Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR63248
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR63248/1
Regeling vervallen per 21-02-2011
Brandbeveiligingsverordening Stadsdeel Zuideramstel 2000
Geldend van 01-01-2001 t/m 20-02-2011
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
Inrichting: een voor mensen toegankelijke, ruimtelijk begrensde plaats;
- b.
Regeling bouwbesluit brandveiligheid: regeling van 26 mei 1992 (Staatscourant 1992, nr. 104), gewijzigd bij regeling van 22 september 1992 (Staatscourant 1992, nr. 188);
- c.
Bouwverordening stadsdeel ZuiderAmstel: Bouwverordening stadsdeel ZuiderAmstel 2000, vastgesteld bij raadsbesluit van .... 2000 (nr. ....).
Artikel 1.2 Werkingssfeer
-
1. Deze verordening is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening stadsdeel ZuiderAmstel.
-
2. Deze verordening is voorts niet van toepassing op schepen waarop de Binnenschepenwet (wet van 30 september 1981, Staatsblad nr. 678) van toepassing is.
Artikel 1.3 Voorschriften en beperkingen
-
1. Het Dagelijks Bestuur kan aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van het voorkomen, het beperken of het bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en het beperken van ongevallen van brand.
-
2. Het Dagelijks Bestuur kan, indien het in het eerste lid bedoelde belang dat vereist, de voorschriften en beperkingen verbonden aan een vergunning of ontheffing wijzigen en intrekken dan wel aan een vergunning of ontheffing nieuwe voorschriften of beperkingen verbinden.
Hoofdstuk 2 Brandveilig gebruik
Paragraaf 1. Vergunning
Artikel 2.1.1 Vergunning gebruik inrichting
Het is verboden, zonder vergunning van het Dagelijks Bestuur een inrichting in gebruik te hebben of te houden waarin:
- a.
meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn;
- b.
bedrijfsmatig de in artikel 2.2.2 bedoelde stoffen zullen worden opgeslagen;
- c.
aan meer dan vier personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft;
- d.
aan personen in het kader van de Wet op de bejaardenoorden huisvesting zal worden verschaft;
- e.
aan meer dan tien lichamen en/of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft;
- f.
aan meer dan vier personen bedrijfsmatig woonverblijf zal worden verschaft.
Artikel 2.1.2 Weigeren vergunning
Het Dagelijks Bestuur weigert een vergunning indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet kan worden geacht een brandveilig gebruik te zijn en door het stellen van voorschriften geen voldoende brandveilig gebruik kan worden gerealiseerd.
Artikel 2.1.3 Intrekken vergunning
Het Dagelijks Bestuur kan een vergunning intrekken, indien:
- a.
blijkt dat hij de vergunning ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;
- b.
blijkt dat de houder van de vergunning niet heeft voldaan aan een voorschrift van de vergunning;
- c.
van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen 26 weken na het onherroeplijk worden van de vergunning, dan wel de datum of periode waarop of waarin een activiteit is voorzien waarvoor de vergunning is verleend, is verstreken zonder dat bedoelde activiteit heeft plaatsgevonden;
- d.
van de vergunning gedurende een periode van 26 weken of langer geen gebruik is gemaakt;
- e.
het belang waarvoor de vergunning is verleend, dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of de verandering van omstandigheden, gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, en het niet mogelijk blijkt door het stellen of wijzigen van voorschriften dat belang voldoende te beschermen.
Artikel 2.1.4 Verplicht aanwezige bescheiden
In de inrichting waar de activiteiten plaatsvinden waarop de vergunning betrekking heeft, moet de vergunning aanwezig zijn en moet op verzoek van degene die is belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, ter inzage worden gegeven.
Paragraaf 2. Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
Artikel 2.2.1 Gebruikseisen voor inrichting
-
1. De gebruikseisen, neergelegd in de paragrafen 4 en 5 van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening stadsdeel ZuiderAmstel, zijn van overeenkomstige toepassing.
-
2. Het is verboden, een inrichting te gebruiken in strijd met de in het eerste lid genoemde gebruikseisen.
-
3. Het Dagelijks Bestuur kan bepalen dat het vijfde en zesde lid van artikel 6.4.3 van de Bouwverordening stadsdeel ZuiderAmstel niet van toepassing zijn.
