Verordening maatschappelijke ondersteuning Veendam 2020

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Veendam 2020

De raad van de gemeente Veendam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 oktober nummer 201900863;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste tot en met vierde lid, en zesde lid, 2.1.4a, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.5, eerste lid,2.1.6, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Veendam 2020:

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen;

  • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet;

  • pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2. Aanbod algemene en maatwerkvoorzieningen

  • 1. De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      Maatschappelijke ondersteunng;

    • b.

      Huishoudelijke ondersteuning.

  • 2. De volgende maatwerkvoorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      Maatschappelijke begeleiding;

    • b.

      Hulpmiddel;

    • c.

      Woningaanpassing;

    • d.

      Vervoersvoorziening;

    • e.

      Beschermd wonen, opvang en kortdurend verblijf

Artikel 3. Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. Als de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de cliënt op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om gedurende zeven dagen na de melding een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van wet te overhandigen.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 4. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1. Het college onderzoekt in samenspraak met de degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel zijn vertegenwoordiger en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

  • 3. Het college informeert de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

Artikel 5. Verslag

Binnen 6 weken na de melding verstrekt het college aan de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (het verslag). Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door de cliënt ondertekend verslag als bedoeld in artikel 5.

  • 2. Het college geeft de beschikking binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3. Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek in artikel 5, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4. Een cliënt komt enkel in aanmerking voor een financiële maatwerkvoorziening voor zover:

    • a.

      hiermee naar oordeel van het college een passende bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

    • b.

      het betreft een van de volgende voorzieningen:

      • i.

        1°. Kosten voor een niet voorzienbare verhuizing: een maximum van € 2.000,-.

  • 5. Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

  • 6. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 7. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare en compenserende voorziening.

  • 8. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • b.

      als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of als de noodzaak en de passendheid van de voorziening achteraf nog beoordeeld kunnen worden;

    • c.

      zie voor een verdere niet limitatieve lijst van weigeringsgronden artikel 3.34 in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Veendam 2022.

Artikel 8. Advisering

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 9. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en

    • d.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 10. Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

      • i.

        1°. welke diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren de cliënt van het budget wil betrekken, en

      • ii.

        2°. indien van toepassing, welke hiervan de cliënt wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

      • i.

        1°. waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;

      • ii.

        2°. waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de cliënt diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren wil betrekken;

      • iii.

        3°. waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het derde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de cliënt de mogelijkheid heeft om de betreffende diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, en

      • iv.

        4°. wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 3. Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      het tarief of de prijs, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1°, bedraagt voor maatschappelijke ondersteuning verleend door een derde, niet zijnde op onverplichte basis verleende maatschappelijke ondersteuning door een hulp uit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren of zoveel meer tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura, als noodzakelijk is om:

      • i.

        1°. te verzekeren dat het budget de cliënt in staat stelt tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en

      • ii.

        2°. op gepaste wijze rekenschap te geven van de gezinssituatie en van de aantoonbare relevante werkervaring en kwalificaties van deze persoon.

    • b.

      tussenpersonen of belangenbehartigers kunnen niet uit het pgb worden betaald.

  • 4. Voor de persoonsgebonden budget tarieven geldt het volgende:

    • a.

      Bij de vaststelling van de pgb tarieven wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp en / of ondersteuning.

    • b.

      Bij de tarieven voor (in)formele hulp worden de volgende vormen van hulp onderscheiden: begeleiding individueel, begeleiding groep, dagbesteding, vervoer van en naar dagbesteding, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging.

    • c.

      Indien de werkelijke kosten van de voorziening lager liggen dan de in deze verordening genoemde maximale bedragen, worden de werkelijke kosten in de vorm van een pgb toegekend.

    • d.

      De tarieven die zijn opgenomen in deze verordening zijn de maximale tarieven die belanghebbende via het pgb mag declareren bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

Artikel 11. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een bij verordening aangewezen algemene voorziening zolang de cliënt van deze voorziening gebruik maakt.

  • 3. De gemeenteraad wijst bij verordening de volgende voorzieningen aan, die onder het abonnementstarief Wmo vallen:

    • a.

      Algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning.

    • b.

      Algemene voorziening maatschappelijke ondersteuning

  • 4. Voor de algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen bedraagt de hoogte van de bijdrage voor één of meerdere voorzieningen samen het bedrag genoemd in artikel 2.1.4 lid 3 en artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt samen.

  • 5. In afwijking van het tweede lid stelt de gemeenteraad de eigen bijdrage op € 0,- vast voor de volgende bij verordening aangewezen algemene voorzieningen:

    • a.

      algemene voorziening maatschappelijke ondersteuning

  • 6. In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor vervoer € 0,30 per kilometer, met een instaptarief van € 0,85.

  • 7. De eigen bijdrage maatwerkvoorziening voor vervoer, bedoeld in het zesde lid, geldt niet voor vervoer van en naar een locatie van de algemene voorziening maatschappelijke ondersteuning.

