) zijn aantoonbaar. |
Continuïteit |
De continuïteit van de geboden voorziening is gewaarborgd. |
Wmo 2015 |
De organisatie integreert de veranderingen op het gebied van de kanteling in de zorg binnen de eigen instelling. |
Personeel |
|
Kennis m.b.t. cliënt |
De medewerkers zijn op de hoogte van de persoonlijke omstandigheden en levensgeschiedenis van de cliënt. |
Inzet vrijwilligers |
De aanbieder heeft beleid t.a.v. verantwoorde inzet van vrijwilligers. |
Duidelijke taakverdeling |
De verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden is duidelijk voor de medewerkers. |
Bekwaamheid |
De aangewezen beroepskracht is vakbekwaam. |
VOG |
Alle medewerkers en vrijwilligers hebben een verklaring omtrent gedrag (VOG) overlegd, die maximaal drie jaar oud is en minimaal getoetst is op: • Het verlenen van diensten (nr. 41); • Het verlenen van diensten in de persoonlijke leefomgeving (nr. 43); • Belast zijn met de zorg voor (hulpbehoevende) personen, zoals ouderen en gehandicapten (nr. 85) ; of • Screeningsprofiel 45 ‘gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’. |
Deskundigheidsbevordering |
|
Deskundigheid |
De beroepskrachten zijn opgeleid tot en deskundig voor wat betreft het ondersteunen van de doelgroep. |
Bijscholing |
De aanbieder biedt de beroepskrachten passende bijscholing. |
Categorie 5 Rechten van de cliënt |
Wettelijke kwaliteitseis De voorziening wordt verstrekt met respect en in acht neming van de rechten van de cliënt (Wmo 2015, art. 3.1, tweede lid sub d.) |
Wijze van vaststelling |
De bejegening door de beroepskracht van de cliënt is passend en correct. |
Onderwerp kwaliteitseis |
Omschrijving kwaliteitseis |
Cliënt |
De cliënt wordt met respect bejegend. |
De cliënt voelt zicht op zijn/haar gemak op de plaats waar de voorziening wordt geboden. |
|
Cliëntparticipatie |
|
Rechten en plichten |
Cliënten worden geïnformeerd over hun rechten en plichten. |
Lotgenotencontact |
De cliënt wordt gewezen op het bestaan van patiëntenverenigingen en lotgenotencontactgroepen. |
Medezeggenschap |
De aanbieder heeft beleid t.a.v. cliëntparticipatie / medezeggenschap. De aanbieder reflecteert op dit beleid , evalueert dit en stelt het zo nodig bij. |
Deelname aan medezeggenschap |
De cliënt kan desgewenst participeren in een cliëntenraad of vergelijkbaar platform. |
Privacy |
|
De organisatie respecteert de privacy van de cliënt. |
|
Uitwisseling gegevens |
Er wordt zorgvuldig omgegaan met de uitwisseling van gevoelige informatie (persoonsgegevens, medische gegevens e.d.). |
Melden incidenten / klachten |
|
VIM of MIK |
Er is een intern meldingsysteem voor incidenten, fouten en bijna fouten dat operationeel is. Melden, registreren, analyse, verbeteractie en terugkoppelen aan melder en team is geregeld. Er is sprake van een lerende organisatie. |
VIM of MIK commissie |
Een speciale commissie behandelt incidentmelding en brengt verbetervoorstellen uit. |
Nazorg |
Nazorg bij incidenten is geregeld. |
Klachtenregeling |
Er is een klachtenregeling. Deze klachtenregeling is bekend bij de cliënt / gemakkelijk te vinden voor de cliënt. De aanbieder neemt eventuele klachten in behandeling en handelt die tijdig en passend af. |
Calamiteitenmelding en/of geweldsincidenten |
De aanbieder doet binnen 2 werkdagen na de calamiteit/geweldsincident melding bij de toezichthoudend ambtenaar Wmo. De aanbieder verricht eigen onderzoek binnen 6 weken bij onduidelijkheid of er sprake is van een calamiteit/geweldsincident. Het rapport voldoet aan de richtlijn calamiteitenrapportages IGJ. Minimaal één persoon van de onderzoekscommissie is onafhankelijk. Indien mogelijk wordt het sociaal netwerk betrokken bij het onderzoek. |
Opschorten of beëindigen ondersteuning |
Voor het opschorten of beëindigen van ondersteuning door de aanbieder is toestemming van de cliënt vereist. De aanbieder kan de ondersteuning eenzijdig opschorten of beëindigen op grond van zwaarwegende redenen. Onder zwaarwegende redenen worden ten minste verstaan: Een ernstige mate van bedreiging of intimidatie geuit door de cliënt en/of zijn sociaal netwerk, waardoor de persoonlijke veiligheid of vrijheid van andere cliënten en/of personeel van de aanbieder in gevaar zijn; Een onherstelbaar verstoorde vertrouwensrelatie; Hygiënische omstandigheden die ernstige gezondheidsrisico's opleveren voor andere cliënten en/of personeel van de aanbieder; Het niet nakomen van essentiële verplichtingen of regels door de cliënt, ook niet na herhaaldelijk (schriftelijk) aandringen of waarschuwen door de aanbieder. Voor het eenzijdig opschorten of beëindigen van ondersteuning door de aanbieder is toestemming van de gemeente vereist. De aanbieder draagt er zorg voor dat de reeds aangevangen ondersteuning wordt voortgezet of overgedragen totdat er een definitieve oplossing is gevonden, tenzij dit naar het oordeel van de gemeente in redelijkheid niet van de aanbieder kan worden verlangd. |
Toelichting Verordening Maatschappelijke ondersteuning Ede 2020
Algemeen
Deze verordening brengt de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de praktijk. Het Rijk heeft besloten een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voortaan door de gemeente te laten uitvoeren. De Wmo 2015 is daar een onderdeel van. De gemeente is tegenwoordig verantwoordelijk voor de organisatie en het budget van hulp en ondersteuning. Helaas is er wel minder geld beschikbaar dan toen het Rijk nog verantwoordelijk was. In de Wmo 2015 staan extra taken die bovenop de taken uit de vorige Wmo komen. De Wmo 2015 gaat verder waar de oude Wmo was gebleven. De gemeente kijkt eerst wat u zelf kunt, eventueel met hulp van uw vrienden en familie. Als er meer hulp nodig is, geven wij een algemene voorziening, of een maatwerkvoorziening. Een algemene voorziening is voor iedere inwoner van de gemeente beschikbaar. Bijvoorbeeld een maaltijdservice, boodschappenservicedienst of activiteiten in een buurthuis. Een maatwerkvoorziening is hulp voor u persoonlijk, wanneer algemene voorzieningen niet voldoende zijn. Bijvoorbeeld individuele begeleiding, een vervoersvoorziening of een aanpassing aan uw huis. Met behulp van de voorziening kunt u beter voor uzelf zorgen en makkelijker meedoen met het dagelijks leven.