Artikel 2.2.2 Verbod stoffen aanwezig te hebben
-
1. Het is verboden, stoffen als bedoeld in artikel 4 van de Regeling bouwbesluit brandveiligheid in, op of nabij een inrichting aanwezig te hebben.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
- a.
het voorhanden hebben voor huishoudelijke en al het andere niet bedrijfsmatige gebruik van de in het eerste lid bedoelde stoffen, indien dit de in paragraaf 6 van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening stadsdeel ZuiderAmstel aangegeven maximum hoeveelheden niet overschrijdt;
- b.
het voorhanden hebben van de in het eerste lid bedoelde stoffen in een inrichting waarvoor een vergunning overeenkomstig artikel 2.1.1 is verleend;
- c.
de brandstof in het reservoir bij een verbrandingsmotor;
- d.
de brandstof in een verlichtings-, een verwarmings- of een andere warmte-ontwikkeld toestel.
- a.
-
3. Bij het bepalen van de hoeveelheden als bedoeld in het tweede lid, onder a, worden de inhoudsmaten van vaatwerk dat gedeeltelijk is gevuld met een vloeistof als bedoeld in dat lid, volledig meegerekend.
Artikel 2.2.3 Opslag en verwerking stoffen
Stoffen als bedoeld in de Regeling bouwbesluit brandveiligheid moeten worden opgeslagen op de in de paragrafen 7 tot en met 10 van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening stadsdeel ZuiderAmstel aangegeven wijze.
Artikel 2.2.4 Verrichten van werkzaamheden
Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstellings-, wijzigings- of sloopwerkzaamheden, waarbij stoffen als bedoeld in de Regeling bouwbesluit brandveiligheid of gereedschappen worden gebruikt waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Artikel 2.2.5 Verbod open vuur en roken
-
1. Het is verboden, te roken of vuur te hebben:
- a.
in een ruimte in gebruik als opslagplaats van één of meer van de stoffen, vermeld in artikel 4a tot en met h van de Regeling bouwbesluit brandveiligheid;
- b.
bij het verrichten van werkzaamheden die het uitstromen van brandbare vloeistoffen en (of) gassen kunnen veroorzaken;
- c.
bij het vullen van een brandreservoir met een brandbare vloeistof of een brandbaar gas.
- a.
-
2. Van het verbod, gesteld in het eerste lid, kan het Dagelijks Bestuur ontheffing verlenen.
Artikel 2.2.6 Verboden handelingen met stoffen
-
1. Het is verboden, een brandbaar gas of gasmengsels uit een vat te doen overstromen in een ander vat dat niet bestemd of ingericht is om dat gas of gasmengsel te bevatten.
-
2. Het is verboden, gassen of gasmengsels in drukvaten of in leidingen te verwarmen.
-
3. Het is verboden een brandbaar gas te bezigen voor het vullen van speelgoed, hobby- en sportartikelen, anders dan luchtvaartuigen, bedoeld in het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen (Staatsblad 1988, nr. 511).
-
4. Het is verboden, een brandbare vloeistof, een brandbaar gas of gasmengsel of een brandbare damp te laten wegstromen op zodanige wijze dat daardoor brand kan ontstaan.
-
5. Het is verboden, gloeiende vaste stoffen op te slaan, te vervoeren of weg te gooien op zodanige wijze dat daardoor brand kan ontstaan.
Artikel 2.2.7 Verbod vuur te stoken
-
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 429, aanhef en onder 1, 2 en 3, van het Wetboek van Strafrecht is het verboden, in de openlucht vuur aan te leggen of te stoken.
-
2. Het Dagelijks Bestuur kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
-
3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
- a.
het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in en toegestaan ingevolge artikel 2.2.8 van deze verordening;
- b.
het koken, bakken of braden, mits dit geen oplevert voor de veiligheid van personen, dieren of goederen;
- c.
het bij zich hebben van brandend rookgerei, of voor het aansteken van rookgerei.
- a.
Artikel 2.2.8 Verbod verrichten herstelwerkzaamheden
-
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.2.4 is het verboden:
- a.
aan een bovengrondse tank, dienende voor opslag van brandbare vloeistoffen met een vlampunt, lager dan 100 oC,
- b.
aan een voertuig, uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor het vervoer van brandbare vloeistoffen met een vlampunt, lager dan 100 oC, over de openbare weg dan wel over de rails,
- c.
aan een brandstoftank van een vaartuig, voor zover deze niet valt onder de werking van het Veiligheidsbesluit Tankschepen,
- d.
aan een leiding van het transport van vloeistoffen met een vlampunt, lager dan 100 oC,
herstelwerkzaamheden verrichten of te doen verrichten, voordat deze tank, leiding of voertuig vrij van dampen en /of gassen afkomstig van de bedoelde vloeistoffen zijn gemaakt, ten bewijze waarvan een schriftelijke verklaring is afgegeven door het Dagelijks Bestuur.
- a.
-
2. Een ieder is verplicht, bij het verrichten van werkzaamheden, die noodzakelijk zijn voor het vrij maken van tanks, leidingen of voertuigen die dampen en/of gassen, afkomstig van een brandbare vloeistof met een vlampunt, de aanwijzingen van het Dagelijks Bestuur of van de door hen aangewezen ambtenaren van de brandweer en/of, voorzover het een vaartuig betreft, van de Havendienst, strikt op te volgen.
-
3. Een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid, dient tenminste 48 uur vóór de aanvang van de voorgenomen werkzaamheden te worden aangevraagd bij de Commandant van de Brandweer.
-
4. Het Dagelijks Bestuur kan van het gestelde in het eerste lid voor het verrichten van herstelwerkzaamheden waarbij geen vuur wordt gebruikt noch vonkvorming kan optreden, ontheffing verlenen.
-
5. Een ontheffing als bedoeld in het vierde lid, dient ten minste drie dagen voor de aanvang van de voorgenomen werkzaamheden te worden aangevraagd bij de Commandant van de Brandweer.
Paragraaf 3. Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
Artikel 2.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
De rechthebbende op een inrichting, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.
Artikel 2.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen
Het is verboden, voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoor het onmiddellijk gebruik of de zichtbaarheid wordt belemmerd van:
- a.
middelen en voorzieningen tot melding van alarmering bij en bestrijding van brand;
- b.
middelen en voorzieningen tot ontvluchting en redding van personen en dieren bij brand.
Artikel 2.3.3 Melden van brand en broei
-
1. Ieder die brand of broei ontdekt of vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de Brandweer te melden.
-
2. Ieder die ongewenst vrijkomen van stoffen als bedoeld in artikel 2.2.2 ontdekt of vermoedt, is verplicht dit onverwijld aan de Brandweer te melden.
Paragraaf 3 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 3.1 Toelichting op de naleving
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordeningen wordt opgedragen aan daartoe door het Dagelijks Bestuur bij openbare kennisgeving aangewezen ambtenaren.
Artikel 3.2 Strafbepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 3.3 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning
-
1. Een aanvraag om gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Brandbeveiligingsverordening stadsdeel Buitenveldert 1996 (vastgesteld bij besluit van de stadsdeelraad van Buitenveldert d.d. 10 september 1996, nr. 9668968) of de Brandbeveiligingsverordening stadsdeel Rivierenbuurt (vastgesteld bij besluit van de stadsdeelraad van Rivierenbuurt d.d. 5 juni 1996, nr. 96/2833) alsmede enig bezwaar, ingesteld tegen een beslissing omtrent een dergelijke aanvraag, wordt afgedaan op grond van genoemde Brandbeveiligingsverordeningen.
-
2. Een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Brandbeveiligingsverordeningen als genoemd in lid 1 van dit artikel, geldt als gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.1.1 van deze verordening, voor zover deze niet krachtens overgangsrecht van de Bouwverordening geldt als gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 6.1.1 van de Bouwverordening Amsterdam 2003 .
Artikel 3.4 Slotbepaling
-
1. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Brandbeveiligingsverordening 1996 voor het stadsdeel Rivierenbuurt, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 juni 1996 (nr. 96/2833), alsmede de Brandbeveiligingsverordening stadsdeel Buitenveldert 1996, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 september 1996 (nr. 9668968) en de thans geldende Brandbeveiligingsverordening zoals vastgesteld door het voormalige stadsdeel Zuid (voor zover betrekking hebbend op de Prinses Irenebuurt).
-
2. Deze verordening kan worden aangehaald als: Brandbeveiligingsverordening Stadsdeel ZuiderAmstel 2000.
-
II. te bepalen, dat deze verordening in werking treedt op 1 januari 2001.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl