Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening Jeugdhulp Ede 2020)

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening Jeugdhulp Ede 2020)

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, zaaknummer 113072;

gelet op artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de: Verordening Jeugdhulp Ede 2020

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • -

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • -

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • -

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • -

    wet: Jeugdwet.

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1. In bijlage 1, categorie A staan de overige voorzieningen die in ieder geval beschikbaar zijn..

  • 2. In bijlage 1, categorie B staan de individuele voorzieningen die in ieder geval beschikbaar zijn.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een door het college gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een behoefte aan jeugdhulp melden bij het college. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om binnen twee weken een familiegroepsplan op te stellen.

  • 3. De artikelen 4 tot en met 8 zijn uitsluitend van toepassing indien een melding van een behoefte aan jeugdhulp is gedaan.

  • 4. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet. Voor zover de getroffen maatregel bestaat uit het verstrekken van een individuele voorziening, stelt het college dit achteraf vast.

  • 5. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1. Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders, dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie.;

    • b.

      of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen, en zo ja:

      • i.

        welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • ii.

        welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • iii.

        of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, en

      • iv.

        voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

    • c.

      hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders

    • d.

      indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.

  • 2. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 3. Als de jeugdige of zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.

  • 4. Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

Artikel 6. Identificatie

Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de jeugdige en zijn ouders vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 7. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 8. Aanvraag

Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk of elektronisch indienen bij het college. Het college kan bij nadere regel bepalen dat daarbij wordt afgeweken van artikel 3 van het besluit nadere eisen elektronisch berichten verkeer Ede.

Artikel 9. Toetsingskader verlenen voorziening

  • 1. Een jeugdige of ouder komt in aanmerking voor een door het college verleende individuele voorziening als het college van oordeel is dat de jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn en gebruikmaking van een overige voorziening deze noodzaak niet kan verminderen of wegnemen.

  • 2. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de adequate goedkoopste tijdig beschikbare voorziening.

  • 3. Het college verleent een individuele voorziening na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts voor zover de jeugdhulpaanbieder waar naar is verwezen van oordeel is dat deze noodzakelijk is.

  • 4. Het college verleent een individuele voorziening na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts voor zover bij deze verwijzing en in het oordeel van de jeugdhulpaanbieder rekening is gehouden met de omstandigheden en mogelijkheden overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, eerste lid onder b.

  • 5. Het college kan afwijken van het oordeel van de jeugdhulpaanbieder indien dit niet voldoet aan het bepaalde in het vierde lid of de professionele standaard.

Artikel 10. Deskundig oordeel en advies

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 11. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt, wat de (te verwachten) kosten van de voorziening zijn, en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking, of in het verslag dat onderdeel uitmaakt van de beschikking, in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is en

    • c.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking, of in het verslag dat onderdeel uitmaakt van de beschikking, in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 12 Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald op basis van de kostprijs van de maatwerkvoorziening die de jeugdige of zijn ouders zou hebben ontvangen als maatwerkvoorziening in natura;

    • b.

      is gebaseerd op een in overleg en samenwerking met de belanghebbende opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • c.

      is toereikend om tijdig effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.

    • d.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie adequate goedkoopste in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 3. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      De geboden hulp leidt niet tot overbelasting van de persoon/personen die de hulp biedt/bieden;

    • b.

      Er is geen sprake van begeleiding in groepsverband;

  • 4. Het pgb wordt uitsluitend aangewend voor kosten die noodzakelijk zijn in verband met de hulpvraag van de cliënt. De volgende kosten zijn in ieder geval uitgesloten:

    • a.

      bemiddelingskosten.

    • b.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb.

    • c.

      contributies voor het lidmaatschap van per Saldo.

    • d.

      het volgen van cursussen over het pgb.

    • e.

      kosten voor het bestellen van informatie materiaal.

    • f.

      kosten die gemaakt worden voor het reizen.

    • g.

      kosten die gemaakt worden gerelateerd aan wonen, zoals huurbetalingen.

    • h.

      administratiekosten, coördinatiekosten of belangenbehartiging.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan de budgethouder die een pgb ontvangt dat meer bedraagt dan € 1.500,00 per jaar 1,5% van dit budget vrij besteden, met een maximum van € 1.250,00 per jaar.

  • 6. De aan een pgb verbonden taken kunnen door een vertegenwoordiger van de cliënt worden uitgevoerd, mits deze vertegenwoordiger niet ook de zorgverlener is. Met uitzondering van situaties waarin familieleden in de eerste of tweede graad (een deel van) de zorg verlenen en het college dit passend vindt.

Artikel 13 Tarief pgb

  • 1. Het tarief voor een pgb voor jeugdhulp, geleverd door een persoon die als professional werkzaam is, bedraagt 90% van het in de betreffende situatie adequate goedkoopste tarief in natura, zoals het college dat is overeengekomen met een gecontracteerde aanbieder.

  • 2. Het tarief voor een pgb, voor jeugdhulp, geleverd door een persoon vanuit het sociaal netwerk of door hulpverleners die niet aan de kwaliteitseisen van een professional voldoen, bedraagt € 20,- per uur.

  • 3. Een hulp uit het sociaal netwerk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling Jeugdwet kan voor op onverplichte basis verleende jeugdhulp, zoals kortdurend verblijf en dagopvang enkel een tegemoetkoming van €30,- per etmaal (kortdurend verblijf) of €10,- per dagdeel (dagopvang), met een maximum van € 141,- per kalendermaand worden betaald.

Artikel 14 Opschorting pgb

  • 1. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat de cliënt:

    • a.

      onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 2. Als de cliënt langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.

  • 3. Het college stelt de persoon aan wie een pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van lid 1 en 2.

Artikel 15 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders op verzoek van het college of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of

    • e.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • f.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening of het pgb.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Bij verblijf in het buitenland van maximaal zes weken per jaar behoudt de cliënt het recht op pgb. Als de cliënt langer in het buitenland verblijft, heroverweegt het college de maatwerkvoorziening.

  • 6. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten pgb invorderen.

Artikel 16 Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan

Artikel 17 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 18 Klachtregeling

De Jeugdwet regelt het klachtrecht met betrekking tot jeugdaanbieders en gecertificeerde aanbieders in paragraaf 4.2.a van de wet.

De Richtlijn klachtbehandeling in de gemeente Ede is van toepassing op klachten over de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van deze Verordening als toepassing daarvan leidt tot een onaanvaardbare situatie.

Artikel 20 Overgangsrecht

  • 1. De Verordening Jeugdhulp 2019 wordt ingetrokken.

  • 2. Een jeugdige houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp 2019 of voorgaande verordeningen totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp Ede 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp 2019, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

  • 5. De volgende besluiten gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening:

    • a.

      de Beleidsregel toegang Wmo en Jeugdhulp 2019; en

    • b.

      de Beleidsregel PGB Wmo en Jeugdhulp Ede 2018.

Artikel 21 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Ede 2020

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad d.d. 12 december 2019 , zaaknummer 113072.

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

Bijlage 1: soorten voorzieningen

Categorie A - soorten overige voorzieningen

Universele preventie

Lezingen / voorlichting

Folders

Welzijn nieuwe stijl

Vrijwilligerscircuit

Selectieve preventie

Zelfhulpgroepen

Themagroepen

Ouderavonden

Jongerenwerk

Eén gesprek

Jongerenwerk

Telefonisch advies

Lichte ondersteuning

Vraagverheldering

Toeleiding naar ondersteuning

Aantal gesprekken (ongeveer 5) + follow up na 5 maanden

Korte individuele training/cursus en andere kortdurende interventies

Langdurige ondersteuning door vrijwilligers

Generalistische training voor groepen ouders

Generalistische training voor groepen jeugdigen

Categorie B - soorten individuele voorzieningen

Ambulant

Jeugd GGZ

Ernstige Enkelvoudige Dyslexie

Curatieve kindergeneeskunde

Begeleiding individueel

Begeleiding groep

Begeleiding op locatie reguliere kinderopvang

Vervoer (icm begeleiding groep)

Persoonlijke verzorging

Behandeling

Crisis

Verblijf

Kortdurend verblijf

Pleegzorg

Jeugdhulpverblijf

GGZ klinisch verblijf

Jeugdzorgplus

Crisisverblijf

Veiligheid

Preventieve jeugdbescherming

Jeugdbescherming en -reclassering

Toelichting Verordening Jeugdhulp Ede 2020

Algemeen

De Verordening Jeugdhulp brengt de Jeugdwet in de praktijk. In de Jeugdwet staat dat de jeugdzorg niet meer door het Rijk, maar door de gemeente wordt geregeld. Dit geldt ook voor de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Een andere verandering is dat vroeger de Jeugdwet gebaseerd was op het recht op zorg van de burgers. Nu is de Jeugdwet gebaseerd op de plicht van gemeenten om die zorg te leveren. Het Rijk voerde deze verandering ook al door voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

In principe bepaalt de gemeente welke zorg iemand krijgt en hoeveel. Wij kijken daarbij goed naar de individuele gevallen en leveren maatwerk. Deze zorg noemen wij ook wel een voorziening. Een individuele voorziening is zorg die speciaal op de jeugdige is afgestemd.

Ondanks al deze veranderingen blijft het doel van de jeugdzorg hetzelfde: jeugdigen of hun ouders krijgen de zorg die zij nodig hebben. Deze zorg versterkt de eigen kracht van de jeugdige en ondersteunt de ouders bij het oplossen van problemen en het zorgen voor hun kind.

Volgens de Jeugdwet moet de gemeenteraad in ieder geval regels opstellen over de volgende onderwerpen:

  • -

    Welke algemene of individuele voorzieningen verleent de gemeente?

  • -

    Hoe bepaalt de gemeente welke individuele voorzieningen iemand krijgt?

  • -

    Hoe zorgt de gemeente ervoor dat de jeugdzorg die zij geven aansluit bij andere zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen?

  • -

    Hoe wordt de hoogte van een persoonsgebonden budget vastgesteld?

  • -

    Hoe zorgt de gemeente ervoor dat er geen misbruik gemaakt wordt van de Jeugdwet, de individuele voorzieningen of het persoonsgebonden budget?

  • -

    Hoe worden de burgers betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet?

  • -

    Hoe zorgt de gemeente voor een goede prijs-kwaliteitsverhouding van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering als andere organisaties die verlenen? Hierbij letten we op de deskundigheid van de beroepskrachten en hun arbeidsvoorwaarden.

In deze Verordening Jeugdhulp behandelen we al deze onderwerpen, behalve de manier waarop we burgers betrekken bij de uitvoering van de Jeugdwet. De gemeenteraad koos er namelijk voor om de inspraak op het terrein van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Participatiewet samen te voegen in één adviesraad voor het sociale domein. Dit staat in een aparte verordening.

In de Jeugdwet staat verder dat gemeenten extra regels op mogen stellen over onderwerpen die met de Jeugdwet te maken hebben. In deze verordening staan een paar van deze extra regels. Ze maken de rechten en plichten van burgers en gemeente nog duidelijker.

Daarnaast staat in deze verordening onder welke voorwaarden het persoonsgebonden budget (pgb) gebruikt mag worden voor mantelzorg.

Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan voor de jeugdhulpverlening. In de Jeugdwet staat dat gemeenten verplicht zijn een beleidsplan vast te stellen. In het beleidsplan staat hoe we preventie, jeugdhulp, kinderbescherming en jeugdreclassering aanpakken.

Toegang tot de jeugdhulp

Burgers kunnen op verschillende manieren toegang tot jeugdhulp krijgen.

Vrij toegankelijk

Sommige jeugdhulp is vrij toegankelijk. Dat zijn bijvoorbeeld voorzieningen als voorlichting, zelfhulpgroepen of een korte individuele training. Voor deze vormen van hulp is geen verwijzing of besluit van de gemeente nodig. De jeugdige of zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp direct bij de jeugdhulpaanbieder melden.

Toegang jeugdhulp via de gemeente

Meer complexe hulpvragen gaan via de gemeente. In overleg met de jeugdige en zijn ouders beslist de gemeente welke zorg er precies nodig is. Een deskundige van de gemeente gaat in gesprek met de jeugdige of zijn ouders. Samen bespreken zij eerst wat de jeugdige of zijn ouders zelf aan het probleem kunnen doen, eventueel met hulp van vrienden en familie. Als blijkt dat er ook professionele hulp nodig is, kijken we of vrij-toegankelijke jeugdhulp voldoende is, of dat er niet vrij-toegankelijke hulp nodig is. Wanneer de deskundige besluit dat niet vrij-toegankelijke hulp nodig is, verwijst hij de jeugdige door naar de meest geschikte jeugdhulpaanbieder.

Tijdens de contacten tussen de gemeente en de jeugdige of zijn ouders kunnen problemen ontstaan. Soms beslist de deskundige bijvoorbeeld dat een jeugdige of zijn ouders niet de hulp krijgen waar ze om vroegen. De jeugdige of zijn ouders kunnen dan bezwaar maken en in beroep gaan. Tijdens het bezwaar kijken wij (en tijdens beroep de rechtbank)of de afwijzing terecht was. Bij andere problemen schakelen we een onafhankelijk vertrouwenspersoon in. Deze ondersteunt de jeugdige en zijn ouders in de contacten met de gemeente, bijvoorbeeld door mee te gaan naar een gesprek met de deskundige. Tot slot kunnen de jeugdige of zijn ouders ook nog een klacht indienen. Bij een klachtenprocedure stellen we vast of de gemeente juist handelde. Wij behandelen klachten over jeugdzorg op dezelfde manier als andere klachten over de gemeente. Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen hebben hun eigen vertrouwenspersoon en klachtenregeling.

Toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist

Jeugdhulp is volgens de Jeugdwet ook toegankelijk na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Deze verwijzing bepaalt nog niet welk soort jeugdhulp er precies nodig is. De jeugdige gaat dan langs bij een van de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. Vervolgens bepaalt deze jeugdhulpaanbieder welke hulp er nodig is, hoe vaak iemand moet komen en hoe lang. De jeugdhulpaanbieder moet zich bij deze beoordeling houden aan afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt. Deze afspraken gaan over de invloed van de gemeente en over hoeveel zorg er in totaal geleverd kan worden. Ook is er afgesproken hoe de artsen en de gemeente elkaar op de hoogte houden over doorverwijzing of behandeling van een jeugdige.

Met goede communicatie kan het motto ‘1 gezin – 1 regisseur – 1 plan’ in de praktijk gebracht worden. Dat is vooral belangrijk bij gezinnen met veel verschillende problemen. Als professionals niet van elkaar weten dat zij ook bij het gezin betrokken zijn, kan er ‘verkokering’ optreden en werken de instanties langs elkaar heen. De jeugdhulpaanbieder moet ook rekening houden met de regels in deze verordening, bijvoorbeeld of er een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig is om bepaalde hulp te krijgen. De gemeente speelt dus niet zo’n grote rol bij de toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. We houden wel het proces in de gaten.

Toegang via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting.

Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de justitiële jeugdinrichting. Als de rechter een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering oplegt, is de gecertificeerde instelling verplicht om eerst met de gemeente te overleggen. Hierbij kijken we ook naar de kosten. De gemeente is verplicht om de jeugdhulp in te zetten die volgens deze partijen nodig is voor de kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering. Uitspraken van rechters moeten immers altijd uitgevoerd worden vanwege de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. De gecertificeerde instelling moet wel de jeugdhulp inschakelen die de gemeente heeft ingekocht. Als de kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging uitspreekt, bepaalt hij meteen welke gecertificeerde instelling die maatregel uitvoert. Dit doet hij op basis van het verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad voor de Kinderbescherming zet namelijk in het verzoekschrift welke gecertificeerde instelling in dit geval het meest geschikt is. De Raad voor de Kinderbescherming is verplicht om hierover met de gemeente te overleggen. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening.

Toegang via Veilig Thuis (voorheen het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling, AMHK)

Ten slotte vormt ook Veilig Thuis een toegang tot jeugdhulp. Veilig Thuis geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Als dat nodig is onderzoekt Veilig Thuis of er inderdaad sprake is van kindermishandeling. Zo ja, dan motiveert Veilig Thuis ouders om jeugdhulp te accepteren en legt daartoe contacten met de hulpverlening. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Definities

In de verordening legt de gemeente een aantal begrippen uit:

Voorzieningen

De begrippen ‘individuele voorziening’ en ‘overige voorziening’ leggen we uit in artikel 2. In artikel 3 staat hoe u een individuele voorziening kunt krijgen. Met ‘andere voorzieningen’ bedoelen we een voorziening die niet voortkomt uit de jeugdwet, maar uit maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, werk en inkomen of zorg.

Pgb

Pgb staat voor ‘persoonsgebonden budget’. Deze afkorting is zo ingeburgerd, dat we de volledige term in deze verordening niet gebruiken.

De lijst met begripsbepalingen is niet zo lang, omdat veel begrippen al in de wet worden uitgelegd. Deze wettelijke definities herhalen we niet in de verordening. Voor de duidelijkheid leggen we in deze toelichting uit wat de Jeugdwet precies bedoelt met ‘jeugdige’, ‘ouder’ en ‘jeugdhulp’.

Jeugdige of zijn ouders

Als we het in de verordening hebben over jeugdigen en ouders, zeggen we meestal ‘de jeugdige of zijn ouders’. Daarmee bedoelen we eigenlijk ‘de jeugdige en/of zijn ouders’. Soms gaat het over een jeugdige alleen, bijvoorbeeld als de jeugdige 16 jaar of ouder is. Soms gaat het over de jeugdige met een of beide ouders, wanneer de jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar oud is. Soms gaat het alleen over de ouders, bijvoorbeeld als de jeugdige jonger is dan 12.

Ouder

De Jeugdwet bedoelt met ouder: de gezaghebbend ouder, adoptiefouder, stiefouder of iemand die geen pleegouder is, maar de jeugdige wel verzorgt en opvoedt.

Jeugdhulp

Jeugdhulp is zorg en ondersteuning aan jeugdigen en hun ouders. Preventie valt niet onder jeugdhulp. Jeugdhulp is gericht op:

  • psychische problemen en stoornissen;

  • psychosociale problemen;

  • gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige;

  • opvoedingsproblemen van de ouders;

  • problemen die met adoptie te maken hebben.

De jeugdhulp is bedoeld om dit soort problemen te verminderen, stabiliseren, behandelen en op te heffen, of om er beter mee om te gaan.

Jeugdhulp kan jongeren ook helpen om zelfstandiger in het leven te staan en hun draai te vinden in de maatschappij. Het gaat dan om jongeren onder de 18 die last hebben van een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.

Tot slot kan lichamelijke verzorging, zoals wassen en aankleden, ook jeugdhulp zijn. Dat geldt alleen als een jeugdige dat zelf niet kan vanwege een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking. Ook hier geldt dat de jeugdige jonger moet zijn dan achttien, behalve als de jeugdhulp door een rechter is opgelegd.

Andere begrippen die belangrijk zijn voor deze verordening worden uitgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. ‘Aanvraag’ staat bijvoorbeeld uitgelegd in artikel 1:3, derde lid en ‘beschikking’ in artikel 1:2.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

De Jeugdwet verplicht de gemeente om te regelen welke hulp we precies verlenen. Daarom staat in Artikel 2 van deze verordening een overzicht van alle verschillende vormen van jeugdhulp. Volgens de jeugdwet hebben de burgers het recht om precies te weten welke voorzieningen de gemeente aanbiedt.

Wat er nou precies bedoeld wordt met ‘voorziening’ is lastig te omschrijven. Dat staat zelfs niet duidelijk uitgelegd in de Jeugdwet. In de toelichting op de Jeugdwet staat wel dat een voorziening algemeen en vrij toegankelijk kan zijn, of individueel. Een individuele voorziening is vaak meer gespecialiseerde zorg. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. De gemeente, de huisarts, medisch specialist of jeugdarts en de jeugdhulpaanbieder bepalen of een jeugdige of zijn ouders een individuele voorziening echt nodig hebben.

In de Jeugdwet staat dat jeugdhulp drie kanten heeft; ondersteuning bij allerlei problemen, hulp om zelfstandiger in het leven te staan en lichamelijke verzorging. Een voorziening kan dus van alles zijn. De voorzieningen zijn niet alleen bestemd voor de jeugdige, maar ook voor ouders die hulp nodig hebben bij het oplossen van het probleem van hun kind. We zetten alle voorzieningen op een rijtje, omdat de gemeente wettelijk verplicht is de burgers goed te informeren over de voorzieningen die onder jeugdhulp vallen.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

Eerste lid: U krijgt toegang tot een individuele voorziening na een verwijzing van de huisarts, medisch specialist of jeugdarts. De jeugdhulpaanbieder bepaalt welke hulp nodig is. In artikel 9 staat wanneer wij hiervan kunnen afwijken.

Tweede lid: Bij een verwijzing van de huisarts, medisch specialist of jeugdarts geven wij geen beschikking af. Dit doen wij alleen als u hierom vraagt òf in het uitzonderlijke geval dat wij een besluit nemen dat afwijkt van het oordeel van de jeugdhulpaanbieder. Op die manier wordt u de benodigde rechtsbescherming geboden en wordt voorkomen dat wij talloze beschikkingen moeten afgeven die hetzelfde luiden als hetgeen u volgens de jeugdhulpaanbieder nodig heeft.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente

In artikel 4 tot en met 11 staat de procedure beschreven voor het krijgen van een individuele voorziening via de gemeente. We beoordelen de hulpvraag in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders. We bekijken de hele situatie en besluiten dan of u de individuele voorziening krijgt. Soms beslissen we dat u een overige voorziening krijgt in plaats van een individuele voorziening, of naast de individuele voorziening.

De gemeente is verantwoordelijk voor de inzet van de voorzieningen die nodig zijn voor jeugdhulp. In de Jeugdwet staat dat de gemeente toegang tot jeugdhulp mag geven. In de praktijk zal de gemeente niet zelf beslissen over toegang tot jeugdhulp, maar een deskundige inschakelen. Dit geldt ook voor andere onderdelen van deze verordening. Als ergens “de gemeente” of “het college” staat, kunnen wij daarvoor ook iemand anders inschakelen. Hierbij houden wij ons aan de regels van de Algemene wet bestuursrecht.

Vierde lid: Bij spoedeisende situaties krijgt u de jeugdhulp al voordat de gemeente hierover heeft besloten. We kijken dan achteraf of de jeugdhulp terecht was, om de rechtszekerheid van de jeugdige te beschermen.

Vijfde lid: Als u gebruik wilt maken van een overige voorziening, kunt u hier direct naartoe. U hoeft zich niet eerst aan te melden bij de gemeente. Soms loopt de toegang tot een overige voorziening wel via de gemeente, bijvoorbeeld als de hulpvraag binnenkomt via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts.

Artikel 5. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

Om een zorgvuldig besluit te kunnen nemen is het belangrijk dat we alle feiten van de hulpvraag onderzoeken. Het is vooral belangrijk dat we dit samen met de jeugdige en zijn ouders, dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger onderzoeken. Om een totaalbeeld van de jeugdige, zijn ouders en de gezinssituatie te krijgen is persoonlijk contact nodig. Het is logisch om dit in de vorm van een gesprek te doen. Dit gesprek vindt plaats op een gemeentelocatie, bij het wijkteam, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige. De locatie hangt af van de omstandigheden. Soms is het voor het onderzoek nodig om meer gesprekken te voeren, omdat het soms over ingewikkelde individuele voorzieningen gaat.

In de Jeugdwet staan allerlei garanties die ervoor zorgen dat de beoordeling over een individuele voorziening deskundig gebeurt. Het gaat soms over psychiatrische behandeling, of verblijf in een 24-uursopvang. Dat zijn heftige beslissingen, waar een professional aan te pas moet komen.

In het eerste lid staat dat het gesprek zo snel mogelijk moet plaatsvinden. Hoe snel dat kan, hangt af van de situatie.

In de onderdelen a tot en met d staan de onderwerpen van het gesprek. Welke onderwerpen er precies aan bod komen, hangt af van de situatie. Als de jeugdige al bij de gemeente bekend is, hoeft niet alles meer besproken te worden. We zullen dan bijvoorbeeld alleen vragen of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Als een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente komen ligt dat anders. Dan moeten we eerst een totaalbeeld krijgen van de jeugdige en zijn situatie.

Een zorgvuldig onderzoek vereist het op enigerlei wijze doorlopen van de volgende stappen:

Stap 1 - inventariseer de vraag

Wat is eigenlijk de jeugdhulpvraag van de jeugdige of zijn ouders? Jeugdhulp volgens de wet is niet alleen de hulp aan de jeugdige, maar ook de ouder zelf kan in aanmerking komen voor jeugdhulp.

Stap 2 - breng de onderliggende problematiek in kaart

Welke opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen zijn er?

Stap 3 - stel de aard en de omvang van de noodzakelijke hulp vast

Welke hulp is noodzakelijk, en in welke omvang? Hierbij moet rekening worden gehouden met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de jeugdige. Het doel moet zijn dat de jeugdige gezond en veilig kan opgroeien, dat hij kan groeien naar zelfstandigheid en dat hij voldoende zelfredzaam kan zijn en maatschappelijk kan participeren.

Stap 4 - kijk wat de eigen kracht is

Wat zijn de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk? Kan de noodzakelijke hulp hiermee al dan niet volledig worden gerealiseerd. De stappen 1 tot en met 3 bouwen als het ware de jeugdhulpplicht eerst op tot een bepaald maximum. Stap 4 verkleint deze vervolgens weer, eventueel zelfs tot nul.

Stap 5 - stel vast welke voorziening nog nodig is

Als de eigen kracht ontoereikend is om de noodzakelijke jeugdhulp te realiseren, verlenen wij een jeugdhulpvoorziening.

Onderdeel d gaat over afstemming met andere voorzieningen die een jeugdige al krijgt. Denk aan een voorziening van de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet of passend onderwijs.

Artikel 6. Identificatie

We vragen om een identiteitsbewijs van de jeugdige en zijn ouders.

Artikel 7. Verslag

Wij schrijven een verslag van het gesprek, zodat de procedure en de dossiervorming zorgvuldig verlopen. Hoe dat verslag er precies uitziet, is niet bepaald. Dit hebben we overgenomen van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Bij het wetsvoorstel Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 staat dat de gemeente een verslag van het onderzoek aan de cliënt geeft. Met dit verslag kan de cliënt een maatwerkvoorziening aanvragen. Het verslag moet wel schriftelijk zijn. Een duidelijk verslag maakt het makkelijker voor de gemeente om een juiste beslissing te nemen over de aanvraag. Ook helpt een duidelijk verslag bij een heldere communicatie met de cliënt. De inhoud van het verslag hangt natuurlijk af van de uitkomsten van het onderzoek. Als een cliënt bijvoorbeeld tevreden is en er geen maatwerkvoorziening nodig is, kan het verslag kort blijven. Als het onderzoek ingewikkelder is, zal het verslag ook uitgebreider worden.

In het derde lid staat dat de jeugdige of zijn ouders tekst mogen toevoegen of veranderen aan het verslag. Ook hiervoor is niet bepaald hoe dat er precies uit moet zien.

Artikel 8. Aanvraag

Volgens de Jeugdwet is de gemeente verplicht om regels op te stellen over de manier waarop we bepalen of iemand een individuele voorziening krijgt. Die regels staan in deze verordening. We kiezen er voor om het traject hetzelfde te laten zijn als bij de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Dat betekent dat de procedure van jeugdhulp begint met een melding en daarna een gesprek tussen de deskundigen en de jeugdige en zijn ouders. In dat gesprek willen wij helder krijgen welke hulp er precies nodig is. Wij bespreken dan ook of het nodig is om een individuele voorziening aan te vragen, of dat we de problemen op een andere manier kunnen oplossen. Soms is een algemeen toegankelijke voorziening geschikter. Om de administratieve last te beperken is het niet nodig om voor het krijgen van een beslissing over een individuele voorziening een schriftelijke aanvraag in te dienen. We merken de melding aan als aanvraag. Willen de jeugdige of zijn ouders toch een officiële aanvraag indienen, dan kan dat met een daarvoor bestemd aanvraagformulier.

Hoe lang duurt het om een beslissing te nemen?

In de verordening staat niet hoe lang het mag duren om een beslissing te nemen. Daarom gebruiken wij hiervoor de regels uit de Algemene wet bestuursrecht. Die wet zegt dat we een beslissing binnen acht weken moeten nemen. Als het niet binnen acht weken lukt, moeten wij dat op tijd melden aan de aanvrager. Ook moeten wij dan aangeven hoe lang het nog ongeveer gaat duren. Acht weken is het maximum. Dat betekent dat we ook binnen een paar dagen kunnen beslissen, als dat nodig is. Bij ingewikkelde gevallen hebben we vaak wat meer tijd nodig om de aanvraag zorgvuldig te onderzoeken. Soms is er bijvoorbeeld meer tijd nodig om erachter te komen wat er precies aan de hand is. Dan kan het ook langer duren om een beslissing te nemen.

Als een huisarts, medisch specialist of jeugdarts jeugdhulp voorschrijft, geldt dit artikel niet.

Artikel 9. Toetsingskader verlenen voorziening

Eerste lid: De gemeente is verantwoordelijk voor jeugdhulp. Als een jeugdige en zijn ouders last hebben van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen, of stoornissen, is de gemeente verplicht om een voorziening aanbieden. Dat noemen wij een ‘compensatieplicht’. De voorziening helpt de jeugdige om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Hierbij houden we rekening met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau.

Een deskundige moet beoordelen of een jeugdige of zijn ouders een voorziening nodig hebben en welke. De deskundige gebruikt hiervoor zijn kennis over zorg. De gemeente beslist uiteindelijk zelfstandig.

Soms is volledige zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie niet weggelegd voor de jeugdige of zijn ouders. In elk geval is de gemeente verplicht om haar best te doen zo veel mogelijk voor elkaar te krijgen. We passen de hulp aan aan de situatie. Wat voor de ene jongere een goede oplossing is hoeft dat voor een andere jongere niet te zijn, zelfs als hun problemen erg op elkaar lijken. Een individuele voorziening is in ieder geval niet nodig als de jeugdige en zijn ouders hun problemen zelf kunnen aanpakken. De individuele voorziening is ook niet nodig als ze het probleem met behulp van een andere maatschappelijke instelling aan kunnen pakken. Hetzelfde geldt als een overige voorziening de jeugdige voldoende kan helpen.

Tweede lid: In de Jeugdwet is geregeld dat de huisarts, medisch specialist en jeugdarts ook jeugdzorg mogen voorschrijven. Dat geldt voor de vrij-toegankelijke voorzieningen en ook voor de niet vrij-toegankelijke voorzieningen. Met een verwijsbriefje van de arts kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder zoals een jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog. De jeugdhulpaanbieder beoordeelt dan welke jeugdhulp precies nodig is. In overleg met de jeugdige of zijn ouders bepaalt hij wat er gaat gebeuren, hoe ze het aanpakken, hoeveel hulp ze krijgen en hoe lang het gaat duren. De jeugdhulpverlener is dus degene die bepaalt hoe de voorziening eruit komt te zien. Hij baseert zijn oordeel op de richtlijnen die bij zijn vakgebied horen. In de paragraaf ‘Algemene toelichting’ staat hier meer over. Alleen als de jeugdhulpaanbieder de richtlijnen van zijn vakgebied en afspraken met de gemeente niet volgt, mag de gemeente een ander besluit nemen. De gemeente kan alleen bij hoge uitzondering een ander besluit nemen dan de jeugdhulpaanbieder. Het is niet de bedoeling dat we elke keer een eigen deskundige inschakelen om de beslissing van de jeugdhulpaanbieder te beoordelen.

Artikel 10. Deskundig oordeel en advies

Aan het onderzoeksproces (zie artikel 5) zitten allerlei zorgvuldigheidseisen vast. Voor zover het onderzoek naar de nodige hulp, dan wel jeugdhulp specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken.

Artikel 11 . Inhoud beschikking

Een beslissing over een individuele voorziening noemen wij de ‘beschikking’. In de Algemene wet bestuursrecht staat dat u bezwaar kunt maken tegen deze beschikking.

In principe krijgen de jeugdige of zijn ouders een voorziening ‘in natura’. Dat betekent dat de gemeente de jeugdhulpverlener rechtstreeks betaalt. De betaling loopt dus niet via de jeugdige of zijn ouders. De jeugdige of zijn ouders kunnen een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen als ze dat liever willen.

In de beschikking staat in ieder geval of de jeugdige of zijn ouders een voorziening krijgen of niet. Tegen dit besluit kunt u bezwaar maken. Wij leggen uit waarom de jeugdige of zijn ouders de voorziening wel of niet krijgen. Deze uitleg is gebaseerd op het oordeel van de deskundige. De deskundige kan zijn oordeel in een ondersteuningsplan zetten; een familiegroepsplan of een individueel hulpverleningsplan. Als de gemeente haar oordeel baseert op het ondersteuningsplan, kunt u dit ondersteuningsplan gebruiken als u bezwaar maakt. Soms staan er dingen in het ondersteuningsplan die niets met de beschikking te maken hebben. Er staat bijvoorbeeld dat een ander familielid wel een voorziening krijgt. U kunt dat onderdeel van het ondersteuningsplan niet gebruiken als u bezwaar maakt.

Artikel 12 . Regels pgb

De gemeente Ede is positief over het persoonsgebonden budget (pgb). Burgers kunnen dankzij het pgb zelf bepalen welke zorg ze krijgen. Niet iedereen kan dat goed zelf regelen. Daarom bespreken we met de jeugdige of zijn ouders wat geschikter is; een pgb, of zorg in natura. De Jeugdwet geeft wel een aantal regels voor het pgb. Met die regels zorgen we ervoor dat de kwaliteit van de jeugdhulp goed is. Ook zorgen de regels ervoor dat iedere jeugdige de hulp krijgt die hij nodig heeft. In deze verordening staat hoe we de hoogte van het pgb bepalen. Het kan zijn dat de gemeente ook nog andere regels heeft.

Artikel 13 . Tarief pgb

Lid 1: Het pgb betaalt 90% van het ZIN-tarief. ZIN staat voor ‘zorg in natura’. Tarief is het bedrag dat de jeugdhulpverlener per uur of dag(deel) krijgt. Het ZIN-tarief is het goedkoopste bedrag waarvoor een professional de benodigde hulp kan leveren. Dit bedrag hebben we van te voren afgesproken met de jeugdhulpverlener. We hebben gemerkt dat een lager tarief best mogelijk is. We moeten dan wel bewijzen dat de zorg goed genoeg blijft. 90% van het ZIN-tarief is genoeg om twee redenen:

  • Iemand die zorg levert via een pgb heeft meestal lagere kosten, bijvoorbeeld voor huisvesting of administratie.

  • Voor reguliere jeugdhulpaanbieders is in het ZIN-tarief al rekening gehouden met de tijd voor het het beoordelen en aanvragen van verlengingen van jeugdhulp. Voor zorg via een pgb doet de gemeente dit zelf..

Lid 2: Familie, vrienden, of hulpverleners die minder professioneel zijn kunnen ook jeugdhulp geven. Het pgb rekent voor deze hulp € 20,- per uur. Dit bedrag is meer dan het minimumloon en hoog genoeg als vrienden en familie de hulp geven.

Lid 3: Als de jeugdige blijft logeren betalen wij een tegemoetkoming van € 30,- per etmaal, met een maximum van €141,- per maand. Blijft de jeugdige enkel overdag, dan betalen wij €10,- per dagdeel, met een maximum van €141,- per maand. Deze tegemoetkomingen zijn gebaseerd op landelijke regels waarin is opgenomen dat voor hulp uit het sociaal netwerk waarbij geen sprake is van een dienstbetrekking vanuit het pgb een tegemoetkoming met een maximum van €141 per maand kan worden toegekend. De Wet minimumloon is hierop niet van toepassing.

Artikel 14 Opschorting pgb

Met deze regeling legt de gemeente vast dat de gemeente in bepaalde gevallen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) kan verzoeken om de betaling van het pgb nog niet te doen (geheel of gedeeltelijk opschorten). Soms is (tijdelijke) opschorting van een betaling uit het pgb naar aanleiding van een declaratie beter dan beëindiging of weigering of zelfs intrekken of herzien van het pgb. Door het opschorten is er tijd voor herstelmaatregelen of verder onderzoek.

In het eerste lid staat wanneer de gemeente dit verzoek kan doen bij de SVB. De betaling van het pgb kan voor maximaal dertien weken worden opgeschort.

Het tweede lid is toegevoegd omdat het voor kan komen dat een cliënt tijdelijk geen gebruik van een pgb kan maken door (tijdelijke) opname in een instelling. In dat geval kan het praktischer zijn het pgb tijdelijk op te schorten. De gemeente stuurt de pgb-houder hierover een brief.

Artikel 15 . Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

In de Jeugdwet staat dat de gemeente verplicht is om regels te maken over misbruik van de Jeugdwet. Wij moeten voorkomen dat mensen een individuele voorziening krijgen als ze daar geen recht op hebben. Met dit artikel zorgen we ervoor dat dezelfde regels gelden voor alle onderdelen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. Wij moeten misbruik van voorzieningen en pgb’s voorkomen en bestraffen. Het gaat immers om belastinggeld en daar moeten we zorgvuldig mee omgaan. In hoofdstuk 8 van de Jeugdwet kunt u meer lezen over de bestrijding van misbruik van individuele voorzieningen en het pgb. Hierin staat onder andere dat de jeugdige en zijn ouders een ‘inlichtingenverplichting’ hebben. Dat betekent dat een jeugdige en zijn ouders met een individuele voorziening of een pgb, verplicht zijn om de gemeente alle informatie te geven die nodig is. De gemeente gebruikt die informatie om te bepalen of de individuele voorziening of een pgb wel terecht zijn. De jeugdige en zijn ouders moeten de gemeente zo snel mogelijk op de hoogte stellen van alle situaties die invloed kunnen hebben op de individuele voorziening of het pgb. Dat moeten zij doen als de gemeente daar om vraagt, maar ook als ze zelf kunnen weten dat de informatie belangrijk is. Als zij dat niet doen, heeft dat gevolgen voor de individuele voorziening of het pgb.

Lid 3 is gebaseerd op artikel 8.1.4 van de Jeugdwet. Het verschil is dat we het hier niet alleen over het pgb hebben, maar ook over de individuele voorziening in natura.

Artikel 16 Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s

Op grond van artikel 8.1.3 van de wet moet de gemeente periodiek onderzoeken of er aanleiding is om een beslissing over een pgb te heroverwegen. Soms bestaat er echter twijfel over de kwaliteit, doelmatigheid en rechtmatigheid van geleverde ondersteuning. Het onderzoek in het kader van artikel 8.1.3 van de wet biedt dan onvoldoende houvast om hier goed naar te kijken. Daarom is artikel 16 toegevoegd, dat bovendien ook ziet op beslissingen over de verlening van individuele voorzieningen. Op grond van deze bepaling moet de gemeente in aanvulling op het onderzoek volgens artikel 8.1.3 van de wet ook periodiek, al dan niet steekproefsgewijs onderzoeken of de verstrekte individuele voorzieningen in natura en pgb’s worden gebruikt, respectievelijk besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt, of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt en of de geleverde ondersteuning van goede kwaliteit is. Een onderzoek kan zowel betrekking hebben op het handelen van de jeugdige, de ouders of een pgb-houder, als op de ondersteuningsverlening door een aanbieder. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de jeugdige of de ouders, bezoek aan de locatie waar de jeugdige of de ouders ondersteuning krijgen en gesprekken met de aanbieder.

Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

De gemeente laat de uitvoering van de Jeugdwet uitvoeren door jeugdhulpaanbieders. De gemeente moet wel zelf de rechten en plichten van de jeugdige en zijn ouders vaststellen. Als de gemeente jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering aan anderen overlaat, moet ze wel regels maken die ervoor zorgen dat de hulp van goede kwaliteit is en niet te duur. We houden daarbij rekening met de deskundigheid van de beroepskrachten en hun arbeidsvoorwaarden. We willen niet alleen naar de prijs kijken. Daarom staan in dit artikel een paar andere zaken waar we rekening mee houden. Als we al deze zaken beoordelen, kunnen we beter bepalen wat een redelijke prijs is voor de jeugdhulp. De jeugdhulpaanbieder moet bijvoorbeeld het personeel een loon betalen dat bij het opleidingsniveau past. Om dit te bepalen, moeten we weten wat er allemaal gedaan moet worden en welke arbeidsvoorwaarden daarbij passen. Hiermee zorgen we ervoor dat werknemers een eerlijk loon krijgen.

Artikel 18 . Klachtenregeling

Dit artikel gaat over het klachtrecht van de gemeente. In de Algemene wet bestuursrecht staat dat de gemeente verplicht is goed om te gaan met alle klachten over bestuursorganen (bijvoorbeeld gemeenteraad of college) of mensen die voor de gemeente werken. In hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht staat uitgebreid beschreven hoe we klachten moeten behandelen. Ook staat er dat burgers het recht hebben om een ombudsman in te schakelen om de afhandeling van een klacht te onderzoeken. Daarom is dit artikel niet zo uitgebreid. Meestal gaat de klacht over de behandeling. De klacht komt dan terecht bij de jeugdhulpaanbieder. In artikel 4.2.1 van de Jeugdwet staat hoe u een klacht indient bij de jeugdhulpaanbieder. Als de klacht ergens anders over gaat, bijvoorbeeld over het gedrag van een gemeenteambtenaar, gebruikt u het klachtrecht van de gemeente.

Artikel 19 Hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.

Artikel 20 Overgangsrecht

Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.

Artikel 21 Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich. We leggen het niet verder uit.