Voordat de gemeente bepaalt of u een voorziening krijgt, onderzoeken wij zorgvuldig welke hulp u nodig heeft. We willen precies weten waar u behoefte aan heeft en welke resultaten u wilt behalen. We kijken wat u zelf kunt doen om beter mee te komen met de maatschappij. Misschien kunt u hulp vragen aan vrienden en familie. Misschien kunt u vrijwilligerswerk gaan doen. We kijken ook of u al andere voorzieningen krijgt die niet onder de Wmo 2015 vallen. In deze verordening staat hoe we dit onderzoeken. In de oude situatie had u altijd recht op ondersteuning. Dat is nu niet meer automatisch zo. U heeft nu wel recht op een zorgvuldige procedure. U heeft zelf ook invloed op deze procedure. We gaan ervan uit dat we dankzij deze procedure de juiste beslissing zullen nemen; u krijgt ondersteuning als u die nodig heeft.
Als u het niet eens bent met de beslissing van de gemeente kunt u bezwaar maken. U krijgt bijvoorbeeld geen maatwerkvoorziening terwijl u denkt dat u die wel nodig heeft, of u vindt dat u niet genoeg heeft aan de maatwerkvoorziening die we u geven. Misschien meent u dat u recht heeft op beschermd wonen, maar oordeelt de gemeente anders. Als het bezwaar wordt afgewezen, kunt u ook nog in beroep gaan. De rechter onderzoekt dan of de gemeente zich aan alle regels heeft gehouden. De rechter bekijkt of de gemeente uw persoonlijke omstandigheden goed heeft onderzocht. De rechter bekijkt ook of de ondersteuning u genoeg helpt om goed voor uzelf te zorgen, of om mee te doen met het dagelijks leven. Het is de bedoeling dat u zo lang mogelijk in uw eigen woning kunt blijven. In de Wmo 2015 staat dat de gemeente veel bevoegdheid heeft. In de praktijk laten wij de beslissingen meestal over aan deskundigen, ambtenaren of aanbieders. In de Algemene wet bestuursrecht staat namelijk dat de gemeente de macht mag overdragen aan eigen personeel, of aan andere deskundigen. Als in deze verordening ‘gemeente’ staat, kan dat dus ook ‘deskundige’ betekenen. De gemeente mag de macht om te beslissen over een cliënt alleen overdragen aan een aanbieder of aan eigen personeel. In de toelichting onder artikel 1 leggen we uit wat een aanbieder precies is.
In de Wmo 2015 staat dat de gemeente verplicht is om een beleidsplan te schrijven over maatschappelijke ondersteuning. In de Wmo 2015 staat ook dat de gemeente regels moet opstellen over hoe we de maatschappelijke ondersteuning uitvoeren. Die regels staan in deze verordening. Volgens de Wmo 2015 moet de gemeente in ieder geval regels opstellen over de volgende onderwerpen:
- •
Hoe bepalen we of u een maatwerkvoorziening krijgt?
- •
Hoe bepalen we de hoogte van een persoonsgebonden budget (pgb)?
- •
Welke eisen stellen we aan de kwaliteit van voorzieningen en ondersteuners?
- •
Voor welke voorzieningen is een klachtenprocedure nodig?
- •
Bij welke voorzieningen mogen cliënten meepraten over belangrijke besluiten van de aanbieder?
- •
Hoe berekenen wij de prijs van een maatwerkvoorziening?
- •
Hoe waarderen we mantelzorgers elk jaar?
- •
Hoe zorgt de gemeente ervoor dat er geen misbruik gemaakt wordt van de Wmo 2015, de maatwerkvoorzieningen of het pgb?
- •
Hoe zorgt de gemeente voor een goede prijs-kwaliteitsverhouding van voorzieningen als andere organisaties die verlenen? Hierbij letten we op de deskundigheid van de beroepskrachten en hun arbeidsvoorwaarden.
De gemeente mag ook regels opstellen over de volgende onderwerpen:
- •
Moet u een eigen bijdrage betalen voor een voorziening? Voor cliëntondersteuning mogen wij geen eigen bijdrage vragen.
- •
Hoe hoog is de eigen bijdrage? De hoogte van de eigen bijdrage kan verschillen per voorziening. Dit geldt ook als u de voorziening zelf inkoopt met het pgb.
- •
Wie bepaalt hoe hoog de eigen bijdrage is voor de opvang? Wie zorgt ervoor dat u die eigen bijdrage betaalt?
- •
Krijgen mensen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen extra geld? Soms heeft u hogere kosten door uw beperking. Het extra geld is bedoeld om beter voor uzelf te zorgen en makkelijker mee te doen met het dagelijks leven.
- •
Mag u met uw pgb ondersteuning inkopen bij vrienden of familie? Welke regels gelden er dan voor het tarief?
Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan. In de Wmo 2015 staat dat gemeenten verplicht zijn een beleidsplan vast te stellen. In het beleidsplan staat hoe we maatschappelijk ondersteuning aanpakken.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Begripsbepalingen
Algemeen gebruikelijke voorziening
Een algemeen gebruikelijke voorziening is bijvoorbeeld een elektrische fiets.
Gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is bijvoorbeeld hulp van uw partner. Dit staat niet uitgelegd in deze verordening, maar wel in de wet.
Andere voorziening
Een andere voorziening kan ook een andere wettelijke voorziening zijn, bijvoorbeeld een vervoersvoorziening via het Uwv.
De lijst met begripsbepalingen is niet zo lang, omdat veel begrippen al in de Wmo 2015 worden uitgelegd. Ook in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan bepalingen die belangrijk zijn voor deze verordening, zoals ‘aanvraag’: een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen, en ‘beschikking’.
Artikel 2. Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning
Dit artikel zorgt ervoor dat wij de melding van uw hulpvraag zorgvuldig behandelen. Volgens de wet zijn gemeenten verplicht hier regels over op te stellen. Wij moeten in ieder geval bepalen hoe u een maatwerkvoorziening krijgt voor beschermd wonen of opvang, of om beter voor uzelf te zorgen of makkelijker mee te doen met de maatschappij.
Wanneer er bij de gemeente een melding binnenkomt dat iemand maatschappelijke ondersteuning nodig heeft, moeten wij die melding eerst onderzoeken. Dat staat zo in de wet. In de wet staat ook wie deze melding mag doen. De maatschappelijke ondersteuning kan pas officieel worden aangevraagd nadat wij de melding hebben onderzocht. Als wij het onderzoek niet binnen 6 weken uitvoeren, geldt dit niet. Ook staat er in de wet hoe de melding moet worden gedaan. De melding is vormvrij. Dat betekent dat u de hulpvraag schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij de gemeente kunt melden. In de Awb staat dat u een bericht elektronisch (bijvoorbeeld per email) kunt verzenden als de gemeente heeft aangegeven dat dat kan.
In het eerste lid van artikel 2 van deze verordening staat dat de melding ‘door of namens de cliënt’ kan worden gedaan. Dat betekent dat de cliënt zelf de melding kan doen, of een vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familielid, buurman, vriend, kennis of collega. Als de hulpvraag over iets anders gaat, bijvoorbeeld over de Zorgverzekeringswet, de Wet werk en bijstand en de Leerplichtwet, verwijzen wij de cliënt door naar een andere afdeling. Wij leggen dit verder uit in artikel 7 van deze verordening.
U krijgt een bewijs dat wij uw melding goed hebben ontvangen; de ontvangstbevestiging. Volgens de wet zijn wij verplicht deze ontvangstbevestiging schriftelijk te doen. Een melding die via email binnenkomt moeten wij ook bevestigen. Dat staat in de Awb. Deze ontvangstbevestiging mogen wij ook per email sturen. Dat is logisch. Als u de melding mondeling of telefonisch doet, kunnen wij ook afspreken om de ontvangstbevestiging te mailen.
Het onderzoek naar de melding mag maximaal 6 weken duren. Daarom is de ontvangstbevestiging zo belangrijk. U kunt daarmee bewijzen wanneer u de melding precies heeft gedaan.
Artikel 3. Vooronderzoek
Dit artikel komt te vervallen.
Artikel 4. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren
Dit artikel zorgt ervoor dat het onderzoek zorgvuldig verloopt. Volgens de wet zijn gemeenten verplicht hier regels over op te stellen.
In het derde lid staat op een rijtje wat we allemaal onderzoeken. Dat moet volgens de wet. Het woord ‘maatwerkgesprek’ staat niet letterlijk in de wet. In de wet staat: “een onderzoek in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger”. Toen de Tweede Kamer de Wmo 2015 behandelde, hebben ze duidelijk gemaakt dat persoonlijk contact meestal wel nodig is. Tijdens een persoonlijk gesprek krijgen we een goed beeld van de cliënt en zijn omstandigheden. Daarom staat in het eerste lid dat we het onderzoek samen met de cliënt doen. We mogen zelf weten hoe we het onderzoek doen.
Als het kan, voeren we het maatwerkgesprek bij de cliënt thuis. Vooral als woningaanpassingen nodig zijn is het belangrijk om de thuissituatie goed te bekijken. Wij kunnen dan geschikte oplossingen vinden.
In onderdeel b van het derde lid staat dat we ook bespreken welk resultaat u van de ondersteuning verwacht. Dit is belangrijk. Volgens de Tweede Kamer bepaalt de cliënt of de maatschappelijke ondersteuning heeft geholpen of niet. De Wmo 2015 wil vooral bereiken dat de cliënt zelf het gevoel heeft dat hij beter voor zichzelf kan zorgen en makkelijker kan meedoen met het dagelijks leven.
Voor een zorgvuldig onderzoek zijn de volgende stappen van belang:
Stap 1 - inventariseer de hulpvraag
Als u bij de gemeente een melding doet van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning moeten wij allereerst vaststellen wat de hulpvraag is.
Stap 2 - breng de onderliggende problematiek in kaart
Vervolgens stellen wij vast welke problemen u ondervindt bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.
Stap 3 - stel de aard en de omvang van de noodzakelijke hulp vast
Als de problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, bepalen wij welke ondersteuning nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving.
Stap 4 - kijk wat de discrepantie tussen noodzaak en de eigen mogelijkheden zijn
Vervolgens onderzoeken wij of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden.
Stap 5 - stel vast welke voorziening nog moet worden ingezet
Als de eigen mogelijkheden ontoereikend zijn, verlenen wij een maatwerkvoorziening.
U mag een persoonlijk plan maken voor de maatschappelijke ondersteuning. U kunt daarbij ook hulp inschakelen. De gemeente is volgens de wet verplicht rekening te houden met dit persoonlijke plan. Dit staat in het vierde lid.
In het zesde lid staat dat er geen maatwerkgesprek komt als dat niet nodig is. Soms is een cliënt bijvoorbeeld al bekend bij de gemeente en heeft hij alleen een eenvoudige ‘vervolgvraag’.
Artikel 5. Verslag
Wij schrijven een verslag van het gesprek, zodat de procedure en de dossiervorming zorgvuldig verlopen. Dit staat zo in de wet. Hoe dat verslag er precies uitziet, is niet bepaald. We nemen de praktijk van de Wmo als voorbeeld. Het verslag is het plan van aanpak.
Volgens de Tweede Kamer moet de gemeente de cliënt de resultaten van het onderzoek geven. Met die resultaten kunt u een maatwerkvoorziening aanvragen. Dat moet schriftelijk. Als alles duidelijk op papier staat kunnen wij makkelijker een juiste beslissing nemen. Dat zorgt voor een heldere communicatie.
De inhoud van het verslag hangt natuurlijk af van de uitkomsten van het onderzoek. Als een cliënt bijvoorbeeld tevreden is en er geen maatwerkvoorziening nodig is, kan het verslag kort blijven. Als het onderzoek ingewikkelder is, zal het verslag ook uitgebreider worden. Als u een persoonlijk plan heeft gemaakt, komt dit ook in het verslag.
Soms krijgt u het verslag meteen mee, maar meestal moeten wij het eerst nog uitwerken. Dit kan een paar dagen duren. Daarom staat er in het tweede lid dat u het rapport binnen 10 werkdagen krijgt. Misschien moet u na het maatwerkgesprek nog een paar dingen uitzoeken. U moet bijvoorbeeld vragen of een vriend of familielid u wilt helpen met boodschappen doen. Misschien wilt u nog iets anders aan het gesprek toevoegen. Dan is het handig om wat extra tijd te hebben om een goed verslag te maken.
Artikel 6. Cliëntondersteuning
We vinden het belangrijk dat u gebruik kunt maken van gratis, onafhankelijke ondersteuning. Als u contact opneemt met ons, dan wijzen we u op deze mogelijkheid. In de folder die u ontvangt van ons, vind u hier meer informatie over.
Arikel 7. Thuisondersteuning
Dit artikel komt te vervallen.
Artikel 8. Aanvraag
Ook dit artikel zorgt ervoor dat wij uw hulpvraag zorgvuldig behandelen. Volgens de wet zijn gemeenten verplicht hier regels over op te stellen. Wij moeten in ieder geval bepalen hoe u een maatwerkvoorziening krijgt voor beschermd wonen of opvang, of om beter voor uzelf te zorgen of makkelijker mee te doen met de maatschappij. In de wet staat ook dat wij na de aanvraag binnen twee weken een beslissing moeten nemen. In de Awb staan regels voor de aanvraag. Wij volgen die regels. De Awb zegt dat u een aanvraag schriftelijk moet indienen bij het college, behalve als de wet bepaalt dat het anders moet. U mag uw aanvraag ook via email versturen.
In lid 1 staat dat u zelf de aanvraag moet doen. U mag ook iemand machtigen om de aanvraag voor u te doen, of een vertegenwoordiger sturen. In artikel 1 van Wmo 2015 staat beschreven wat een vertegenwoordiger precies is. De regels voor de aanvraag zijn strenger dan voor de melding. Een melding kan bijvoorbeeld door een buurman gedaan worden, maar de aanvraag niet. Met een aanvraag vraagt u officieel om een beslissing volgens de wet. Daarom is een machtiging of een vertegenwoordiger verplicht.
Artikel 9. Advisering
De gemeente moet uw aanvraag zorgvuldig beoordelen. Als het nodig is vragen wij advies aan iemand die deskundig is. Als dat de enige manier is om uw aanvraag zorgvuldig te beoordelen, zou je zelfs kunnen zeggen dat het verplicht is.
Als wij advies vragen is het belangrijk om duidelijk op te schrijven wat we precies willen weten. Dan is het voor de cliënt en de adviseur helder wat er onderzocht moet worden.
In de wet staat dat u verplicht bent mee te werken aan het onderzoek van de adviseur, als de gemeente dat nodig heeft om uw aanvraag goed te beoordelen.
Artikel 10. Inhoud van de beschikking (onze beslissing)
De wet gaat ervan uit dat u een maatwerkvoorziening ‘in natura’ krijgt. Dat betekent dat de gemeente de voorziening voor u inkoopt. De betaling loopt dus niet via u. U kunt wel een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen als u dat liever wilt. U krijgt alleen een pgb als u aan bepaalde voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden staan in de wet en in de verordening.
Met ‘beoogde resultaat’ bedoelen we bijvoorbeeld ‘mobiliteit’ en niet ‘een scootmobiel’.
Met ‘duur’ bedoelen we ook de technische levensduur van een voorziening, maar alleen als die ertoe doet.
Het vierde lid gaat over de eigen bijdrage. Als u een eigen bijdrage moet betalen vermelden wij dat in de beschikking. De eigen bijdrage loopt via het CAK. Als u bezwaar wilt maken tegen de eigen bijdrage, moet u ook bij het CAK zijn. Het CAK neemt ook de eigen bijdrage in ontvangst.
Artikel 11. Criteria voor een maatwerkvoorziening
Gemeenten zijn verplicht regels op te stellen over hoe wij bepalen of u een maatwerkvoorziening krijgt voor beschermd wonen of opvang, of om beter voor uzelf te zorgen of makkelijker mee te doen met de maatschappij. De Tweede Kamer heeft aangegeven dat het belangrijk is om elk geval apart te bekijken. Elke gemeente maakt haar eigen regels, omdat de behoeften van de bewoners per gemeente verschillen. Ook heeft elke gemeente met andere omstandigheden te maken. Niet elke algemene voorziening is in elke gemeente verkrijgbaar. Daarom staat in de verordening geen verplichte lijst met maatwerkvoorzieningen. Wij moeten wel precies beschrijven wanneer iemand een maatwerkvoorziening krijgt. De regels hiervoor moeten geschikt en praktisch zijn. In dit artikel werken wij deze regels uit.
Lid 6: Als meerdere voorzieningen een passende oplossing bieden voor de ondersteuningsvraag, vergoeden wij de goedkoopste voorziening. Soms gaat een duurdere voorziening langer mee dan een goedkopere voorziening. De duurdere voorziening is dan uiteindelijk goedkoper. We gaan voor een verantwoord kwaliteitsniveau, maar niet meer dan dat.
.
Artikel 12. Vervanging van bestaande voorzieningen
U kunt een vergoeding aanvragen voor een hulpmiddel dat kapot of kwijt is. Als het hulpmiddel kapot of kwijt is door uw eigen schuld, kunnen wij de aanvraag weigeren. Als het niet uw eigen schuld is, kunnen wij de aanvraag goedkeuren. U bent wel verantwoordelijk voor een goede verzekering. Als uw woning bijvoorbeeld een dure verstelbare keuken heeft, heeft dat gevolgen voor de opstalverzekering. U moet misschien bijverzekeren. Als u dat niet doet en er breekt bijvoorbeeld brand uit, dan is de verstelbare keuken niet meeverzekerd. U kunt dan ook geen vergoeding aanvragen bij de gemeente voor een nieuwe keuken.
Artikel 13. Algemene weigeringsgronden
In het verleden zijn er verschillende rechtszaken geweest over afgewezen aanvragen voor maatschappelijke ondersteuning. Daaruit is gebleken dat het belangrijk is om duidelijk in de verordening te zetten welke redenen er gelden om een aanvraag te weigeren, de afwijzingsgronden. Als deze afwijzingsgronden niet duidelijk zijn vastgelegd, zijn ze niet geldig in de rechtbank. Het is ook niet goed voor de rechtszekerheid van de cliënt. Als wij van tevoren niet duidelijk zijn over onze afwijzingsgronden, weet u niet waar u aan toe bent.
Lid 1 onder b: Als u zelf keuzes maakt die ervoor zorgen dat u minder goed voor uzelf kunt zorgen en minder makkelijk met de maatschappij mee kunt meedoen, hoeft de gemeente dat niet te vergoeden. Als u bijvoorbeeld een ziekte of beperking heeft die steeds erger zal worden, moet u daar rekening mee houden. Stel dat u besluit uw badkamer te verbouwen, maar u houdt er geen rekening mee dat u binnenkort waarschijnlijk in een rolstoel belandt, dan vergoeden wij later de aanpassing van uw badkamer niet. Ook als u in deze situatie een nieuw huis koopt dat niet geschikt is voor uw beperking, vergoeden wij de aanpassingen niet. Deze aanvraag voor een maatwerkvoorziening had u kunnen voorkomen door rekening te houden met uw beperking.
Lid 1 onder c. We gaan ervan uit dat u een voorziening langere tijd nodig heeft. Dit geldt niet voor dienstverlening. Als u bijvoorbeeld ziek bent, of u komt net terug uit het ziekenhuis, kunt u hulp bij het huishouden aanvragen.
Lid 1 onder d. Het moet wel de moeite waard zijn om kosten te maken. Hele oude dingen worden niet meer opgelapt. Een auto van 20 jaar oud krijgt bijvoorbeeld geen aanpassingen meer.