  • 8. De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening of bij verordening aangewezen algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening;

    • c.

      een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 9. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door de centrumgemeente vastgesteld en geïnd.

  • 10. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 12a. Beschermd wonen, opvang en kortdurend verblijf

  • 1. Voor de voorzieningen beschermd wonen, opvang en kortdurend verblijf gelden de bepalingen 12a tot en met 12e.

  • 2. Voor zover niet geregeld in de bepalingen 12a tot en met 12e, gelden de algemene regels van deze verordening.

Artikel 12b. Opvang, en kortdurend verblijf

Het college draagt binnen het kader van de algemene voorziening opvang voor dak- en thuislozen zonder verblijfsalternatief zorg voor de mogelijkheid van kortdurend onderdak, in elk geval met een slaapplaats indien noodzakelijk, en verder al dan niet inclusief voeding, douche en eventueel andere diensten of faciliteiten gedurende de nacht en de dag.

Artikel 12c. Maatwerkvoorziening Opvang

  • 1. Een cliënt kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang als hij

    • a.

      feitelijk of residentieel dakloos is, en

    • b.

      niet in staat is zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven, en

    • c.

      niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen.

  • 2. Een slachtoffer van huiselijk geweld kan in aanmerking komen voor opvang als deze

    • a.

      slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

    • b.

      18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en

    • c.

      geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien.

  • 3. Het college draagt zorg voor kortdurend voltijdopvang naar aanleiding van een crisissituatie, op voor specifiek dat doel bestemde plekken, voor maatschappelijke opvang gedurende maximaal drie aaneengesloten dagen, en in geval van huiselijk geweld maximaal gedurende tien dagen.

Artikel 12d. Beschermd wonen

  • Een cliënt kan in aanmerking komen voor beschermd wonen als

    • a.

      hij toezicht en begeleiding nodig heeft , gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch of psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziekte beeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast, of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen

    • b.

      een psychische of psychosociale problemen heeft, en

    • c.

      hij niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen.

Artikel 12e. Regels Pgb maatwerkvoorziening Beschermd Wonen en Opvang

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb:

    • a.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag, doch niet eerder dan 4 weken voor de melding, heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was;

    • b.

      voor zover de cliënt het beheren van het persoonsgebonden budget overlaat aan de aanbieder die de ondersteuning levert of een persoon die werkzaam is bij of voor deze aanbieder. Dit geldt niet voor zover de beheerder behoort tot het sociale netwerk van de cliënt en er geen andere passende oplossingen mogelijk zijn;

    • c.

      ten behoeve van tussenpersonen of belangenbehartigers.

  • 3. Een pgb kan alleen worden besteed voor de daadwerkelijke ondersteuning in de vorm van gedeclareerde uren, een vast maandloon, en daadwerkelijk en aantoonbaar gemaakte kosten. Hiervan zijn in elk geval uitgesloten: bemiddelingskosten en administratiekosten.

  • 4. Een pgb kent geen vrij besteedbaar bedrag of feestdagenuitkering.

  • 5. Een pgb kan niet worden besteed in het buitenland.

  • 6. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

      • -

        welke diensten en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren de cliënt van het budget wil betrekken;

      • -

        indien van toepassing, welke hiervan de cliënt wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk en;

      • -

        welke doelen en resultaten ten behoeve van het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid, dan wel beschermd wonen of opvang worden nagestreefd en de termijn waarbinnen deze worden behaald;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 7. Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt kan diensten, hulpmiddelen woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren van een derde betrekken.

  • 8. De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      beschermd wonen (formeel en ZZP) op de onderdelen:

      • 1.

        ‘verblijf accommodatie met toezicht op afroep of 24 uurs toezicht’ bedraagt maximaal 100% van het inkooptarief zorg in natura (ZIN), indien de zorg/ondersteuning wordt ingekocht bij een instelling die wat betreft aard en kwaliteit vergelijkbaar is met een gecontracteerde instelling. Indien de zorg door een ZZP’er wordt ingekocht bedraagt het tarief maximaal 85% van het inkooptarief ZIN;

      • 2.

        woonbegeleiding complex (intra- en extramuraal) bedraagt 100% van het inkooptarief ZIN per uur en ingeval van inkoop via ZZP’er maximaal 85% van het inkooptarief ZIN;

      • 3.

        ‘Thuis Plus’ voor de bandbreedte 1-3 uur, 4-6 uur en 7- 10 uur per week bedraagt indien de ondersteuning wordt ingekocht bij een instelling die wat betreft aard en kwaliteit vergelijkbaar is met een gecontracteerde instelling 100% en ingeval van inkoop via ZZP’er maximaal 85% van het inkooptarief ZIN;

      • 4.

        activering en participatie bedraagt 100% van het inkooptarief ZIN per dagdeel en kan, indien noodzakelijk, een door het college vast te stellen adequaat tarief voor vervoer worden gehanteerd;

      • 5.

        en wordt jaarlijks per 1 januari opnieuw afgeleid van de dan geldende ZIN tarieven.

    • b.

      beschermd wonen (informeel) is modulair samengesteld en opgebouwd uit de volgende onderdelen:

      • 1.

        toezicht, waarvan het tarief wordt vastgesteld op basis van één wettelijk minimumuurloon per dag;

      • 2.

        begeleiding/ondersteuning, waarvan het tarief € 20,- per uur bedraagt en

      • 3.

        vakantie/respijtzorg waarvan de hoogte gelijk is aan 8,33% van de voorgaande onderdelen zoals onder b. genoemd en voor zover noodzakelijk;

    • c.

      dagbesteding kan in het kader van beschermd wonen niet informeel worden geleverd;

    • d.

      naast de informele ondersteuning kan ook professionele ondersteuning worden ingekocht;

Artikel 12f. Bijdrage verblijf in opvang

  • 1. Een cliënt is voor verblijf in opvang een bijdrage verschuldigd.

  • 2. De bijdrage voor opvang is gelijk aan de kostprijs voor het verblijf, met in achtneming van paragraaf vier van hoofdstuk drie van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 3. Onder de kostprijs van maatschappelijke opvang wordt de prijs verstaan waarvoor de gemeente opvang voor een cliënt heeft ingekocht.

  • 4. Cliënt mag bij opvang niet minder overhouden na het heffen van de bijdrage dan een bedrag aan zak- en kleedgeld, waarbij de zak- en kleedgeld grens gelijk is aan het van toepassing zijnde bedrag, vermeld in artikel 23, eerste lid van de Participatiewet, zoals dat geldt in het lopende kalenderjaar, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie gecorrigeerd met de zorgtoeslag en inclusief vakantiegeld, overeenkomstig volgens artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de wet op de zorgtoeslag.

  • 5. Indien de instelling bij voltijdopvang of crisisopvang aan de cliënt geen voeding verstrekt, dient de instelling de cliënt een bedrag per dag beschikbaar te stellen voor het inkopen van voedingsmiddelen. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag dat het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting jaarlijks berekent als gemiddelde kosten voor voeding per dag.

  • 6. Afwezigheid uit de opvang, anders dan in verband met beëindiging van de opvang, wordt voor de verschuldigdheid van de bijdrage buiten beschouwing gelaten.

  • 7. Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd, indien hij een vergoeding voor huisvesting betaalt aan een instelling.

  • 8. Voor dagopvang, nachtopvang en noodopvang voor personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico´s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld is voor maximaal drie dagen geen bijdrage verschuldigd.

  • 9. Een cliënt is bij maatschappelijke opvang geen bijdrage verschuldigd als hij tijdens zijn verblijf woonkosten is verschuldigd als hoofdbewoner voor de woning die hij heeft verlaten in verband met risico’s voor de veiligheid in verband met huiselijk geweld.

  • 10. De door het college aangewezen instellingen voor maatschappelijke opvang en opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico´s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld zijn verplicht de vastgestelde bijdrage van de cliënten te innen in alle gevallen dat de bijdrage niet door de gemeente wordt ingehouden op de bijstandsuitkering of inkomensvoorziening van de cliënt.

  • 11. Het college stelt de bijdrage voor opvang vast.

Artikel 12g. Bijdrage verblijf beschermd wonen

  • 1. Een cliënt is voor verblijf in beschermd wonen een bijdrage verschuldigd.

  • 2. De bijdrage voor beschermd wonen is het maximale bedrag dat overeenkomstig paragraaf drie van hoofdstuk drie van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 kan worden vastgesteld.

  • 3. Cliënt mag bij opvang niet minder overhouden na het heffen van de bijdrage dan een bedrag aan zak- en kleedgeld, waarbij de zak- en kleedgeld grens gelijk is aan het van toepassing zijnde bedrag, vermeld in artikel 23, eerste lid van de Participatiewet, zoals dat geldt in het lopende kalenderjaar, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie gecorrigeerd met de zorgtoeslag en inclusief vakantiegeld, overeenkomstig volgens artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de wet op de zorgtoeslag.

Artikel 12h. Innen bijdrage voor opvang

In de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4 zevende lid van de wet worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb vastgesteld en geïnd door de Centrumgemeente tenzij het college in de afspraken met de centrumgemeente hiervan nadrukkelijk afwijkt.

Artikel 13. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

  • 3. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 15. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden,

    • f.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 16. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15, derde lid, onder d.

  • 3. Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 17. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 18. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1. Het college kan bij nadere regeling regels stellen over op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers in de gemeente.

Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        1°. een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        2°. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 20. Klachtregeling

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek.

Artikel 21. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen .

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek.

Artikel 22. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning Veendam 2017 wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Veendam 2017, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening van 1 januari 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze wijziging, worden afgehandeld krachtens de verordening zoals deze luidt na inwerkingtreding van deze wijziging.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Veendam 2017, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Veendam 2020.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 16 december 2019,

De raad voornoemd,

Voorzitter,

S.B. Swierstra

Griffier,

A. A. Swart