Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Veendam 2020-2024

Geldend van 18-03-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Veendam 2020-2024

De raad van de gemeente Veendam;

- gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 november 2019;

- gelet op de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

- gezien de uitvoeringsovereenkomst gesloten met de Stichting bedrijveninvesteringszone Centrum Veendam en het advies van commissie Fysiek;

BESLUIT:

vast te stellen de

Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Veendam 2020-2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. Bedrijveninvesteringszone; aangewezen gebied dat vermeld is op een bij de verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart;

b. BIZ: bedrijveninvesteringszone;

c. BIZ-bijdragen: bestemmingsbelasting die op verzoek van gebruikers jaarlijks wordt geheven om met de opbrengst activiteiten te realiseren als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Wet;

d. BIZ-subsidie: de op basis van de verordening en de Wet te verlenen subsidie voor de bedrijveninvesteringszone;

e. College: het college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Veendam;

f. Gebied: de aangewezen bedrijveninvesteringszone in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;

a. Perceptiekosten: kosten voor heffing en invordering van de BIZ-bijdragen door gemeente Veendam;

b. Uitvoeringsovereenkomst: tussen de gemeente en de Stichting BIZ Centrum Veendam gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, lid 3, van de Wet.

c. Stichting: Stichting BIZ Centrum Veendam, als bedoeld in artikel 7 van de Wet.

d. Wet: de Wet op de bedrijveninvesteringszones.

Hoofdstuk 2 Belastingbepalingen

Artikel 2 Belastbaar feit en aard van de belasting

1. Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt gedurende een periode van 5 jaar jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de BIZ gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

2. De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de BIZ en of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de BIZ.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

1. Voorwerp van de belasting is een onroerende zaak

2. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4 Belastingplicht

1. De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de BIZ gelegen onroerende zaak gebruikt.

2. Voor de toepassing van het artikel wordt:

a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

3. Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, wordt de van de gebruiker te heffen BIZ-bijdrage geheven van de eigenaar.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde, zoals deze geldt voor het kalenderjaar.

2. De BIZ-bijdrage wordt geheven in het gebied zoals bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart.

3.Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met toepassing van artikel 6 van de Verordening, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6 Vrijstellingen

1. In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

a. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

b. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

c. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

d. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

e. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs alsmede; overheidsgebouwen in gebruik als kantoor, museum, bibliotheek en ten behoeve van educatie;

f. Onroerende zaken die vanuit de WOZ-administratie zijn aangemerkt als opslag/distributie.

2. In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-bijdrage van de gebruiker buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Tarief BIZ-bijdrage

Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt 0,55% van de heffingsmaatstaf, met een minimum van € 450,= en een maximum bijdrage van € 950,=.

Artikel 8 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Termijn van betaling

1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de BIZ-bijdrage worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Looptijd belastingheffing

De BIZ-regeling wordt ingesteld voor een periode van achtereenvolgens vijf kalenderjaren, ingaande vanaf 1 januari 2020.

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de BIZ-bijdrage wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk 3 Subsidiebepalingen

Artikel 13 Aanwijzing Stichting

De BIZ-bijdrage wordt als subsidie verstrekt aan de bij deze Verordening aangewezen Stichting Bedrijveninvesteringszone Centrum Veendam (verder te noemen Stichting). De Stichting wordt aangewezen als de Stichting bedoeld in artikel 7 van de Wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de BIZ-subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.

Artikel 14 Buiten toepassing Algemene Subsidieverordening

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Veendam niet van toepassing.

Artikel 15 Subsidieverlening

1. De BIZ-subsidie wordt jaarlijks door het college verleend aan de Stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De BIZ-subsidie wordt verleend op een daartoe gedane aanvraag, die vergezeld moet gaan van de in de uitvoeringsovereenkomst genoemde stukken.

2. De BIZ-subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen verminderd met de perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen zoals opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De door de gemeente in mindering te brengen perceptiekosten zijn vastgesteld op 6% van de totale BIZ-bijdrage.

Artikel 16 Subsidieverplichtingen

Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen kunnen aan de Stichting ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de met de Stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 17 Subsidievaststelling

1. De Stichting is verplicht om binnen 6 maanden na afloop van het subsidiejaar de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen stukken te overleggen.

2. De BIZ-subsidie wordt vastgesteld uiterlijk 8 weken na ontvangst van de in het voorgaande lid genoemde stukken.

Artikel 18 Wijze van betalen

De gemeente betaalt de BIZ-subsidie uit in drie voorschottermijnen, namelijk:

1. vóór 1 april van het kalenderjaar een voorschot van 40% van de begrote subsidie;

2. voor 1 juli van het kalenderjaar een voorschot van 40% van de begrote subsidie en

3. vóór 1oktober van het kalenderjaar als eindafrekening het resterende deel van de ontvangen BIZ-opbrengst.

Artikel 19 Melding van relevante wijzigingen

De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:

a. meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie,

b. een wijziging van de statuten,

c. verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 20 Inwerkingtreding en duur

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die waarop het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de Wet is gebleken, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020 tot 1 januari 2025.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Veendam 2020-2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2019

De raad voornoemd,

de griffier, A.A. Swart.

de voorzitter, S.B. Swierstra