Lid 1 onder e. Als u al jarenlang een bepaalde voorziening gebruikte voordat u een beperking kreeg en u vraagt na het optreden van de beperking een soortgelijke voorziening aan, krijgt u daarvoor geen vergoeding . In dit geval brengt de beperking geen extra kosten met zich mee; u had de voorziening namelijk al.
Lid 1 onder g. U mag een voorziening pas aanschaffen nadat de gemeente uw aanvraag officieel heeft goedgekeurd. Anders hebben wij geen invloed op welke ondersteuning u nodig heeft. Wij kunnen uw aanvraag weigeren. We voorkomen hiermee dat we een voorziening vergoeden die niet de beste prijs-kwaliteitsverhouding heeft.
Artikel 14, 15 en 16 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening woning, criterium primaat van verhuizen en weigeringsgronden woonvoorzieningen
Artikel 15
Als een woonvoorziening meer dan € 7000,00 kost, is het soms voordeliger om naar een aangepaste woning te verhuizen, of naar een woning die goedkoper aangepast kan worden. Wij willen het gemeenschapsgeld zo goed mogelijk besteden. Er moet wel binnen niet al te lange tijd een geschikte woning beschikbaar zijn. Wij maken een belangenafweging tussen het aanpassen van de huidige woning of het verhuizen naar een andere woning.
Artikel 16 onder b.
Als u verhuist van een geschikte woning naar een ongeschikte woning, zonder belangrijke reden, weigeren wij uw aanvraag voor een woonvoorziening. U moet namelijk zelf rekening houden met uw beperking en met de voorzieningen die u nodig heeft.. Als u een belangrijke reden heeft om te verhuizen geldt dit niet. Als u bijvoorbeeld verhuist om te gaan samenwonen, trouwen, of voor een baan, kunt u wel een woonvoorziening aanvragen.
Artikel 16 onder d. De gemeente is van mening dat een woonvoorziening geen geschikte oplossing is voor een hotel/pension, trekkerswoonwagen, klooster, een tweede woning, vakantiewoning, recreatiewoning of kamerverhuur. U woont daar meestal maar kort.
Artikel 16 onder e, f en i.
Deze afwijzingsgronden gaan over algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen. In artikel 13 is - onder meer - aangegeven dat een maatwerkvoorziening niet wordt afgegeven als de voorziening algemeen gebruikelijk is. In het algemeen is een voorziening algemeen gebruikelijk, wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
het is niet speciaal bedoeld voor personen met beperking(en);
het is gewoon te koop;
het is niet duurder dan soortgelijke producten.
Een cliënt van een serviceflat of seniorencomplex mag verwachten dat deze woning de mogelijkheid biedt om daar als oudere op passende wijze te kunnen wonen. Het mag dan ook als algemeen gebruikelijk worden beschouwd dat cliënten van een serviceflat kunnen beschikken over een lift en dat in de gemeenschappelijke ruimten de nodige voorzieningen (zoals een elektrische deuropener) aanwezig zijn. Deze voorzieningen zijn - in elk geval op termijn - voor bijna alle bewoners noodzakelijk. In een serviceflat of seniorencomplex is niet de gemeente op grond van de Wmo 2015, maar de woningeigenaar verantwoordelijk deze voorzieningen te bieden.
De gemeente zal in elke specifieke situatie beoordelen of de woonvoorziening als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt.
Artikel 16 onder h.
Deze afwijzingsgrond is bedoeld voor situaties waarin gebruikte materialen of de slechte staat van onderhoud aan de woning voor problemen zorgen. Hierin heeft u een eigen verantwoordelijkheid. Denk bijvoorbeeld aan de constructie van een houten vloer in de woning.
Artikel 17 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening sociaal vervoer
Met ‘lokaal verplaatsen’ bedoelen we een afstand van 15 tot 25 kilometer rondom uw woning. Collectief vervoer heeft altijd de voorkeur. U krijgt alleen een andere vervoersvoorziening als er geen collectief vervoer is, of als dit niet geschikt is voor u.
Artikel 18 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening dagbesteding en begeleiding
De gemeente kan een maatwerkvoorziening afgeven voor deelname aan activiteiten op dagactiviteitencentra. Dagactiviteiten hebben als doel om cliënten met beperkingen mee te laten doen met de maatschappij. Zij zijn gericht op het bieden van (dag)structuur in de besteding van de dag. De activiteiten worden in groepsverband aangeboden door professionele dagactiviteitencentra. De maatwerkvoorziening dagbesteding kan bedoeld zijn om cliënten te helpen een vorm van werk te kunnen doen. De cliënt kan ook in aanmerking komen voor het vervoer van huis naar de locatie waar de dagactiviteiten wordt geboden en weer terug. In het derde lid staat wat de voorwaarden zijn.
Naast de dagbesteding kan de cliënt ook in aanmerking komen voor (individuele) begeleiding. De gemeente stelt tijdens het onderzoek vast wat het meest passend is.
Artikel 19 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening respijtzorg
Respijtzorg wil zegen: zorg waardoor de mantelzorger tijdelijk ontlast wordt van zijn taak. Nadat de gemeente heeft vastgesteld dat de mantelzorger ontlast moet of wil worden, geldt een specifiek criterium om in aanmerking te komen voor deze maatwerkvoorziening. De cliënt heeft door het (tijdelijk/deels) wegvallen van de mantelzorg ondersteuning nodig waarbij hij altijd in de gaten moet worden gehouden. Is dat niet nodig, dan zou bijvoorbeeld dagbesteding (groepsverband), eventueel gecombineerd met begeleiding (individueel) en zorg vanuit de Zorgverzekeringswet uitkomst kunnen bieden. Als de mantelzorger ‘geneeskundige zorg’ verleend ligt het voor de hand dat een beroep wordt gedaan op Eerstelijnsverblijf op grond van de Zorgverzekeringswet. De gemeente hoeft in dat geval geen ondersteuning te bieden.
Artikel 20 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening beschermd wonen
De gemeente geeft een voorziening voor beschermd wonen af als de cliënt een beschermende woonomgeving (inclusief noodzakelijk verblijf) nodig heeft. Dit is nodig als gevolg van psychisch en psychosociaal functioneren of een psychiatrisch ziektebeeld. Daarnaast is het zo dat individuele begeleiding geen passende oplossing kan bieden. Beschermd wonen is gericht op personen die zich (nog) niet kunnen handhaven in de samenleving en daarom noodzakelijk in een accommodatie van een instelling moeten verblijven. Dat kan nodig zijn omdat de cliënt er (nog) niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder 24 uur per dag toezicht of tenminste een groot deel van een etmaal. Als de cliënt een behandeling krijgt of kan krijgen, moet hij deze eerst doorlopen. Ook verlangt de gemeente dat de cliënt gemotiveerd aan een herstel- of ontwikkeltraject meewerkt.
Artikel 21. Regels voor het pgb
Volgens de wet kan de gemeente een pgb geven. Als u aan alle wettelijke voorwaarden voor het pgb voldoet, zijn wij zelfs verplicht die te geven. U krijgt alleen een pgb als u goed uitlegt waarom u een pgb wilt. Als u uw wens goed kunt uitleggen, weten wij zeker dat het uw eigen beslissing is om een pgb aan te vragen.
In de wet staat dat de gemeente verplicht is om regels te maken over de manier waarop we de hoogte van uw pgb bepalen. Het bedrag dat u krijgt moet in ieder geval hoog genoeg zijn om passende ondersteuning te kunnen inkopen. Lid 1. Wij baseren het pgb op uw persoonlijk budgetplan. In uw budgetplan beschrijft u hoe u het pgb gaat besteden. Het budgetplan helpt u goed na te denken over uw zorgvraag. U moet uw zorgvraag uitwerken en invullen. Met het budgetplan kunt u na verloop van tijd nagaan of u uw doelen bereikt en of de zorg goed genoeg is. Wij verwachten dat het budgetplan helpt om uw zorg voordelig in te kopen. We gebruiken het plan om te kijken wat de zorg u oplevert. Op deze manier meten we de kwaliteit en doeltreffendheid van de maatschappelijke ondersteuning.
Als een pgb duurder is dan een maatwerkvoorziening in natura, kunnen wij de aanvraag weigeren. Dat betekent niet dat u helemaal geen pgb krijgt. U krijgt het bedrag van een maatwerkvoorziening en mag het verschil zelf bijbetalen. De gemeente krijgt soms korting bij het inkopen van maatwerkvoorzieningen. De zorg in natura is dan goedkoper dan een pgb. Bij vervoer of opvang is dat bijvoorbeeld zo.
Een pgb is gemiddeld genomen goedkoper dan zorg in natura. Zzp’ers hoeven bijvoorbeeld geen groot kantoorgebouw te betalen. Dat scheelt in de prijs.
In deze verordening staat dat een pgb maximaal even hoog is als de prijs van een maatwerkvoorziening die de gemeente in een vergelijkbare situatie zou inkopen.
Lid 4. Om belangenverstrengeling te voorkomen mag degene die de pgb taken op zich neemt, niet ook de zorgverlener zijn. Dit geldt niet voor familieleden zoals partner, ouders, schoonouders, kinderen, schoonzoons, schoondochters en broers, zussen, kleinkinderen, opa's, oma's, schoonzussen, zwagers, stiefzussen, stiefbroers. Wij bekijken in dat geval of de combinatie van pgb-taken en zorgverlening passend is.
Artikel 22. Tarief pgb
- •
Volgens de toelichting op de Wmo 2015 mag de gemeente bepalen dat het pgb niet hoger is dan een bepaald percentage van de kosten van zorg in natura. De hoogte van het pgb kan daardoor verschillen. Wij kunnen verschillende tarieven toepassen voor verschillende soorten hulp en ondersteuning. Wij mogen bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning door vrienden of familie, door professionele hulpverleners en minder professionele hulpverleners zoals werkstudenten of zzp’ers zonder diploma’s. Volgens de wet moet het pgb wel hoog genoeg zijn om noodzakelijke ondersteuning van goede kwaliteit in te kopen.
- •
Het pgb voor professionalsis 90% van het ZIN-tarief. ZIN staat voor ‘zorg in natura’. Het ZIN-tarief is het goedkoopste bedrag waarvoor een professional de benodigde hulp kan leveren. Dit bedrag hebben we van te voren afgesproken met de zorgverlener. 90% van het ZIN-tarief is genoeg om twee redenen:
- °
Iemand die zorg levert via een pgb heeft meestal lagere kosten, bijvoorbeeld voor huisvesting of administratie.
- °
Voor reguliere hulpaanbieders is in het ZIN-tarief rekening gehouden met de tijd voor het beoordelen en aanvragen van verlengingen van ondersteuning. Voor zorg via een pgb doet de gemeente dit zelf.
- °
- •
Het pgb bij thuisondersteuning is voor professionals 70% van het ZIN-tarief. In 2020 is dat € 19,74 per uur. De rechter heeft bepaald dat we de cao van Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg als uitgangspunt kunnen gebruiken. In de cao VVT 2018-2019 staat dat het hoogste loon voor hulp bij het huishouden € 13,45 bruto per uur is. Voor een zzp’er moet daar 20% bij opgeteld worden, voor onder meer vakantiegeld en vakantie-uren. Dan komen we uit op € 16,14 bruto per uur. Ons tarief ligt daar ruim boven.
Als u met uw pgb thuisondersteuning inkoopt bij iemand die geen professional, krijgt deze persoon 60% van het ZIN-tarief. In 2019 is dat € 16,92 Het gaat hier om laaggeschoold werk. Het tarief ligt ruim boven het minimumloon.
- •
Voor ondersteuning die geen huishoudelijke hulp is krijgen uw vrienden of familieleden € 20,- per uur. Dit geld ook voor hulpverleners die niet de juist diploma’s hebben. Omdat het om vriendendiensten gaat, is dit een realistisch tarief.
- •
Voor respijtzorg bij familieleden, vrienden of kennissen krijgen zij een tegemoetkoming van €30 per etmaal met een maximum van €141 per maand. Dit tarief is gebaseerd op landelijke regels waarin is opgenomen dat voor hulp uit het sociaal netwerk waarbij geen sprake is van een dienstbetrekking vanuit het pgb een tegemoetkoming met een maximum van €141 per maand kan worden toegekend. De Wet minimumloon is hierop niet van toepassing.
- •
Het pgb voor Beschermd Wonen is 80% van het ZIN-tarief. Bij een zorgaanbieder bestaat het tarief voor 80% uit zorg en voor 20% uit kapitaallasten. U mag met een pgb geen kapitaallasten betalen. Daarom is een pgb voor Beschermd Wonen 20% lager.
- •
Het pgb voor woonvoorzieningen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen is gelijk aan het bedrag dat de gemeente betaalt aan een gecontracteerde leverancier van de voorziening, of gelijk aan een door de gemeente goedgekeurde offerte.
Artikel 23. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
In de wet staat dat de gemeente verplicht is om regels te maken over misbruik van de wet. Wij moeten voorkomen dat mensen een voorziening of een pgb krijgen als ze daar geen recht op hebben.
In het eerste tweede en vierde lid staat hetzelfde als in de wet. Door de wetteksten in deze verordening te zetten geven we een compleet beeld van de regels over misbruik van de wet en het voorkomen dat mensen een voorziening of een pgb krijgen als ze daar geen recht op hebben.
De gemeente heeft het recht om geld terug te vragen als u ten onrechte een pgb of maatwerkvoorziening heeft gekregen. In de wet staan hier regels over. Dit bedrag mogen wij met een dwangbevel terugeisen. We kunnen ook een maatwerkvoorziening, bijvoorbeeld een scootmobiel, terug vragen. Het is niet altijd mogelijk om de maatwerkvoorziening terug te krijgen, bijvoorbeeld als uw badkamer verbouwd is. In dat geval kunnen wij een geldbedrag voor deze voorziening terugvragen. In lid 4 staat daarom dat de gemeente voorzieningen mag terugvragen.
Artikel 24. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s
Op grond van artikel 2.3.9 van de wet moet de gemeente periodiek onderzoeken of er aanleiding is om een besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening of toekenning van een pgb te heroverwegen. Soms bestaat er echter twijfel over de kwaliteit, doelmatigheid en rechtmatigheid van geleverde ondersteuning. Het onderzoek in het kader van artikel 2.3.9 van de wet biedt dan onvoldoende houvast om hier goed naar te kijken. Daarom is artikel 24 toegevoegd. Op grond van deze bepaling moet de gemeente in aanvulling op het onderzoek volgens artikel 2.3.9 van de wet ook periodiek, al dan niet steekproefsgewijs onderzoeken of de verstrekte maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s worden gebruikt, respectievelijk besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt, of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt en of de geleverde ondersteuning van goede kwaliteit is. Een onderzoek kan zowel betrekking hebben op het handelen van een cliënt of pgb-houder, als op de ondersteuningsverlening door een aanbieder. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de cliënt, bezoek aan de locatie waar de cliënt ondersteuning krijgt en gesprekken met de aanbieder.]
Artikel 25 Opschorting pgb
Met deze regeling legt de gemeente vast dat de gemeente in bepaalde gevallen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) kan verzoeken om de betaling van het pgb nog niet te doen (geheel of gedeeltelijk opschorten). Soms is (tijdelijke) opschorting van een betaling uit het pgb naar aanleiding van een declaratie beter dan beëindiging of weigering of zelfs intrekken of herzien van het pgb. Door het opschorten is er tijd voor herstelmaatregelen of verder onderzoek.
In het eerste lid staat wanneer de gemeente dit verzoek kan doen bij de SVB. De betaling van het pgb kan voor maximaal dertien weken worden opgeschort.
Het tweede lid is toegevoegd omdat het voor kan komen dat een cliënt tijdelijk geen gebruik van een pgb kan maken door (tijdelijke) opname in een instelling. In dat geval kan het praktischer zijn het pgb tijdelijk op te schorten. De gemeente stuurt de pgb-houder hierover een brief.
Artikel 26. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen
Dit artikel komt te vervallen. Vanwege het abonnementstarief Wmo komt de algemene voorziening thuisondersteuning te vervallen. Zie artikel 7. De eigen bijdrage voor de algemene voorziening thuisondersteuning komt daarmee automatisch ook te vervallen.
Artikel 26, 27 en 28. Regels voor een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening, pgb, beschermd wonen en opvang
De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening mag niet meer zijn dan de kostprijs. In het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 staan regels over de eigen bijdrage. De regels over de eigen bijdrage in deze verordening moeten hierop aansluiten.
Vanaf 1 januari 2020 betalen alle cliënten die gebruik maken van één of meer Wmo maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van degenen die gebruik maken van beschermd wonen zorg in natura of maatschappelijke opvang, ongeacht inkomen en vermogen, een maximale bijdrage per maand. De hoogte van deze bijdrage wordt landelijk vastgesteld. Wij volgen het landelijk vastgesteld tarief.
Cliënten die gebruik maken van beschermd wonen zorg in natura of maatschappelijke opvang blijven een eigen bijdrage betalen die afhankelijk is van het inkomen en vermogen.
Artikel 29 Bijdrage in de kosten Valleihopper
In dit artikel staat uitgelegd hoe we de bijdrage voor het reizen met de Valleihopper vaststellen. De feitelijke tarieven worden bepaald door het college van burgemeester en wethouders op grond van regionale afspraken en staan in de nadere regel.
Artikel 30. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
In de wet staat dat wij in ieder geval in de verordening moeten zetten welke eisen we stellen aan de kwaliteit van voorzieningen en de deskundigheid van professionals. Het Rijk legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente en de aanbieder. Wij moeten in de verordening bepalen welke kwaliteitseisen wij stellen aan aanbieders van voorzieningen. Die eisen gaan ook over de deskundigheid van het personeel. Onze kwaliteitseisen zijn gebaseerd op de kwaliteitseisen die in de wet staan. In de wet staat dat een voorziening van goede kwaliteit moet zijn. Dat geeft ons de ruimte om samen met belangenorganisaties en zorgaanbieders kwaliteitseisen op te stellen.
In het eerste lid staan een paar logische kwaliteitseisen. In de bijlage staan uitgebreide kwaliteitseisen. Lid vier beschrijft hoe we de kwaliteit controleren. Het cliëntervaringsonderzoek is wettelijk verplicht. Naast de controle van kwaliteit heeft de gemeente handhavingsbevoegdheden, zoals genoemd in artikel 23.
Artikel 31. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
In de wet staat dat een hulpverlener het altijd bij de gemeente moet melden als er tijdens de hulpverlening een ongeluk gebeurt, of als er iemand geweld gebruikt. In de wet staat ook dat gemeente personen moet aanwijzen die controleren of iedereen zich aan de wettelijke regels houdt. Bovendien moet de gemeente regels opstellen over hoe ongelukken en geweld gemeld worden, hoe de gemeente die melding onderzoekt en hoe we daarvan leren om ongelukken en geweld in de toekomst te voorkomen. We kunnen ook nog andere eisen opstellen over het melden van ongelukken en geweld tijdens hulpverlening.
Artikel 32. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
De gemeente laat de uitvoering van de wet uitvoeren door aanbieders. De gemeente moet wel zelf de rechten en plichten van de cliënten vaststellen. Als de gemeente een voorziening aan anderen overlaat, moet ze regels maken die ervoor zorgen dat de hulp van goede kwaliteit is en niet te duur. We houden daarbij rekening met de deskundigheid van de beroepskrachten en hun arbeidsvoorwaarden. We willen niet alleen naar de prijs kijken. Daarom staan in dit artikel een paar andere zaken waar we rekening mee houden. Als we al deze zaken beoordelen, kunnen we beter bepalen wat een redelijke prijs is voor de ondersteuning. De hulpaanbieder moet bijvoorbeeld het personeel een loon betalen dat bij het opleidingsniveau past. Om dit te bepalen, moeten we weten wat er allemaal gedaan moet worden en welke arbeidsvoorwaarden daarbij passen. Hiermee zorgen we ervoor dat werknemers een eerlijk loon krijgen.
Artikel 33. Klachtregeling
In de Algemene wet bestuursrecht staat dat de gemeente verplicht is goed om te gaan met alle klachten over bestuursorganen (bijvoorbeeld gemeenteraad of college) of mensen die voor de gemeente werken.
Het eerste lid gaat over klachten over aanbieders. Volgens de wet moeten wij in de verordening zetten welke voorzieningen een klachtenregeling nodig hebben. De aanbieder is verplicht voor deze voorzieningen een klachtenregeling op te stellen. U kunt ontevreden zijn over een ambtenaar. Misschien is een gesprek niet prettig verlopen, of u vindt de ambtenaar niet deskundig genoeg. U kunt ook ontevreden zijn over een aanbieder. U bent bijvoorbeeld niet tevreden met de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Misschien heeft u klachten over de deskundigheid van een medewerker, onbeschoft gedrag of slechte communicatie. U kunt met deze klachten bij de aanbieder terecht. U moet erop kunnen vertrouwen dat de aanbieder uw klachten snel behandelt.
Het tweede lid beschrijft hoe de gemeente ervoor kan zorgen dat de aanbieders hun klachtenregeling goed op orde hebben.
Artikel 34. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
Cliënten kunnen soms meepraten over belangrijke beslissingen van de aanbieder. Volgens de wet moet de gemeente bepalen in welke gevallen medezeggenschap nodig is. Vroeger moest de aanbieder zich houden aan de Wet klachtrecht cliënten en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz). Klachten en medezeggenschap werden toen geregeld via de cliëntenraad. Nu moet de gemeente hier regels over opstellen.
In het eerste lid staat dat aanbieders verplicht zijn medezeggenschap te organiseren.
Het eerste lid verwijst naar de inspraakverordening. Met de inspraakverordening regelt de gemeente dat medezeggenschap voor alle afdelingen hetzelfde is. Alle burgers hebben recht op inspraak. Dat is wat de regering wil. Iedereen kan namelijk op een dag ondersteuning nodig hebben.
Het tweede lid beschrijft hoe de gemeente ervoor kan zorgen dat de aanbieders de medezeggenschap goed op orde hebben.
Artikel 35. Mantelzorgwaardering
In de wet staat dat de gemeente in de verordening moet zetten hoe wij ieder jaar de mantelzorgers waarderen. Het gaat alleen om mantelzorgers van cliënten in de gemeente Ede. Volgens de wet is een cliënt iemand met een algemene voorziening, een maatwerkvoorziening of een pgb. U bent ook een cliënt als u een melding heeft gedaan voor maatschappelijke ondersteuning. We waarderen dus ook mantelzorgers die wel een voorziening hebben aangevraagd, maar die niet hebben gekregen. De cliënt moet in gemeente Ede wonen. De mantelzorger mag ook in een andere gemeente wonen.
Met ‘mantelzorg’ bedoelen we langdurige zorg. Dat betekent minstens 2 maanden lang 2 uur per week, of 1 maand lang 8 uur per week. Mantelzorg is onbetaald. De mantelzorger is geen professional, maar een vriend of familielid. De mantelzorger had al een sociale relatie met de cliënt, voordat er sprake was van zorg. Mantelzorg is meer dan je in gewone situaties van vrienden en familie kan verwachten. Mantelzorg is vrijwillig. Dat betekent dat de mantelzorger zelf wil zorgen en dat ook kan.
Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en kinderen elkaar geven. Als mensen samen leven, moeten ze er samen voor zorgen dat het huishouden goed loopt. Ze moeten elkaar dus altijd wel een beetje helpen.
Artikel 36. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
De gemeente kan mensen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen extra geld geven. In de wet staat dat gemeentes dat in de verordening kunnen zetten. Als u extra kosten heeft vanwege uw beperking, kunnen wij u een vergoeding geven waarmee u beter voor zichzelf kunt zorgen en makkelijker mee kunt doen in het dagelijks leven.
‘Bezoekbaar’ betekent dat de cliënt bij de woning kan komen en dat de belangrijkste ruimtes toegankelijk zijn. Er geldt een maximum bedrag. U krijgt deze voorziening maar 1 keer. Stel dat uw woning is aangepast aan uw beperking en u verhuist daarna naar een instelling. Als uw achtergebleven gezinsleden dan naar een nieuw huis verhuizen, krijgen zij geen vergoeding om de nieuwe woning voor u bezoekbaar te maken. Uw huisgenoten moeten rekening houden met de mogelijkheden en beperkingen van hun woning.
Artikel 37. Mediation
De gemeente kan mediation inzetten bij onenigheid over een maatwerkvoorziening. U kunt mediation aanvragen zodra de onenigheid ontstaat. Als u het bijvoorbeeld niet eens bent met de uitslag van het onderzoek, hoeft u niet te wachten op het officiële besluit over uw aanvraag. U mag nadat het besluit genomen is nog wel om mediation vragen. Tijdens de mediation kunnen wij samen besluiten de beslissingstermijn verlengen. Dit kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Als u al een bezwaarschrift heeft ingediend, zetten wij die tijdens de mediation tijdelijk stil. Mediation is alleen bedoeld voor onenigheid over uw aanvraag. U heeft geen recht op mediation bij onenigheid over besluiten die de gemeente zonder aanvraag neemt.. Deze besluiten gaan bijvoorbeeld over het stopzetten van een maatwerkvoorziening of pgb. Mediation kan dan wel op vrijwillige basis, maar het is niet altijd wenselijk. Als er bijvoorbeeld fraude is gepleegd, is een officiële procedure logischer.
Artikel 38. Hardheidclausule
Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.
Artikel 39. Intrekking oude verordening
Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.
Artikel 40 overgangsrecht
Lid 1. Als u nog een voorziening heeft volgens de oude regeling, geldt voor u een overgangsrecht. Dat betekent dat de oude regels nog steeds voor u gelden.
Lid 2. Als wij over uw aanvraag beslissen nadat de nieuwe verordening ingaat, gelden voor u de nieuwe regels. Dit geldt ook als u de maatschappelijke ondersteuning al had aangevraagd voordat de nieuwe verordening inging.
Lid3. Als u een bezwaarschrift heeft ingediend volgens de oude verordening, gelden daarvoor de oude regels. In de wet staan ook overgangsregelingen voor AWBZ cliënten die overgaan naar de Wmo en voor de doelgroep beschermd wonen.
Artikel 41 Inwerkintreding en citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl